PEUGEOT PARTNER 2022 Instructieboekje (in Dutch)

Page 91 of 324

89
Verlichting en zicht
4omlaag zetten, afhankelijk van de zijde van het
verkeer (wanneer u rechts parkeert, moet u de
lichtschakelaar bijvoorbeeld omlaag zetten om de
verlichting links in te schakelen).
Als de verlichting is ingeschakeld, hoort u een
geluidssignaal en gaat het controlelampje
van de betreffende richtingaanwijzer op het
instrumentenpaneel branden.

Zet de lichtschakelaar in de middelste stand om

de parkeerlichten uit te schakelen.
Automatisch inschakelen verlichting
Met behulp van een lichtsensor worden de
kentekenplaatverlichting, de parkeerlichten en het
dimlicht automatisch ingeschakeld als de lichtsterkte
van de omgeving onvoldoende is. Bij neerslag
kan de verlichting gelijktijdig met het automatisch
inschakelen van de ruitenwissers vóór worden
ingeschakeld.
De verlichting schakelt automatisch uit als
er voldoende omgevingslicht is of nadat de
ruitenwissers zijn uitgeschakeld.


► Draai de ring in de stand "AUTO". Als de functie
wordt geactiveerd, verschijnt er ook een melding.
► Draai de ring in een andere stand. Het
uitschakelen van de functie wordt bevestigd door
een melding.
Storing
Bij een storing in de regen-/lichtsensor gaat de verlichting van de auto branden en gaat
dit waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel
branden in combinatie met een geluidssignaal en /
of een melding.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Dek de met de regen-/lichtsensor gecombineerde lichtsensor, die zich op het
dashboard of in het midden aan de bovenzijde
van de voorruit achter de binnenspiegel
(afhankelijk van uitrustingsniveau) bevindt, niet
af. De aan de sensor gekoppelde functies
worden dan niet meer bediend.
Bij mist of sneeuw kan de regen-/lichtsensor ten onrechte voldoende licht waarnemen.
De verlichting wordt dan niet automatisch
ingeschakeld.
De binnenkant van de voorruit kan beslaan en ervoor zorgen dat de regen-/lichtsensor
niet goed werkt.
Bij vochtige en koude weersomstandigheden
moet u de voorruit regelmatig ontwasemen.
Dagrijverlichting /
Parkeerlichten








De verlichting vóór wordt automatisch ingeschakeld
als de motor wordt gestart.
De verlichting doet dienst als:

Dagrijverlichting (lichtschakelaar in stand "
AUTO"
bij voldoende omgevingslicht).

Page 92 of 324

90
Verlichting en zicht
– Parkeerlicht (lichtschakelaar in de stand
" AUTO" bij weinig omgevingslicht of in de stand
"Parkeerlichten" of in de stand "Dim-/groot licht").
Als de dagrijverlichting is ingeschakeld, hebben de leds een grotere lichtsterkte.
Follow me home- en
instapverlichting
"Follow me home"-verlichting
Automatisch
Als de ring van de lichtschakelaar in de stand
" AUTO" staat, wordt het dimlicht bij weinig
omgevingslicht automatisch ingeschakeld zodra u
het contact uitschakelt.
U kunt deze functie inschakelen / uitschakelen en de duur van de
"follow me home"-verlichting aanpassen in het menu
Rijverlichting

/ Auto op het touchscreen.
Handmatig

► Trek bij afgezet contact de lichtschakelaar
naar u toe (lichtsignaal) om de functie in en uit te
schakelen.
De handbediende "follow me home"-verlichting
wordt na een bepaalde tijd automatisch
uitgeschakeld.
Instapverlichting
Als de functie "Automatische verlichting" is
ingeschakeld, gaan de parkeerlichten en het dimlicht
bij slecht licht na het ontgrendelen van de auto
automatisch branden.
U kunt de functie in- en uitschakelen en de tijdsduur van de
instapverlichting aan de buitenzijde instellen via het
menu Rijverlichting / Auto van het touchscreen.
Automatische
verlichtingssystemen -
Algemene aanbevelingen
Automatische verlichtingssystemen gebruiken een
detectiecamera, die zich bovenaan de voorruit
bevindt.
WerkingslimietenIn de volgende gevallen kan het systeem
tijdelijk worden uitgeschakeld of niet goed
werken:


Bij zeer slecht zicht (bijvoorbeeld bij sneeuw of

zware regen).
– Als de voorruit vóór de camera vuil, beslagen
of afgedekt (bijvoorbeeld door een sticker) is.


Als er reflecterende borden of reflectoren van

veiligheidsbarrières vóór de auto staan.
Het systeem detecteert geen:


W
eggebruikers die geen verlichting voeren,
zoals voetgangers.


Auto's met verborgen verlichting (als u

bijvoorbeeld achter een veiligheidsbarrière op de
snelweg rijdt).


Auto's die zich aan de top of de voet van een

steile helling, in een bocht of op een zijweg
bevinden.
Onderhoud Reinig de voorruit, met name het gedeelte
vóór de camera, regelmatig.
De binnenkant van de voorruit kan ook beslaan
ter hoogte van de camera. Bij vochtige en
koude weersomstandigheden moet u de voorruit
regelmatig ontwasemen.
Laat geen sneeuw op de motorkap of het dak
van de auto liggen omdat de camera daardoor
kan worden afgedekt.
Grootlichtassistent
Raadpleeg de algemene adviezen voor automatische verlichtingssystemen voor
meer informatie.

Page 93 of 324

91
Verlichting en zicht
4Als de ring van de lichtschakelaar in de stand
"AUTO" staat en de functie op het touchscreen is
ingeschakeld, dan schakelt dit systeem automatisch
tussen dimlicht en grootlicht, afhankelijk van de licht-
en verkeersomstandigheden, met behulp van een
camera boven aan de voorruit.


Dit systeem is een hulpsysteem bij het rijden.
De bestuurder blijft zelf verantwoordelijk voor
de verlichting van zijn auto, voor de aanpassing
van de verlichting aan de lichtsterkte van de
omgeving, het zicht en het verkeer, en voor het
naleven van de verkeersregels.
Het systeem werkt bij snelheden hoger dan 25 km/h.
Als de snelheid lager dan 15 km/h wordt, werkt
deze functie niet meer.
Inschakelen / uitschakelen
De instellingen kunnen worden gewijzigd via het menu Rijverlichting
/ Auto

van het touchscreen.
Wanneer de functie wordt uitgeschakeld, gaat
de verlichting over op de stand "automatische
verlichting van koplampen".
De status van het systeem wordt opgeslagen bij het
afzetten van het contact.
Werking
In een zeer donkere omgeving en als de
verkeerssituatie het toelaat:
– Het grootlicht gaat automatisch
branden. Op het instrumentenpaneel
gaan deze controlelampjes branden.
Als de omgeving voldoende is verlicht en/of gebruik
van het grootlicht door de verkeerssituatie niet
mogelijk is:
– De dimlichten blijven branden. Op
het instrumentenpaneel gaan deze
controlelampjes branden.
De functie wordt uitgeschakeld als de
mistlampen worden ingeschakeld of het systeem
omstandigheden met slecht zicht detecteert (zoals
mist, zware regenval of sneeuw).
Wanneer de mistlampen worden uitgeschakeld of
wanneer het zicht verbetert, dan wordt de functie
automatisch weer ingeschakeld.
Dit controlelampje gaat uit als de functie wordt uitgeschakeld.
Pauze
De bestuurder kan indien nodig op elk moment zelf
de verlichting omschakelen.
► Geef een lichtsignaal om de werking van
de functie te onderbreken; het
verlichtingssysteem schakelt over op de stand
"automatische verlichting":


Als de controlelampjes "AUT
O" en "Dimlicht"
branden, schakelt het systeem over op het
grootlicht.


Als de controlelampjes "AUT
O" en "Grootlicht"
branden, schakelt het systeem over op het dimlicht.


U kunt de functie weer inschakelen door weer

handmatig tussen het dimlicht en grootlicht te
schakelen.
In de volgende gevallen kan het systeem tijdelijk worden uitgeschakeld of niet goed
werken:


Bij zeer slecht zicht (bijvoorbeeld bij sneeuw of

zware regen).


Als de voorruit voor de camera vuil of beslagen

is, of wordt afgedekt (bijvoorbeeld door een
sticker).


Als de verlichting van uw auto wordt

weerkaatst door spiegelende of reflecterende
panelen (bijvoorbeeld verkeersborden).
Het systeem schakelt de functie tijdelijk uit als het
dichte mist detecteert.
Het systeem detecteert geen:


W

eggebruikers die geen verlichting voeren,
zoals voetgangers.

Page 94 of 324

92
Verlichting en zicht
– Voertuigen waarvan de verlichting wordt
afgeschermd (bijvoorbeeld door een vangrail op
de snelweg).

V
oertuigen die zich aan de top of de voet van
een steile helling, in een bocht of op een zijweg
bevinden.
Reinig de voorruit, met name het gedeelte vóór de camera, regelmatig.
De binnenkant van de voorruit kan ook beslaan
ter hoogte van de camera. Bij vochtige en
koude weersomstandigheden moet u de voorruit
regelmatig ontwasemen.
Laat geen sneeuw op de motorkap of het dak
liggen, omdat de detectiecamera daardoor kan
worden afgedekt.
Hoogteverstelling van de
koplampen


Verstel de halogeenkoplampen afhankelijk van
de belading van uw auto om verblinding van
medeweggebruikers te voorkomen.
0 (Basisinstelling)
Geen belading.
1 Gedeeltelijke belading.
2 Gemiddelde belading.
3 Maximaal toegestane belading.
4 5 6 Niet gebruikt.
Ruitenwisserschakelaar
Voordat u de ruitenwissers onder winterse
omstandigheden gaat gebruiken, moet u
sneeuw en ijs van de voorruit en rondom de
ruitenwisserarmen en -bladen verwijderen.
Schakel de ruitenwissers niet in op een droge voorruit. Bij zeer hoge of lage
temperaturen moet u controleren of de
ruitenwissers niet aan de voorruit vastzitten
voordat u de ruitenwissers inschakelt.
Wanneer u de auto in een wasstraat was, kunt u tijdelijk vreemde geluiden of
verminderde werking van de ruitenwissers
opmerken.
U hoeft de ruitenwissers niet te
vervangen.
Zonder automatische
ruitenwissers




Met automatische
ruitenwissers


Ruitenwissers vóór
► De wissnelheid selecteren: zet de hendel
omhoog of omlaag in de gewenste stand.
Wissen op hoge snelheid (hevige neerslag)
Wissen op normale snelheid (matige
neerslag)
Intervalstand (in verhouding tot de rijsnelheid)

Page 95 of 324

93
Verlichting en zicht
4Uitschakelen
Eén keer wissen (duw de hendel even
omlaag).
of
Automatische ruitenwissers
Zie het betreffende deel.
Ruitensproeiers vóór
► Trek de ruitenwisserschakelaar naar u toe.
Na het gebruik van de ruitensproeiers wordt nog een
laatste wisslag gemaakt.
De ruitensproeiers voor de voorruit zijn in de punt van elke ruitenwisserarm geïntegreerd.
De ruitensproeiervloeistof wordt over de gehele
lengte van het ruitenwisserblad op de voorruit
gesproeid. Dit verbetert het zicht en zorgt dat er
minder ruitensproeiervloeistof wordt gebruikt.
Bij een automatische airconditioning zorgt elke beweging van de
ruitensproeierbediening dat de luchtinlaat tijdelijk
wordt gesloten om te voorkomen dat er geurtjes
in het interieur komen.
Bedien de ruitensproeiers niet zolang het reservoir van de ruitensproeiervloeistof leeg
is; kans op beschadiging van de
ruitenwisserbladen.
Bedien de ruitensproeiers alleen als er geen
risico is van bevriezing van de vloeistof op de
voorruit; hierdoor zou het zicht namelijk kunnen
afnemen. Gebruik tijdens de winter producten die
geschikt zijn voor zeer lage temperaturen.
Vul nooit bij met water.
Laag ruitensproeiervloeistofniveau
Als het niveau in het reservoir laag is, gaat dit waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel branden, in combinatie met een
geluidssignaal en een melding.
Zolang het reservoir niet gevuld wordt, gaat het
lampje branden telkens wanneer u het contact
aanzet of de ruitenwisserschakelaar bedient.
Vul het reservoir van de ruitensproeiervloeistof (of
laat het vullen) bij de volgende stop.
Ruitenwisser achter

► Draai aan de ring om het symbool van de
gewenste stand tegenover het merkteken te zetten.
Uit
Intervalstand ruitenwissers
Ruitensproeier / -wisser
Achteruitversnelling
Als de ruitenwissers vóór zijn geactiveerd op het
moment dat u de achteruitversnelling inschakelt,
treedt ook de ruitenwisser achter in werking.
Inschakelen / uitschakelen
De instellingen kunnen worden
gewijzigd via het menu Rijverlichting
/ Auto

van het touchscreen.
Deze functie is standaard geactiveerd.
Wanneer er sneeuw of ijs op de achterruit
ligt of er een fietsendrager op de trekhaak is
gemonteerd, schakel de automatische
ruitenwisser dan uit via het menu Rijverlichting/
Auto op het touchscreen.
Speciale stand van de
ruitenwissers vóór
De onderhoudsstand wordt gebruikt voor het
reinigen of vervangen van de wisserbladen. De
stand kan ook bij winters weer (ijs en sneeuw)
worden gebruikt om de ruitenwisserbladen los van
de voorruit te zetten.
Voor een goede werking van de ruitenwissers raden wij u het volgende aan:


Ga er voorzichtig mee om.



Reinig ze regelmatig met zeepsop.

Page 96 of 324

94
Verlichting en zicht
– Gebruik de ruitenwissers niet om een stuk
karton tegen de voorruit te houden.


V
ervang ze zodra ze tekenen van slijtage
vertonen.
Voordat u een wisserblad van de voorruit
demonteert


Wanneer u de wisserhendel direct na het
uitschakelen van het contact bedient, gaan de
wisserbladen in een verticale positie staan.


U kunt vervolgens de gewenste procedure

uitvoeren of de ruitenwisserbladen vervangen.
Na het monteren van een ruitenwisserblad
voor de voorruit
► Zet het contact aan en bedien de
ruitenwisserschakelaar om de ruitenwissers weer in
de oorspronkelijke stand te zetten.
Ruitenwisserbladen
vervangen
Aan de voorzijde verwijderen/monteren

► Voer de vervangingsprocedures voor de
ruitenwisserbladen uit vanaf de bestuurderszijde.


Begin met het ruitenwisserblad het verst van u

af en houd elke arm vast bij het starre gedeelte en
beweeg deze zo ver mogelijk omhoog.
Pak de ruitenwisserarmen niet vast bij de sproeierkoppen.
Raak de ruitenwisserbladen niet aan - kans op
onherstelbare schade.
Laat de ruitenwissers niet los tijdens het
verplaatsen - kans op beschadiging van de
voorruit!


Reinig de voorruit met behulp van een

reinigingsmiddel voor autoruiten.
Gebruik geen waterafstotende producten van het type "Rain X".


Maak het versleten wisserblad het dichtst bij u

los en verwijder het.


Breng het nieuwe wisserblad aan en klem het op

de ruitenwisserarm.


Herhaal de procedure voor het andere

ruitenwisserblad.


Begin met het ruitenwisserblad het dichtst bij u;

houd nogmaals elke arm vast bij het starre gedeelte
en leg de ruitenwisser voorzichtig op de voorruit.
Verwijderen/aanbrengen
ruitenwisserblad achter
► Houd de arm vast bij het starre gedeelte en
beweeg deze zo ver mogelijk omhoog.


Reinig de achterruit met reinigingsmiddel voor

autoruiten.


Maak het versleten wisserblad los en verwijder

het.


Breng het nieuwe wisserblad aan en klem het op

de ruitenwisserarm.


Houd nogmaals de arm vast bij het starre

gedeelte en leg de ruitenwisser voorzichtig op de
achterruit.
Automatische ruitenwissers
In de stand AUTO werken de ruitenwissers van
de voorruit automatisch en passen ze zich aan de
intensiteit van de regenval aan.

Page 97 of 324

95
Verlichting en zicht
4Er wordt een regen- / lichtsensor gebruikt, die
middenboven tegen de voorruit is geplaatst, achter
de binnenspiegel.
Dek de regen-/lichtsensor niet af.Schakel de automatische ruitenwissers uit
en zet het contact af als de auto wordt gewassen
in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen van de
automatische ruitenwissers tot de voorruit
volledig ontdooid is.
Inschakelen

► Duw de hendel kort omlaag.
De ruitenwissers maken één slag om het
inschakelen te bevestigen.
Dit controlelampje op het instrumentenpaneel gaat branden en
er verschijnt een melding.
Afhankelijk van de uitvoering verschijnt
dit controlelampje op het display of het
instrumentenpaneel in combinatie met een melding.
Afzetten
► Duw de hendel nog een keer kort omlaag of zet
de hendel in een andere stand (Int., 1 of 2 ).
Dit controlelampje op het
instrumentenpaneel gaat uit en er
verschijnt een melding.
Elke keer als het contact meer dan 1 minuut is afgezet, moet u de automatische
ruitenwissers opnieuw activeren door de hendel
één keer omlaag te duwen.
Storing
Bij een storing in de automatische werking van de
ruitenwissers werken deze in de intervalstand.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.

Page 98 of 324

96
Veiligheid
Algemene aanbevelingen met betrekking tot de
veiligheid
Verwijder de stickers niet die op de
verschillende plaatsen van uw auto zijn
aangebracht. Ze bevatten
veiligheidswaarschuwingen en informatie over de
identificatie van de auto.
Neem voor alle werkzaamheden aan uw auto contact op met een gekwalificeerde
werkplaats die beschikt over de juiste technische
informatie, vakkennis en apparatuur. Het
PEUGEOT-netwerk is in staat u dit te bieden.
Afhankelijk van de landelijke wetgeving kan de aanwezigheid van bepaalde
veiligheidsuitrusting verplicht zijn:
veiligheidsvesten, gevarendriehoeken,
alcoholtests, een set reservelampen,
reservezekeringen, een brandblusser, een
verbandtrommel, spatlappen aan de achterzijde
van de auto enz.
Monteren van elektrische accessoires: – Het monteren van elektrische
uitrustingselementen of accessoires die niet
onder een artikelnummer in het assortiment
van PEUGEOT voorkomen, kan tot een hoger
stroomverbruik leiden en kan storingen in het
elektrische systeem van uw auto veroorzaken.
Ga naar het PEUGEOT-netwerk voor meer
informatie over het aanbod aan accessoires met
een artikelnummer.


Uit veiligheidsoverwegingen is toegang tot de

diagnose-aansluiting, die is gekoppeld aan de
elektronische systemen in de auto, uitsluitend
voorbehouden aan het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats waar de
beschikking is over geschikt gereedschap (kans
op storingen in de elektronische systemen die
kunnen leiden tot pech of ernstige ongevallen).
De fabrikant kan niet aansprakelijk worden
gesteld als dit voorschrift niet wordt opgevolgd.


Wijzigingen of aanpassingen die niet door

PEUGEOT zijn voorzien of toegestaan, of die
niet volgens de technische voorschriften van de
fabrikant zijn uitgevoerd, leiden tot het vervallen
van de commerciële garantie.
Monteren van als accessoire geleverde radiocommunicatiezenders
Voordat u een radiocommunicatiezender
met buitenantenne monteert, moet u bij
het PEUGEOT-netwerk de technische
gegevens (frequentieband, maximaal
uitgangsvermogen, positie antenne, specifieke
installatievoorschriften) van de voor montage
geschikte zenders opvragen, conform de Richtlijn
Elektromagnetische Compatibiliteit (2004/104/
EG).
Conformiteitsverklaring voor radioapparatuur
De relevante certificaten zijn beschikbaar op de
website http://public.servicebox.peugeot.com/
APddb/.
Noodoproep of
pechhulpoproep




1. eCall (SOS)
2. ASSISTANCE
eCall (SOS)
Uw auto kan standaard of optioneel zijn voorzien
van het systeem eCall (SOS).
Het systeem eCall (SOS) biedt direct contact met de
hulpdiensten en is volledig in de auto geïntegreerd.
Afhankelijk van het land van verkoop komt het
systeem eCall
(SOS) overeen met de systemen
PE112, ERAGLONASS, 999 etc.
Het systeem eCall
(SOS) is standaard geactiveerd.

Page 99 of 324

97
Veiligheid
5► Druk in geval van nood langer dan 2 seconden
op toets 1 .
Het brandende controlelampje en een spraakbericht
bevestigen dat de oproep naar de hulpdiensten is
verstuurd*.
Het systeem eCall (SOS) zoekt onmiddellijk uw auto
en brengt u in contact met de juiste hulpdiensten.**.


W
anneer u deze toets meteen opnieuw indrukt,
wordt de oproep geannuleerd.
Het controlelampje knippert wanneer de
autogegevens worden verzonden en blijft branden
wanneer de communicatie tot stand is gebracht.
Als de airbagregeleenheid onafhankelijk van de activering van de airbags een aanrijding
detecteert, wordt er automatisch een noodoproep
verzonden.
Dit systeem is een gratis openbare dienst.
Werking van het systeem
– Het systeem werkt goed als het controlelampje
bij het inschakelen van het contact rood en daarna
groen brandt, en vervolgens uitgaat.
* In overeenstemming met de algemene gebruiksvoorwaarden van de dienst, di\
e u bij een dealer kunt opvragen en afhankelijk van de technische beperkingen van het
systeem.
**
Afhankelijk van de geografische dekking van de systemen "eCall (SOS)" en "ASSISTANCE".
Bij een dealer kunt u een lijst van landen waar het systeem werkzaam is \
en een lijst met beschikbare telematicadiensten opvragen; deze lijst staat ook op de website
voor uw land.
– Het lampje knippert rood: de noodbatterij moet
worden vervangen.


Het controlelampje brandt permanent rood:

er is een storing in het systeem. De nood- en
pechhulpdiensten werken mogelijk niet.


Als het controlelampje niet gaat branden als het

contact wordt aangezet, dan is er sprake van een
systeemstoring.
Neem zo snel mogelijk contact op met een
gekwalificeerde werkplaats als het probleem zich
blijft voordoen.
Bij een storing in het systeem kan er wel met de auto worden gereden.
GegevensverwerkingDe verwerking van persoonsgegevens
door de functie eCall (SOS) voldoet aan het
kader voor bescherming van persoonsgegevens
volgens Verordening 2016/679 (Algemene
verordening gegevensbescherming (AVG))
en Richtlijn 2002/58/EC van het Europees
Parlement en de Europese Raad, en is
specifiek bedoeld om de belangen van het
onderwerp van de gegevens te beschermen, in
overeenstemming met Artikel 6 (1) d) AVG.
De verwerking van persoonsgegevens is strikt
beperkt tot de vereisten van de functie eCall
(SOS) die wordt gebruikt met het noodnummer
voor Europa, 112.
De functie eCall (SOS) kan alleen de volgende
gegevens van de auto verzamelen en verwerken:
VIN-nummer, type voertuig (personenauto of
bedrijfsauto), type brandstof of aandrijflijn, de drie
meest recente locaties en rijrichting, het aantal
passagiers en een logbestand met tijdstempel
van de automatische activering van het systeem.
De verwerkte gegevens worden ontvangen
door noodoproepcentra die door de relevante
nationale autoriteiten zijn aangewezen in het
gebied waarin zij zich bevinden, met ontvangst
op prioriteit en verwerking van oproepen naar het
noodnummer 112.
Gegevensopslag Gegevens in het geheugen van het systeem
zijn alleen buiten het systeem toegankelijk als er
een oproep wordt gemaakt. Het systeem is niet
traceerbaar en wordt bij normaal gebruik niet
continu in de gaten gehouden.
De gegevens in het interne geheugen van het
systeem worden automatisch en continu gewist.
Alleen de drie meest recente locaties van de

Page 100 of 324

98
Veiligheid
auto's, die noodzakelijk zijn voor de normale
werking van het systeem, worden opgeslagen.
Wanneer er een noodoproep wordt gedaan,
wordt het gegevenslogbestand maximaal 13 uur
opgeslagen.
Toegang tot gegevensU hebt het recht op toegang tot gegevens
en kunt waar nodig een verzoek indienen
voor het rectificeren, wissen of beperking bij
verwerking van persoonsgegevens die niet
worden verwerkt in overeenstemming met
de bepalingen van de AVG. Derden waaraan
gegevens bekend zijn gemaakt, worden op de
hoogte gebracht bij het rectificeren, wissen of
beperken in overeenstemming met de AVG, tenzij
dit onmogelijk is of buitensporige inspanningen
vereist.
U hebt ook het recht om een klacht in te dienen
bij de relevante gegevensbeschermingsautoriteit.
Als u uw bovengenoemde rechten wilt laten
gelden, neem dan via e-mail contact met ons op
via: privacyrights@stellantis.com.
Ga voor informatie over uw contactgegevens
naar onze website en bekijk het privacy- en
cookie-beleid op de website van het merk.
* Afhankelijk van de geografische dekking van de systemen "eCall (SOS)" en ASSISTANCE en van de officiële landstaal die is gekozen door de eigenaar van de auto.
Bij een dealer kunt u een lijst van landen waar het systeem werkzaam is \
en een lijst met beschikbare telematicadiensten opvrage n; deze lijsten zijn ook beschikbaar
op de website voor uw land.
ASSISTANCE
► Houd bij pech toets 2 langer dan 2 seconden
ingedrukt om hulp in te roepen (dit wordt bevestigd
met een spraakbericht*).


W
anneer u deze toets meteen opnieuw indrukt,
wordt de oproep geannuleerd.
In de privacymodus kunt u instellen hoeveel er wordt gedeeld (gegevens en/of locatie)
tussen uw auto en PEUGEOT.
Dit kunt u instellen in het menu Instellingen
van
het touchscreen.
Standaard (afhankelijk van de uitrusting) kunt
u de geolocalisatie uitschakelen / inschakelen
door gelijktijdig op de 2 toetsen te drukken en
vervolgens op de toets "ASSISTANCE" om te
bevestigen.
Wanneer u uw auto buiten het PEUGEOT- netwerk hebt gekocht, raden wij u aan de
aanwezigheid van deze diensten bij het netwerk
te laten controleren en eventueel configureren. In
een meertalig land kunt u het systeem laten
configureren in de officiële landstaal van uw
voorkeur.
Om technische redenenen, zoals het verbeteren van de kwaliteit van
telematicadiensten voor klanten, behoudt de
fabrikant zich het recht voor om op elk willekeurig
moment het telematicasysteem in de auto te
wijzigen.
Indien uw auto is uitgerust met de Peugeot Connect Packs met het Pack SOS &
Assistance, beschikt u via uw persoonlijke pagina
op de landelijke website over aanvullende
diensten.
Raadpleeg de algemene voorwaarden van deze
diensten voor informatie over het Pack SOS &
Assistance.
Alarmknipperlichten



► Wanneer u op deze rode toets drukt, gaan alle
richtingaanwijzers knipperen.
Ze werken ook als het contact is afgezet.

Page:   < prev 1-10 ... 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 ... 330 next >