Peugeot Partner Tepee 2008 Handleiding (in Dutch)

Page 131 of 159

128
Brandstof
BRANDSTOF TANKEN
Te laag brandstofniveauHet tanken dient met
afgezette motor
te geschieden.
- Open de brandstofvulklep.
- Steek de sleutel in het slot en draai de sleutel een kwart omwenteling
om.
- Trek de tankdop uit de vulopening en bevestig deze aan de haak aan
de binnenzijde van de vulklep.
Op een label staat de voorgeschreven
soort brandstof aangegeven.
Laat het vulpistool bij het aftanken
van de auto nooit meer dan 3 keer
automatisch uitspringen. Indien dit wel
gebeurt, kunnen er storingen optreden.
De inhoud van de brandstoftank
bedraagt ca. 60 liter.
- Vergrendel na het tanken de vuldop en sluit de vulklep.
BRANDSTOFTOEVOER
UITGESCHAKELD
Bij een zware aanrijding wordt de
brandstoftoevoer automatisch door de
brandstofafsluiter onderbroken.
Als dit verklikkerlampje gaat
knipperen, verschijnt een
melding op het display.
Controleer buiten de auto of u
geen brandstof ruikt en of er geen
brandstolekkage is en herstel de
brandstoftoevoer als volgt:
- zet het contact af (stand STOP).
- neem de sleutel uit het contactslot.
- plaats de sleutel in het contactslot.
- zet het contact aan en start de motor.
HANDOPVOERPOMP DIESEL
In het geval van een lege
brandstoftank is het noodzakelijk het
brandstofsysteem te ontluchten:
- vul de brandstoftank met minimaal vijf liter diesel,
- bedien de handopvoerpomp van de ontluchting (onder de beschermkap
in de motorruimte),
- houd de sleutel in de stand "D" (starten) tot de motor aanslaat.
Raadpleeg in rubriek 7 het
gedeelte "Onder de motorkap".
Een mechanisch systeem voorkomt dat
tijdens het tanken de linker schuifdeur
geopend kan worden. Let erop dat
niemand de schuifdeur probeert
te openen als de brandstofvulklep
geopend is.
Na het sluiten van de brandstofvulklep
kan de schuifdeur geblokkeerd worden.
Druk dan tegen de schuifdeur om deze
te sluiten en vervolgens te openen.
Als het minimum
brandstofniveau is bereikt,
gaat dit verklikkerlampje
branden.
Er bevindt zich nog
ongeveer 8 liter in de tank. Tank bij
de eerstvolgende gelegenheid om een
lege brandstoftank te voorkomen.

Page 132 of 159

129
Accu
SNEL WEER OP WEG
8
ACCU
Wacht 2 minuten na het uitzetten van
het contact alvorens de accu los te
koppelen.
Maak de accupoolklemmen niet los bij
draaiende motor.
Laad de accu niet op zonder de
accukabels los te nemen.
Zet, elke keer nadat de accukabels
weer zijn aangesloten, het contact AAN
en wacht 1 minuut alvorens de motor
te starten, zodat de elektronische
systemen geïnitialiseerd kunnen
worden. Raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk als er zich na deze handeling
toch nog problemen voordoen.
Wacht ongeveer 3 minuten na het
vervangen van een lamp alvorens de
accu aan te sluiten.Het is raadzaam de accu los te
koppelen als uw auto langer dan
een maand buiten gebruik is.
ECO-MODE
Laden met behulp van een
acculader:
- maak de accupoolklemmen los,
- volg de aanwijzingen van de
fabrikant op de acculader,
- sluit de accukabels weer aan, te beginnen met de (-) kabel,
- controleer of de accupolen en de klemmen schoon zijn. Indien
ze bedekt zijn met een (witte of
groene) oxidatielaag, neem dan de
accukabels los en reinig de polen
en de klemmen.
Starten met een hulpaccu:
- sluit eerst de rode kabel aan op de (+) polen van de beide accu's,
- sluit de groene of zwarte kabel aan op de (-) pool van de hulpaccu,
- sluit het andere uiteinde van de groene of zwarte kabel aan op
een zo ver mogelijk van de accu
verwijderd massapunt van de te
starten auto.
- stel de startmotor in werking en laat de motor draaien.
- wacht tot de motor stationair draait en neem dan de kabels los. Nadat de motor is afgezet wordt bij
aangezet contact na 30 minuten een
aantal elektrische voorzieningen
(ruitenwissers, ruitbediening,
plafonniers, autoradio, enz.)
automatisch uitgeschakeld om te
voorkomen dat de accu ontladen raakt.
Op dat moment knippert het
verklikkerlampje voor het laden van de
accu en verschijnt er een melding op
het display.
Start de motor en laat deze enige
tijd draaien om de bovengenoemde
voorzieningen weer te kunnen
gebruiken.
De beschikbare tijd bedraagt het
dubbele van de tijd dat de motor heeft
gedraaid. Deze tijd zal echter altijd
tussen de 5 en 30 minuten bedragen.
Als de accu ontladen is, kan de motor
niet gestart worden.

Page 133 of 159

130
Wiel verwisselen
BANDENREPARATIESET
De bandenreparatieset bevindt zich in
één van de twee opbergvakken onder
de voorstoelen.
Deze complete set bestaat uit een
compressor en een lacon met
afdichtmiddel.Gebruik van de set
1.
Kruis het wiel waarvan de band
lek is aan op de sticker met de
snelheidslimiet, en plak deze op het
stuurwiel om u er aan te herinneren
dat u tijdelijk met een gerepareerd
wiel rijdt.
2. Klik de lacon 1 op de compressor 2.
3. Sluit de lacon 1 aan op het ventiel
van de lekke band.
4. Verbind de slang van de
compressor met de lacon.
5. Sluit de voedingsdraad aan op een
van de 12V-aansluitingen in de
auto.
6. Activeer de compressor met
een druk op de knop A, tot de
bandenspanning 2,0 bar bedraagt.
Als deze spanning niet bereikt kan
worden, kan de band niet worden
gerepareerd.
7. Verwijder de compressor en berg
deze op.
8. Rijd onmiddellijk enkele kilometers
met beperkte snelheid, zodat het
afdichtingsproduct het lek kan
dichten.
9. Breng de band met behulp van
de compressor op de normale,
voorgeschreven spanning en
controleer of het lek goed gedicht is
(de bandenspanning mag niet lager
worden).
10. Rijd maximaal 80 km/h. Laat
de gerepareerde band zo snel
mogelijk onderzoeken en repareren
door een specialist. De lacon kan na gebruik worden
bewaard in de bijgeleverde plastic zak,
om te voorkomen dat vloeistofresten
uw auto vervuilen.
Let op: de lacon met reparatiegel
bevat ethyleenglycol. Dit middel is
schadelijk bij inname en irriterend voor
de ogen.
Houd het middel buiten het bereik van
kinderen.
Werp de lacon na gebruik niet weg,
maar lever deze in bij het

PEUGEOT-netwerk of een oficieel
inzamelpunt.
De reparatieset is verkrijgbaar bij het
PEUGEOT-netwerk.

Page 134 of 159

131
SNEL WEER OP WEG
8
Wiel verwisselen
1. PLAATSEN VAN DE AUTO
- Zet de auto voor zover mogelijk op een horizontale, stabiele en stroeve
ondergrond.
- Zet de handrem vast, zet het contact af en schakel de eerste
versnelling of de achteruit in.
- Blokkeer indien mogelijk het wiel schuin tegenover het te
verwisselen wiel met een wielblok
(indien aanwezig). Bij auto's met een trekhaak kan
het nodig zijn de achterzijde op te
krikken om het reservewiel uit de
reservewielhouder te kunnen nemen.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
wanneer sprake is van bijzondere
omstandigheden of zware belading.
WIEL VERWISSELEN
2. GEREEDSCHAP
- Open het deksel van het opbergvak
onder de rechter voorstoel. Schuif
de stoel, indien nodig, naar voren
voor toegang tot het opbergvak via
de achterzijde.
- Draai de moer los en verwijder de krik en de wielsleutel.
1. Wielsleutel.
2. Krik.
3. Gereedschap om sierdop van
lichtmetalen velgen te verwijderen.
4. Wielblok.

Page 135 of 159

132
Wiel verwisselen
3. RESERVEWIEL- Draai de bout los met behulp van de wielsleutel, tot de
reservewielhouder zo laag mogelijk
hangt.
- Open de achterdeuren voor
toegang tot het reservewiel. - Haal de reservewielhouder los van
de haak en plaats het reservewiel
in de nabijheid van het te
vervangen wiel.

Page 136 of 159

133
SNEL WEER OP WEG
8
Wiel verwisselen
4. WERKWIJZE- Plaats de kop van de krik in het steunpunt bij het te verwisselen
wiel. Zorg ervoor dat het voetstuk
van de krik op een stevige
ondergrond staat en zich loodrecht
onder het steunpunt bevindt.
- Draai de krik uit tot het wiel loskomt van de grond.
- Draai alle wielbouten geheel los.
- Verwijder de wielbouten en het wiel.
Draai de krik niet uit voordat de
wielbouten van het te verwisselen
wiel iets zijn losgedraaid en het
wiel dat zich schuin tegenover
het te verwisselen wiel bevindt, is
geblokkeerd met een wielblok.
- Verwijder de wieldop door deze
los te trekken met behulp van het
hiervoor bestemde gereedschap.
- Draai de wielbouten iets los. Slotbouten
Indien uw auto is voorzien van
lichtmetalen velgen:
- Elk wiel is voorzien van een
slotbout.
- Deze slotbouten kunnen worden losgedraaid met de speciale sleutel
(die bij alevering van de auto wordt
verstrekt) en de wielsleutel.

Page 137 of 159

134
Wiel verwisselen- Laat de auto volledig zakken door de krik omlaag te draaien en
verwijder de krik vervolgens.
- Draai de wielbouten met de wielsleutel volledig vast, zonder te
forceren.
- Berg het wiel met de lekke band op in de reservewielhouder. - Hang de reservewielhouder op aan
de haak en draai deze omhoog met
behulp van de bout en de wielsleutel.
Ga nooit onder een auto liggen die
alleen op de krik steunt (gebruik
bokken). Gebruik nooit ander
gereedschap dan de wielsleutel.
5. MONTEREN VAN HET
RESERVEWIEL
- Plaats het wiel op de naaf en draai de wielbouten met de hand vast.
- Draai de wielbouten met de wielsleutel enigszins vast.

Page 138 of 159

135
SNEL WEER OP WEG
8
Sneeuwscherm
6. MONTEREN VAN HET GEREPAREERDE WIEL
Het wiel dient op dezelfde manier te
worden gemonteerd als bij stap 5.
Vergeet bovendien niet de sierdop te
monteren.
Het noodreservewiel is niet
geschikt voor het aleggen van
lange afstanden. Laat zo snel
mogelijk het aanhaalmoment van de
wielbouten en de bandenspanning
van het noodreservewiel controleren
door het PEUGEOT-netwerk.
Laat bovendien de lekke band zo
spoedig mogelijk repareren en het
oorspronkelijke wiel in de plaats van
het reservewiel monteren door het
PEUGEOT-netwerk. Zie in de rubriek 9 het gedeelte
"Identiicatie" voor de plaats van
de sticker met informatie over de
banden.
AFNEEMBAAR
SNEEUWSCHERM
Afhankelijk van het land van
bestemming wordt het afneembare
sneeuwscherm op het onderste
gedeelte van de voorbumper geplaatst
om een opeenhoping van sneeuw bij
de koelventilateur van de radiateur te
voorkomen.
PLAATSEN
VERWIJDEREN
- Steek een schroevendraaier in de
opening ter hoogte van de clips.
- Wip de vier clips B één voor één los.
- Breng het afneembare
sneeuwscherm aan in de richting
van de centreerstift A op de
voorbumper.
- Zet het scherm vast door de vier hoeken aan te drukken ter hoogte
van de clips B.
Zie in de rubriek 2 het
gedeelte "Cockpit", hoofdstuk
"Bandenspanningsdetectie" voor
aanbevelingen na het vervangen van
een wiel met bandenspanningssensor.
Vergeet niet het sneeuwscherm
te verwijderen als de
buitentemperatuur hoger is dan
10°C (en er geen kans op sneeuw
meer is).

Page 139 of 159

135
SNEL WEER OP WEG
8
Sneeuwscherm
6. MONTEREN VAN HET GEREPAREERDE WIEL
Het wiel dient op dezelfde manier te
worden gemonteerd als bij stap 5.
Vergeet bovendien niet de sierdop te
monteren.
Het noodreservewiel is niet
geschikt voor het aleggen van
lange afstanden. Laat zo snel
mogelijk het aanhaalmoment van de
wielbouten en de bandenspanning
van het noodreservewiel controleren
door het PEUGEOT-netwerk.
Laat bovendien de lekke band zo
spoedig mogelijk repareren en het
oorspronkelijke wiel in de plaats van
het reservewiel monteren door het
PEUGEOT-netwerk. Zie in de rubriek 9 het gedeelte
"Identiicatie" voor de plaats van
de sticker met informatie over de
banden.
AFNEEMBAAR
SNEEUWSCHERM
Afhankelijk van het land van
bestemming wordt het afneembare
sneeuwscherm op het onderste
gedeelte van de voorbumper geplaatst
om een opeenhoping van sneeuw bij
de koelventilateur van de radiateur te
voorkomen.
PLAATSEN
VERWIJDEREN
- Steek een schroevendraaier in de
opening ter hoogte van de clips.
- Wip de vier clips B één voor één los.
- Breng het afneembare
sneeuwscherm aan in de richting
van de centreerstift A op de
voorbumper.
- Zet het scherm vast door de vier hoeken aan te drukken ter hoogte
van de clips B.
Zie in de rubriek 2 het
gedeelte "Cockpit", hoofdstuk
"Bandenspanningsdetectie" voor
aanbevelingen na het vervangen van
een wiel met bandenspanningssensor.
Vergeet niet het sneeuwscherm
te verwijderen als de
buitentemperatuur hoger is dan
10°C (en er geen kans op sneeuw
meer is).

Page 140 of 159

136
Lamp vervangen
LAMPEN VERVANGEN
Type A
Volledig glazen lamp:
de lamp is gemonteerd
met een drukbevestiging.
Trek de lamp daarom
voorzichtig los.
Lampen
Uw auto is voorzien van verschillende
typen lampen. Verwijder ze als volgt:
Open de motorkap. Steek uw hand
achter de relector voor toegang tot de
lampen.
Ga in omgekeerde volgorde te werk
voor het vervangen van een lamp en
controleer altijd of de beschermkap
weer goed is gesloten. Type C
Halogeenlamp: duw
de borgveer open en
verwijder de lamp uit de
lamphouder.
Type B
Lamp met bajonetsluiting:
druk de lamp iets in en
draai hem linksom.
Het vervangen van een halogeenlamp
moet altijd met uitgeschakelde
verlichting plaatsvinden. Wacht enkele
minuten tot de lamp afgekoeld is (risico
van ernstige brandwonden). Raak de lamp
nooit met uw vingers aan, gebruik hiervoor
een zachte, niet-pluizende doek.
Het is normaal dat aan de binnenzijde
van de koplampen enige condensvorming
optreedt. Bij regelmatig gebruik van de
auto zal deze vanzelf verdwijnen. Het vervangen van een lamp dient
plaats te vinden met afgezet contact
of losgekoppelde accu. Wacht na het
vervangen van een lamp 3 minuten
met het aansluiten van de accu.
Controleer telkens als u een lamp
vervangt of deze goed werkt.

Page:   < prev 1-10 ... 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 next >