Peugeot Partner Tepee 2009 Handleiding (in Dutch)

Page 91 of 197

103
Veiligheid tijdens het rijden
VEILIGHEID
4
ANTISPINREGELING
(ASR) EN ELEKTRONISCH
STABILITEITSPROGRAMMA
(ESP)
Deze systemen staan in verbinding met het ABS en zijn hier een aanvulling op.
De ASR zorgt voor een optimale overbrenging van de aandrijfkracht op de weg, zodat wordt voorkomen dat u tijdens het accelereren de controle over de auto verliest.
Het systeem past de aandrijfkracht aan om het doorspinnen van de wielen te voorkomen via de remmen van de aangedreven wielen en de motor. Het systeem zorgt ook voor meer koersstabiliteit bij het accelereren.
Houd als het ESP is ingeschakeld in een bocht het stuurwiel altijd in de gewenste richting en stuur niet tegen.
Het ESP-systeem grijpt automatisch in via het remsysteem en de motor als de koers van de auto afwijkt van de door de bestuurder gewenste richting.
Uitschakelen ASR/ESP
In bijzondere omstandigheden (als de auto vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond, ...) kan het nuttig zijn het ASR/ESP uit te schakelen, zodat de wielen kunnen slippen en weer grip kunnen krijgen.
- Druk op de knop die zich op de middenconsole bevindt.
- Het verklikkerlampje gaat branden: de systemen ASR en ESP zijn uitgeschakeld.
Controle van werking
Gebruiksvoorschrift
Het ASR-/ESP-systeem zorgt voor meer veiligheid tijdens het rijden. De bestuurder mag zich echter nooit laten verleiden tot het nemen van meer risico's en het te hard rijden.
De goede werking van het systeem wordt verzekerd onder voorwaarde dat de voorschriften van de constructeur op het gebied van wielen (banden en velgen), onderdelen van het remsysteem en elektronische onderdelen worden nageleefd en dat de procedures voor montage en het uitvoeren van werkzaamheden door het PEUGEOT-netwerk worden opgevolgd.
Laat deze systemen na een aanrijding controleren door het PEUGEOT-netwerk .
Werking van het ASR- en ESP-systeem
Het lampje knippert tijdens een ingreep van de ASR of het ESP.
De systemen worden opnieuw:
- automatisch ingeschakeld als de wagensnelheid hoger wordt dan 50 km/h,
- handmatig ingeschakeld door nogmaals op de knop te drukken.
Bij een storing in de systemen zal het verklikkerlampje gaan branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk om het systeem na te laten kijken.
Het verklikkerlampje kan ook gaan branden in het geval van een te lage bandenspanning. Controleer van alle banden de bandenspanning.

Page 92 of 197

104104
VEILIGHEIDSGORDELS
Hoogteverstelling
Knijp de knop van de geleider in en schuif deze omhoog of omlaag (veiligheidsgordel bestuurdersstoel en enkele passagiersstoel).
Vastmaken
Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting.
Trek aan de gordel om de vergrendeling van de gesp te controleren.
Verklikkerlampje veiligheidsgordel bestuurder
Losmaken
Druk op de rode knop.
Als de bestuurder zijn veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt, gaat bij het starten van de motor het verklikkerlampje branden.
Gebruiksvoorschrift
De bestuurder dient er vóór het wegrijden zeker van te zijn dat alle inzittenden hun veiligheidsgordels op de juiste manier hebben vastgemaakt.
Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al betreft het een korte rit.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van een oprolautomaat die ervoor zorgt dat de lengte van de gordel automatisch wordt aangepast aan uw lichaamsbouw.
Gebruik geen accessoires om de veiligheidsgordels minder strak te laten aansluiten (zoals wasknijpers, klemmen, veiligheidsspelden, ...).
Controleer zowel voor als na het gebruik van de gordel of deze goed is opgerold.
Controleer na het neerklappen of verplaatsen van een stoel of de achterbank of de gordel goed is opgerold en de gordelsluiting zich op de juiste plaats bevindt.
De gordelspanners van de veiligheidsgordels vóór kunnen, afhankelijk van de aard en de kracht van de aanrijding, onafhankelijk van de airbags afgaan. De gordelspanners trekken de veiligheidsgordels direct stevig tegen het lichaam van de inzittenden.
Het afgaan van de gordels gaat gepaard met een lichte onschadelijke rookvorming en een geluid als gevolg van de pyrotechnische lading in het systeem.
Veiligheidsgordels

Page 93 of 197

105
VEILIGHEID
4
Veiligheidsgordels
Voorschriften voor kinderen:
- maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner dan 1,50 m gebruik van een geschikt kinderzitje.
- laat nooit een kind op schoot zitten tijdens het rijden. De veiligheidsgordel mag door niet meer dan één persoon gedragen worden.
Raadpleeg voor meer informatie over kinderzitjes in rubriek 4 het gedeelte "Kinderen in de auto".
Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop of een reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar bij het PEUGEOT-netwerk.
Vanwege de wettelijke veiligheidsvoorschriften moeten Vanwege de wettelijke anwege de wettelijke
werkzaamheden en controles aan de veiligheidsgordels worden uitgevoerd door het PEUGEOT-netwerk, dat veiligheidsgordels worden uitgevoerd veiligheidsgordels worden uitgevoerd
tevens voor de garantie zorgt en de werkzaamheden volgens de voorschriften uitvoert. de werkzaamheden volgens de de werkzaamheden volgens de
Laat de veiligheidsgordels van uw auto regelmatig (ook na een kleine Laat de veiligheidsgordels van uw Laat de veiligheidsgordels van uw
aanrijding) controleren door het auto regelmatig (ook na een kleine auto regelmatig (ook na een kleine
PEUGEOT-netwerk: de gordels mogen aanrijding) controleren door het aanrijding) controleren door het
geen slijtagesporen en scheuren vertonen en er mogen geen wijzigingen aan de gordels zijn aangebracht.
De gordelkrachtbegrenzer beperkt de kracht waarmee de gordel tegen het lichaam van de inzittenden getrokken wordt. De oprolautomaten zijn voorzien van een automatische blokkeerinrichting die in werking treedt bij een aanrijding, een noodstop of het over de kop slaan van de auto. De veiligheidsgordels met pyrotechnische gordelspanners werken alleen als het contact aan staat. U kunt de gordel losmaken door de rode knop op de gesphouder in te drukken. Geleid de gordel tijdens het oprollen. Als de gordelspanners zijn geactiveerd, gaat het verklikkerlampje airbag branden. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk. Voor een effectieve werking van de veiligheidsgordel: - mag deze door niet meer dan één persoon worden gedragen, - moet worden voorkomen dat de gordel gedraaid raakt en moet de gordel in een vloeiende beweging naar voren worden getrokken, - dient deze strak om het lichaam te worden gedragen. De schoudergordel moet langs het holle gedeelte van de schouder worden geplaatst. De heupgordel moet zo laag mogelijk op het bekken worden geplaatst. Draai de gespen van de veiligheidsgordels niet om; de gordels zijn dan niet voldoende effectief. Als de zitplaatsen zijn voorzien van armsteunen, moet de heupgordel altijd onder de armsteun door worden geleid. Controleer of de gordel goed is vastgemaakt door even aan de riem te trekken.
Autogordels zitplaatsen vóór
De autogordels vóór zijn voorzien van pyrotechnische gordelspanners en gordelkrachtbegrenzers.
Autogordels zitplaatsen achter (5 zitplaatsen)
De zitplaatsen achter zijn voorzien van driepuntsgordels met oprolautomaten.

Page 94 of 197

106106
Autogordels zitplaatsen achter (7 zitplaatsen)
Tweede zitrij
De drie zitplaatsen zijn uitgerust met driepuntsgordels en oprolautomaten.
Let er bij het neerklappen van de buitenste stoelen of het neerklappen van de rugleuningen in de tafelstand op dat de autogordel van de middelste zitplaats niet knel komt te zitten.
Let er bij het verstellen van de buitenste stoelen (verwijderen/terugplaatsen) of bij het instappen naar de derde zitrij op dat er niets blijft haken aan de middelste autogordel.
Let erop dat de middelste autogordel op de juiste wijze is opgerold in de gordelhouder in het dak.
Derde zitrij
De twee zitplaatsen zijn uitgerust met driepuntsgordels en oprolautomaten.
Bevestig de gordels niet aan de sjorogen, zoals met een rood kruis is aangegeven op de sticker.
Let erop dat de autogordels op de juiste wijze worden vastgemaakt aan de hiervoor bestemde ogen.
De autogordels van de derde zitrij kunnen worden opgeborgen als ze niet in gebruik zijn. Hierdoor is de bagageruimte beter toegankelijk en is het bagagescherm eenvoudiger te plaatsen.
Haak de musketonhaak vast op de hiervoor bestemde plaats in de bekleding van de achterstijl.
Veiligheidsgordels

Page 95 of 197

107
VEILIGHEID
4
107
Airbags
AIRBAGS
De airbags zijn speciaal ontworpen voor een betere veiligheid van de inzittenden bij ernstige aanrijdingen: ze vormen een aanvulling op de werking van de veiligheidsgordels met gordelkrachtbegrenzers.
De elektronische schoksensoren registreren in dat geval de frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan de registratiezones voor een aanrijding worden blootgesteld:
- bij een ernstige aanrijding worden de airbags onmiddellijk opgeblazen en beschermen ze de inzittenden van de auto. Direct na de aanrijding ontsnapt het gas zodat noch het zicht, noch het eventueel verlaten van de auto door de inzittenden wordt belemmerd,
- bij een minder ernstige aanrijding of een aanrijding van achteren en in bepaalde gevallen waarin de auto over de kop slaat, treden de airbags niet in werking. De veiligheidsgordels zorgen in deze situaties voor een afdoende bescherming.
De kracht van de aanrijding is afhankelijk van het soort obstakel en de snelheid van de auto op dat moment.

Page 96 of 197

108108
Gebruiksvoorschrift
Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoelen te zitten.
Draag altijd een correct afgestelde veiligheidsgordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag en de inzittenden (kinderen, huisdieren, objecten...). Dit kan de goede werking van de airbag belemmeren en/of de inzittende bij het opblazen van de airbag verwonden.
Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen controleren.
Het is beslist niet toegestaan om werkzaamheden uit te voeren aan airbagsystemen, raadpleeg hiervoor het PEUGEOT -netwerk.
Zelfs als alle bovenstaande voorschriften worden nageleefd, blijft de kans bestaan op letsel of lichte brandwonden aan het hoofd, de borst of de armen als de airbag wordt geactiveerd. De airbag wordt namelijk zeer snel opgeblazen (binnen enkele milliseconden) en loopt vervolgens even snel leeg, waarbij de warme gassen via de daarvoor bestemde openingen naar buiten stromen.
Zij-airbags
Bedek de stoelen uitsluitend met de goedgekeurde stoelhoezen. Deze belemmeren het activeren van de zij-airbags niet. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de stoelen, dit zou bij het afgaan van de airbags kunnen leiden tot verwondingen aan armen of middel.
Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.
Airbags vóór
Houd het stuurwiel niet aan de spaken vast en laat uw handen niet op het stuurwielkussen rusten.
Zorg ervoor dat de passagier zijn voeten niet op het dashboard laat rusten, hij kan anders ernstig letsel oplopen als de airbag wordt opgeblazen.
Het is raadzaam niet te roken in de auto. Als de airbag wordt opgeblazen, kunnen brandende sigaretten of een pijp brandwonden of ander letsel veroorzaken.
Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuurwielbekleding en sla er niet op.
De airbags werken alleen als het contact aan is.
De airbags werken slechts eenmaal. Als er een tweede aanrijding plaatsvindt (tijdens hetzelfde of een volgend ongeval), werken de airbags niet meer.
Het activeren van de airbags gaat gepaard met wat onschadelijke rook en een knal, als gevolg van de activering van de pyrotechnische lading die in het systeem is geïntegreerd.
De rook is niet schadelijk, maar kan voor gevoelige personen irriterend zijn.
De knal die bij de ontsteking wordt geproduceerd, kan het gehoor gedurende een korte periode enigszins verminderen.
Wanneer een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de passagiersstoel is geplaatst, moet de airbag aan passagierszijde zijn uitgeschakeld. Zie in rubriek 4 het gedeelte "Kinderen aan boord".
Airbags

Page 97 of 197

110110
Airbags vóór
Deze zijn voor de bestuurder in het midden van het stuurwiel en voor de passagier in het dashboard aangebracht.
Activering
Ze worden tegelijkertijd geactiveerd, behalve als de airbag aan passagierszijde is uitgeschakeld, bij een ernstige frontale aanrijding binnen de impactzone A , in de lengterichting van de auto en vanaf de voorzijde richting de achterzijde van de auto, die zich op een horizontale ondergrond moet bevinden.
De airbag vóór wordt opgeblazen tussen de inzittende vóór en het dashboard om te voorkomen dat de inzittende naar voren wordt geworpen.
Uitschakelen
Alleen de airbag aan passagierszijde kan worden uitgeschakeld:
- Zet het contact af , steek de sleutel in de schakelaar voor uitschakelen van de airbag aan passagierszijde,
- draai deze in de stand "OFF" ,
- verwijder de sleutel zonder de stand van de sleutel te veranderen.
Het verklikkerlampje op het instrumentenpaneel brandt zolang de airbag is uitgeschakeld.
Als de twee verklikkerlampjes airbag permanent branden, plaats dan geen kinderzitje met de rug in de rijrichting. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
Storing airbag vóór
Schakel voor de veiligheid van uw kind de airbag aan passagierszijde altijd uit als u een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel plaatst. Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.
Inschakelen
In de stand "OFF" werkt de airbag aan passagierszijde bij een eventuele aanrijding niet.
Als u het kinderzitje hebt verwijderd, zet dan de schakelaar weer op "ON" om de airbag opnieuw in te schakelen en zo de veiligheid van uw passagier te garanderen.
Als dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display, laat het systeem dan controleren door het PEUGEOT-netwerk .
Airbags

Page 98 of 197

107
VEILIGHEID
4
107
Airbags
AIRBAGS
De airbags zijn speciaal ontworpen voor een betere veiligheid van de inzittenden bij ernstige aanrijdingen: ze vormen een aanvulling op de werking van de veiligheidsgordels met gordelkrachtbegrenzers.
De elektronische schoksensoren registreren in dat geval de frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan de registratiezones voor een aanrijding worden blootgesteld:
- bij een ernstige aanrijding worden de airbags onmiddellijk opgeblazen en beschermen ze de inzittenden van de auto. Direct na de aanrijding ontsnapt het gas zodat noch het zicht, noch het eventueel verlaten van de auto door de inzittenden wordt belemmerd,
- bij een minder ernstige aanrijding of een aanrijding van achteren en in bepaalde gevallen waarin de auto over de kop slaat, treden de airbags niet in werking. De veiligheidsgordels zorgen in deze situaties voor een afdoende bescherming.
De kracht van de aanrijding is afhankelijk van het soort obstakel en de snelheid van de auto op dat moment.

Page 99 of 197

108108
Gebruiksvoorschrift
Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoelen te zitten.
Draag altijd een correct afgestelde veiligheidsgordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag en de inzittenden (kinderen, huisdieren, objecten...). Dit kan de goede werking van de airbag belemmeren en/of de inzittende bij het opblazen van de airbag verwonden.
Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen controleren.
Het is beslist niet toegestaan om werkzaamheden uit te voeren aan airbagsystemen, raadpleeg hiervoor het PEUGEOT -netwerk.
Zelfs als alle bovenstaande voorschriften worden nageleefd, blijft de kans bestaan op letsel of lichte brandwonden aan het hoofd, de borst of de armen als de airbag wordt geactiveerd. De airbag wordt namelijk zeer snel opgeblazen (binnen enkele milliseconden) en loopt vervolgens even snel leeg, waarbij de warme gassen via de daarvoor bestemde openingen naar buiten stromen.
Zij-airbags
Bedek de stoelen uitsluitend met de goedgekeurde stoelhoezen. Deze belemmeren het activeren van de zij-airbags niet. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de stoelen, dit zou bij het afgaan van de airbags kunnen leiden tot verwondingen aan armen of middel.
Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.
Airbags vóór
Houd het stuurwiel niet aan de spaken vast en laat uw handen niet op het stuurwielkussen rusten.
Zorg ervoor dat de passagier zijn voeten niet op het dashboard laat rusten, hij kan anders ernstig letsel oplopen als de airbag wordt opgeblazen.
Het is raadzaam niet te roken in de auto. Als de airbag wordt opgeblazen, kunnen brandende sigaretten of een pijp brandwonden of ander letsel veroorzaken.
Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuurwielbekleding en sla er niet op.
De airbags werken alleen als het contact aan is.
De airbags werken slechts eenmaal. Als er een tweede aanrijding plaatsvindt (tijdens hetzelfde of een volgend ongeval), werken de airbags niet meer.
Het activeren van de airbags gaat gepaard met wat onschadelijke rook en een knal, als gevolg van de activering van de pyrotechnische lading die in het systeem is geïntegreerd.
De rook is niet schadelijk, maar kan voor gevoelige personen irriterend zijn.
De knal die bij de ontsteking wordt geproduceerd, kan het gehoor gedurende een korte periode enigszins verminderen.
Wanneer een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de passagiersstoel is geplaatst, moet de airbag aan passagierszijde zijn uitgeschakeld. Zie in rubriek 4 het gedeelte "Kinderen aan boord".
Airbags

Page 100 of 197

109
VEILIGHEID
4
109
Airbags
Window-airbags
De window-airbags beschermen de bestuurder en passagiers (uitgezonderd de middelste zitplaats van zitrij 2) bij een ernstige zijdelingse aanrijding, om de kans op hoofdletsel te verkleinen.
De window-airbags zijn aangebracht in de stijlen en het bovenste gedeelte van het interieur.
Activering
De window-airbag wordt gelijktijdig met de zij-airbag aan de desbetreffende zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse aanrijding binnen (een gedeelte van) de impactzone opzij ( B ), loodrecht op de lengteas van de auto en vanaf de buitenzijde richting de binnenzijde van de auto, die zich op een horizontale ondergrond moet bevinden.
De window-airbag wordt opgeblazen tussen de inzittende vóór of achter in de auto en de ruiten.
Zij-airbags
De zij-airbags beschermen de bestuurder en voorpassagier bij een ernstige zijdelingse aanrijding, om de kans op borstletsel te verkleinen.
De zij-airbags zijn aan de zijde van de portieren in de rugleuningen van de voorstoelen aangebracht.
Activering
De zij-airbags worden aan de desbetreffende zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse aanrijding binnen (een gedeelte van) de impactzone opzij ( B ), loodrecht op de lengteas van de auto en vanaf de buitenzijde richting de binnenzijde van de auto, die zich op een horizontale ondergrond moet bevinden.
De zij-airbag wordt opgeblazen tussen de inzittende vóór en het desbetreffende portierpaneel.
Registratiezones voor een aanrijding
A. Impactzone vóór
B. Impactzone opzij
Storing
Als dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display, raadpleeg dan het PEUGEOT -netwerk om het systeem te laten controleren. De kans bestaat dat de airbags bij een ernstige aanrijding niet worden geactiveerd.
Bij een lichte zijdelingse aanrijding of bij over de kop slaan, kan het zijn dat de airbag niet wordt geactiveerd.

Page:   < prev 1-10 ... 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 ... 200 next >