Peugeot Partner Tepee 2011 Handleiding (in Dutch)

Page 111 of 232

ESP OFF
109


Veiligheid tijdens het rijden

VEILIGHEI
D
4

ANTISPINREGELING (ASR)
EN ELEKTRONISCH
STABILITEITSPROGRAMM
A
(ESP)
Deze systemen staan in verbinding met
het ABS en zijn hier een aanvulling op.
De A
SR zorgt voor een optimale
overbrenging van de aandrijfkracht op
de weg, zodat wordt voorkomen dat
u tijdens het accelereren de controle over de auto verliest.
Het s
ysteem past de aandrijfkracht
aan om het doorspinnen van de wielen
t
e voorkomen via de remmen van de aangedreven wielen en de motor. Het systeem zorgt ook voor meer koersstabiliteit bij het accelereren.
Houd als het E
SP is ingeschakeld in
een bocht het stuurwiel altijd in degewenste richting en stuur niet tegen.
Het ESP-s
ysteem grijpt automatisch in
via het remsysteem en de motor als de koers van de auto afwijkt van de door de bestuurder gewenste richting.

Uitschakelen ASR/ESP

In bijzondere omstandigheden (als de
auto vastzit in de modder, sneeuw, in
mulle grond, ...) kan het nuttig zijn het
ASR/ESP uit te schakelen, zodat de
wielen kunnen slippen en weer grip
kunnen krijgen.
Controle van werking


Gebruiksvoorschriften

Het ASR-/ESP-systeem zorgt voor
meer veiligheid tijdens het rijden. De
bestuurder mag zich echter nooit laten
verleiden tot het nemen van meer
risico's en het te hard rijden.
De goede werking van het systeem
wordt verzekerd onder voorwaarde dat
de voorschriften van de constructeur
op het gebied van wielen (banden
en velgen), onderdelen van het
remsysteem en elektronische
onderdelen worden nageleefd en
dat de procedures voor montage en
het uitvoeren van werkzaamheden
door het PEUGEOT-netwerk worden
opgevolgd.
Laat deze systemen na een
aanrijding controleren door het
PEUGEOT-netwerk.
Werking van het ASR- enESP-systeem
Het lampje knippert tijdens een ingreep van de ASR of het ESP.

De systemen worden opnieuw:


- automatisch ingeschakeld als de
snelheid hoger wordt dan 50 km/h, Bij een storing in de systemen
zal het verklikkerlampje gaan
branden in combinatie met
een geluidssignaal en een
melding op het display.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk om
het systeem na te laten kijken.
Het verklikkerlampje kan ook gaan
branden in het geval van een te lage
bandenspanning. Controleer van alle
banden de bandenspanning.



- Druk op de knop of draai
het knopje in de stand ESP
OFF (afhankelijk van de
uitvoering).

- Het verklikkerlampje gaat branden:
de systemen ASR en ESP zijn
uitgeschakeld.

- ingeschakeld als u de knop
indrukt of het draaiknopje
weer terugdraait (afhankelijk
van de uitvoering).

Page 112 of 232

11 0


Veiligheid tijdens het rijden


"GRIP CONTROL"


Gebruiksvoorschriften
Uw auto is hoofdzakelijk ontworpen
voor het gebruik op verharde wegen,
maar u kunt er ook mee uit de voeten
op minder goed begaanbare wegen.
Uw auto is echter geen terreinauto,
en is niet ontworpen voor de volgende
omstandigheden:


- het rijden in terreinen die de
onderzijde van de auto zouden
kunnen beschadigen of waarin
onderdelen (brandstofl eiding,
brandstofkoeler,...) geraakt zouden
kunnen worden door stenen of
andere objecten,

- het rijden in terrein met steile
hellingen en weinig grip,

- het doorwaden van beekjes en
stroompjes, enz.

Het systeem zorgt, in combinatie
met vier seizoenen-banden van het
type M&S (Mud and Snow: 215/60
R16) voor meer grip en een optimale
veiligheid.
Het systeem werkt bij alle soorten
gladheid. U moet het gaspedaal ver genoeg
intrappen om ervoor te zorgen dat
het systeem het motorvermogen zo
optimaal mogelijk kan verdelen.

Page 113 of 232

ESP OFF
111


Veiligheid tijdens het rijden

VEILIGHEI
D
4


De ESP-stand is de
normale stand voor situaties
waarin weinig wielslip
optreedt, gebaseerd op
de meest voorkomende
omstandigheden tijdens het rijden op
autowegen en snelwegen.
Elke keer als u het contact afzet,
wordt het ESP automatisch weer
ingeschakeld.

De stand ESP OFF
is
alleen geschikt voor bij
het wegrijden en bij lage
snelheden.

Deze stand is alleen mogelijk
bij snelheden tot 50 km/h.
In de stand "Sneeuw"
past het systeem bij het
wegrijden de regeling aan op
de hoeveelheid grip die elk
voorwiel op dat moment heeft.
Tijdens het optrekken optimaliseert
het systeem de wielslip zodanig
dat de beschikbare grip effectief
wordt gebruikt voor een maximale
acceleratie.

In de stand "Off road" wordt
bij het wegrijden veel wielslip
toegestaan bij het wiel met
de minste grip, zodat de
modder van de band wordt
verwijderd en het wiel vervolgens weer
grip krijgt. Er wordt zo veel mogelijk
koppel naat het wiel met de meeste
grip overgebracht.
Tijdens het optrekken verdeelt het
systeem de wielslip zodanig dat de
handelingen van de bestuurder zo veel
mogelijk effect hebben.

In de stand "Zand" is het
gelijktijdig licht doorslippen
van de aangedreven wielen
toegestaan, zodat de auto
vooruit komt en het risico van
ingraven wordt beperkt.
Activeer op zand geen andere standen,
hierdoor bestaat de kans dat de auto
vast komt te zitten in het terrein.

Page 114 of 232

11 2

Page 115 of 232

11 3
VEILIGHEI
D
4


Veiligheidsgordels

VEILIGHEIDSGORDELS

Hoogteverstelling

Knijp de knop van de geleider in
en schuif deze omhoog of omlaag(veiligheidsgordel bestuurdersstoel en
enkele passagiersstoel).

Vastmaken

Trek aan de gordel en steek de gesp in
de gordelsluiting.
Trek aan de
gordel om de
vergrendeling van de gesp te controleren.
Verklikkerlampje
veiligheidsgordel bestuurder
Losmaken
Druk op de rode knop.

Als de bestuurder zijn
veiligheidsgordel niet heeft
vastgemaakt, gaat bij hetstarten van de motor het
verklikkerlampje branden.

Gebruiksvoorschrift

De bestuurder dient er vóór het
wegrijden zeker van te zijn dat alle
inzittenden hun veiligheidsgordels op
de juiste manier hebben vastgemaakt.
Zor
g ervoor dat alle inzittenden tijdens
het rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al betreft het een korte rit.

De veiligheidsgordels zijn voorzien
van een oprolautomaat die ervoor zorgt dat de lengte van de gordel
automatisch wordt aangepast aan uw
lichaamsbouw.
Gebruik
geen accessoires om de
veiligheidsgordels minder strak te
laten aansluiten (zoals wasknijpers,klemmen, veiligheidsspelden, ...).

Controleer zowel voor als na het
gebruik van de gordel of deze goed is
opgerold.

Controleer na het neerklappen of
verplaatsen van een stoel of de
achterbank of de gordel goed is
opgerold en de gordelsluiting zich opde juiste plaats bevindt.

De gordelspanners van de
veiligheidsgordels vóór kunnen,
afhankelijk van de aard en de kracht
van de aanrijding, onafhankelijk van
de airbags afgaan. De gordelspanners
trekken de veiligheidsgordels directstevig tegen het lichaam van de
inzittenden.
Het afgaan van de gordels gaat gepaard met een lichte onschadelijke
rookvorming en een geluid als gevolg
van de pyrotechnische lading in hetsysteem.

Page 116 of 232

11 4 11 4



Veiligheidsgordels

Voorschriften voor kinderen:
- maak voor kinderen tot 12
jaar of
kleiner dan 1,50 m gebruik van een geschikt kinderzitje.
-
laat nooit een kind op schoot zitten
tijdens het rijden. De veiligheidsgordelmag door niet meer dan één persoon
gedragen worden.
Raadpleeg voor meer informatie
over kinderzitjes in rubriek 4 het
gedeelte "Kinderen in de auto".
Reini
g de veiligheidsgordels met
zeepsop of een reinigingsmiddel
voor textiel, verkrijgbaar bij het
PEUGEOT-netwerk.


Vanwege de wettelijke
veiligheidsvoorschriften moeten
werkzaamheden en controles aan de
veiligheidsgordels worden uitgevoerd door
het PEUGEOT-netwerk, dat tevens voor
de garantie zorgt en de werkzaamheden
volgens de voorschriften uitvoert.
Laat de veiligheidsgordels van uw
auto regelmatig (ook na een kleine
aanrijding) controleren door het
PEUGEOT-netwerk: de gordels mogen
geen slijtagesporen en scheuren
vertonen en er mogen geen wijzigingen
aan de gordels zijn aangebracht.
De gordelkrachtbegrenzer beperkt de kracht
waarmee de gordel tegen het lichaam van
de inzittenden getrokken wordt.
De oprolautomaten zijn voorzien van eenautomatische blokkeerinrichting die in werkingtreedt bij een aanrijding, een noodstop of het over de kop slaan van de auto. De veiligheidsgordels met
pyrotechnische gordelspanners werkenalleen als het contact aan staat.


U kunt de gordel losmaken door de rode knop op de gesphouder in te drukken. Geleid de gordel tijdens het oprollen.
Als de gordelspanners zijn geactiveerd, gaat het verklikkerlampje airbag
branden. Raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk.
Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:


- mag deze door niet meer dan éénpersoon worden gedragen,

- moet worden voorkomen dat de gordel gedraaid raakt en moet degordel in een vloeiende bewegingnaar voren worden getrokken,

- dient deze strak om het lichaam te
worden gedragen.
De schoudergordel moet langs het hollegedeelte van de schouder worden geplaatst.

De heupgordel moet zo laag mogelijk op het bekken worden geplaatst.

Draai de gespen van de
veiligheidsgordels niet om; de gordelszijn dan niet voldoende effectief.
Als de zitplaatsen zijn voorzien van
armsteunen, moet de heupgordel altijd
onder de armsteun door worden geleid.
Controleer of de gordel goed is vastgemaaktdoor even aan de riem te trekken.


Autogordels zitplaatsen vóór

De autogordels vóór zijn voorzien van
pyrotechnische gordelspanners en gordelkrachtbegrenzers.



Autogordels zitplaatsen achter (5 zitplaatsen)
De zitplaatsen achter zijn voorzien van driepuntsgordels met oprolautomaten.

Page 117 of 232

11 5
VEILIGHEI
D
4


Veiligheidsgordels



Autogordels zitplaatsen achter (7 zitplaatsen)


Tweede zitrij
De drie zitplaatsen zijn uitgerust metdriepuntsgordels en oprolautomaten.

Let er bij het neerklappen van de
buitenste stoelen of het neerklappen
van de rugleuningen in de tafelstand
op dat de autogordel van de middelstezitplaats niet knel komt te zitten.
Let er bi
j het verstellen van de
buitenste stoelen (verwijderen/
terugplaatsen) of bij het instappen
naar de derde zitrij op dat er niets blijft haken aan de middelste autogordel.
Let erop dat de middelste auto
gordel
op de juiste wijze is opgerold in de gordelhouder in het dak. Derde zitri
j
De twee zitplaatsen zijn uitgerust met
driepuntsgordels en oprolautomaten.
Bevesti
g de gordels niet aan desjorogen, zoals met een rood kruis is
aangegeven op de sticker.
Let erop dat de autogordels op dejuiste wijze worden vastgemaakt aande hiervoor bestemde ogen.De auto
gordels van de derde zitrij kunnen worden opgeborgen als ze
niet in gebruik zijn. Hierdoor is de
bagageruimte beter toegankelijk en
is het bagagescherm eenvoudiger te
plaatsen.
Haak de musketonhaak vast opde hiervoor bestemde plaats in de
bekleding van de achterstijl.

Page 118 of 232

11 6 11 6



Airbags


AIRBAGS
De airbags zijn speciaal ontworpen
voor een betere veiligheid van de
inzittenden bi
j ernstige aanrijdingen: ze vormen een aanvulling op de
werking van de veiligheidsgordels metgordelkrachtbegrenzers. D
e elektronische schoksensorenregistreren in dat geval de frontale en
zijdelingse aanrijdingen waaraan deregistratiezones voor een aanrijdingworden blootgesteld:
- bij een ernstige aanrijding worden
de airba
gs onmiddellijk opgeblazenen beschermen ze de inzittenden
van de auto. Direct na de aanrijding
ontsnapt het gas zodat noch het
zicht, noch het eventueel verlaten
v
an de auto door de inzittenden
wordt belemmerd,
- bi
j een minder ernstige aanrijding of een aanrijding van achteren en in
bepaalde gevallen waarin de auto
over de kop slaat, treden de airbagsniet in werking. De veiligheidsgordelszorgen in deze situaties voor een
afdoende bescherming.

De kracht van de aanrijding is
afhankelijk van het soort obstakel
en de snelheid van de auto op dat
moment.

Page 119 of 232

11 7
VEILIGHEID
4
11 7


Airbags



Gebruiksvoorschrift
Maak er een gewoonte van omnormaal rechtop in de voorstoelen
te zitten.
Draa
g altijd een correct afgestelde
veiligheidsgordel.
Zor
g dat er zich niets bevindt tussen
de airbag en de inzittenden (kinderen,huisdieren, objecten...). Dit kan de goede werking van de airbag
belemmeren en/of de inzittende bij het opblazen van de airbag verwonden.
Laat na een aanri
jding of diefstal
van uw auto de airbagsystemencontroleren.
Het is beslist niet toegestaan om
werkzaamheden uit te voeren aan
airbagsystemen, raadpleeg hiervoor het PEUGEOT -netwerk.
Z
elfs als alle bovenstaandevoorschriften worden nageleefd, blijft
de kans bestaan op letsel of lichte
brandwonden aan het hoofd, de
borst of de armen als de airba
g wordtgeactiveerd. De airbag wordt namelijkzeer snel opgeblazen (binnen enkelemilliseconden) en loopt vervolgenseven snel leeg, waarbij de warmegassen via de daarvoor bestemde openingen naar buiten stromen.
Zij-airbags
B
edek de stoelen uitsluitend met degoedgekeurde stoelhoezen. Deze belemmeren het activeren van dezij-airbags niet. Raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk.
Bevesti
g nooit iets aan de rugleuning
van de stoelen, dit zou bij het afgaan
van de airbags kunnen leiden tot
verwondingen aan armen of middel.

Ga niet onnodig dicht tegen het
portierpaneel zitten.

Airba
gs vóór

Houd het stuurwiel niet aan de spaken
vast en laat uw handen niet op hetstuurwielkussen rusten.
Zor
g ervoor dat de passagier zijn
voeten niet op het dashboard
laat rusten, hij kan anders ernstig
letsel oplopen als de airbag wordt
opgeblazen.

Het is raadzaam niet te roken in deauto. Als de airbag wordt opgeblazen, kunnen brandende sigaretten of een
pijp brandwonden of ander letsel
veroorzaken.
Verwi
jder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuurwielbekleding en sla er niet op.
De airbags werken alleen als
het contact aan is.
De airba
gs werken slechts eenmaal.
Als er een tweede aanrijdingplaatsvindt (tijdens hetzelfde of een
volgend ongeval), werken de airbags
niet meer.

Het activeren van de airbags gaat gepaard met wat onschadelijke rook en
een knal, als gevolg van de activeringvan de pyrotechnische lading die in hetsysteem is geïntegreerd.
De rook is niet schadeli
jk, maar kan
voor gevoelige personen irriterend zijn.
De knal die bi
j de ontsteking wordtgeproduceerd, kan het gehoor gedurende een korte periode enigszins
verminderen.

Wanneer een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de passagiersstoel is geplaatst,
moet de airbag aan passagierszijdezijn uitgeschakeld. Zie in rubriek 4 hetgedeelte "Kinderen aan boord".

Page 120 of 232

11 8 11 8



Airbags



Window-airbags

De window-airbags beschermen
de bestuurder en passagiers
(uitgezonderd de middelste zitplaats
van zitrij 2) bij een ernstige zijdelingse
aanrijding, om de kans op hoofdletsel
te verkleinen.
De window-airba
gs zijn aangebracht in
de stijlen en het bovenste gedeelte van het interieur.

Activering

De window-airbag wordt gelijktijdig met
de zij-airbag aan de desbetreffende
zijde opgeblazen bij een ernstige
zijdelingse aanrijding binnen (een
gedeelte van) de impactzone opzij ( B ),
loodrecht op de lengteas van de auto
en vanaf de buitenzijde richting de
binnenzijde van de auto, die zich op
een horizontale ondergrond moet
bevinden.
De window-airba
g wordt opgeblazen
tussen de inzittende vóór of achter in de auto en de ruiten.

Zij-airbags
De zij-airbags beschermen de bestuurder en voorpassagier bij een
ernstige zijdelingse aanrijding, om dekans op borstletsel te verkleinen.
De zi
j-airbags zijn aan de zijde van de
portieren in de rugleuningen van de
voorstoelen aangebracht.

Activerin
g

De zij-airbags worden aan de

desbetreffende zijde opgeblazen bij
een ernstige zijdelingse aanrijding
binnen (een gedeelte van) de
impactzone opzij (B), loodrecht op
de lengteas van de auto en vanaf debuitenzijde richting de binnenzijde van
de auto, die zich op een horizontale
onder
grond moet bevinden.
De zi
j-airbag wordt opgeblazen
tussen de inzittende vóór en het
desbetreffende portierpaneel.
Registratiezones voor een aanrijding
A. Impactzone vóór
B. Impactzone opzi
j


Storing

Als dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel gaat branden in combinatie met een geluidssignaal eneen melding op het display,
raadpleeg dan het PEUGEOT -netwerk
om het systeem te laten controleren.
De kans bestaat dat de airbags bij
een ernstige aanrijding niet worden
geactiveerd.

Bij een lichte zijdelingse aanrijding
of bij over de kop slaan, kanhet zijn dat de airbag niet wordt
geactiveerd.

Page:   < prev 1-10 ... 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 ... 240 next >