Peugeot Partner VP 2002.5 Handleiding (in Dutch)

Page 101 of 127

23-12-2002
PRAKTISCHE INFORMATIE93
2 liter HDI TURBODIESELMOTOR 1.
Reservoir stuurbekrachtiging
2. Reservoir ruiten- en koplamp- sproeiers*
3. Reservoir koelvloeistof 4.
Reservoir remvloeistof
5. Accu
6. Luchtfilter 7.
Motoroliepeilstaaf
8. Motorolie (bij)vullen
* Volgens land van bestemming.

Page 102 of 127

23-12-2002
NIVEAUS CONTROLEREN Motorolieniveau Regelmatig controleren en tussen twee verversingen eventueel olie bij-vullen. (Maximum olieverbruik: 0,5 literper 1 000 km.) De controle dient bij koude motor en horizontaal geplaatste wagen tegeschieden, met behulp van de olie-niveaumeter in het instrumentenpa-neel of de oliepeilstaaf.Oliepeilstok 2 merktekens op de peil- staaf: A= maxi.
Het oliepeil mag nooit boven dit merkteken uit-komen. B = mini.
Voor het behoud van de bedrijfszekerheid van demotoren en de emissie-regelsystemen mogen ingeen geval additievenaan de motorolie wor-
den toegevoegd.
PRAKTISCHE INFORMATIE
94
Keuze van de viscositeitgraad De olie dient in ieder geval aan de voorgeschreven kwaliteitsnormen tevoldoen. Niveau remvloeistof:
Ð Het niveau dient steeds tussen de
merktekens DANGER en MAXI van het reservoir te staan.
Ð Raadpleeg bij een sterke daling van het vloeistofniveau onmiddel-
lijk uw PEUGEOT-servicepunt.
Vervangen:
Ð De vloeistof dient volgens de voorgeschreven intervallen te worden ververst.
Ð Gebruik remvloeistof die door de constructeur is aanbevolen enaan de DOT4-normen voldoet.
Opmerking: Remvloeistof is een
erg bijtend middel. Vermijd elk con-tact met de huid. Koelvloeistofniveau Gebruik uitsluitend door PEUGEOT aanbevolen koelvloeistof. Als de motor warm is, wordt de tem- peratuur van de koelvloeistof gere-
geld door de koelventilator. Wachtvoor werkzaamheden aan het koel-systeem tenminste 1 uur nadat demotor gedraaid heeft, omdat dekoelventilator nog kan (gaan) wer-ken als de sleutel uit het contactslot is verwijderd en het koelsysteemonder druk staat. Draai de dop eerst 2 omwentelingen los om de druk te laten dalen en tevoorkomen dat de hete koelvloeistof
uit het koelsysteem spuit. Trek, alsde druk eenmaal gedaald is, de doplos en vul het systeem bij. Opmerking:
De koelvloeistof behoeft
niet te worden ververst. Afgewerkte producten Gooi geen afgewerkte olie, rem- vloeistof of koelvloeistof in het riool,in het water of op de grond. Vloeistofniveau stuurbekrachtiging  Open het reservoir bij koude motor (omgevingstemperatuur),het vloeistofniveau dient bovenhet MINI en dichtbij het MAXImerkteken te staan.
Vloeistofniveau ruiten- en koplampsproeiers Gebruik voor een optimale reiniging en voor uw eigen veiligheid uitslui-
tend door PEUGEOT aanbevolenproducten.
* Volgens land van bestemming.
Olie verversen
Volgens de aanwijzingen in de "PEUGEOT ONDERHOUDSCON-TROLES" .
Opmerking: Vermijd langdurig huid-
contact met afgewerkte olie.

Page 103 of 127

23-12-2002
PRAKTISCHE INFORMATIE95
CONTROLES Accu Laat uw accu voor de winter door
een PEUGEOT-servicepunt contro-leren. Luchtfilter en interieurfilter Laat de filters periodiek vervangen. Als de omgeving daartoe aanlei-ding geeft, moeten de filters tweekeer zo vaak worden vervangen. Remblokken De slijtage van de remblokken is sterk afhankelijk van de rijstijl, vooralbij stadsverkeer en veel korte ritten. Hierdoor kan het noodzakelijk blij-
ken om de remblokken vaker, tus-
sen twee onderhoudscontroles door,te laten controleren. Handrem Als de handrem een te grote slag heeft of als het systeem mindergoed werkt, moet de handrem, zelfstussen twee onderhoudscontrolesworden afgesteld. Laat het systeem controleren door
een PEUGEOT-servicepunt. Handgeschakelde versnellingsbak Niet verversen. Controleer het niveau volgens het onderhouds-
schema van de constructeur.Oliefilter
Vervang het oliefilterelement regelma- tig, volgens het onderhoudsschema.
Gebruik uitsluitend door PEUGEOT aanbevolenproducten. Om de werking van
belangrijke organen als de stuur- bekrachtiging en het remsysteemte optimaliseren, selecteert enbiedt PEUGEOT specifieke pro-ducten aan.
BRANDSTOFTANK LEEG (DIESEL) In het geval van een lege brandstoftank is het noodzakelijk hetbrandstofsysteem te ontluchten:
Ð Vul de brandstoftank met mini- maal vijf liter diesel.
Ð Bedien de handpomp van de ont- luchting (onder de beschermkap in de motorruimte) tot u brandstof inde transparante slang ziet komen.
Ð Houd de sleutel in de stand "D" (starten) tot de motor aanslaat.
BRANDSTOFAFSLUITER (BENZINE) Bij een zware aanrijding wordt de brandstoftoevoer door de brandstof-afsluiter onderbroken. Druk op de knop van de brandstofaf- sluiter bij de rechter veerpoot onderde motorkap om de brandstoftoevoerte herstellen.

Page 104 of 127

23-12-2002
PRAKTISCHE INFORMATIE
96
WIEL VERWISSELEN Parkeren van de auto
Ð Zet de auto, voor zover mogelijk,
op een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond.
Ð Trek de handrem aan, zet het contact uit en schakel de eersteversnelling of de achteruit in.
Toegang tot het reservewiel en dekrik Het reservewiel bevindt zich in een metalen houder aan de achterzijdeonder de auto.
Ð Neem de krik en de wielsleutel 1
uit de opbergruimte bij het rechter achterwiel. Ð Draai de bout van de reservewielhouder in de buurt van het vergrendelings-
systeem met de wielsleutel 1los.
Ð Til de reservewielhouder iets op, duw de haak naar achteren en laat de reser- vewielhouder zakken.
Ð Neem het wielblok 2uit het reservewiel.
Wiel demonteren
Ð Blokkeer het wiel aan de achterzijde kruislings tegenover het te verwisselen wiel met het wielblok 2.
Ð Verwijder de wieldop door de wielsleutel 1in de opening voor het ventiel te
steken en de wieldop los te trekken.
Ð Draai de wielbouten iets los.
Ð Plaats de krik in ŽŽn van de 4 daarvoor bestemde kriksteunen Abij het
te verwisselen wiel onder de auto. Controleer of het uiteinde van de krik over
het gehele oppervlak steunt op de grond.
Ð Krik de auto op, draai de wielbouten geheel los en verwijder het wiel.

Page 105 of 127

23-12-2002
PRAKTISCHE INFORMATIE97
Wiel monteren
Ð Breng het wiel aan en draai de wielbouten met de sleutel enigszins vast.
Ð Laat de krik zakken en verwijder deze dan.
Ð Draai de wielbouten met de sleutel vast.
Ð Plaats de wieldop, begin bij de opening voor het ventiel en druk de wieldop
rondom met de hand vast.
Reservewiel in reservewielhouder plaatsen
Ð Plaats het wielblok 2weer in het reservewiel.
Ð Plaats het wiel in de reservewielhouder.
Ð Til het wiel met de houder omhoog en plaats de haak.
Ð Vergeet niet de bout van de reservewielhouder geheel aan te draaien.
Ð Berg de wielsleutel 1en de krik op.
Verwissel een wiel uit veiligheidsoverwegingenalleen:
Ð op een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond,
Ð met aangetrokken handrem,
Ðde 1 e
versnelling of de achteruit
is ingeschakeld,
Ð blokkeer de auto,
Ð ga nooit onder een auto liggen die alleen op de krik steunt, (gebruik bokken).
Na het verwisselen van het wiel
Ð Laat zo snel mogelijk het aan- haalmoment van de wielbouten en de bandenspanning van het
reservewiel door een PEUGEOT-servicepunt controleren.
Ð Laat de lekke band zo spoedig mogelijk repareren en verwisselhem met het reservewiel.

Page 106 of 127

23-12-2002
Slotbouten* Als de wielen van uw auto zijn gemonteerd met slotbouten (ŽŽn perwiel), draai de bouten dan los metbehulp van ŽŽn van de twee specialedopsleutels (die u bij aflevering vande auto zijn overhandigd samen metde extra sleutels en de codekaart)en de wielsleutel. Opmerking:Noteer zorgvuldig het
codenummer dat in de dopsleutel is gegraveerd. Hiermee is het mogelijkeen extra dopsleutel te bestellen bij
uw dealer.
* Volgens uitvoering en land van bestemming.
BIJZONDERHEDEN
LICHTMETALEN VELGEN Plaatsen van het reservewiel Indien uw auto is voorzien van een reservewiel met stalen velg is hetnormaal
dat bij het monteren de rin-
gen van de bouten de velg niet
raken. Als de bouten volledig zijnaangedraaid zorgt het conischedraagvlak van de bouten voor debevestiging van het reservewiel. Montage van winterbanden Indien u uw auto voorziet van winter- banden met stalen velgen, is hetnoodzakelijk speciale bouten te
gebruiken die verkrijgbaar zijn bij uw
PEUGEOT-servicepunt.
PRAKTISCHE INFORMATIE
98

Page 107 of 127

23-12-2002
PRAKTISCHE INFORMATIE99
LAMPEN VERVANGEN Koplampen
1 - Dimlicht/grootlicht (H4-60/55 W) 
Draai de beschermkap Alos en verwijder hem.
 Neem de stekker los.
 Maak de borgveer los.
 Vervang de lamp. 2 - Parkeerlicht (W 5 W)
Draai de beschermkap Alos en verwijder hem.
 Trek de lamphouder naar achteren.
 Vervang de lamp.
3 - Richtingaanwijzer (PY 21 W amberkleurig) Draai de lamphouder B een kwart omwenteling en trek
hem los.
 Vervang de lamp.
Opmerking: Onder bepaalde klimatologische omstandigheden
(lage temperaturen, vocht), ontstaat er condensvorming aan
de binnenzijde van het glas van de lampen ; dit verdwijnt
binnen enkele minuten na het inschakelen van de verlichting.

Page 108 of 127

23-12-2002
Zijknipperlichten
(WY 5 W amberkleurig) Druk het zijknipperlicht naar voren of naar achteren en trekhet geheel los.
 Draai de lamphouder een kwartomwenteling.
 Vervang de lamp.
De amberkleurige lampen (richtingaanwijzers en zij-knipperlichten) moetenworden vervangen door
lampen met dezelfde
kleur en eigenschappen.
Gebruik uitsluitend H4-lampen van de onder-staande merken:
Ð GE/TUNGSRAM
Ð PHILIPS
Ð OSRAM
om beschadiging van de lichtunits te voorkomen. Deze voldoen aan de specificaties
(UV-norm) voor een goede enbetrouwbare werking van de ver-lichting. De koplampunits zijn voorzien van een glas van polycarbonaat meteen speciale vernislaag. Reinigde koplampen nooit met eendroge of schurende doek engebruik geen oplosmiddelen. Gebruik een vochtige en zachte doek.
PRAKTISCHE INFORMATIE
100

Page 109 of 127

23-12-2002
PRAKTISCHE INFORMATIE101
Achterlichten
1 - Mistachterlicht (P 21 W).
2 - Richtingaanwijzer (P 21 W).
3 - Achteruitrijlicht (P 21 W).
4 - Rem-/achterlicht (P 21/5 W).
Open de achterklep/-deur.
 Draai de moer Alos.
 Maak de twee bevestigingsclips aan de zijkant los door de achter-lichtunit voorzichtig in de richtingvan het interieur te duwen.
 Neem de stekkers los en verwij-der de achterlichtunit.
 Maak de lamphouder los door denokken Bin te drukken.
 Vervang de defecte lamp.
Beschermingsrooster achterlicht Draai de vleugelmoeren Clos en
verwijder het beschermingsrooster.
Kentekenplaatverlichting
(W 5 W)
Verwijder het lampglas om de defecte lamp te kunnen vervangen.

Page 110 of 127

23-12-2002
Derde remlicht (achterklep)
(W 5 W) Open de achterklep en draai de 2 moeren los.
 Maak de steun los om bij de lam-pen te kunnen komen.
 Vervang de defecte lamp. Derde remlicht (linker achterdeur)
(W 5 W) 
Verwijder het deksel door op de borglip A(rond gedeelte) aan
het uiteinde van de lampunit tedrukken.
 Trek het deksel naar achteren. 
Druk de twee borglippen Bin om
de lamphouder te verwijderen.
 Trek de defecte lamp uit de hou-der en vervang hem.
Het terugplaatsen geschiedt in deomgekeerde volgorde.
PRAKTISCHE INFORMATIE
102

Page:   < prev 1-10 ... 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 next >