Peugeot Partner VU 2004 Handleiding (in Dutch)

Page 71 of 117

UW PARTNER IN DETAIL67
Openen van de achterdeuren met 180¡ T rek om de achterdeuren met 180 ¡
te openen de deurvanger Cnaar u
toe op het moment dat de deur gedeeltelijk openstaat. Bij het sluiten van de deur komt de deurvanger automatisch in zijn oor-spronkelijke stand terug.
Openen van binnenuit Door een van de achterdeuren te openen wordt alleen het slot van de desbe-
treffende deur bediend.
Trek aan de hendel Aom de achterdeur te openen.
Duw de hendel Bomlaag om de andere achterdeur te openen.
Opmerking: Sluit bij het sluiten van de achterdeuren van binnenuit eerst de
rechterdeur en controleer of de hendel Bin verticale positie staat. Sluit vervol-
gens de linkerdeur.
22-12-2003

Page 72 of 117

22-12-2003
UW PARTNER IN DETAIL
68
KLEP IN ACHTERZIJDE DAK Openen van de dakklep:
Ð Trek aan de hendel A.
Ð Zet de dakklep omhoog.
Ð Til de dakklep op tot voorbij het zware punt om hem te blokkeren met de steunen B.
Sluiten van de dakklep:
Ð Controleer of de steunstang goed is vergrendeld.
Ð Laat de dakklep zakken om deze te sluiten. STEUNSTANG VOOR LANGE LADINGEN U heeft de beschikking over een steunstang voor het vervoer van lange stukken na het openen van de klep aan de achterzijde van het dak. Klap de steunstang neer door de hendel
Comhoog te zetten.
Breng het uiteinde van de stang naar de achterdeursponning. Houd de te vervoeren lange stukken met ŽŽn hand vast.Zet met de andere hand de steunstang terug in de oorspronkelijke stand.Controleer of deze goed is vergrendeld. Opmerking:
Ð De openingen Dopzij kunnen worden gebruikt als bevestigingspunten.
Ð De achterbumpers zijn versterkt voor het gebruik als treeplank bij het instap- pen in de laadruimte.
Ga nooit rijden als de steunstang niet op zijn plaats zit. De achterdeuren kunnen alleen worden vergrendeld als de steunstangis geplaatst.Let bij het rijden met geopende dakklep op wegen met een beperktedoorrijhoogte.
Zorg ervoor dat de manier van beladen aan de wettelijke voorschriften voldoet als de belading meer dan 1 meter boven de auto uitsteekt. Laat geen belading tegen de achterdeuren rusten.

Page 73 of 117

UW PARTNER IN DETAIL69
22-12-2003
MOTORKAP OPENEN Binnenzijde:
Trek aan de hendel
aan de linkerzijde onder het dashbo- ard.
Buitenzijde: Druk de veiligheids-
haak omhoog en til de motorkap op.MOTORKAPSTEUN Plaats de stang in de uitsparing om de motorkap te ondersteunen. Druk de stang in de houder alvorens de motorkap te sluiten. Sluiten Laat de motorkap voorzichtig zak- ken en laat deze aan het einde vande slag in het slot vallen. Controleerof de motorkap goed vergrendeld is.

Page 74 of 117

UW PARTNER IN DETAIL
70
22-12-2003
BRANDSTOF TANKEN
Te laag brandstofniveau
Als het brandstofni- veau te laag is, gaatdit verklikkerlampjebranden.
U kunt met de resterende brand-stof nog ongeveer 50 km rijden. Het tanken dient met afgezette
motor te geschieden.
 Steek de sleutel in het slot en draai deze linksom.
 Trek de tankdop uit de vulope-ning.
Op de auto staat de voorgeschreven soort brandstof aangegeven. Laat het vulpistool bij het aftanken van de auto nooit meer dan 3 keerautomatisch uitspringen. Indien ditwel gebeurt, kunnen er storingenoptreden. De inhoud van de brandstoftank bedraagt ca. 55 liter voor de ben-zinemotoren en 60 liter voor dedieselmotoren. Vergrendel na het tanken de vuldop.
Als de brandstofvuldop uit de vulopening is getrok-ken, kan de rechterschuifdeur niet wordengeopend.
De sleutel kan niet uit de vuldopworden genomen als deze nietop de vulopening is gedraaid.

Page 75 of 117

UW PARTNER IN DETAIL71
LICHTSCHAKELAAR
Verlichting v——r en achter Draai ring
Aom de verlichting in te
schakelen.
Lichten uit ParkeerlichtenDim-/grootlicht
Overschakelen van dim- naar grootlicht
Trek de hendel naar u toe.Opmerking: Als het contact is afge-
zet en het bestuurdersportier wordt geopend, klinkt een geluidssignaalom aan te geven dat de verlichtingnog brandt. Auto's zonder mistlampen v——r, met mistachterlicht (ring B) Draai de ring naar voren. Het mistachterlicht werkt alleen in combinatie met dimlicht en grootlicht. Auto's met mistlampen v——r en mistachterlicht (ring B) Mistlampen v——r (draai de ring
1 stand naar voren). Mistlampen v——r en mistachterlicht (draai de ring 2 standen naar voren). Opmerking:
Draai de ring twee
standen naar achteren om achter- eenvolgens het mistachterlicht ende mistlampen v——r te doven. Follow me home Bij een geringe lichtsterkte van de omgeving of bij nacht, kunnen deparkeer- en dimlichten gedurendeongeveer een minuut blijven bran-den als u de auto verlaat:
Ð Zet het contact in de stand
STOP,
Ð Zet de verlichtingsschakelaar in de stand 0,
Ð Geef een "lichtsignaal",
Ð Verlaat en vergrendel de auto.
Richtingaanwijzers Links:Omlaag.
Rechts: Omhoog.
Mistlampen v——r/ mistachterlicht
De mistlampen en het mistachterlichtworden ingeschakeld door de ring naarvoren te draaien en uitgeschakeld doorde ring naar achteren te draaien. Hetbranden van de mistlampen wordt aan-gegeven door een verklikkerlampje ophet instrumentenpaneel.
Bij helder of regenachtig
weer, zowel overdag als 'snachts, zijn de mistlampenv——r en het mistachterlicht
verblindend voor medeweggebrui-kers en daarom niet toegestaan.
Vergeet niet de mistlampen uit te zetten zodra ze niet meer nodigzijn.
22-12-2003

Page 76 of 117

UW PARTNER IN DETAIL
72
22-12-2003
Ruitenwissers v——r
2 Hoge snelheid (hevige neerslag).
1 Normale snelheid (matige regenval).
I Interval.
0 Uit.
EŽn keer wissen (omlaag duwen).
Werking In de stand 1of 2wordt, als de auto
stopt, de wissnelheid lager en zodra weer wordt weggereden, wordt deoorspronkelijke wissnelheid weeraangenomen. In de
Intervalstand wordt de snel-
heid van de wissers aangepast aande rijsnelheid. Ruitensproeiers en koplampsproeiers
Trek de ruitenwisserschakelaar naar u toe. De ruitensproeiers treden inwerking, waarna enige tijd de ruiten-wissers worden ingeschakeld om deruit schoon te wissen. De koplampsproeiers treden gelijk, gedurende twee seconden, met deruitensproeiers in werking indien de
dim-/grootlichten branden . Opmerking:
Raadpleeg bij gebruik
van een fietsendrager een PEUGE-
OT-servicepunt om deze functie uit teschakelen.
RUITENWISSERSCHAKELAAR
Ruitensproeier achter Draai de ring
Avoorbij de eer-
ste stand, zodat de ruiten- sproeier in werking treedt envervolgens de ruitenwisserenige tijd wordt ingeschakeld.
Ruitenwisser achter Draai de ring Avoorbij de
eerste stand voor de inter- valschakeling. Het interval
wordt aangepast aan de rijsnelheid. Automatische ruitenwisser achter
 Zet de schakelaar van de ruiten- wisser voor in een andere positiedan 0.
 Schakel de ruitenwisser achter in.
 De ruitenwisser achter werkt in deintervalstand.
Wacht 's winters, als de ruit met sneeuw of ijsbedekt is, met het inscha-kelen van de ruitenwisser
achter. Zet eerst de
achterruitverwarming aan, wachttot de sneeuw of het ijs begint tesmelten en veeg de ruitenwisserachter schoon. Zet dan pas de rui-tenwisser achter aan.

Page 77 of 117

UW PARTNER IN DETAIL
73
ELEKTRISCH BEDIENDE PORTIERRUITEN
1. Schakelaar ruitbedieningbestuurderszijde
2. Schakelaar ruitbediening passagierszijde
U heeft 2 mogelijkheden:
Ð Handbediening: Druk op de schakelaar 1. De ruit
stopt zodra de toets wordt losgelaten.
Ð Automatische bediening (bestuurderszijde): Druk lang op de schakelaar 1. De
ruit opent of sluit volledig.
Het automatisch sluiten werkt alleen als de motor draait. Haal de sleutel altijd uithet contact als u de autoverlaat, al is het maarvoor even.
Wanneer er een beknellingoptreedt tijdens het bedienen vande ruiten, dient u de bewegingvan de ruit om te keren. Druk hier-voor op de desbetreffende scha-
kelaar.
Voordat de bestuurder de ruiten van de passagiers bedient, moethij er zeker van zijn dat niemandhet correct sluiten van de ruitenverhindert. De bestuurder dient er tevens op toe te zien dat de passagiers deruiten correct gebruiken. Let goed op de kinderen tijdens het bedienen van de ruiten.
22-12-2003

Page 78 of 117

UW PARTNER IN DETAIL
74
22-12-2003
Handmatig verstelbare buitenspiegels Stel de spiegel met behulp van de hendel in de gewenste stand.
Tijdens het parkeren kunnen de bui- tenspiegels handmatig ingeklaptworden.Elektrisch verstelbare buitenspiegel aan passagierszijde
Beweeg vanaf de bestuurdersstoel de knop
1in de 4 richtingen om de
spiegel af te stellen. Binnenspiegel De binnenspiegel kent 2 standen:
Ð dagstand (normaal),
Ð nachtstand (antiverblinding).De spiegel kan in de dag- en nacht- stand gezet worden met behulp vanhet hendeltje aan de onderzijde.

Page 79 of 117

UW PARTNER IN DETAIL75
VENSTERS VOOR
TOL-/PARKEERKAARTEN De athermische voorruit bevat twee niet-reflecterende gedeelten aanweerskanten van de binnenspiegel. Hier kunnen de tol- en/of parkeer- kaarten worden bevestigd.
KOPLAMPVERSTELLING Afhankelijk van de belading kan de koplamphoogte afgesteld worden. 0- 1 of 2 personen op de voorstoelen.
Ð- 3 personen.
1- 5 personen.
2- 5 personen + maximaaltoegestane belading.
3- Bestuurder + maximaal toegestane belading.
Oorspronkelijke koplamphoogte:stand 0.
22-12-2003

Page 80 of 117

CLAXONDruk op een van de spaken of in het midden van hetstuurwiel.
UW PARTNER IN DETAIL
76
22-12-2003
STUURWIEL IN HOOGTE VERSTELLEN Duw bij stilstaande auto de hendel naar voren om het stuurwiel teontgrendelen. Zet het stuurwiel in de gewenste stand.
Trek de hendel zo ver mogelijk
naar u toe om het stuurwiel te vergren-delen.ALARMKNIPPERLICHTEN Druk de knop in, de richtingaanwij- zers knipperen tegelijkertijd. De alarmknipperlichten werken ook als het contact is afgezet.

Page:   < prev 1-10 ... 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 ... 120 next >