Peugeot RCZ 2013 Handleiding (in Dutch)

Page 131 of 336

6/
RIJDEN
HILL HOLDER
Dit systeem houdt bij het wegrijden op een helling uw auto ongeveer
2 seconden op zijn plaats. In die tijd kunt u uw voet van het rempedaal
naar het gaspedaal verplaatsen.

WERKING

Deze functie is alleen actief:


- als de auto volledig stilstaat met het rempedaal ingedrukt,

- bij bepaalde hellingcondities,

- als het bestuurdersportier is gesloten.
De hill holder kan niet worden uitgeschakeld.

Verlaat de auto niet in de korte periode dat u de hill holder
gebruikt.

STORING


Als de auto bergopwaarts stilstaat, wordt deze even op zijn plaats
gehouden wanneer u het rempedaal loslaat:



- als bij de handgeschakelde versnellingsbak de eerste versnelling of
de neutraalstand is ingeschakeld,

- als bij de automatische versnellingsbak stand D
of M
is
ingeschakeld.
Als de auto bergafwaarts stilstaat en de achteruitversnelling
ingeschakeld is, wordt de auto even op zijn plaats gehouden
wanneer u het rempedaal loslaat.



Als u de auto moet verlaten terwijl de motor draait, gebruik dan
de handrem en controleer vervolgens of het desbetreffende
verklikkerlampje op het instrumentenpaneel blijft branden.

Bij een storing in de hill holder gaan deze verklikkerlampjes branden.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats.

Page 132 of 336

130
HANDGESCHAKELDE 6-VERSNELLINGSBAK

INSCHAKELEN VAN DE 5 E
OF DE 6 E
VERSNELLING



)
Beweeg de versnellingshendel zo ver mogelijk naar rechts om de 5 e

of de 6 e versnelling in te schakelen.



INSCHAKELEN VAN DE ACHTERUITVERSNELLING



)
Trek de ring onder de pookknop omhoog en beweeg de
versnellingshendel eerst naar links en dan naar voren.
Schakel de achteruitversnelling alleen in als de auto stilstaat en de
motor stationair draait.

Voor uw veiligheid en om het starten van de motor te vergemakkelijken:


- zet de versnellingshendel altijd in de neutraalstand,

- trap het koppelingspedaal in.

Page 133 of 336

6/
RIJDEN

*
Afhankelijk van de motoruitvoering.
OPSCHAKELINDICATOR *

Dit systeem adviseert de bestuurder op te schakelen om het
brandstofverbruik te verminderen (auto's met handgeschakelde
versnellingsbak).

WERKING

Het systeem geeft uitsluitend adviezen als u rustig rijdt.
Afhankelijk van de rijomstandigheden en de uitrusting van uw auto kan
het systeem u adviseren één of meer versnellingen op te schakelen.
U kunt deze aanwijzingen opvolgen zonder de tussenliggende
versnellingen in te hoeven schakelen.
Het is niet verplicht om de aanbevolen versnellingen ook daadwerkelijk
in te schakelen. De keuze van de optimale versnelling hangt namelijk
altijd af van de situatie op de weg, de verkeersdrukte en de veiligheid.
De bestuurder blijft derhalve altijd zelf verantwoordelijk voor het al dan
niet opvolgen van een schakeladvies van het systeem.
De functie kan niet worden uitgeschakeld.

In rijsituaties waarin veel van de motor wordt gevraagd
(diep intrappen van het gaspedaal, bijvoorbeeld tijdens een
inhaalmanoeuvre...) zal het systeem geen schakeladvies geven.
Het systeem zal u nooit adviseren om:


- de eerste versnelling in te schakelen,

- de achteruitversnelling in te schakelen,

- terug te schakelen.


De informatie wordt in de vorm van een pijl op het instrumentenpaneel
weergegeven, in combinatie met het nummer van de aanbevolen
versnelling.
Voorbeeld:


- U rijdt in de derde versnelling.

- U trapt het gaspedaal geleidelijk in.

- Het systeem kan u in dit geval adviseren een hogere versnelling in
te schakelen.

Page 134 of 336

132
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE
MET "TIPTRONIC TECHNIEK
SYSTEEM PORSCHE"

SCHAKELPATROON



1.
Selectiehendel.

2.
Toets " S
" (Sport)
.

3.
Toets " 7
" (Sneeuw)
.



STANDEN VAN DE SELECTIEHENDEL


P.
Parkeerstand.


- Stilzetten van de auto, met of zonder aangetrokken handrem.

- Starten van de motor.

R.
Achteruitversnelling.


- Achteruitrijden, stilstaande auto, stationair toerental.

N.
Neutraalstand.


- Stilzetten van de auto, met aangetrokken handrem.

- Starten van de motor.

D.
Automatische werking.

M.+ / -
Zelf schakelen tussen de zes versnellingen.


)
Beweeg de selectiehendel kort naar voren om op te schakelen.
of


)
Beweeg de selectiehendel kort naar achteren om terug te
schakelen.
Bij de automatische transmissie met zes versnellingen kunt u kiezen
voor de automatische bediening, aangevuld met de programma's Sport
en Sneeuw, of voor handmatig schakelen.
Deze transmissie heeft dus vier gebruiksmogelijkheden:


- automatisch schakelen
: het schakelen wordt elektronisch
aangestuurd door de transmissie,

- programma Sport
: dit schakelprogramma maakt een meer
dynamische rijstijl mogelijk,

- programma Sneeuw
: dit schakelprogramma vereenvoudigt het
rijden op een ondergrond met weinig grip,

- handmatig schakelen
: deze stand maakt het zelf schakelen met
de selectiehendel mogelijk.

Page 135 of 336

6/
33
33
RIJDEN

WEERGAVE OP HET INSTRUMENTENPANEEL

Wanneer u de selectiehendel door het schakelpatroon beweegt,
verschijnt het desbetreffende pictogram op het instrumentenpaneel.

P.
Parking (parkeerstand)

R.
Reverse (achteruitversnelling)

N.
Neutral (neutraalstand)

D1...D6.
Drive (automatisch schakelen)

S.
Programma Sport


7
. Programma Sneeuw


M1...M6.
Handmatig schakelen (sequentiëel)

-.
Ongeldige waarde bij handmatig schakelen


WEGRIJDEN



)
Trek de handrem aan.

)
Selecteer de stand P
of N
.

)
Start de motor.
Als niet aan de bovenstaande voorwaarden wordt voldaan, klinkt een
geluidssignaal en verschijnt een melding op het display.


)
Trap bij draaiende motor het rempedaal in.

)
Zet de handrem vrij.

)
Selecteer de stand R
, D
of M
.

)
Laat het rempedaal geleidelijk los.
De auto begint te rijden.
Als tijdens het rijden per ongeluk de stand N
wordt geselecteerd,
laat het motortoerental dan zakken tot stationair toerental, zet de
selectiehendel in de stand D
en trap het gaspedaal weer in.
Als de motor stationair draait, het rempedaal is losgelaten en
de stand R
, D
of M
is geselecteerd, zet de auto zich zelfs al in
beweging als het gaspedaal niet is ingetrapt.
Laat bij draaiende motor daarom geen kinderen alleen in de auto
achter.
Trek de handrem aan en selecteer de stand P
indien er
onderhoudswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd bij
draaiende motor.
Er wordt een melding weergegeven als u de selectiehendel vanuit
de stand P
in een andere stand probeert te zetten zonder dat u
het rempedaal hebt ingetrapt.

Page 136 of 336

3
33
134

AUTOMATISCH SCHAKELPROGRAMMA



)
Selecteer de stand D
om automatisch
te laten schakelen tussen
de zes versnellingen.
Zet de selectiehendel nooit in de stand N
als de auto rijdt.
Zet de selectiehendel nooit in de stand P
of R
als de auto niet
volledig stilstaat. De transmissie werkt dan in de auto-adaptieve stand, zonder dat u
zelf hoeft te schakelen. De transmissie kiest voortdurend de meest
geschikte versnelling, afhankelijk van de rijstijl, het profi el van de weg
en de belading van de auto.
Op het instrumentenpaneel verschijnen achtereenvolgens de
aanduidingen D
en de automatisch ingeschakelde versnellingen.
Voor een maximale acceleratie zonder de stand van de selectiehendel
te wijzigen, moet het gaspedaal volledig worden ingetrapt (kickdown).
De transmissie schakelt automatisch terug of handhaaft de
ingeschakelde versnelling totdat de motor het maximumtoerental
bereikt.
Bij het remmen schakelt de transmissie automatisch terug om sterker
op de motor af te remmen.
Om de veiligheid te verbeteren schakelt de transmissie niet naar een
hogere versnelling als u het gaspedaal plotseling loslaat.

PROGRAMMA'S SPORT EN SNEEUW

Deze twee specifi eke programma's vullen de automatische werking aan
onder bijzondere rijomstandigheden.

Programma Sport "S"



)
Druk op de toets " S
" als de motor is gestart.
Het schakelprogramma maakt dan automatisch een dynamische rijstijl
mogelijk.
Op het instrumentenpaneel verschijnt de aanduiding S
.


Programma Sneeuw " 7
"



)
Druk op de toets " 7
" als de motor is gestart.
De transmissie past zich aan voor het rijden op gladde wegen.
Het schakelprogramma zorgt ervoor dat u gemakkelijker kunt rijden op
een ondergrond met weinig grip.
Op het instrumentenpaneel verschijnt de aanduiding 7
.



TERUGKEREN NAAR HET AUTOMATISCHE
PROGRAMMA


)
Om terug te keren naar het automatische programma kunt u het
programma Sport of Sneeuw op elk gewenst moment uitschakelen
door opnieuw op de desbetreffende toets te drukken.



HANDMATIG SCHAKELEN



)
Selecteer de stand M
om sequentieel
te schakelen tussen de zes
versnellingen.

)
Duw de selectiehendel naar het symbool +
om één versnelling op
te schakelen.

)
Trek de selectiehendel naar het symbool -
om één versnelling terug
te schakelen.

Page 137 of 336

6/
RIJDEN
Het schakelen naar een andere versnelling kan alleen als de snelheid
van de auto en het toerental van de motor dit toestaan, anders wordt er
tijdelijk overgegaan op de automatische bediening.
Op het instrumentenpaneel verschijnen achtereenvolgens de
aanduiding M
en de handmatig ingeschakelde versnellingen.

Als het motortoerental te laag of te hoog is, knippert de
geselecteerde versnelling enkele seconden en vervolgens
wordt de werkelijk ingeschakelde versnelling weergegeven.
Er kan elk moment van de stand D
(rijden in de automatische stand)
naar de stand M
(rijden in de handbediende stand) worden geschakeld.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest de automatische transmissie
automatisch de stand M1
.
De programma's Sport en Sneeuw kunnen niet worden ingeschakeld in
de handbediende stand.

Onjuiste waarde bij handmatige bediening

Dit symbool verschijnt als een versnelling niet goed is
ingeschakeld (de selectiehendel bevindt zich tussen twee
standen in).



PARKEREN VAN DE AUTO

Voordat u de motor afzet, kunt u de selectiehendel in de stand P
of N

zetten om de neutraalstand te selecteren.
Trek in beide gevallen de handrem aan om de auto stil te zetten. Als de selectiehendel niet in de stand P
staat, klinkt bij het openen
van het bestuurdersportier of na ongeveer 45 seconden een
geluidssignaal en verschijnt een melding op het display.


)
Zet de selectiehendel in de stand P
; het geluidssignaal stopt
en de melding verdwijnt.



STORING

Als bij aangezet contact dit verklikkerlampje gaat branden in
combinatie met een geluidssignaal en een melding op het
display, duidt dit op een storing in de transmissie.
In dit geval werkt de transmissie met een noodprogramma en blijft de
3e versnelling ingeschakeld. U kunt dan een hevige schok waarnemen
bij het selecteren van R
vanuit de stand P
, of R
vanuit de stand N
. De
transmissie raakt hierdoor niet beschadigd.
Rijd niet harder dan 100 km/h (afhankelijk van de geldende
snelheidslimiet).
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalifi ceerde werkplaats.
Dit verklikkerlampje kan ook gaan branden bij het openen van een portier.

In de volgende gevallen kan de versnellingsbak beschadigd
raken:


- bij het gelijktijdig intrappen van het gaspedaal en het
rempedaal,

- bij het geforceerd van stand P
naar een andere stand
schakelen als de accu ontladen is.
Plaats bij langdurig stilstaan met draaiende motor (fi les) de
selectiehendel in de stand N
en trek de parkeerrem aan om
brandstof te besparen.

Page 138 of 336

136
SNELHEIDSBEGRENZER
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de wagensnelheid de door de
bestuurder ingestelde maximumsnelheid overschrijdt.
Als de ingestelde maximumsnelheid is bereikt, heeft het dieper
intrappen van het gaspedaal geen effect.
Het inschakelen
van de snelheidsbegrenzer geschiedt handmatig: de
ingestelde snelheid dient minimaal 30 km/h te bedragen.
Het uitschakelen
van de snelheidsbegrenzer geschiedt eveneens
handmatig met de hendel.
Door het gaspedaal tot voorbij het zware punt in te trappen, kan de
ingestelde snelheid tijdelijk worden overschreden.
Als het gaspedaal vervolgens geleidelijk weer wordt losgelaten en de
wagensnelheid onder de ingestelde maximumsnelheid komt, wordt de
snelheidsbegrenzer weer geactiveerd.
De ingestelde maximumsnelheid blijft na het afzetten van het contact
opgeslagen in het geheugen.
Bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer moet de bestuurder te
allen tijde de snelheidslimiet in acht nemen, zijn aandacht op het
verkeer blijven vestigen en zijn verantwoordelijkheid nemen.

STUURKOLOMSCHAKELAAR

De functies van de snelheidsbegrenzer worden bediend met de
stuurkolomschakelaar.


1.
Knop voor het selecteren van de snelheidsbegrenzer.

2.
Toets voor het verlagen van de ingestelde snelheid.

3.
Toets voor het verhogen van de ingestelde snelheid.

4.
Toets voor het in-/uitschakelen van de snelheidsbegrenzing.

Page 139 of 336

6/
RIJDEN

WEERGAVE OP HET DISPLAY

De informatie van de snelheidsbegrenzer wordt weergegeven op het
display van het instrumentenpaneel.

5.
Snelheidsbegrenzing AAN/UIT.

6.
Snelheidsbegrenzer geselecteerd.

7.
Ingestelde snelheid.


PROGRAMMEREN



)
Draai de knop 1
in de stand "LIMIT"
: de
snelheidsbegrenzer is geselecteerd, maar nog
niet ingeschakeld (OFF/Pause).
Er kan een snelheid worden ingesteld zonder de
begrenzer in te schakelen.


)
Stel de snelheid in door op de toets 2
of 3
te
drukken (bijv.: 90 km/h).
U kunt de ingestelde snelheid vervolgens wijzigen met
de toetsen 2
en 3
:


- +/- 1 km = kort indrukken,

- +/- 5 km = lang indrukken,

- +/- in stappen van 5 km = ingedrukt houden.


)
Inschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk op
de toets 4
.

)
Uitschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk
nogmaals op de toets 4
: het uitschakelen wordt
bevestigd op het display (OFF/Pause).

)
Weer inschakelen van de snelheidsbegrenzer:
druk nogmaals op de toets 4
.

Page 140 of 336

138

OVERSCHRIJDEN VAN DE INGESTELDE SNELHEID

Als het gaspedaal geleidelijk wordt ingetrapt, wordt de
snelheid niet verhoogd.
Als het gaspedaal met kracht
wordt ingetrapt, tot
voorbij het zware punt
, wordt de begrenzer tijdelijk
uitgeschakeld en gaat de ingestelde snelheid op het display knipperen.


Het knipperen van de ingestelde snelheid stopt automatisch als het gas
wordt losgelaten.


UITSCHAKELEN VAN DE FUNCTIE



)
Draai de knop 1
in de stand "0"
: de selectie van de
snelheidsbegrenzer wordt ongedaan gemaakt. De
snelheidsbegrenzer wordt niet meer op het display weergegeven.



STORING

In het geval van een storing in de snelheidsbegrenzer wordt de
ingestelde snelheid gewist en knipperen de streepjes op het display.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalifi ceerde werkplaats.
Bij een steile afdaling of bij het krachtig intrappen van het
gaspedaal kan de snelheidsbegrenzer niet voorkomen dat de
ingestelde snelheid wordt overschreden.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven hangen:


- controleer of de mat goed op zijn plaats ligt,

- gebruik nooit meer dan één mat per plaats.

Page:   < prev 1-10 ... 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 ... 340 next >