Peugeot RCZ 2015 Handleiding (in Dutch)
Page 111 of 292
109
RCZ_nl_Chap05_securite_ed01-2015
DOOR PEUGEOT AANBEVOLEN KINDERZIT j ES
PEUGEOT levert een reeks kinderzitjes met artikelnummer die met een driepunts veiligheidsgordel kunnen worden vastgemaakt:
Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg
L1
"RÖMER Baby-Safe Plus"
W
ordt met de rug in de rijrichting geplaatst.
Groep 2
en 3: van 15 tot 36 kg
L4
"KLIPP
AN Optima"
Vanaf 22
kg (ong. 6 jaar): gebruik
alleen de zitverhoging. L5
"RÖMER KIDFI
x "
Kan aan de ISOFI
x -verankeringen
van de auto worden bevestigd.
Het kind wordt beschermd door de veiligheidsgordel.
5/
VEILIGHEID
Page 112 of 292
11 0
RCZ_nl_Chap05_securite_ed01-2015
BEVESTIGING KINDERZITjES MET DE VEILIGHEIDSGORDEL
Overeenkomstig de Europese wetgeving geeft dit overzicht de mogelijkhede\
n aan voor het bevestigen met de veiligheidsgordel van een universeel
gehomologeerd kinderzitje (a) in uw auto, gerangschikt naar het gewich\
t van het kind en de plaats in de auto.
Plaats Gewicht van het kind
/ leeftijdsindicatie
Tot 13
kg
(groep 0
(b) en 0+)
Tot ± 1
jaar9
tot 18 kg
(groep 1)
Van ± 1
tot ± 3 jaar15
tot 25 kg
(groep 2)
Van ± 3
tot ± 6 jaar22
tot 36 kg
(groep 3)
Van ± 6
tot ± 10 jaar
Passagiersstoel vóór (c) (d) U(R)U(R)U(R)U(R)
Zitplaats links of rechts achter XXXX
(a) Universeel kinderzitje: kinderzitje dat in alle auto's met de veil\
igheidsgordel kan worden bevestigd.
(b) Groep 0: vanaf de geboorte tot 10
kg. Op de passagiersstoel vóór kan geen reiswieg of kinderbedje vo\
or in de auto worden bevestigd.
(c) Raadpleeg de wetgeving in uw land alvorens een kinderzitje op deze\
plaats te bevestigen.
(d)
Als er een kinderzitje met de "rug in de rijrichting" op de
passagiersstoel vóór is geplaatst, moet de frontairbag aan passagierszijde zijn
uitgeschakeld. Anders kan het kind bij het opblazen van de airbag ernstig en zelfs levensgevaa\
rlijk gewond raken.
Als er een kinderzitje met het "gezicht in de rijrichting" op de passagiersstoel vóór is geplaats, moet de frontairbag aan passagierszijde ingeschakeld
blijven.
U(R): plaats geschikt voor het bevestigen van een universeel goedgekeurd kinde\
rzitje met de veiligheidsgordel, kinderzitje geplaatst "met de rug in
de rijrichting" of "het gezicht in de rijrichting", waarbij de stoel van\
de auto in de hoogste stand moet staan.
X:
plaats niet geschikt voor het bevestigen van een kinderzitje uit de aan\
gegeven gewichtsgroep.
Page 113 of 292
111
RCZ_nl_Chap05_securite_ed01-2015
ISOFIx-BEVESTIGINGEN
Uw auto voldoet aan de nieuwste ISOFIX-normen .
De hieronder aangegeven zitplaatsen zijn uitgerust met de
voorgeschreven ISOFI
x -bevestigingen:
Elke zitplaats is voorzien van drie bevestigingsringen:
-
twee bevestigingsringen A
, die zich tussen de rugleuning en de
zitting van de zitplaats bevinden, aangegeven met een sticker,
- één bevestigingsring B, TOP TETHER genoemd, achter een klepje aan de
bovenzijde van de rugleuning, voor de bevestiging van de bovenste riem.
De ISOFIx-bevestigingen zorgen voor een veilige, degelijke en snelle
montage van het kinderzitje in uw auto.
De
ISOFIX-kinderzitjes beschikken over twee sloten die eenvoudig
aan de twee bevestigingsringen A kunnen worden verankerd.
Sommige kinderzitjes zijn bovendien voorzien van een bovenste
bevestigingsriem die kan worden vastgemaakt aan de bevestigingsring B .
Om het kinderzitje aan de TOP TETHER te bevestigen:
-
open het kapje aan de bovenzijde van de rugleuning,
-
bevestig de aansluiting van de bovenste riem aan het
bevestigingsoog B
,
-
trek de bovenste riem strak.
Bij een onjuist geplaatst kinderzitje kan het kind bij een aanrijding
ernstig letsel oplopen.
V
olg nauwkeurig de montagevoorschriften in de handleiding die bij
het kinderzitje is geleverd.
Raadpleeg het schema voor meer informatie over de mogelijkheden
van het plaatsen van ISOFI
x -kinderzitjes in uw auto.
5/
VEILIGHEID
Page 114 of 292
11 2
RCZ_nl_Chap05_securite_ed01-2015
ISOFIx-KINDERZITjE
Dit kinderzitje kan ook worden bevestigd op zitplaatsen die niet zijn vo\
orzien van ISOFIx-bevestigingen.
Het is in dat geval verplicht het kinderzitje met de normale driepunts v\
eiligheidsgordel op de zitplaats van de auto te bevestigen.
V
erstel de voorstoel van de auto zodanig dat de voeten van het kind de ru\
gleuning niet raken.
Volg bij het plaatsen van het kinderzitje de gebruiksaanwijzing van de fa\
brikant van het zitje.
AANBEVOLEN DOOR PEUGEOT EN GOEDGEKEURD VOOR UW AUT O
ISOFIx-kinderzitje met TOP TETHER
"RÖMER Duo Plus ISOFIX"
(gewichtsgroep B1
)
Groep 1: van 9
tot 18 kg
Dit wordt uitsluitend met het gezicht in de rijrichting geplaatst.
Wordt bevestigd aan de ogen A en, met behulp van de bovenste riem, aan het oog B,
genaamd TOP TETHER.
Drie standen: rechtop, ruststand en ligstand.
Page 115 of 292
11 3
RCZ_nl_Chap05_securite_ed01-2015
OVERZICHT BEVESTIGING ISOFI x - KINDERZIT j ES
Overeenkomstig de Europese wetgeving geeft het overzicht de mogelijkhede\
n aan voor het bevestigen van een ISOFIx-kinderzitje op een plaats in
de auto voorzien van ISOFI x -bevestigingen.
Bij universele en semi-universele ISOFI
x -kinderzitjes wordt de ISOFI x -maat op het kinderzitje naast het ISOFI x -logo aangegeven met een letter (A t/m G).
Gewicht van het kind / leeftijdsindicatie
Tot 10
kg
(groep 0)
Tot ca. 6
maandenTot 10
kg
(groep 0)
Tot 13
kg
(groep 0+)
Tot ca. 1
jaarVan 9
tot 18 kg
(groep 1)
Van 1
tot ca. 3 jaar
Type ISOFIX-kinderzitje Reiswieg*"rug in de rijrichting" "rug in de rijrichting" "gezicht in de
rijrichting"
ISOFIX-maat FG C D E C D A B B1
ISOFIX-kinderzitjes universeel en
semi-universeel geschikt voor
bevestiging op de buitenste
zitplaatsen achter X
XXIUF
IUF:
zitplaats bestemd voor het aanbrengen van een universeel ISOFI
x -kinderzitje "met het gezicht in de rijrichting" dat met de bovenste rie\
m wordt
bevestigd.
Het kan nodig zijn om de voorstoel van de auto naar voren te schuiven om\
het bevestigen van het kinderzitje achterin te vereenvoudigen.
X: zitplaats niet geschikt voor de bevestiging van een ISOFI
x -kinderzitje van de aangegeven gewichtsklasse.
* Op de passagiersplaats vóór kan geen reiswieg of kinderbedje voo\
r in de auto worden bevestigd.
5/
VEILIGHEID
Page 116 of 292
11 4
RCZ_nl_Chap05_securite_ed01-2015
ADVIEZEN VOOR KINDERZITjES
KINDEREN VOORINDe onjuiste bevestiging van een kinderzitje brengt de veiligheid
van het kind in gevaar bij een aanrijding.
Controleer of er geen veiligheidsgordel of gesp van de
veiligheidsgordel onder het kinderzitje zit; dat zou de stabiliteit van \
het zitje in gevaar kunnen brengen.
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels of het tuigje van het
kinderzitje, zelfs bij korte ritten, worden vastgemaakt waarbij de
speling ten opzichte van het lichaam van het kind zoveel mogelijk
moet worden beperkt.
Zorg er bij het bevestigen van het kinderzitje met de
veiligheidsgordel voor dat de veiligheidsgordel correct tegen het
kinderzitje is gespannen en dat de gordel het kinderzitje stevig
op zijn plaats houdt. Schuif de passagiersstoel, wanneer deze
versteld kan worden, indien nodig naar voren.
Laat bij de achterzitplaatsen altijd voldoende ruimte tussen de voorstoe\
l en:
- het kinderzitje "met de rug in de rijrichting",
-
de voeten van het kind in het kinderzitje "met het gezicht in de
rijrichting".
Schuif daartoe de voorstoel naar voren en zet de rugleuning
ervan, indien nodig, rechter op.
Zorg er voor een optimale bevestiging van het kinderzitje "met het
gezicht in de rijrichting" voor dat de afstand tussen de rugleuning
van het zitje en de rugleuning van de stoel van de auto zo klein
mogelijk is. Laat indien mogelijk de rugleuning van het zitje tegen
de rugleuning van de stoel aandrukken.
V
erwijder de hoofdsteun alvorens een kinderzitje met een
rugleuning te plaatsen op een passagiersstoel.
Berg de hoofdsteun zorgvuldig op om te voorkomen dat de
hoofdsteun door de auto vliegt bij krachtig afremmen. Plaats de
hoofdsteun terug zodra het kinderzitje is verwijderd. De regelgeving met betrekking tot het vervoer van kinderen op de
passagiersstoel vóór is per land verschillend. Raadpleeg de in uw \
land geldende regelgeving.
Schakel de frontairbag aan passagierszijde uit zodra een
kinderzitje met de rug in de rijrichting op de passagiersstoel vóó\
r
wordt geplaatst. Het kind kan anders bij het afgaan van de airbag
levensgevaarlijk gewond raken.
PLAATSEN VAN EEN STOELVERHOGER
Het bovenste gedeelte van de veiligheidsgordel moet over de
schouder van het kind liggen zonder de hals te raken.
Controleer of de heupgordel goed over de bovenbenen van het kind ligt.
PEUGEOT beveelt aan een stoelverhoger met rugleuning te
gebruiken voorzien van een gordelgeleider ter hoogte van de
schouder.
Laat uit veiligheidsoverwegingen:
-
geen kinderen zonder toezicht achter in een auto,
-
nooit een kind of een dier in een auto achter wanneer alle ruiten
gesloten zijn en de auto in de zon staat,
-
de sleutels nooit binnen bereik van de kinderen achter in de
auto.
Page 117 of 292
11 5
RCZ_nl_Chap06_conduite_ed01-2015
ENKELE RIjADVIEZEN
Laat de auto nooit onbewaakt met draaiende motor achter. Als u
uw auto met draaiende motor moet verlaten, trek dan de handrem
aan en zet de versnellingsbak in de neutraalstand of in de stand N
of P, afhankelijk van het type versnellingsbak.
Houd u altijd aan de verkeersregels en let onder alle omstandigheden
goed op.
Richt uw aandacht op het verkeer en houd uw handen op het stuurwiel,
zodat u snel kunt reageren op onverwachte situaties.
Las tijdens een lange rit om de twee uur een pauze in.
Rijd bij slecht weer defensief, rem eerder af en houd meer afstand tot
uw voorligger.
RIJDEN OP
EEN OVERSTROOMDE WEG
Bent u genoodzaakt over een overstroomd weggedeelte te rijden, doe
dan het volgende: Probeer het rijden over overstroomde wegen zo veel mogelijk te
vermijden, want het water kan de motor, versnellingsbak en het
elektrische systeem van uw auto ernstig beschadigen.
BELANGRIJK!
Rijd nooit met aangetrokken handrem - Kans op oververhitting en
beschadiging van het remsysteem!
Parkeer uw auto niet en zet uw auto niet met draaiende motor stil
op een plaats waar brandbaar materiaal (droog gras, afgevallen
blad, ...) in contact kan komen met het warme uitlaatsysteem -
Kans op brand!
-
kijk of het water niet meer dan 10
cm diep is, houd daarbij rekening
met golfen die door andere weggebruikers kunnen worden
veroorzaakt,
-
rijd zo langzaam mogelijk zonder de motor te laten afslaan. Rijd in
elk geval niet sneller dan 10
km/h,
-
zet de auto niet stil en zet de motor niet af.
Als u het overstroomde weggedeelte achter u hebt gelaten, rem dan,
zodra de verkeerssituatie dat toelaat, meerdere keren licht af om de
remschijven en remblokken te drogen.
Als u twijfels hebt over de staat van uw auto, neem dan contact op met
het PEUGEOT
-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
6/
RIjDEN
Page 118 of 292
11 6
RCZ_nl_Chap06_conduite_ed01-2015
CONTACTSLOT
Stand Contact
In deze stand werkt de elektrische uitrusting van de auto en kan externe\
apparatuur worden opgeladen.
Als het laadniveau van de accu een bepaalde minimale grenswaarde heeft
bereikt, schakelt het systeem over op de eco-mode: de elektrische voedin\
g
wordt automatisch uitgeschakeld zodat de accu voldoende opgeladen blijft\
.Onder winterse omstandigheden blijft het verklikkerlampje langer
branden. Als de motor warm is, gaat het verklikkerlampje niet
branden.
STARTEN - AFZETTEN VAN DE MOTOR
Het contactslot heeft 3 standen:
- stand 1
(Stop): sleutel in het contactslot steken en uit het
contactslot verwijderen, stuurslot vergrendeld,
-
stand 2
(Contact): stuurslot ontgrendeld, aanzetten van het
contact, voorgloeien dieselmotor, draaien van de motor,
-
stand 3
(Starten).
STARTEN VAN DE MOTOR
Handrem aangetrokken, versnellingsbak in de neutraalstand of
selectiehendel in de stand N of P:
F
trap het koppelingspedaal volledig in (handgeschakelde
versnellingsbak),
of
F
trap het rempedaal volledig in (automatische transmissie),
F
steek de sleutel in het contactslot; het systeem herkent de code,
F
ontgrendel het stuurslot door tegelijkertijd aan het stuurwiel en aan
de contactsleutel te draaien.
F
Auto's met een benzinemotor:
activeer de startmotor door de sleutel
in de stand 3
te houden tot de motor is aangeslagen. Geef hierbij
geen gas. Laat de sleutel los zodra de motor draait.
F
Auto's met een dieselmotor: draai de sleutel in de stand 2
(aanzetten van het contact) om de motor te laten voorgloeien.
In bepaalde gevallen is veel kracht nodig bij het draaien aan het
stuurwiel (bijvoorbeeld als de wielen niet rechtuit staan).
Hang geen zware voorwerpen aan de sleutel: dit kan namelijk
storingen aan het contactslot veroorzaken. Bij het afzetten van de motor is de rembekrachtiging niet meer
actief. W
acht tot dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel dooft
en activeer vervolgens de startmotor door de sleutel in de
stand 3
te houden tot de motor is aangeslagen. Geef hierbij
geen gas. Laat de sleutel los zodra de motor draait.
Page 119 of 292
11 7
RCZ_nl_Chap06_conduite_ed01-2015
Laat de motor bij gematigde temperaturen niet stationair
warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk weg zonder de motor veel
toeren te laten draaien.Zet de voorwielen in de rechtuitstand alvorens de motor af te
zetten. Dit vergemakkelijkt het ontgrendelen van het stuurslot.
Raadpleeg voor meer informatie de rubriek "Praktische
informatie", paragraaf "Eco-mode". Als u de auto verlaat, neem dan de sleutel mee en vergrendel de
auto.
Als de motor niet direct start, zet dan het contact af. Wacht even
alvorens opnieuw te starten. Als de motor ook na een aantal
pogingen niet aanslaat, probeer dan niet langer de motor te
starten: de startmotor en de motor zouden beschadigd kunnen
raken. Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Zet nooit het contact af voordat de auto volledig tot stilstand
is gekomen. Als de motor wordt afgezet, worden ook de
rembekrachtiging en de stuurbekrachtiging uitgeschakeld: u zou
dan de controle over de auto kunnen verliezen.
Laat de motor nooit draaien in een onvoldoende geventileerde,
afgesloten ruimte: verbrandingsmotoren stoten gevaarlijke
gassen, zoals koolmonoxide, uit. Kans op vergiftiging met
dodelijke afloop!
Laat onder extreem koude omstandigheden (temperaturen lager
dan -23°C) de motor gedurende 4
minuten stationair draaien
alvorens weg te rijden. Deze handelswijze komt de goede werking
en de duurzaamheid van de mechanische onderdelen van de
auto, motor en versnellingsbak ten goede.
AFZETTEN V AN DE MOTOR
F Breng de auto tot stilstand.
F
Draai, terwijl de motor stationair draait, de sleutel in de stand 1
.
F
V
erwijder de sleutel uit het contactslot.
F
Draai om het stuurslot te vergrendelen aan het stuurwiel tot het
blokkeert.
F
Controleer
of de handrem correct is aangetrokken, met name als de
auto op een helling staat.
Eco-mode
Na het afzetten van de motor (stand 1-Stop) kunt u nog gedurende
maximaal dertig minuten gebruikmaken van een aantal functies, zoals
het audio- en telematicasysteem, de ruitenwissers, het dimlicht en de
plafonniers.
6/
RIjDEN
Page 120 of 292
11 8
RCZ_nl_Chap06_conduite_ed01-2015
ELEKTRONISCHE STARTBLOKKERING
In de sleutel is een chip aangebracht die over een specifieke code
beschikt. Om te kunnen starten, moet bij het aanzetten van het contact
de code van de sleutel worden herkend door de startblokkering.
Deze elektronische startblokkering blokkeert het
motormanagementsysteem kort nadat het contact is afgezet en
voorkomt zo het starten van de motor bij een inbraak.Bij een storing in het systeem wordt u gewaarschuwd door dit
verklikkerlampje in combinatie met een geluidssignaal en een
melding op het display.
De auto kan dan niet gestart worden. Raadpleeg zo snel
mogelijk het PEUGEOT-netwerk.
Sleutel vergeten
Als de sleutel nog in het contactslot zit en in de stand 1 (Stop)
staat, wordt bij het openen van het bestuurdersportier een
waarschuwingsmelding weergegeven in combinatie met een
geluidssignaal.
Als de sleutel onbedoeld in de stand 2
(Contact) van het
contactslot blijft staan, zal het contact na een uur automatisch
worden afgezet.
Draai de sleutel in de stand 1
(Stop) en vervolgens opnieuw in de
stand 2
(Contact) om het contact weer aan te zetten.