Peugeot RCZ 2015 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2015, Model line: RCZ, Model: Peugeot RCZ 2015Pages: 292, PDF Size: 7.77 MB
Page 141 of 292

139
RCZ_nl_Chap07_verifications_ed01-2015
BRANDSTOFTANK
Inhoud van de brandstoftank: ongeveer 55 liter.
WAARSCHUWING BRANDSTOFNIVEAU
TANKEN
Als dit verklikkerlampje gaat branden in combinatie met een
geluidssignaal en een waarschuwingsmelding, is het minimale
niveau in de brandstoftank bereikt. Op het moment dat het
lampje gaat branden, is er nog ongeveer 5
liter brandstof
over in de tank.
Zolang er nog niet voldoende brandstof is getankt, zal dit lampje steeds\
bij het aanzetten van het contact gaan branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding. Tijdens het rijden zullen dit geluidssignaal
en deze waarschuwingsmelding worden herhaald en, naarmate het
niveau "0" dichterbij komt, met steeds kortere tussenpozen.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat u met een lege tank
strandt.
Raadpleeg indien u strandt met een lege tank (diesel) de rubriek
"Brandstoftank leeg (diesel)".
Op een label aan de binnenzijde van de brandstofvulklep staat de
voorgeschreven soort brandstof voor uw auto aangegeven.
Voor een juiste weergave van de brandstofniveaumeter is het raadzaam
minimaal 5
liter brandstof te tanken. Veilig tanken:
F
zet altijd de motor af,
F
druk op de achterste gedeelte van de brandstofvulklep om deze te
openen,
F
draai de dop linksom,
F
verwijder de dop en bevestig deze aan de haak aan de binnenzijde
van de klep,
F
u kunt de auto voltanken, maar laat het vulpistool nooit meer
dan 3
keer afslaan. Indien dit wel gebeurt, kunnen er storingen
optreden.
Bij het openen van de brandstofvulklep kan een aanzuiggeluid van
lucht hoorbaar zijn. Dit is normaal en komt doordat de afdichting
van het brandstofcircuit een onderdruk veroorzaakt.
7/
ONDERHOUD
Page 142 of 292

140
RCZ_nl_Chap07_verifications_ed01-2015
BRANDSTOF VOOR BENZINEMOT OREN
Auto's met benzinemotoren kunnen rijden op biobrandstoffen van het
type E10
(deze bevatten 10% ethanol) die voldoen aan de Europese
richtlijnen EN 228
en EN 15376.
Brandstoffen van het type E85
(deze bevatten tot 85% ethanol) zijn
uitsluitend geschikt voor auto's die speciaal bestemd zijn voor dit type\
brandstof (BioFlex-auto's). De kwaliteit van de ethanol moet voldoen
aan de Europese richtlijn EN 15293.
BRANDSTOF VOOR DIESELMOT OREN
Auto's met dieselmotoren kunnen rijden op biobrandstoffen die aan de
huidige en toekomstige Europese richtlijnen voldoen (diesel die voldoet\
aan de richtlijn EN 590
gemengd met biobrandstof die voldoet aan de
richtlijn EN 14214) en die aan de pomp getankt kunnen worden (met
een gehalte aan methyl-estervetzuren van 0
tot 7%).
Het gebruik van biobrandstof B30
is bij bepaalde dieselmotoren
mogelijk. Maar als deze brandstof, ook al is het slechts incidenteel,
wordt gebruikt, moeten de bijzondere onderhoudsvoorschriften
strikt worden nageleefd. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Het gebruik van elk ander type (bio)brandstof (zuivere of verdunde
plantaardige of dierlijke olie, stookolie ...) is nadrukkelijk verboden\
(kans
op schade aan de motor en het brandstofcircuit).
Na het tanken:
F
breng de dop aan,
F
draai deze naar rechts,
F
sluit de brandstofvulklep.
Bij vorst
Bij vorst kan het voorkomen dat de brandstofvulklep vastzit.
In dat geval kunt u de klep vanuit de bagageruimte met de hand
losmaken.
Page 143 of 292

141
RCZ_nl_Chap07_verifications_ed01-2015
MOTORKAP
OPENEN
F Open het linker voorportier.
SLUITEN
F Laat de motorkap voorzichtig zakken en laat deze aan het einde
van de slag in het slot vallen.
F
T
rek aan de motorkap om te controleren of deze goed is
vergrendeld.
F
T
rek de hendel
A aan de onderzijde van het portierkader naar u
toe.
De plaats van de ontgrendelingshendel in het interieur zorgt
ervoor dat de motorkap niet geopend kan worden als het linker
voorportier is gesloten.
Open de motorkap niet bij harde wind.
Wees om brandwonden te voorkomen voorzichtig bij het losmaken
van de veiligheidshaak als de motor warm is. In verband met de aanwezigheid van elektrische uitrustingen
in de motorruimte wordt geadviseerd om blootstelling aan water
(regen, wassen, ...) te beperken.
De koelventilator kan ook nog gaan draaien nadat de motor is
afgezet: houd daarom voorwerpen en kleding uit de buurt van
de ventilator.
F
Duw de veiligheidshaak
B
naar links en til de motorkap op.
De geopende motorkap wordt ondersteund door twee gasveren,
één aan iedere zijde.
7/
ONDERHOUD
Page 144 of 292

142
RCZ_nl_Chap07_verifications_ed01-2015
BENZINEMOTOREN
Dit overzicht is een hulpmiddel bij het controleren van de verschillende\
vloeistofniveaus en het vervangen van bepaalde onderdelen.
1.
Reservoir stuurbekrachtiging.
2.
Reservoir ruiten- en koplampsproeiers.
3.
Reservoir koelvloeistof.
4.
Reservoir remvloeistof.
5.
Accu/zekeringen. 6.
Zekeringkast.
7.
Luchtfilter
.
8.
Oliepeilstok.
9.
Motorolie (bij)vullen.
Page 145 of 292

143
RCZ_nl_Chap07_verifications_ed01-2015
DIESELMOTOR
Dit overzicht is een hulpmiddel bij het controleren van de verschillende\
vloeistofniveaus, het vervangen van bepaalde onderdelen en het ontlucht\
en
van het brandstofcircuit.
1.
Reservoir stuurbekrachtiging.
2.
Reservoir ruiten- en koplampsproeiers.
3.
Reservoir koelvloeistof.
4.
Reservoir remvloeistof.
5.
Accu/zekeringen.
6.
Zekeringkast. 7.
Luchtfilter
.
8.
Oliepeilstok.
9.
Motorolie (bij)vullen.
10.
Handopvoerpomp.
11 .
Ontluchtnippel.
7/
ONDERHOUD
Page 146 of 292

144
RCZ_nl_Chap07_verifications_ed01-2015
2.0 HDI-MOTOR
F Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter diesel.
F
Open de motorkap.
F
V
erwijder indien nodig de afdekkap van de motor voor toegang tot
de opvoerpomp.
F
Draai de ontluchtingsnippel los.
F
Bedien de handopvoerpomp tot u brandstof door de transparante
slang ziet stromen.
F
Draai de ontluchtingsnippel vast.
F
Bedien de startmotor tot de motor aanslaat (als de motor bij de
eerste poging niet aanslaat, wacht dan vijftien seconden alvorens
opnieuw te starten).
F
Als de motor na enkele pogingen niet aanslaat, bedien dan de
handopvoerpomp en vervolgens de startmotor opnieuw
.
F
Breng de afdekkap van de motor aan en controleer vervolgens of
deze goed vastzit.
F
Sluit de motorkap.
BRANDSTOFTANK LEEG (DIESEL)
Als de motor niet direct aanslaat, beëindig dan uw startpoging en
herhaal de procedure.
Bij auto's met HDi-motor is het in het geval van een lege brandstoftank \
noodzakelijk om het brandstofsysteem handmatig te ontluchten:
raadpleeg de afbeelding van de desbetreffende motorruimte.
Page 147 of 292

145
RCZ_nl_Chap07_verifications_ed01-2015
NIVEAUS CONTROLEREN
MOTOROLIENIVEAU
Het motorolieniveau kan bij aangezet contact worden
gecontroleerd via de motorolieniveaumeter op het
instrumentenpaneel of met de oliepeilstok.Let bij werkzaamheden onder de motorkap goed op, want bepaalde
delen van de motor kunnen zeer heet zijn (kans op brandwonden)
en de motorventilateur kan ieder moment aanslaan (zelfs bij
afgezet contact).
Controleer deze niveaus regelmatig en respecteer de voorwaarden
zoals vermeld in het onderhoudsschema van de fabrikant. Vul indien
nodig bij, tenzij anders aangegeven.
Laat in het geval van een sterk gedaald niveau het desbetreffende
circuit controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
De controle van het motorolieniveau is alleen betrouwbaar als de
auto op een horizontale ondergrond staat en de motor ten minste
30
minuten niet heeft gedraaid.
Het is normaal dat u tussen twee onderhoudsbeurten door olie moet
bijvullen. PEUGEOT adviseert u om elke 5000
km het olieniveau te
controleren en, indien nodig, olie bij te vullen.
Controle met de oliepeilstok
Raadpleeg de rubriek "Benzinemotor" of "Dieselmotor" om te zien waar
de oliepeilstok zich bevindt in de motorruimte van uw auto.
F
T
rek aan het gekleurde uiteinde om de oliepeilstok volledig uit de
schacht te trekken.
F
V
eeg de peilstok af met een schone, niet pluizende doek.
F
Steek de oliepeilstok weer volledig in de schacht en trek hem er
weer uit om het oliepeil te controleren: het oliepeil is correct als het\
tussen de merktekens
A en B ligt. A = MA
x I
B = MINI
Als u ziet dat het oliepeil boven het merkteken A of onder het
merkteken B ligt, start de motor dan niet.
-
Als het oliepeil boven het merkteken MAXI
ligt (kans op
motorschade), neem dan contact op met het PEUGEOT-netwerk of
met een gekwalificeerde werkplaats.
-
Als het oliepeil lager is dan het merkteken MINI
, vul dan altijd
motorolie bij.
7/
ONDERHOUD
Page 148 of 292

146
RCZ_nl_Chap07_verifications_ed01-2015
REMVLOEISTOFNIVEAU
Het remvloeistofniveau dient zich zo dicht mogelijk bij het
merkteken "MAx I" te bevinden. Controleer indien dit niet het
geval is of de remblokken van uw auto zijn versleten.
Remvloeistof verversen
Raadpleeg het onderhoudsschema van de fabrikant voor het
voorgeschreven verversingsinterval.
Type remvloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven remvloeistof.
STUURBEKRACHTIGINGSVLOEISTOFNIVEAU
Het stuurbekrachtigingsvloeistofniveau dient zich zo dicht
mogelijk bij het merkteken "MA x I" te bevinden. Draai bij
koude motor de dop open om het niveau te controleren.
Eigenschappen van de olie
Controleer, voordat u olie bijvult of de olie ververst, of de nieuwe olie
geschikt is voor de motor van uw auto en voldoet aan de normen van
de fabrikant.
Motorolie bijvullen
Raadpleeg de rubriek "Benzinemotor" of "Dieselmotor" om te zien waar
de olievuldop zich bevindt in de motorruimte van uw auto.
F
Draai de dop van de vulopening.
F
Giet de olie voorzichtig in de opening om morsen op
motoronderdelen te voorkomen (dit kan brand veroorzaken).
F
W
acht enkele minuten en controleer vervolgens nogmaals het
oliepeil met de peilstok.
F
V
ul indien nodig nog olie bij.
F
Draai nadat u het oliepeil nogmaals hebt gecontroleerd de dop
zorgvuldig op de vulopening en steek de peilstok weer in de
schacht.
Na het bijvullen zal de olieniveaumeter op het dashboard bij het
aanzetten van het contact na 30
minuten de juiste waarde aangeven.
Olie verversen
Raadpleeg het onderhoudsschema van de fabrikant voor het
verversingsinterval voor uw auto.
Om een verminderde betrouwbaarheid van de motor en de
emissieregeling te voorkomen is het gebruik van additieven in de
motorolie niet toegestaan.
Page 149 of 292

F0
147
RCZ_nl_Chap07_verifications_ed01-2015
BRANDSTOFADDITIEFNIVEAU
( DIESELUITVOERING
MET
ROETFIL
TER )
Het minimumniveau van het additief wordt aangegeven door
het permanent branden van dit verklikkerlampje in combinatie
met een geluidssignaal en een melding met betrekking tot een
te laag additiefniveau van het roetfilter.
Bijvullen
Het reservoir moet snel worden bijgevuld door het PEUGEOT-netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats.
AFGEWERKTE PRODUCTEN
Vermijd langdurig huidcontact met afgewerkte olie en andere
vloeistoffen.
De meeste van deze vloeistoffen zijn bijtend en schadelijk voor de
gezondheid.
Gooi afgewerkte olie en andere vloeistoffen niet in het riool, in het
water of op de grond.
Deponeer afgewerkte olie in de daarvoor bestemde containers bij
het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
KOELVLOEISTOFNIVEAU
Het koelvloeistofniveau dient zich zo dicht mogelijk bij het
merkteken "MA
x I" te bevinden, maar mag beslist niet hoger zijn.
Als de motor warm is, wordt de temperatuur van de koelvloeistof
geregeld door de koelventilator.
Wacht bovendien alvorens werkzaamheden aan het koelsysteem uit
te voeren ten minste 1
uur nadat de motor gedraaid heeft, omdat het
koelsysteem onder druk staat.
Draai om brandwonden te voorkomen de dop eerst 2
omwentelingen
los om de druk te laten dalen. Verwijder, als de druk eenmaal gedaald
is, de dop en vul koelvloeistof bij. De koelventilator kan ook nog gaan draaien nadat de motor is
afgezet: houd daarom voorwerpen en kleding uit de buurt van de
ventilator.
Type koelvloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven koelvloeistof.
NIVEAU RUITEN- EN
KOPLAMPSPROEIER
VLOEISTOF
Wanneer uw auto is voorzien van koplampsproeiers,
wordt een te laag vloeistofniveau van de ruiten- en
koplampsproeiers aangegeven door een geluidssignaal en
een melding op het display van het instrumentenpaneel.
Vul bij de eerstvolgende gelegenheid het reservoir bij.
Type ruiten- en koplampsproeiervloeistof
Voor een optimale reiniging en om het bevriezen van de sproeiers te
voorkomen is het (bij)vullen van het reservoir met water niet toegesta\
an.
Onder winterse omstandigheden is het raadzaam ruitensproeiervloeistof
op basis van ethanol of methanol te gebruiken.
7/
ONDERHOUD
Page 150 of 292

148
RCZ_nl_Chap07_verifications_ed01-2015
CONTROLES
ACCU
R
OETFILTER ( DIESEL )
Bij een nieuwe auto kunt u de eerste paar keer dat het roetfilter
geregenereerd wordt een brandlucht ruiken; dit is volkomen
normaal.
Als langdurig met zeer lage snelheid wordt gereden of de motor
langdurig stationair draait, kan bij gasgeven soms rook uit de
uitlaat waargenomen worden. Dit heeft geen invloed op de
prestaties en heeft geen gevolgen voor het milieu.
De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om regelmatig te controleren
of de accupolen en -klemmen schoon zijn, vooral bij warm
weer en in de winter.
Raadpleeg voordat u de accukabels losneemt de rubriek "Accu" voor
meer informatie over de te nemen voorzorgsmaatregelen.
Het verstopt raken van het roetfilter wordt aangegeven door
het tijdelijk branden van dit verklikkerlampje in combinatie
met een geluidssignaal en een melding met betrekking tot het
verstopt raken van het roetfilter.
Ga om het roetfilter te regenereren, zodra de omstandigheden het toelaten,
met een snelheid van minimaal 60 km/h rijden tot het lampje uitgaat.
Als het lampje blijft branden, raadpleeg dan het hoofdstuk over het
additiefniveau.
Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, het onderhoudsschema van de
fabrikant dat betrekking heeft op de motoruitvoering van uw auto voor
het controleren van bepaalde onderdelen.
Laat de controles eventueel uitvoeren door het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
LUCHTFILTER EN INTERIEURFILTER
Laat de filters periodiek vervangen volgens de in het
onderhoudsschema van de fabrikant aangegeven
intervallen.
Als de omgeving (veel stof...) en het gebruik (veel
stadsverkeer...) daartoe
aanleiding geven, moeten de filters twee
keer zo vaak worden vervangen
.
Een verstopt interieurfilter kan de prestaties van de airconditioning
verstoren en onaangename geuren veroorzaken. Laat bij het olie verversen tevens het oliefilter vervangen.
Raadpleeg het onderhoudsschema van de fabrikant voor het
vervangingsinterval van dit onderdeel.
OLIEFILTER