Peugeot Rifter 2019 Handleiding (in Dutch)

Page 51 of 316

49
Alarmsysteem
Zelfbeveiligingsfunctie
Dit systeem treedt in werking als iemand probeert
het alarm te saboteren.
Het alarm gaat af als iemand probeert de accu, de
knop of de kabels van de sirene uit te schakelen
of te beschadigen.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats alvorens
u werkzaamheden aan het alarmsysteem uitvoert.
Omtrekbeveiliging
Dit systeem controleert of de auto wordt geopend.
Het alarm gaat af als iemand een van de te
openen carrosseriedelen (waaronder ook de
motorkap) probeert te openen.
Interieurbeveiliging
Dit systeem treedt in werking als er bewegingen
in het interieur worden waargenomen.
Het alarm gaat af als er een ruit wordt ingeslagen,
als iets of iemand de auto binnendringt of als iets
of iemand in de auto beweegt.
Als uw auto is uitgerust met extra
verwarming/ventilatie, kan de
interieurbeveiliging niet worden gebruikt.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de extra
verwarming/ventilatie .
Wegsleepbeveiliging
Vergrendelen van de auto met
volledig ingeschakeld alarm
Activeren
De uitwendige beveiliging wordt
5
seconden nadat de auto is vergrendeld,
geactiveerd. De interieur- en
wegsleepbeveiliging worden 45


seconden
nadat de auto is vergrendeld, geactiveerd.
Indien een portier, de achterklep of de
motorkap niet goed is gesloten, wordt de
auto niet vergrendeld, maar worden de
uitwendige beveiliging, de interieurbeveiliging
en de wegsleepbeveiliging na 45


seconden
wel ingeschakeld.
Op een steile helling kan de
schuifdeur zich door zijn eigen gewicht
schoksgewijs in beweging zetten.
Zorg er voor dat de schuifdeur op een
steile helling niet onbewaakt geopend
blijft. Het niet in acht nemen van dit
veiligheidsvoorschrift kan leiden tot
schade aan voor werpen en letsel aan
lichaamsdelen indien deze tijdens het
bewegen van de schuifdeur bekneld
raken.
Dit systeem treedt in werking als er veranderingen
in de positie van de auto worden waargenomen.
Het alarm gaat af als de auto wordt opgetild of
verplaatst.
Wanneer de auto is geparkeerd, gaat het
alarm niet af in het geval van een aanrijding.
F Zet de motor af en verlaat de auto.
F V ergrendel de auto met de
afstandsbediening of met het "Keyless entry
and start"-systeem.
Het alarmsysteem is geactiveerd: het rode
lampje van de toets knippert één keer per
seconde en de richtingaanwijzers gaan
gedurende ongeveer 2


seconden branden.
Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak en
diefstal.
2
Toegang tot de auto

Page 52 of 316

50
Vergrendelen van de auto
met alleen de uitwendige
beveiliging ingeschakeld
Deactiveer de interieurbeveiliging en de
wegsleepbeveiliging om vals alarm te
voorkomen, bijvoorbeeld wanneer:
-
e
en huisdier in de auto wordt achtergelaten;
-

e
en ruit of het schuifdak op een kier blijft
staan;
-

d
e auto wordt gewassen;
-

e
en wiel wordt ver wisseld;
-

d
e auto wordt gesleept;
-

d
e auto wordt ver voerd per schip.
Afgaan van het alarm
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in
werking en knipperen de richtingaanwijzers
gedurende 30

seconden.
Afhankelijk van het land van verkoop blijven de
bewakingsfuncties ingeschakeld tot het alarm
voor de 11e keer afgaat.
Als het lampje snel knippert bij het
ontgrendelen van de auto met de
afstandsbediening of het Keyless entry
en start-systeem, is het alarm tijdens uw
afwezigheid afgegaan. Het lampje stopt met
knipperen als het contact wordt aangezet.
Storing afstandsbediening
Om de alarmsystemen uit te schakelen:
F o ntgrendel de auto met de sleutel
(geïntegreerd in de afstandsbediening) in
het slot van het bestuurdersportier;
F

o
pen het portier; het alarm gaat af;
F

z
et het contact aan: het alarm stopt en het
lampje in de knop gaat uit.
Uitschakelen
F Druk op de ontgrendelknop van de afstandsbediening.
of
F

O
ntgrendel de auto met het Keyless entry
and start-systeem.
Het alarmsysteem wordt uitgeschakeld;
het lampje van de knop gaat uit en de
richtingaanwijzers knipperen gedurende
ongeveer 2


seconden.
Als de auto automatisch opnieuw wordt
vergrendeld (als binnen 30


seconden
één van de portieren of de achterklep
niet is geopend), wordt het alarmsysteem
automatisch weer ingeschakeld.
Uitschakelen van de interieur- en
wegsleepbeveiliging
F Zet het contact af en druk binnen 10 seconden op de alarmknop tot het rode
lampje blijft branden.
F

V
erlaat de auto.
F

V
ergrendel de auto onmiddellijk met de
afstandsbediening of het Keyless entry and
start-systeem.
Alleen de omtrekbeveiliging is geactiveerd. Het
rode verklikkerlampje knippert iedere seconde.
Houd er rekening mee dat het systeem
iedere keer dat het contact wordt afgezet
moet worden uitgeschakeld.
Opnieuw inschakelen van de
interieur- en wegsleepbeveiliging
F Schakel de omtrekbeveiliging uit door de auto te ontgrendelen met de
afstandsbediening of met het "Keyless entry
and start"-systeem.
Het indicatielampje in de knop gaat uit.
F

S
chakel alle beveiligingen weer in door
de auto met de afstandsbediening of
het Keyless entry and start-systeem te
vergrendelen.
Het rode verklikkerlampje van de knop zal
opnieuw één keer per seconde knipperen.
Vergrendelen van de auto
zonder het alarm in te
schakelen
F Vergrendel de auto of schakel de supervergrendeling in met de sleutel
(geïntegreerd in de afstandsbediening) in
het slot van het bestuurdersportier.
Toegang tot de auto

Page 53 of 316

51
Elektrisch bedienbare ruiten
1.Linksvoor.
2. Rechtsvoor.
3. Rechtsachter.
4. Linksachter.
5. De schakelaars van de elektrisch
bedienbare ruiten achter deactiveren.
Handbediende werking
Duw of trek de schakelaar tot het zware punt
om de ruit te openen of sluiten. De ruit stopt
zodra de schakelaar wordt losgelaten.
Automatische werking
Duw of trek de schakelaar voorbij het zware
punt om de ruit te openen of te sluiten. Als u
de
schakelaar hebt losgelaten, opent of sluit de
ruit volledig. Druk opnieuw op de schakelaar
om het openen of sluiten te stoppen.
De elektrisch bedienbare ruiten kunnen
nog 45
seconden nadat het contact is
uitgezet, worden bediend.
Na die tijd kunnen de ruiten niet meer
worden bediend. Zet het contact aan om
de ruiten weer te kunnen bedienen.
Antiklemvoorziening
Als de ruit sluit en tegen een obstakel stuit,
stopt de ruit en gaat deze direct gedeeltelijk
weer open.
Druk op de schakelaar om de ruit volledig te
openen en trek dan de schakelaar onmiddellijk
omhoog totdat de ruit volledig is gesloten,
om de normale werking te resetten . Houd
de schakelaar na het sluiten nog ongeveer
1
seconde vast.
Tijdens de activering van de functie is de
antiklemvoorziening uitgeschakeld.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact het rode
lampje van de knop blijft branden, duidt dit op
een storing in het systeem.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Automatisch inschakelen
(Afhankelijk van het verkoopland)
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld
2
minuten nadat het laatste portier of de
bagageruimte is gesloten.
F

O
m het afgaan van het alarm bij het
openen van een portier of de achterklep
te voorkomen, moet u
eerst op de
ontgrendelknop van de afstandsbediening
drukken of moet u
de auto ontgrendelen met
het Keyless entry and start-systeem.
2
Toegang tot de auto

Page 54 of 316

52
Blokkering van de
ruitbediening achter
Ter bevestiging gaat het rode lampje van
de knop branden en wordt er een melding
weergegeven. Het lampje blijft branden zolang
de blokkering is ingeschakeld.
Het blijft mogelijk om de achterportierruiten via
het bedieningspaneel op het bestuurdersportier
te bedienen. Druk, voor de veiligheid van uw kinderen, op
de schakelaar 5 om de ruitbediening achter,
ongeacht de stand van de ruiten, te blokkeren.
Resetten van de
ruitbediening
Als de accu losgekoppeld is geweest, moet de
ruitbediening gereset worden.
Tijdens deze handelingen is de
antiklemvoorziening uitgeschakeld.
Voer de volgende procedure voor elke ruit uit:
-

l
aat de ruit volledig zakken en weer volledig
omhoog gaan. De ruit zal telkens een paar
centimeters hoger komen. Herhaal deze
procedure totdat de ruit volledig gesloten is;
-

h
oud de schakelaar na het sluiten nog
minimaal 1
seconde vast zodra de ruit
volledig is gesloten. Wanneer tijdens het bedienen van de ruit
iets tussen de ruit en de sponning bekneld
raakt, moet de ruit weer worden geopend.
Druk daar voor op de desbetreffende
schakelaar.
Wanneer de bestuurder de ruit aan
passagierszijde bedient, moet hij/zij
er van verzekerd zijn dat niets het correcte
sluiten van de ruit hindert.
De bestuurder moet er van verzekerd zijn
dat de passagiers op de juiste manier
gebruik maken van de elektrische
ruitbediening.
Wees extra alert op kinderen, zodat deze
zich tijdens het bedienen van de ruit niet
kunnen bezeren.
Let op inzittenden en/of personen in de
buurt van de auto tijdens het sluiten van
de ruiten met de elektronische sleutel of
het 'Keyless entry and start'-systeem.
Uitstelbare
achterportierruiten
Openen
F Draai de hendel naar buiten.
F
D uw de hendel zo ver mogelijk naar
buiten om de ruit in de geopende stand te
vergrendelen.
Sluiten
F Trek de hendel naar binnen om de ruit te ontgrendelen.
F

B
eweeg de hendel volledig naar binnen om
de ruit in de gesloten stand te vergrendelen.
Toegang tot de auto

Page 55 of 316

53
Stuurwielverstelling
F Zorg dat de auto stilstaat en duw de hendel omlaag om het stuur wiel te
ontgrendelen.
F

V
erstel het stuur wiel in hoogte en diepte
voor een optimale zithouding.
F

T
rek aan de hendel om het stuur wiel te
vergrendelen.
Voer deze handelingen om
veiligheidsredenen uitsluitend uit bij
stilstaande auto.
Spiegels
Buitenspiegels
Afstellen
Stel om veiligheidsredenen de buitenspiegels
goed af om de "dode hoek" zo klein mogelijk
te maken.
De waargenomen objecten in de buitenspiegels
lijken verder af dan ze in werkelijkheid zijn.
Hiermee moet rekening worden gehouden om
de afstand ten opzichte van achteropkomend
verkeer goed in te schatten.
Handmatig inklappen
U kunt de spiegels handmatig inklappen
(parkeren, smalle garage enz.)
F

K
antel de spiegel naar de auto.
Elektrisch inklappen
Bij stilstaande auto en aangezet contact
kunnen de buitenspiegels van binnenuit
elektrisch worden ingeklapt:
F

B

eweeg de schakelaar A of draai de
schakelaar C (afhankelijk van de uitvoering)
naar rechts of links om de desbetreffende
buitenspiegel te selecteren.
F

B

eweeg de schakelaar B of C (afhankelijk
van de uitvoering) in de vier richtingen om
de spiegel af te stellen.
F

Ze

t de schakelaar A of C (afhankelijk van de
uitvoering) weer in de middelste stand. F

Ze
t de schakelaar A in de
middelste stand.
F

T
rek de schakelaar A naar
achteren.
Vergrendel om de spiegels van buitenaf in te
klappen de auto met de afstandsbediening of
de sleutel.
3
Ergonomie en comfort

Page 56 of 316

54
Elektrisch uitklappen
De spiegels worden weer elektrisch uitgeklapt
zodra de auto ontgrendeld wordt met de
afstandsbediening of de sleutel. Trek als
de spiegels zijn ingeklapt met behulp van
de schakelaar A de schakelaar naar de
middenstand.Het automatisch in- en uitklappen van
de buitenspiegels bij het vergrendelen/
ontgrendelen kan worden gedeactiveerd.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Indien nodig kunt u
de buitenspiegels
handmatig inklappen.
Buitenspiegels met
ver warming
F Druk op de toets van de achterruitverwarming. Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het ontwasemen en
ontdooien van de achterruit
.
Binnenspiegel
De binnenspiegel is voorzien van een
antiverblindingsstand waardoor de spiegel
donkerder wordt en de bestuurder minder hinder
onder vindt van bijvoorbeeld de zon en van de
koplampen van achteropkomend verkeer.
Handbediende uitvoering
Afstellen
F
S tel de spiegel af zoals deze in de dagstand
staat.
Dag-/nachtstand
" Elektrochromatische "
binnenspiegel
F Trek aan het hendeltje om de spiegel in de
nachtstand te zetten.
F

D
uw het hendeltje naar voren om de spiegel
terug te zetten in de dagstand. Dankzij een sensor die de hoeveelheid licht die
vanaf de achterzijde van de auto op de spiegel
valt meet, gaat de binnenspiegel geleidelijk en
automatisch over van de dag- in de nachtstand.
Zodra de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld, wordt de spiegel in de
dagstand gezet voor een maximaal zicht
naar achteren.
Observatiespiegel achterste inzittenden
De observatiespiegel in aangebracht boven
de binnenspiegel. Met deze spiegel kunt u de
achterpassagiers observeren en hen tijdens
gesprekken aankijken zonder achterom
te moeten kijken of de binnenspiegel te
hoeven verstellen. De spiegel kan eenvoudig
verwijderd worden om verblinding van
achteropkomend verkeer te voorkomen.
Ergonomie en comfort

Page 57 of 316

55
Algemene aanbevelingen
voor de stoelen
Stoelverstellingen mogen om
veiligheidsredenen alleen worden
uitgevoerd als de auto stilstaat.
Het neerklappen en rechtop zetten van de rugleuningen
mag uitsluitend worden uitgevoerd bij stilstaande auto.
Zorg er bij het verstellen van de stoel naar
achteren voor dat het schuiven van de stoel niet
wordt verhinderd door personen of voorwerpen.
Kans op bekneld raken van de
achterpassagiers of op blokkeren van de stoel
als grote voor werpen op de vloer achter de
stoel zijn geplaatst.
Plaats geen zware of harde voor werpen op
de rugleuningen die een tafel vormen. Ze
kunnen bij een noodstop of een aanrijding
veranderen in gevaarlijke projectielen.
-
V
er wijder een hoofdsteun niet zonder
deze op te bergen; zet de steun in de
auto vast.
-

C
ontroleer altijd of de
veiligheidsgordels bereikbaar blijven en
gemakkelijk door de passagier kunnen
worden vastgemaakt,
-

G
a niet rijden voordat alle passagiers
hun veiligheidsgordel hebben
vastgemaakt en afgesteld.
-

Z
org er voor dat niemand op de 3e zitrij
zijn voeten onder de stoel van de 2e
zitrij houdt ter wijl die gekanteld wordt.
-

W
anneer een stoel van de 3e zitrij in
de volledig ingeklapte stand staat,
zorg er dan voor dat de riem correct is
vastgemaakt aan de bevestiging voor
de bovenste riem van de 2e zitrij: risico
op onver wacht kantelen van de stoel. Controleer voor het uitvoeren van deze
handelingen of de bewegende onderdelen
en de vergrendelingen ongehinderd
functioneren.
Houd de rugleuning vast en ondersteun
deze tot de horizontale stand om plotseling
neerklappen te voorkomen.
Plaats uw hand nooit
onder de zitting om
de stoel omlaag of omhoog te klappen, uw
vingers kunnen bekneld raken. Plaats uw
hand op de handgreep/de riem (afhankelijk
van de uitvoering) op de zitting.
Let op: als de rugleuning niet goed is
vergrendeld, komt bij een noodstop of een
aanrijding de veiligheid van de passagiers
ernstig in het geding.
De inhoud van de bagageruimte kan naar
voren slingeren – Kans op ernstig letsel!
3
Ergonomie en comfort

Page 58 of 316

56
Vo or stoelen
PEUGEOT i-Cockpit
Stel voordat u gaat rijden uw zitpositie af in de
v olgende volgorde om de ergonomie van de
PEUGEOT i- Cockpit optimaal te benutten:
-

d
e hoogte van de hoofdsteun,
-

d
e hoek van de rugleuning,
-

d
e hoogte van de zitting van de stoel,
-

d
e positie in lengterichting van de stoel,
-

d
e diepte en ver volgens de hoogte van het
stuurwiel,
-
d

e buitenspiegels en de binnenspiegel.
Instellingen
Verstellen in lengterichting
F Trek de beugel omhoog en schuif de stoel in de gewenste stand.
Hoogte
(alleen bestuurder)
F Trek de hendel omhoog of duw deze omlaag tot de gewenste stand bereikt is. Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
veiligheidsgordels
.
Verstellen van de rugleuning
F Beweeg de schakelaar naar achteren om de
rugleuning in te stellen.
Lendensteun
(alleen bestuurder)
F Draai aan de knop om de lendensteun in de gewenste stand te zetten.
Controleer ver volgens of u

een goed zicht
hebt op het "head-up" instrumentenpaneel
boven het kleine stuur wiel.
Ergonomie en comfort

Page 59 of 316

57
Armsteun
F Om de armsteun in de verticale stand te zetten, klapt u de armsteun omhoog tot deze wordt
vergrendeld.
F

K
lap de armsteun omlaag om deze in de
gebruiksstand te zetten.
Het is mogelijk om de armsteun voor de
passagiersstoel te verwijderen.
De armsteun verwijderen
F

K
lap de armsteun omhoog in de verticale stand.
F Druk de as van de armsteun in de richting van de rugleuning.
F H oud de as in deze positie en draai de armsteun naar
achteren.
F

T
rek aan de armsteun: de armsteun komt los van de
rugleuning.
De armsteun aanbrengen
F

S
chuif de armsteun in de rugleuning. Zorg dat de
bajonetten hierbij in lijn liggen met de gaten.
F

D
ruk de as van de armsteun in de richting van de
rugleuning.
F

H
oud de as in deze positie en draai de armsteun
naar voren. De armsteun zit nu weer vast aan de rugleuning.
Ingeklapte stand
In deze stand kan lange lading in de auto
worden vervoerd met gesloten deuren.
Indien neergeklapt is het maximale gewicht op
de rugleuning 50
kg.
Til de rugleuning op tot de stoel in de hoogste
stand wordt vergrendeld om de stoel in de
uitgangspositie te zetten. F
A
ls de middenconsole u in de weg zit,
ver wijder dan de armleuning van de
passagiersstoel.
F
D
uw de hendel naar achteren en beweeg de
rugleuning naar voren om hem te kantelen.
Bediening stoelverwarming
Druk op de toets.
De temperatuur wordt automatisch geregeld.
Druk nogmaals op de toets om de functie uit te
schakelen.
3
Ergonomie en comfort

Page 60 of 316

58
Gebruik de functie niet als de stoel niet
wordt gebruikt.
Zet de stoelver warming zo snel mogelijk
in een lagere stand.
U kunt de functie uitschakelen zodra
de temperatuur van de stoelen en
het interieur op een aangenaam
niveau is gekomen. Dit vermindert
het stroomverbruik waardoor ook het
brandstofverbruik lager wordt.Langdurig gebruik in de hoogste instelling
wordt afgeraden voor personen met een
gevoelige huid.
Personen van wie de warmtewaarneming
beperkt is (ziekte, medicijnen enz.) kunnen
brandwonden krijgen.
Het systeem kan over verhit raken bij gebruik
van isolerende materialen zoals kussens of
stoelhoezen.
Gebruik het systeem niet:
-
a
ls vochtige kleding wordt gedragen,
-
al

s kinderzitjes zijn aangebracht.
Om beschadiging van het
verwarmingselement in de stoel te voorkomen:
-

p
laats geen zware voor werpen op de stoel,
-

k
niel of sta niet op de stoel,
-

p
laats geen scherpe voor werpen op de
stoel,
-

m
ors geen vloeistoffen op de stoel.
Voorkomen van de kans op kortsluiting:
-

g
ebruik geen vloeibare producten om de
stoel te reinigen,
-

g
ebruik de ver warmingsfunctie nooit
wanneer de stoel vochtig is.Achterbank (zitrij 2)
Neerklappen van de rugleuningen
Eerste handelingen:
F z et de hoofdsteunen omlaag,
F

s
chuif indien nodig de voorstoelen naar
voren,
F

z
org er voor dat de rugleuningen
ongehinderd kunnen worden neergeklapt
(verwijder kleding, bagage enz.),
F

c
ontroleer of de veiligheidsgordels goed
tegen de rugleuning zijn geplaatst.
Bij het neerklappen van de rugleuning
gaat de desbetreffende zitting iets omlaag.
Wanneer de rugleuning is ontgrendeld,
is de rode indicator zichtbaar in de
handgreep voor de ontgrendeling van de
buitenste zitplaatsen.
Ergonomie en comfort

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 ... 320 next >