sensor Peugeot Rifter 2019 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2019, Model line: Rifter, Model: Peugeot Rifter 2019Pages: 316, PDF Size: 9.71 MB
Page 56 of 316

54
Elektrisch uitklappen
De spiegels worden weer elektrisch uitgeklapt
zodra de auto ontgrendeld wordt met de
afstandsbediening of de sleutel. Trek als
de spiegels zijn ingeklapt met behulp van
de schakelaar A de schakelaar naar de
middenstand.Het automatisch in- en uitklappen van
de buitenspiegels bij het vergrendelen/
ontgrendelen kan worden gedeactiveerd.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Indien nodig kunt u
de buitenspiegels
handmatig inklappen.
Buitenspiegels met
ver warming
F Druk op de toets van de achterruitverwarming. Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het ontwasemen en
ontdooien van de achterruit
.
Binnenspiegel
De binnenspiegel is voorzien van een
antiverblindingsstand waardoor de spiegel
donkerder wordt en de bestuurder minder hinder
onder vindt van bijvoorbeeld de zon en van de
koplampen van achteropkomend verkeer.
Handbediende uitvoering
Afstellen
F
S tel de spiegel af zoals deze in de dagstand
staat.
Dag-/nachtstand
" Elektrochromatische "
binnenspiegel
F Trek aan het hendeltje om de spiegel in de
nachtstand te zetten.
F
D
uw het hendeltje naar voren om de spiegel
terug te zetten in de dagstand. Dankzij een sensor die de hoeveelheid licht die
vanaf de achterzijde van de auto op de spiegel
valt meet, gaat de binnenspiegel geleidelijk en
automatisch over van de dag- in de nachtstand.
Zodra de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld, wordt de spiegel in de
dagstand gezet voor een maximaal zicht
naar achteren.
Observatiespiegel achterste inzittenden
De observatiespiegel in aangebracht boven
de binnenspiegel. Met deze spiegel kunt u de
achterpassagiers observeren en hen tijdens
gesprekken aankijken zonder achterom
te moeten kijken of de binnenspiegel te
hoeven verstellen. De spiegel kan eenvoudig
verwijderd worden om verblinding van
achteropkomend verkeer te voorkomen.
Ergonomie en comfort
Page 81 of 316

79
Instructies
Neem voor een optimale werking van deze
systemen de volgende gebruiksadviezen in
acht:
F
L
et erop dat voor een gelijkmatige
verdeling van de lucht naar het
interieur de uitstroomopening
onder de voorruit, de verschillende
luchtkanalen, ventilatieroosters en
overige uitstroomopeningen alsmede de
ventilatieopening achterin vrij blijven.
F
D
ek de zonnesensor boven in de voorruit
niet af; deze wordt gebruikt voor het
regelen van het airconditioningssysteem.
F
Z
et de airconditioning minstens één tot
twee keer per maand 5
tot 10 minuten
aan om het systeem in per fecte staat te
houden.
F
O
m te voorkomen dat de ruiten beslaan en
de luchtkwaliteit in het interieur achteruit
gaat, dient u
het systeem niet te lang uit
te schakelen en langdurig gebruik van het
luchtrecirculatiesysteem tijdens het rijden
te vermijden.
F
C
ontroleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen
periodiek vervangen.
Wij raden u
een gecombineerd interieurfilter
aan. Dankzij het toegevoegde speciale
actieve middel draagt het bij tot een
gezuiverde lucht voor de inzittenden en een schoon interieur (vermindering van
allergische reacties, onaangename geuren en
vetaanslag).
F
L
aat de airconditioning regelmatig
controleren volgens de aanbevelingen in
het garantie- en onderhoudsboekje, om
het systeem in per fecte staat te houden.
F
G
ebruik de airconditioning niet als deze
niet koelt en raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor (trekken
van een aanhanger op een steile helling
bij een hoge buitentemperatuur) kan de
airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld
voor een optimale trekkracht van de motor. Als de auto lange tijd in de zon heeft
gestaan en de temperatuur in het
interieur hoog is opgelopen, zet dan de
ruiten enige tijd open.
Zorg er voor dat de aanjagersnelheid
voldoende hoog is ingesteld, zodat de
lucht in het interieur goed ver verst wordt.
Het airconditioningssysteem is chloor vrij
en is niet schadelijk voor de ozonlaag.
Stop & Star t
De verwarmings- en
airconditioningssystemen werken alleen
als de motor draait.
Als u
het thermische comfort in de auto op
het door u
gewenste niveau wilt houden,
kunt u
tijdelijk de functie Stop & Start
uitschakelen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het Stop & Star t -
systeem. Condensvorming door de airconditioning
kan ertoe leiden dat zich een klein plasje
water onder de auto vormt. Dit is een
normaal verschijnsel.
3
Ergonomie en comfort
Page 84 of 316

82
Als de verlichting ingeschakeld blijft
Als het contact is afgezet, de verlichting
handmatig is ingeschakeld en een van de
voorportieren wordt geopend, klinkt een
geluidssignaal om aan te geven dat de
verlichting nog brandt.
Het geluidssignaal stopt zodra de
verlichting wordt uitgeschakeld.
Als het contact wordt afgezet, wordt
de verlichting gedoofd, maar kunt u de
verlichting altijd weer inschakelen met de
lichtschakelaar.
Reizen naar het buitenland
Wanneer u uw auto gaat gebruiken in een
land waarin het verkeer aan de andere
kant van de weg rijdt, moet de afstelling
van de koplampen worden gewijzigd om te
voorkomen dat tegemoetkomend verkeer
wordt verblind.
Neem contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Bij helder of regenachtig weer, zowel
overdag als 's nachts, is het gebruik
van de mistlampen vóór en de
mistachterlichten niet toegestaan. Ze zijn
onder deze omstandigheden namelijk
verblindend voor medeweggebruikers.
Gebruik de mistlampen vóór en de
mistachterlichten uitsluitend bij mist of
sneeuwval.
Onder deze weersomstandigheden
dient u
de mistlampen en het dimlicht
handmatig in te schakelen, omdat de
zonlichtsensor voldoende licht kan
waarnemen.
Zet de mistlampen uit zodra ze niet meer
nodig zijn.
Kijk nooit van dichtbij in de lichtstralen van
de led-koplampen. U kunt daarbij ernstig
oogletsel oplopen.Richtingaanwijzers
(knipperen)
Drie keer knipperen
F Beweeg de schakelaar kort omhoog of omlaag, zonder deze door de
weerstand te drukken. De desbetreffende
richtingaanwijzers zullen drie keer
knipperen.
F
L
inks: beweeg de lichtschakelaar omlaag
voorbij het weerstandspunt.
F
R
echts: beweeg de lichtschakelaar omhoog
voorbij het weerstandspunt.
Verlichting en zicht
Page 85 of 316

83
F Draai de ring in een andere stand. Het
uitschakelen van de functie wordt bevestigd
door een melding.
Storing
Bij een storing in de lichtsensor
gaat de verlichting branden, wordt
dit pictogram weergegeven op het
instrumentenpaneel in combinatie met
een geluidssignaal en/of een melding.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Als de lichtsensor bij mist of sneeuw voldoende
licht waarneemt, wordt de verlichting niet
automatisch ingeschakeld.
Dek de met de regensensor gecombineerde
lichtsensor, die zich op het dashboard of
aan de bovenzijde van de voorruit achter de
binnenspiegel (afhankelijk van uitrustingsniveau)
bevindt, niet af. De aan de sensor gekoppelde
functies worden dan niet meer bediend.
Dagrijverlichting/
parkeerlichten
Deze verlichting vóór worden automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart.
De verlichting doet dienst als:
-
D
agrijverlichting (lichtschakelaar in de stand
" AUTO " bij voldoende omgevingslicht).
-
P
arkeerlicht (lichtschakelaar in de stand
" AUTO " bij weinig omgevingslicht of in de
stand "Parkeerlichten" of in de stand "Dim-/
grootlicht").
Bij de verlichting overdag hebben de leds
een grotere lichtsterkte.
Parkeerlichten
Automatische verlichting
Met behulp van een zonlichtsensor
schakelen bij onvoldoende omgevingslicht de
kentekenplaatverlichting, de parkeerlichten en
het dimlicht automatisch in. Bij neerslag kan
de verlichting gelijktijdig met het automatisch
inschakelen van de ruitenwissers vóór worden
ingeschakeld.
De verlichting schakelt automatisch uit als
er voldoende omgevingslicht is of nadat de
ruitenwissers zijn uitgeschakeld.
F
D
raai de ring in de stand " AUTO". Het
activeren van de functie wordt bevestigd
door een melding. De zijkant van de auto wordt gemarkeerd door
het inschakelen van de parkeerlichten aan de
kant van het verkeer.
F
A
fhankelijk van de uitvoering: duw de
lichtschakelaar binnen één minuut na het
afzetten van het contact omhoog of omlaag
om de parkeerlichten aan de kant van het
verkeer in te schakelen (voorbeeld: rechts
van de weg parkeren: lichtschakelaar
omlaag duwen; parkeerlichten links gaan
branden).
Het inschakelen wordt bevestigd door een
geluidssignaal en het branden van het lampje
van de desbetreffende richtingaanwijzer op het
instrumentenpaneel.
Zet om de parkeerlichten uit te schakelen de
lichtschakelaar in de middelste stand.
4
Verlichting en zicht
Page 91 of 316

89
F De ruitenwissers worden verticaal geplaatst als binnen de minuut na het uitschakelen van
het contact de ruitenwisserschakelaar wordt
bediend.
F
G
a verder naar de gewenste procedure of naar
het vervangen van de ruitenwisserbladen.
Na het monteren van een
ruitenwisserblad vóór
F Zet het contact aan en bedien de ruitenwisserschakelaar om de ruitenwissers
weer in de oorspronkelijke stand te zetten.
Ruitenwisserbladen
ver vangen
Verwijderen/aanbrengen aan de voorzijde
Raak het ruitenwisserblad niet aan; u kunt
daarbij onherstelbare schade veroorzaken.
Laat de ruitenwissers niet los tijdens het
verplaatsen; kans op beschadiging van de
voorruit!
F Reinig de voorruit met behulp van een reinigingsmiddel voor de voorruit.
Gebruik geen producten van het "Rain X"
type.
F Maak het versleten wisserblad het dichtst bij u los en ver wijder het.
F
B
reng het nieuwe wisserblad aan en klem deze
op ruitenwisserarm.
F
H
erhaal de procedure voor het andere
ruitenwisserblad.
F
B
egin met de ruitenwisser het dichtst bij u, houd
nogmaals elke arm vast bij het starre gedeelte
en leg de ruitenwisser voorzichtig op de voorruit.
Verwijderen/aanbrengen aan de
achterzijde
F Houd de arm vast bij het starre gedeelte en til deze op tot de ruststand.
F
R
einig de achterruit met behulp van
ruitensproeiervloeistof.
F
M
aak het versleten wisserblad los en verwijder
het.
F
B
reng het nieuwe wisserblad aan en klem deze op
ruitenwisserarm.
F
H
oud nogmaals de arm vast bij het starre gedeelte
en leg de ruitenwisser voorzichtig op de achterruit.
Automatische ruitenwissers
vóór
Om een goede werking van de
ruitenwisserbladen te behouden adviseren
wij u:
-
e
r voorzichtig mee om te gaan,
-
z
e regelmatig te reinigen met zeepsop,
-
z
e niet te gebruiken om een stuk
karton tegen de voorruit te houden,
-
z
e te ver vangen zodra ze tekenen van
slijtage vertonen.
Voordat u een wisserblad vóór
d emonteert
F Voer de ver vangingsprocedures voor de
ruitenwisserbladen uit vanaf de bestuurderszijde.
F
B
egin met het ruitenwisserblad het verst van
u
af, houd elke arm vast bij het starre gedeelte
en til deze op tot de ruststand.
De ruitenwissers worden automatisch
ingeschakeld wanneer regen wordt
gedetecteerd (sensor achter de binnenspiegel).
4
Verlichting en zicht
Page 92 of 316

90
Inschakelen
Duw de hendel kort omlaag.
De ruitenwissers maken één slag om het
inschakelen te bevestigen.Dit lampje op het
instrumentenpaneel gaat branden
en er verschijnt een melding.
Uitschakelen
De snelheid van de ruitenwissers wordt
automatisch aangepast aan de hoeveelheid
neerslag.
Duw de hendel nog een keer kort
omlaag of zet de hendel in een
andere stand (Int., 1
of 2).
Dit lampje op het
instrumentenpaneel gaat uit en er
verschijnt een melding.
Elke keer als het contact meer dan één
minuut is afgezet, moet u
de automatische
werking van de ruitenwissers opnieuw
activeren door de hendel omlaag te
duwen.Storing
In het geval van een storing in de automatische
werking van de ruitenwissers werken deze in de
intervalstand.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Dek de regensensor, die zich aan de bovenzijde van
de voorruit achter de binnenspiegel (afhankelijk van
uitrustingsniveau) bevindt, niet af. De aan de sensor
gekoppelde functies worden dan niet meer bediend.
Schakel de automatische werking van de
ruitenwissers uit als de auto wordt gewassen in een
wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen van de
automatische ruitenwissers tot de voorruit ontdooid is.
Verlichting en zicht
Page 105 of 316

103
Instructies voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner
dan 1,50
m gebruik van een geschikt
kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet meer
dan één persoon gedragen worden.
Laat nooit een kind op schoot zitten
tijdens het rijden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over kinderzitjes .
In het geval van een aanrijding
De gordelspanners kunnen, afhankelijk
van de aard en de kracht van de
aanrijding, vóór en onafhankelijk van
de airbags afgaan. Het afgaan van de
gordelspanners gaat gepaard met wat
onschadelijke rook en een knal, als gevolg
van de activering van de pyrotechnische
lading die in het systeem is geïntegreerd.
In alle gevallen gaat het
waarschuwingslampje van de airbag
branden.
Laat het gordelsysteem na een aanrijding
controleren en eventueel vervangen
door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.Airbags
De airbags zijn speciaal ontworpen om de veiligheid van
de inzittenden (uitgezonderd de passagier op de middelste
zitplaats van zitrij 2) bij ernstige aanrijdingen te verbeteren.
De airbags vormen een aanvulling op de werking van de
veiligheidsgordels met spanbegrenzers.
Bij een aanrijding registreren en analyseren de
elektronische schoksensoren de frontale en zijdelingse
krachten waaraan de detectiezones voor een aanrijding
worden blootgesteld:
- bij een ernstige aanrijding gaan de airbags onmiddellijk af om de inzittenden
(uitgezonderd de passagiers op de middelste
zitplaats van zitrij 2) te helpen beschermen.
Direct na de aanrijding ontsnapt het gas
snel uit de airbags, zodat het zicht niet
wordt belemmerd en de inzittenden de auto
eventueel kunnen verlaten,
-
b
ij een minder ernstige aanrijding of een
aanrijding van achteren en in bepaalde
gevallen waarbij de auto over de kop slaat,
treden de airbags niet in werking. De
veiligheidsgordels helpen u
in deze situaties
voldoende te beschermen.
De airbags werken alleen als het
contact is aangezet.
De airbags werken slechts één keer.
Als er een tweede aanrijding plaatsvindt
(tijdens hetzelfde of een volgend ongeval),
worden de airbags niet meer opgeblazen.
Detectiezones voor een aanrijding
A. Impactzone vóór.
B. Impactzone opzij.
Het activeren van een airbag gaat gepaard
met wat rook en een knal, als gevolg van
de activering van de pyrotechnische lading
die in het systeem is geïntegreerd.
Deze rook is niet schadelijk, maar kan
irriterend zijn voor personen die hier
gevoelig voor zijn.
De knal die bij het afgaan van een of
meer airbags wordt geproduceerd, kan
het gehoor gedurende een korte periode
enigszins verminderen.
5
Veiligheid
Page 108 of 316

106
Zijairbags
Breng uitsluitend goedgekeurde
stoelhoezen aan die compatibel zijn
met zijairbags. Voor informatie over de
stoelhoezen die geschikt zijn voor uw auto
kunt u zich wenden tot het PEUGEOT-
netwerk.
Bevestig nooit iets aan de rugleuning
van de stoelen (kleding…): dit zou bij het
afgaan van de zijairbags kunnen leiden tot
verwondingen aan armen of borstkas.
Ga niet onnodig dicht tegen het
portierpaneel zitten.
De portierpanelen van de voorportieren
bevatten de zijdelingse schoksensoren
van de auto.
Schade aan het portier of het uitvoeren
van werkzaamheden (wijzigingen of
reparaties) die niet aan de voorschriften
voldoen, kan ertoe leiden dat deze
sensoren niet meer goed werken – In dat
geval werken de zijairbags mogelijk niet!
Laat werkzaamheden aan de
voorportieren uitsluitend uitvoeren door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.Algemene informatie met
betrekking tot kinderzitjes
De regelgeving met betrekking tot het
vervoer van kinderen zijn per land
verschillend. Raadpleeg de in uw land
geldende regels.
Volg voor een optimale veiligheid de volgende
adviezen op:
-
C
onform de Europese wetgeving dienen
kinderen jonger dan 12
jaar of kleiner
dan 1,50
m in gehomologeerde, aan
het lichaamsgewicht aangepaste
kinderzitjes op met veiligheidsgordels of
ISOFIX-bevestigingen uitgeruste plaatsen
te worden vervoerd
-
D
e veiligste plaats voor het
ver voeren van een kind is volgens de
statistieken een plaats op een van de
achterzitplaatsen van uw auto,
-
K
inderen tot 9 kg moeten zowel voor-
als achterin met de rug in de rijrichting
worden vervoerd.
Het is raadzaam om kinderen op de
achterzitplaatsen van uw auto te ver voeren:
-
t
ot 3 jaar "met de rug in de rijrichting ",
-
v
anaf 3 jaar "met het gezicht in de
rijrichting ".
Controleer of de veiligheidsgordel goed
gepositioneerd is en strak staat.
Controleer bij kinderzitjes met een steun
of deze steun stevig en stabiel op de vloer
staat.
Voorin: verstel indien nodig de
passagiersstoel.
Achterin: verstel indien nodig de
betreffende voorstoel.
Ver wijder de hoofdsteun en berg hem
op alvorens een kinderzitje met een
rugleuning te bevestigen op een zitplaats.
Plaats de hoofdsteun terug zodra het
kinderzitje is verwijderd.
Kinderzitje op de voorpassagiersstoel
Zet als een kinderzitje op de
voorpassagiersstoel is geplaatst, de stoel in
de hoogste stand en in de achterste stand
van de verstelling in lengterichting en zet de
rugleuning rechtop .
Veiligheid
Page 141 of 316

139
- Bepaalde door de camera gedetecteerde verkeersborden (bijv. de snelheidslimiet bij het trekken van een aanhanger).
Gedetecteerd uitzonderingsbord Weergave van de snelheidslimiet die
hoort bij een uitzonderingsbord
Snelheidslimiet bij regen
Voorbeelden: Als de hendel van de
ruitenwisserschakelaar in de stand
"inter val" of "automatisch wissen" staat
(voor activering van de regensensor):
110
km/h (bijvoorbeeld)
Snelheidslimiet bij het trekken van een
aanhanger Als de auto is voorzien van een
goedgekeurde trekhaak:
90
km/h (bijvoorbeeld)
Snelheidslimiet voor een bepaalde afstand
Voorbeeld: 70
km/h (bijvoorbeeld)
Snelheidslimiet voor auto's met een maximaal
toelaatbaar voertuiggewicht of maximaal
toelaatbaar treingewicht van maximaal 3,5
ton90
km/h (bijvoorbeeld)
Snelheidslimiet bij sneeuw
Voorbeeld: Bij een buitentemperatuur lager dan 3°C:
30
km/h (bijvoorbeeld)
met een "sneeuwvlok" symbool
Snelheidslimiet op bepaalde tijdstippen
Voorbeeld: 30
km/h (bijvoorbeeld)
met een "klok" symbool De eenheden voor de snelheidslimieten
(mph of km/h) hangen af van het land
waarin u
rijdt.
Houd hier rekening mee om te voorkomen
dat u
de snelheidslimiet overschrijdt.
Als u
in een ander land bent, moet
de eenheid van snelheid die door het
instrumentenpaneel wordt aangegeven
gelden voor het land waarin u
rijdt; anders
werkt het systeem niet correct.
Het snelheidslimietherkenningssysteem
is een hulpsysteem; het geeft niet altijd de
juiste snelheidslimiet aan.
De snelheidslimietborden langs of boven
de weg hebben altijd prioriteit boven
de door het systeem weergegeven
snelheidslimieten.
Deze systemen zijn hulpmiddelen voor de
bestuurder die desondanks waakzaam
moet blijven.
De bestuurder moet zich houden aan de
verkeersregels en de snelheid van de auto
aanpassen aan het weer en het verkeer.
Het is mogelijk dat het systeem de
snelheidslimiet niet weergeeft wanneer
binnen een vooraf ingestelde periode geen
snelheidslimietbord wordt gedetecteerd.
Het systeem is ontworpen voor het
detecteren van borden die voldoen aan
de regels van het Verdrag van Wenen
betreffende verkeersborden.
6
Rijden
Page 165 of 316

163
Inschakelen/uitschakelen
De functie kan worden in-
en uitgeschakeld via het
configuratiemenu van de auto.
De systeemstatus blijft na het afzetten van
het contact opgeslagen in het geheugen.
Het systeem wordt automatisch
uitgeschakeld als u
een aanhanger trekt
met een door PEUGEOT gehomologeerde
trekhaak.
Storing
Bij slechte weersomstandigheden (zware
regenval, hagel enz.) kan het systeem
tijdelijk minder nauwkeurig werken.
Vooral het rijden op een nat wegdek of het
van een droog wegdek op een nat wegdek
terechtkomen kan tot een vals alarm
leiden (zo kan een wolk waterdruppels in
de dode hoek worden aangezien voor een
vo e r tui g).
Let er bij slecht weer en in de winter altijd
op dat de sensoren niet met modder,
sneeuw of ijs bedekt zijn.
Plak geen stickers of andere zaken
op het gedeelte van de buitenspiegels
waar de verklikkerlampjes zitten
of op de detectiezones op de
voor- en achterbumper, omdat de
dodehoekbewaking dan mogelijk niet
goed werkt.
Het systeem wordt automatisch
uitgeschakeld als u
een aanhanger trekt
met een door PEUGEOT gehomologeerde
trekhaak.
Wassen met hogedrukspuit
Houd tijdens het wassen van de auto
het uiteinde van de hogedrukspuit op
minimaal 30
cm van de sensoren.
-
b
ij het inhalen van of ingehaald worden
door een zeer lang voertuig (vrachtwagen,
autobus enz.) die én in de dode hoek
achter wordt gedetecteerd én zich in het
gezichtsveld van de bestuurder bevindt,
-
b
ij erg druk verkeer: de voertuigen die voor
en achter worden gedetecteerd worden
aangezien voor een vrachtwagen of een
stilstaand object,
-
b
ij snelle inhaalmanoeuvres. In het geval van een storing gaat dit lampje
branden op het instrumentenpaneel, in
combinatie met een melding.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats om het
systeem te laten controleren.
6
Rijden