Seat Alhambra 2016 Handleiding (in Dutch)

Page 191 of 340

Airconditioning
Draai de gleuf naar links met een plat en niet-
s c
herp v
oorwerp (bijv. een muntstuk). De bat-
terij moet vervangen worden door een nieuw
exemplaar van hetzelfde type, die geplaatst
wordt volgens de polariteit ››› .
B er
eik
D e ont

vanger zit in het interieur van de wa-
gen. De actieradius van de afstandsbedie-
ning bedraagt enkele honderden meters met
nieuwe batterijen. Door obstakels tussen de
afstandsbediening en de wagen, slechte
weersomstandigheden en leeg rakende bat-
terijen kan het bereik (aanzienlijk) minder
worden.
Het optimale bereik wordt verkregen door de
afstandsbediening verticaal te houden, met
de antenne ››› afb. 197 A naar boven. Bedek
de ant enne d
aarbij niet

met de vingers of
handpalm.
Tussen de afstandsbediening en de wagen
moet zich een minimale afstand van 2 meter
bevinden. VOORZICHTIG
● De ra diogr

afische afstandsbediening bevat
elektronische onderdelen. Daarom moet de
afstandsbediening beschermd worden tegen
vocht, hevige schokken en direct zonlicht.
● Het gebruik van ongeschikte batterijen kan
de afstand
sbediening beschadigen. Vervang
daarom de lege batterij altijd door een nieu- we van dezelfde spanning en afmetingen, en
met dezelf
de k

enmerken. Milieu-aanwijzing
● Leg e b

atterijen moeten worden ingeleverd
met het oog op de milieubescherming.
● De batterij van de afstandsbediening kan
perchlor
aat bevatten. Leef de wettelijke bepa-
lingen voor hun verwijdering na. Interieurvoorverwarming programme-
r
en De verwarming of ventilatie van het interieur
k
an
voor een bep

aalde periode geprogram-
meerd worden.
Voor het programmeren moet in het menu
Interieurvoorverwarming - dag van
de week gecontroleerd worden dat de dag
juist ingesteld is ››› .
M enu Interieurvoorverwarming
opr
oe-
pen in het in

strumentenpaneel
● In het hoofdmenu, selecteert u het subme-
nu Interieurvoorverwarming en drukt u
op de toets OK op de ruitenwisserhendel.
● OF: druk verschillende malen op de pijltoet-
sen  of
 van het multifunctiestuurwiel tot
het menu
Interieurvoorverwarming v
er -
s

chijnt.
MenuoptiesBeschrijving
Inschake-
len
Uitschake-
len
Instellen of en wanneer u wenst dat de
interieurvoorverwarming automatisch
ingeschakeld wordt. Selecteer daar-
voor een timer:
– De timer verschijnt aangeduid met
een
.
– Er kan telkens maar één timer gese-
lecteerd worden. Indien een timer ge-
selecteerd werd, verschijnt op het dis-
play Programm. ON . Indien geen en-
kele timer geselecteerd werd, wordt op
het display van het instrumentenpa-
neel Programm. OFF weergegeven.
– Om de reeds geprogrammeerde ti-
mer te wijzigen, kiest u een andere ti-
mer of selecteert u de optie Uitscha-
kelen .
Timer 1
Timer 2
Timer 3
Drie verschillende timers instellen
(uu.mm), die daarna geselecteerd kun-
nen worden in de optie Inschake-
len. Indien u de interieurvoorverwar-
ming slechts één bepaalde dag van de
week wenst in te schakelen, moet u de
dag van de week en het uur van in-
schakeling selecteren.
TijdsduurDe werkingsduur kan variëren tussen
10 en 60 minuten en kan ingesteld
worden met intervallen van 5 minuten.
Werkwijze
Bij het inschakelen van de interieur-
voorverwarming instellen of het interi-
eur verwarmd of geventileerd moet
worden.
DagDe dag van de huidige week instellen.» 189
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten

Page 192 of 340

BedienenMenuoptiesBeschrijving
Afstelling
in produc-
tieDe vooraf ingestelde waarden in pro-
ductie voor de functies van dit menu
worden opnieuw ingesteld.
TerugEr wordt teruggekeerd naar het hoofd-
menu. De programmering verifiëren
Indien de timer
geactiveer

d is, zal na het
uitschakelen van het contact het controle-
lampje van de toets voor onmiddellijke in-
schakeling  gedurende een 10-tal secon-
den b lij
ven br

anden. ATTENTIE
Programmeer de interieurvoorverwarming
nooit z od

anig dat deze in afgesloten of niet-
geventileerde ruimtes ingeschakeld wordt en
gaat werken. De gassen van de interieurvoor-
verwarming bevatten o.a. koolmonoxide, een
giftige, kleur- geurloze substantie. Koolmo-
noxide kan tot bewusteloosheid leiden en do-
delijk zijn. Gebruiksaanwijzingen
Het uitlaatsysteem van de interieurvoorver-
w
armin
g, dat

zich onder de wagen bevindt,
mag niet geblokkeerd of verstopt zijn door
sneeuw, modder of andere voorwerpen. De
uitlaatgassen moeten ongehinderd kunnen worden afgevoerd. De uitlaatgassen die ont-
staan wanneer de int

erieurvoorverwarming
werkt, worden afgevoerd via een uitlaatpijp,
die aan de onderzijde van de wagen is aan-
gebracht.
Bij de verwarming van het interieur, wordt de
warme lucht eerst naar de voorruit geleid, af-
hankelijk van de omgevingstemperatuur, en
daarna naar de rest van het interieur via de
luchtroosters. Indien de luchtroosters bij-
voorbeeld gericht zijn naar de ruiten, kan dit
de wijze van luchtverdeling beïnvloeden.
Naargelang de buitentemperatuur, kan de
temperatuur waarmee de interieurvoorver-
warming het interieur verwarmt iets hoger
zijn indien voor het inschakelen van de ver-
warming de temperatuurregelaar van de ver-
warming of airconditioning op de maximale
stand was ingesteld.
Naargelang de motor kunnen wagens met in-
terieurvoorverwarming uitgerust zijn met een
tweede accu in de bagageruimte, die de inte-
rieurvoorverwarming van stroom voorziet.
In welke gevallen wordt de interieurvoorver-
warming niet geactiveerd?
● De interieurvoorverwarming heeft ongeveer
evenveel
stroom nodig als het dimlicht. In-
dien het accupeil zeer laag is, wordt de interi-
eurvoorverwarming automatisch uitgescha-
keld of zelfs niet geactiveerd. Op die manier worden problemen bij het starten van de mo-
tor vermeden.

D

e verwarming wordt telkens voor een en-
kele keer in
geschakeld. Daarnaast moet ook
de timer opnieuw geactiveerd worden telkens
men die wenst te gebruiken. Let op
● Tijdens de w erk

ing van de interieurvoorver-
warming zijn geluiden te horen.
● Bij hoge luchtvochtigheid en lage buiten-
temperatur
en, is het mogelijk dat het verwar-
mingssysteem condenswater afkomstig van
de interieurvoorverwarming verdampt. In dat
geval kan damp uit de onderzijde van de wa-
gen komen. Dit is geen storing van de wagen!
● Indien de interieurvoorverwarming ver-
schil
lende malen en gedurende langere tijd
gebruikt wordt, kan dit de accu van de wagen
ontladen. Om de accu opnieuw te laden, dient
u een lang traject af te leggen met de wagen.
Als algemene regel geldt: rijd even lang als
de tijd dat de accu gefunctioneerd heeft. 190

Page 193 of 340

Rijden
Rijden
B e
st
uring
Inleiding tot thema De stuurbekrachtiging is niet hydraulisch
maar elektr
omec

hanisch. Het voordeel van
deze stuurbekrachtiging is dat er geen hy-
draulische bussen, hydraulische olie, filters
en andere onderdelen nodig zijn. Het elektro-
mechanische systeem bespaart brandstof.
Terwijl in een hydraulisch systeem de olie-
druk in het systeem constant moet blijven, is
bij elektromechanische stuurbekrachtiging
alleen energie voor het draaien van het stuur-
wiel nodig.
In wagens met een elektromechanische
stuurinrichting wordt de stuurbekrachtiging
automatisch aan de rijsnelheid en de draai-
hoek van het stuur en de wielen aangepast.
De elektromechanische stuurinrichting werkt
alleen bij draaiende motor. ATTENTIE
Als de stuurbekrachtiging niet werkt, moet
bij het s t

uren veel meer kracht worden uitge-
oefend en is de wagen moeilijker te besturen.
● De stuurbekrachtiging werkt alleen bij
draaiende motor.
● Laat

de wagen nooit met uitgeschakelde
motor uitrol
len. ●
Trek de s

leutel nooit uit het contactslot zo-
lang de wagen nog in beweging is. De stuur-
inrichting kan vergrendeld raken en het
stuurwiel kan niet meer worden gedraaid. Waarschuwings- en controlelampjes

Gaat rood branden
Elektromechanische
stuurbekrachtiging
defect.De stuurinrichting moet onmid-
dellijk door een gespecialiseer-
de werkplaats worden nageke-
ken.

Gaat geel branden
Verminderde werk-
ing van elektrome-
chanische stuurin-
richting.De stuurinrichting moet onmid-
dellijk door een gespecialiseer-
de werkplaats worden nageke-
ken.
Als na het opnieuw starten van
de motor en het rijden van een
korte afstand het gele waarschu-
wingslampje niet meer gaat
branden, hoeft u
geen contact
op te nemen met een gespeciali-
seerde werkplaats.
De wagenaccu was
losgemaakt en is
opnieuw vastge-
maakt.Rijd een korte afstand met een
snelheid van ongeveer 15-20
km/u (9-12 mph). 
Gaat rood knipperen
Storing in elektroni-
sche vergrendeling
van stuurkolom.
 Niet verder rijden!
Roep de hulp van specialisten in. 
Knippert geel
Vastgeklemde stuur-
kolom.Draai het stuurwiel zacht heen
en weer.
Stuurkolom niet
ontgrendeld of ver-
grendeld.Trek de contactsleutel uit het
contactslot en schakel het con-
tact opnieuw in. Bovendien moe-
ten de aanwijzingen op het dis-
play in het instrumentenpaneel
worden opgevolgd.
Rijd niet verder als
de stuurko-
lom geblokkeerd blijft nadat het
contact is ingeschakeld. Roep de
hulp van vakmensen in. Wanneer het contact wordt ingeschakeld,
g
aan sommig
e contr

ole- en waarschuwings-
lampjes enkele seconden aan terwijl ze een
werkingscontrole uitvoeren. Na enkele secon-
den gaan de lampjes uit. ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen ››› in Controle- en
waars c

huwingslampjes op pag. 110 in acht
nemen. 191
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten

Page 194 of 340

Bedienen
Informatie over de stuurkolom Stuurkolom elektronisch vergrendelen
Wagen
s
met Keyless Access: de stuurkolom
wordt vergrendeld als het bestuurdersportier
wordt geopend terwijl het contact is uitge-
schakeld. Hiertoe moet de wagen zijn stilge-
zet en in geval van een automatische versnel-
lingsbak moet de keuzehendel in stand P zijn
gezet.
Als u eerst het bestuurdersportier en vervol-
gens het contact uitschakelt, wordt de elek-
tronische stuurkolomvergrendeling via het
contactslot of de in de portiergreep geïnte-
greerde sensor geactiveerd.
Stuurkolom mechanisch vergrendelen
Om pogingen tot diefstal van de wagen te
voorkomen, wordt aangeraden de stuurko-
lom vóór het uitstappen, te vergrendelen.
Stuurkolom vergren-
delenStuurkolom ontgren-
delen
Inparkeren ››› pag. 197.Draai het stuurwiel licht
om de stuurkolomvergren-
deling op te heffen.
De contactsleutel uit het
contactslot trekken.Sleutel in contactslot ste-
ken.
Draai het stuurwiel licht
tot u hoort dat de stuurko-
lom vergrendeld wordt.Houd het stuurwiel in deze
stand en schakel het con-
tact in. Elektromechanische besturing
In w
ag
ens

met een elektromechanische
stuurinrichting wordt de stuurbekrachtiging
automatisch aan de rijsnelheid en de draai-
hoek van het stuur en de wielen aangepast.
De elektromechanische stuurinrichting werkt
alleen bij draaiende motor.
Bij geheel of gedeeltelijk uitgevallen stuurbe-
krachtiging moet u er rekening mee houden
dat u voor het sturen aanzienlijk meer kracht
nodig heeft dan gewoonlijk.
Tegensturingssysteem
Het tegensturingssysteem helpt de bestuur-
der in gevaarlijke situaties. Hiertoe helpen
extra krachten in de stuurinrichting de be-
stuurder bij het tegensturen. ATTENTIE
Het tegensturingssysteem en de ESC helpen
de best uur

der de wagen te besturen in ge-
vaarlijke situaties. In alle situaties is het de
bestuurder die de wagen moet besturen. Het
tegensturingssysteem bestuurt de wagen
niet. Motor starten en stoppen
In l
eidin g t

ot thema Indicatie wegrijblokkering
Als
u een niet

-passende sleutel gebruikt of
als er een systeemstoring optreedt, wordt
 of Wegrijblokkering actief in het
instrumentenpaneel weergegeven. De motor
kan niet worden gestart.
Duwen of slepen
De wagen kan om technische redenen door
aanslepen niet worden geduwd of gestart.
Probeer in plaats hiervan de wagen met be-
hulp van startkabels te starten. ATTENTIE
Als u de motor tijdens het rijden uitzet, is de
wagen moei lijk

er te stoppen; u kunt dan de
controle over de wagen verliezen en een ern-
stig ongeval veroorzaken.
● De remhulpsystemen, de stuurbekrachti-
ging, het airbag
systeem, de veiligheidsgor-
dels en bepaalde veiligheidsvoorzieningen
zijn alleen actief als de motor draait.
● Zet de motor alleen uit wanneer de wagen
stils
taat. 192

Page 195 of 340

Rijden
ATTENTIE
Als de motor draait of als de motor wordt
aangez et, neemt
het risico op ernstige ver-
wondingen af.
● Start de motor nooit of laat de motor nooit
draaien in een ongev
entileerde of gesloten
ruimte. De uitlaatgassen van de motor bevat-
ten onder andere koolmonoxide, een giftige,
kleurloze en geurloze substantie. Koolmono-
xide kan tot bewusteloosheid leiden en dode-
lijk zijn.
● Laat uw wagen nooit met draaiende motor
onbeheerd achter
. De wagen kan plotseling
gaan rijden of er kan onverwachts iets gebeu-
ren waardoor schade of ernstig letsel kan
ontstaan.
● Gebruik nooit sprays voor het koud starten.
Spray
s voor koud starten kunnen ontploffen
of een plotselinge toerentalverhoging van de
motor veroorzaken. ATTENTIE
De onderdelen van het uitlaatsysteem kun-
nen enorm heet wor den. Dit

kan brand of aan-
zienlijke schade veroorzaken.
● Parkeer de wagen zo dat geen enkel onder-
deel van het
uitlaatsysteem in contact kan
komen met brandbare materialen (zoals hout,
bladeren, droog gras, gemorste brandstof
enz.).
● Breng nooit een bodembeschermingslaag
of corro
siewerend middel op uitlaten, kataly-
satoren, hitteschilden of dieselroetfilter aan. Contactslot
Afb. 198
Standen van de autosleutel. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›

 p

ag. 23
Autosleutels ››› afb. 198
Zonder autosleutel in contactslot: de stuurkolom-
vergrendeling kan geactiveerd zijn.
1Contact uitgeschakeld, alle elektrische verbruikers
uitgeschakeld. U kunt de autosleutel uit het con-
tactslot trekken.
2Contact is ingeschakeld. Voorverwarmen van de
dieselmotor. U kunt de stuurkolomvergrendeling
ontgrendelen.
3De motor van de wagen starten. Laat de autosleu-
tel los wanneer de motor gestart is. De sleutel
keert na het loslaten terug naar de stand 2
. Sleutel die niet voor wagen geautoriseerd is
W
or
dt een s

leutel in het contactslot gestoken
die niet voor deze wagen geautoriseerd is,
trek de sleutel dan op de volgende wijze uit
het contactslot:
● Automatische versnellingsbak: op deze ma-
nier kan de s
leutel niet uit het contact wor-
den getrokken. Druk de vergrendelingsknop
van de keuzehendel in en laat de knop los. U
kunt de autosleutel uit het contactslot trek-
ken.
● Handgeschakelde versnellingsbak: trek de
sl

eutel uit het contact. ATTENTIE
Als u de autosleutel onbeheerst of ongecon-
trol eer

d uit het contactslot trekt, kan dit tot
ernstig letsel leiden.
● Neem telkens wanneer u de wagen verlaat
alle s
leutels mee. Anders zou iemand de mo-
tor kunnen aanzetten en elektrische uitrus-
tingen, zoals bijv. de ruiten, kunnen bedie-
nen. Dit kan tot ernstig letsel leiden.
● Laat kinderen of hulpbehoevenden nooit al-
leen in de wagen ac
hter. Zij zijn in een nood-
geval niet in staat de wagen zelfstandig te
verlaten of zichzelf te redden. In een afgeslo-
ten wagen kan het bijvoorbeeld, afhankelijk
van het jaargetijde, zo extreem warm of koud
worden dat dit, vooral bij kleine kinderen, tot
ernstig letsel, ziekte of zelfs de dood kan lei-
den. » 193
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten

Page 196 of 340

Bedienen

Trek de s
leutel nooit uit het contactslot zo-
lang de wagen nog in beweging is. De stuur-
inrichting kan vergrendeld raken en het
stuurwiel kan niet meer worden gedraaid. Let op
● Als de s

leutel zich in het contactslot be-
vindt en de motor langere tijd uitstaat, ont-
laadt de accu zich.
● In wagens met automatische versnellings-
bak kan de sl
eutel alleen uit het contactslot
getrokken worden als de keuzehendel in de
stand P staat. Druk in dit geval de vergrende-
lingsknop van de keuzehendel in en laat de
knop los. Startknop
Afb. 199
In de middenconsole: startknop van
het sluit
- en s

tartsysteem zonder sleutel Key-
less Access. Bij wagens met rechts stuur is de
opstelling symmetrisch. Afb. 200
Noodstarten in wagens met Keyless
Acc e

ss. De startknop mag enkel gebruikt worden als
er een p
a
ssende s

leutel in de wagen aanwe-
zig is.
Door het bestuurdersportier te openen wan-
neer u de auto verlaat , wordt de stuurkolom
elektronisch vergrendeld als het contact is
uitgeschakeld ››› pag. 191.
Het contact inschakelen of uitschakelen
● Druk de startknop ››› afb
. 199 één keer kort
in zonder daarbij het koppelings- of rempe-
daal in te trappen ››› .
Nood s
topf

unctie
Als er in de wagen geen passende sleutel
herkend wordt, zult u een noodstop moeten
uitvoeren. Op het display van het instrumen-
tenpaneel verschijnt er dan een waarschu-
wingstekst. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn, wanneer de batterij van de autosleutel
bijvoorbeel

d bijna leeg is of leeg is:
● Hou de autosleutel direct na het indrukken
van de star
tknop altijd bij de stuurkolom
››› afb. 200.
● Het contact wordt ingeschakeld en, zo no-
dig, slaat de mot
or automatisch aan.
Nooduitschakeling
Als de motor niet stopt door de startknop
kort in te drukken, dan moet een nooduit-
schakeling worden uitgevoerd:
● Druk binnen 1 seconde de startknop twee
keer in of druk de s
tartknop in en houd de
knop minimaal 2 seconden ingedrukt ››› .
● De motor gaat automatisch uit.
F u
nctie om de mot or w

eer te starten
Als er eenmaal de motor uitgezet is geen
passende sleutel in de wagen aangetroffen
wordt, kan de motor pas na 5 seconden weer
gestart worden. Op het display van het in-
strumentenpaneel wordt een waarschuwing
hieromtrent weergegeven.
Na die vijf seconden kan de motor niet meer
zonder een passende sleutel in de wagen ge-
start worden.
194

Page 197 of 340

Rijden
ATTENTIE
Iedere onbedoelde beweging van de wagen
kan erns tig l
etsel tot gevolg hebben.
● Trap na het indrukken van de startknop niet
op het rem- of
koppelingspedaal omdat an-
ders de motor meteen gestart wordt. ATTENTIE
Nalatig of onachtzaam gebruik van de auto-
sleut el

s kan leiden tot ernstige verwondingen
en ongevallen.
● Laat wanneer u het voertuig verlaat nooit
de autosl
eutel in de wagen achter. Anders
kunnen kinderen of onbevoegden de portie-
ren en de achterklep vergrendelen, de motor
starten of het contact inschakelen en op die
manier sytemen zoals de elektrische ruitbe-
diening gebruiken. Let op
Voor wagens met een dieselmotor en het
Keyle s

s Access-systeem kan even duren voor-
dat de motor aanslaat als hij moet voorver-
warmen. Motor starten
Voer de handelingen uitsluitend in de aange-
g
ev en
v

olgorde uit:
Wagens zonderKeyless AccessWagens met
Keyless Access
1.Trap het rempedaal in en houd het ingedrukt tot stap 5 uitgevoerd is.
1a.Bij wagens met handgeschakelde versnellings-bak: trap het koppelingspedaal volledig in enhoud het ingetrapt totdat de motor aanslaat.
2.Zet de versnellingshendel in neutrale stand of zet de keuzehendel in stand P of N.
3.
Alleen in wagens met
dieselmotor: draai de
sleutel in het contact-
slot in de stand ››› afb.
198 2
voor het voor-
verwarmen. Een contro- lelampje in het instru- mentenpaneel gaat branden
.

4.
Zet de sleutel in het
contactslot in de stand ››› afb. 198 3
; trap
het gaspedaal niet in.
Druk de startknop in ››› afb. 199; trap het
gaspedaal niet in. Om de motor te kunnenstarten moet er een
passende sleutel in de wagen aanwezig zijn.
5.
Laat na het aanslaan
van de motor de sleu- tel in het contactslot los.Laat na het aanslaan
van de motor de start- knop los.
Wagens zonder
Keyless AccessWagens met
Keyless Access
6.
Indien de motor niet
begint te draaien, on-
derbreekt u de poging en herhaalt u het naongeveer 1 minuut.
Indien de motor niet
begint te draaien, on-
derbreekt u de poging en herhaalt u het naongeveer 1 minuut.
Voer indien nodig een noodstop uit ››› pag.
194.
7.Schakel de elektronische parkeerrem uit wanneer u met de wagen wilt gaan rijden ››› pag. 197. ATTENTIE
Laat uw wagen nooit met draaiende motor
onbeheerd acht er

. De wagen kan plotseling
gaan rijden, met name als een versnelling of
rijstand ingeschakeld is, waardoor schade of
ernstig letsel kan ontstaan. ATTENTIE
Sprays voor koud starten kunnen ontploffen
of een plot selin

ge toerentalverhoging van de
motor veroorzaken.
● Gebruik nooit sprays voor het koud starten. VOORZICHTIG
● Als u tijden

s het rijden de motor probeert te
starten of de motor direct nadat u deze hebt
uitgezet start, kan de motor of startmotor be-
schadigd raken. » 195
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten

Page 198 of 340

Bedienen

Vermijd hoge mot or
toerentallen als de mo-
tor nog koud is, geef niet vol gas en belast de
motor niet sterk.
● Duw of sleep de wagen niet aan om de mo-
tor te st
arten. Niet verbrande brandstof kan
de katalysator beschadigen. Milieu-aanwijzing
Verwarm de motor niet door deze stationair te
l aten dr aaien. G

a direct rijden als het zicht
goed is. Hierdoor bereikt de motor sneller
zijn bedrijfstemperatuur en is de uitstoot van
schadelijke gassen lager. Let op
● Als de b

atterij van de sleutel bijvoorbeeld
bijna leeg is of leeg is, kan de motor niet met
de startknop gestart worden. In dit geval
moet u de startknop uit het contactslot halen
en in plaats hiervan de sleutel plaatsen.
● Bij het starten van de motor worden de be-
langrijks
te stroomverbruikers tijdelijk uitge-
schakeld.
● Na het starten van een koude motor kunnen
er om technis
che redenen even sterke trillin-
gen voelbaar zijn. Dit is normaal en geen re-
den om u zorgen te maken.
● Bij temperaturen onder de +5°C (+41°F)
kan er een beetje rook
onder de wagen ont-
staan wanneer de hulpverwarming ingescha-
keld is. Motor afzetten
Voer de handelingen uitsluitend in de aange-
geven
v

olgorde uit:
Wagens zonderKeyless AccessWagens met
Keyless Access
1.Breng de wagen onmiddellijk tot stilstand ››› .
2.Rempedaal intrappen en ingetrapt houden tot de
wagen tot stilstand is gekomen 4.
3.Indien uw wagen beschikt over automatische ver-
snellingsbak, plaatst u de keuzehendel in stand P.
4.Schakel de elektronisch parkeerrem in ››› pag.
197.
5.Draai de sleutel in het
contactslot in de stand
››› afb. 198 1
.
Druk de startknop kort
in
››› afb. 199. Als de
motor niet stopt, voer
dan een nooduitschake-
ling uit ››› pag. 194.
6.Schakel in geval van een handgeschakelde ver-
snellingsbak de 1ste versnelling of de achteruit- versnelling in. ATTENTIE
Zet de motor nooit uit als de wagen in bewe-
ging is. U z

ou de controle over de wagen kun-
nen verliezen en een ernstig ongeval veroor-
zaken.
● De airbags en gordelspanners zijn buiten
werking a
ls het contact is uitgeschakeld. ●
De rembek r

achtiger werkt niet bij uitge-
schakelde motor. Om de wagen stil te zetten
moet het rempedaal krachtiger worden inge-
trapt.
● Omdat de stuurbekrachtiging bij niet-draai-
ende motor niet werkt, moet
u meer kracht
voor het sturen gebruiken.
● Als u de autosleutel uit het contactslot
trekt, wordt
de stuurkolom vergrendeld en
kan de wagen niet meer bestuurd worden. VOORZICHTIG
Als u de wagen gedurende lange tijd met een
hoog mot ortoer

ental gereden hebt, kan de
motor na het uitzetten oververhit raken. Laat
de motor ongeveer twee minuten stationair
draaien voordat u de motor uitzet om te voor-
komen dat de motor beschadigd raakt. Let op
● Bij wagen s

met automatische versnellings-
bak kan de sleutel alleen uit het contactslot
getrokken worden als de keuzehendel in de
stand P staat.
● Na het stoppen van de motor is het moge-
lijk dat de
ventilator in de motorruimte nog
enkele minuten blijft draaien, ook als het
contact uitgeschakeld is of de sleutel uit het
contactslot gehaald is. De ventilator van de
radiateur gaat automatisch uit. 196

Page 199 of 340

Rijden
Elektronische wegrijblokkering De wegrijblokkering voorkomt dat de motor
met een niet-g
e
autoriseerde sleutel kan wor-
den aangezet en de wagen in beweging kan
worden gebracht.
In de sleutel zit een microchip die de elektro-
nische wegrijblokkering automatisch uitscha-
kelt als de sleutel in het contactslot wordt ge-
stoken.
Zodra u de sleutel uit het contact neemt,
wordt de elektronische wegrijblokkering au-
tomatisch weer geactiveerd. Bij wagens met
het Keyless Access-systeem moet de auto-
sleutel zich buiten de wagen bevinden
››› pag. 120.
Daarom kan de motor alleen met een passen-
de, gecodeerde en originele SEAT-sleutel
worden gestart. De gecodeerde sleutels zijn
verkrijgbaar bij Technische Diensten ›››
pag.
115.
Als u een niet-geautoriseerde sleutel ge-
bruikt, wordt op het display van het instru-
mentenpaneel het bericht SAFE of Wegrij-
blokkering actief weergegeven. De wa-
gen kan dan niet worden gestart. Let op
Een goede werking van de wagen kan alleen
gewaarbor gd w

orden met originele SEAT-
sleutels. Remmen en parkeren
In l
eidin g t

ot thema De remhulpsystemen zijn het antiblokkeer-
sys t

eem (ABS), de remkrachtassistent (BAS),
de elektronische differentieelvergrendeling
(EDS), de antislipregeling (ASR) en de Elek-
tronische Stabiliserings Controle (ESC). ATTENTIE
Als u met versleten remblokken of met storin-
gen in het r emsy

steem rijdt, kunt u een ern-
stig ongeval veroorzaken.
● Als de  gaat branden, apart of in combi-
natie met een beric
ht op het display van het
instrumentenpaneel, ga dan onmiddellijk
naar een gespecialiseerde werkplaats om de
remblokken te controleren en eventuele ver-
sleten remblokken te vervangen. ATTENTIE
Als u de wagen op de verkeerde manier par-
keert, k an dit

tot ernstig letsel leiden.
● Trek de sleutel nooit uit het contactslot zo-
lang de wag
en nog in beweging is. De stuur-
kolom kan worden vergrendeld waarna het
stuurwiel niet meer gedraaid en de wagen
niet meer bestuurd kan worden.
● Parkeer de wagen zo dat geen enkel onder-
deel van het
uitlaatsysteem in contact kan
komen met brandbare materialen (zoals hout, bladeren, droog gras, gemorste brandstof
enz.).

Telk en

s wanneer u de wagen stilzet of par-
keert, moet u de el
ektronische parkeerrem in-
schakelen.
● Laat kinderen of hulpbehoevenden nooit al-
leen achter in de w
agen. Zij kunnen de elek-
tronische parkeerrem uitschakelen, de keuze-
hendel of de versnellingshendel bedienen en
de wagen in beweging zetten. Dit kan ernsti-
ge ongevallen tot gevolg hebben.
● Neem telkens wanneer u de wagen verlaat
alle s
leutels mee. Iemand zou de motor kun-
nen aanzetten en elektrische uitrustingen,
zoals bijv. de ruiten, kunnen bedienen. Dit
kan tot ernstig letsel leiden.
● Laat kinderen of hulpbehoevenden nooit al-
leen in de wagen ac
hter. Zij zijn in een nood-
geval niet in staat de wagen zelfstandig te
verlaten of zichzelf te redden. In een afgeslo-
ten wagen kan het bijvoorbeeld, afhankelijk
van het jaargetijde, zo extreem warm of koud
worden dat dit, vooral bij kleine kinderen, tot
ernstig letsel, ziekte of zelfs de dood kan lei-
den. VOORZICHTIG
● Wees e

xtra voorzichtig op plaatsen met een
verhoogde stoeprand of vaste afsluitingen.
Voorwerpen die uitsteken uit de grond kun-
nen de bumper en andere delen van de wagen
tijdens het manoeuvreren beschadigen. Stop
voordat de wielen de stoeprand of afsluiting
raken om schade te voorkomen. » 197
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten

Page 200 of 340

Bedienen

Let in het b
ijzonder op voor inritten, hellin-
gen, stoepranden en ander voorwerpen, enz.
De onderste delen van de wagen zoals bum-
pers, spoilers en elementen van het onder-
stel, alsook de motor en het uitlaatsysteem,
kunnen beschadigd raken wanneer erover-
heen wordt gereden. Waarschuwings- en controlelampjes

Gaat rood branden
Samen met het con-
trolelampje  op
de knop: Elektroni-
sche parkeerrem in-
geschakeld.››› pag. 199
Storing in remsys-
teem.  Zet de wagen onmiddellijk
stil!
Roep de hulp in van een vak-
man! ››› pag. 201.
Remvloeistofpeil
onvoldoende.  Niet meer verder rijden!
Controleer het remvloeistofpeil
››› pag. 296.
Samen met het
ABS-controlelampje
: ABS is defect.
Raadpleeg een gespecialiseerde
werkplaats. De wagen kan zon-
der ABS remmen. 
Gaat rood branden
Rempedaal niet in-
getrapt!Rempedaal helemaal intrappen. 
Gaat geel branden
Remblokken voor
versleten.Raadpleeg onmiddellijk een ge-
specialiseerde werkplaats. Alle
remblokken controleren en in-
dien nodig vervangen.

Gaat geel branden
ESC uitgeschakeld
door het systeem.Contact in- en uitschakelen. Rij
zo nodig een kort traject.
Storing in ESC.Raadpleeg een gespecialiseerde
werkplaats.
Samen met het
ABS-controlelampje
: storing in ABS.
Raadpleeg een gespecialiseerde
werkplaats. De wagen kan zon-
der ABS remmen.
De accu is opnieuw
ingeschakeld.›››
pag. 298 
Gaat geel branden
ASR handmatig bui-
ten werking gesteld.ASR inschakelen
››› pag. 216.
Als het contact wordt in- en uit-
geschakeld, wordt de ASR auto-
matisch geactiveerd. 
Gaat geel branden
Samen met ESC-
controlelampje :
storing in ABS.
Raadpleeg een gespecialiseerde
werkplaats. De wagen kan zon-
der ABS remmen.
Samen met waar-
schuwingslampje
 of : ABS is de-
fect. 
Gaat geel branden
Knippert samen met
waarschuwings-
lampje
: Storing
in elektronische par-
keerrem.Raadpleeg een gespecialiseerde
werkplaats. 
Gaat groen branden
Rempedaal niet in-
getrapt.
Trap het rempedaal in om een
rijstand te selecteren.
Trap op het rempedaal om de
elektronische parkeerrem uit te
schakelen
››› pag. 199. 
Gaat rood knipperen
Storing in elektroni-
sche parkeerrem.
Tegelijkertijd kan
het controlelampje
gaan branden of
het controlelampje
 op de knop gaan
knipperen.
Neem contact op met een gespe-
cialiseerde werkplaats omdat
het mogelijk is dat u niet veilig
kunt parkeren. 
Knippert geel
Regeling door ESC
of ASR.Haal de voet van het gaspedaal.
Pas uw rijstijl aan aan de toe-
stand van het wegdek.
Wanneer het contact wordt ingeschakeld,
g
aan sommig
e contr

ole- en waarschuwings-
lampjes enkele seconden aan terwijl ze een
198

Page:   < prev 1-10 ... 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 231-240 ... 340 next >