Seat Alhambra 2016 Handleiding (in Dutch)
Page 261 of 340
Verzorging en onderhoud
Aanwijzingen
V er
zor
ging en onderhoud
Accessoires, onderdelen ver- vangen en wijzigingen
Inleiding tot thema ATTENTIE
Ongeschikte reserveonderdelen en accessoi-
res en w
erkzaamheden, wijzigingen en repa-
raties die verkeerd zijn uitgevoerd, kunnen
schade aan de wagen, ongelukken en ernstig
letsel veroorzaken.
● SEAT adviseert dringend alleen goedge-
keurde S
EAT-accessoires en originele SEAT ®
-
onderdelen te gebruiken. Hiervoor heeft SEAT
de betrouwbaarheid, veiligheid en geschikt- heid vastgesteld.
● Laat reparaties en wijzigingen aan de wa-
gen uitvoer
en door een gespecialiseerde
werkplaats. Deze gespecialiseerde werk-
plaatsen beschikken over de noodzakelijke
gereedschappen, diagnose-apparatuur, repa-
ratie-informatie en gekwalificeerd personeel.
● Monteer op de wagen alleen onderdelen
waarvan de
versie en eigenschappen over-
eenkomen met de fabrieksuitrusting.
● Plaats, bevestig of monteer nooit voorwer-
pen zoa
ls bekerhouders, telefoonhouders op de afdekkingen van of binnen de actieradius
van de airbagmodu
l
es.
● Gebruik uitsluitend die banden of velgen
die door SEAT
voor uw model wagen zijn vrij-
gegeven. Accessoires en onderdelen
SEAT raadt aan voor het kopen van accessoi-
res
en r
eserveonderdelen of bedrijfsmidde-
len eerst advies in te winnen bij een Officieel
SEAT-servicecentrum. Bijvoorbeeld wanneer u
in een later stadium accessoires wilt monte-
ren of een onderdeel wilt vervangen. Uw Offi-
ciële SEAT service kan u informatie geven
over de wettelijke bepalingen en de aanbeve-
lingen van productie inzake accessoires, re-
serveonderdelen en andere elementen.
SEAT adviseert alleen goedgekeurde SEAT-
accessoires en Originele SEAT ®
-onderdelen
te gebruiken. Hiervoor heeft SEAT de be-
trouwbaarheid, veiligheid en geschiktheid
vastgesteld. Daarnaast zorgen de Technische
Diensten ervoor dat de montage op een des-
kundige manier worden ingebouwd.
Ondanks dat SEAT de markt continu in de ga-
ten houdt, garandeert SEAT niet dat de niet
door SEAT goedgekeurde producten betrouw-
baar, veilig en geschikt zijn voor de wagen.
SEAT is daarom niet aansprakelijk voor de
producten, ook niet als in bepaalde gevallen
een bepaald, officieel erkend technisch keu- ringsinstituut of een officiële instantie hier-
voor goedk
eurin
g heeft gegeven.
Naderhand ingebouwde apparaten die direct
de controle van de bestuurder over de wagen
beïnvloeden moeten voorzien zijn van een e-
code (keuringscode van de Europese Unie)
en voor uw wagen door SEAT zijn goedge-
keurd. Hieronder vallen bijvoorbeeld snel-
heidsregelsystemen of elektronisch geregel-
de dempingen.
De extra aangesloten stroomverbruikers die
niet voor de directe controle van de wagen
dienen, moeten zijn voorzien van een -co-
de (conformiteitsverklaring van de fabrikant
in de Europese Unie). Hieronder vallen bij-
voorbeeld koelboxen, computers of ventila-
tors. ATTENTIE
Niet deskundig uitgevoerde reparaties of wij-
ziging en aan de w
agen kunnen het gedrag
van de airbags beïnvloeden en storingen in
de werking of fatale ongelukken veroorzaken.
● Plaats, bevestig of monteer nooit voorwer-
pen zoa
ls bekerhouders, telefoonhouders op
de afdekkingen van of binnen de actieradius
van de airbagmodules.
● Voorwerpen die zich op de afdekkingen van
of binnen de actiera
dius van de airbags be-
vinden, kunnen ernstig of fataal letsel veroor-
zaken als de airbags geactiveerd worden. 259
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 262 of 340
Aanwijzingen
Vloeistoffen en onderdelen Alle vloeistoffen en bedrijfsmiddelen
, zoal s
distributietandriemen, banden, koelvloeistof,
motorolie, bougies en accu's van de wagen
worden voortdurend verder ontwikkeld. Daar-
om moeten deze vloeistoffen en bedrijfsmid-
delen in een gespecialiseerde werkplaats
vervangen worden. De technische diensten
worden continu van elke wijziging op de
hoogte gebracht. ATTENTIE
Als u een ongeschikte vloeistof of bedrijfs-
middel g e
bruikt, of deze verkeerd inzet, kan
dit ongelukken, ernstig letsel, brandwonden
en vergiftigingen veroorzaken.
● Daarom moeten de vloeistoffen gesloten in
de originele verp
akking bewaard worden.
● Bewaar vloeistoffen nooit in lege blikken
waarin voedin
gsmiddelen hebben gezeten,
lege flessen of andere verpakkingen. Anderen
zouden ervan kunnen gaan drinken.
● Houd de vloeistoffen en bedrijfsmiddelen
uit de buurt
van kinderen.
● Lees altijd de informatie en de waarschu-
wingen op de
vloeistofverpakkingen.
● Werk, wanneer u producten gebruikt die
scha
delijke dampen veroorzaken, altijd in de
buitenlucht of in een goed geventileerde
ruimte.
● Gebruik nooit brandstof, terpentine, motor-
olie, aceton of
andere heel vluchtige vloei- stoffen voor de reiniging van de wagen. Deze
zijn giftig en s
nel
ontvlambaar. Ze kunnen
brand of explosies veroorzaken! VOORZICHTIG
● Vul a
lleen geschikte vloeistoffen bij. Haal
de vloeistoffen niet door elkaar, anders zijn
ernstige storingen en motorschade het ge-
volg.
● Accessoires en andere onderdelen vóór de
koelluchtin
laat verslechteren de koelende
werking van de motorkoelvloeistof. Als de
motor een zware krachtsinspanning moet le-
veren en de buitentemperatuur erg hoog is,
kan de motor oververhit raken. Milieu-aanwijzing
De uitgelopen vloeistoffen kunnen het milieu
verv ui
len. Vang de uitgelopen vloeistoffen op
in een geschikte opvangbak en lever de vloei-
stoffen in bij een daarvoor bestemd afvalinza-
melingspunt om het milieu te beschermen. Reparaties en technische wijzigingen
Neem tijdens reparaties en technische wijzi-
gin
g
en de S
EAT-richtlijnen in acht! ››› Veranderingen doorvoeren aan elektronische
onder
del
en en de b ijbehor
ende software kan
tot storingen leiden. Vanwege de koppeling
van elektrische onderdelen kunnen deze sto-
ringen ook direct de werking van systemen die er niet in eerste instantie mee te maken
hebben, belemmeren. Dit
kan de betrouwba-
re werking van uw wagen in gevaar brengen
en zijn onderdelen sneller doen slijten. Dit
kan ertoe leiden dat de wagen niet meer wet-
telijk wordt goedgekeurd.
De technische dienst wijst iedere aansprake-
lijkheid af voor beschadigingen als gevolg
van technische wijzigingen of ongeschikte re-
paraties.
De technische dienst wijst iedere aansprake-
lijkheid af voor beschadigingen als gevolg
van ongeschikte reparaties en wijzigingen;
de SEAT-garantie dekt deze gevallen ook niet.
SEAT raadt aan de reparaties en technische
wijzigingen in een technische dienst uit te
voeren en daarbij SEAT Originele Onderde-
len ®
te gebruiken.
Wagens met accessoires en speciale uitrus-
tingen
De fabrikanten van extra uitrustingen garan-
deren dat hun producten aan de geldende
milieuwetten en -voorschriften, en dan met
name aan de Richtlijnen 2000/53/EG en
2003/11/EG, voldoen. De eerste richtlijn re-
gelt het beheer van wagens die aan het ein-
de van hun nuttige levensduur zijn, en de
tweede richtlijn heeft betrekking op de be-
perkende bepalingen wat de verkoop en het
gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en
preparaten betreft.
260
Page 263 of 340
Verzorging en onderhoud
De eigenaar van de wagen moet de docu-
ment atie met
betrekk
ing tot het inbouwen
van extra uitrusting bewaren en als hij de wa-
gen gaat verschroten overhandigen bij de
overdracht van de wagen. Op deze manier
wordt gegarandeerd dat de wagens met deze
uitrustingen op een milieuvriendelijke wijze
worden gerecycled. ATTENTIE
Onjuist uitgevoerde reparaties of wijzigingen
kunnen s c
hade aan en storingen in de werk-
ing van de wagen veroorzaken en van invloed
zijn op de werking van de hulpsystemen voor
de bestuurder. Dit kan ernstige ongevallen
tot gevolg hebben.
● Reparaties en wijzigingen aan de wagen
mogen all
een door een gespecialiseerde
werkplaats worden uitgevoerd. Reparatie van en storingen in airbag-
sy
s
teem Neem tijdens reparaties en technische wijzi-
gin
g
en de S
EAT-richtlijnen in acht! ››› Wijzigingen en reparaties van voorbumpers,
por
tier
en, v
oorstoelen, en reparaties aan het
dak of de carrosserie mogen alleen door een
gespecialiseerde werkplaats worden uitge-
voerd. In deze wagenonderdelen bevinden
zich onderdelen en sensoren van het airbag-
systeem. Wanneer u werkzaamheden aan de airbags
uitvoert
en systeemonderdelen vanwege an-
dere reparatiedoeleinden uit- en inbouwt,
kunnen onderdelen van het airbagsysteem
worden beschadigd. Dat kan tot gevolg heb-
ben dat de airbags in geval van een aanrij-
ding niet goed of helemaal niet werken.
Om de beschermende werking van de air-
bags niet te beïnvloeden en te voorkomen
dat uitgebouwde onderdelen lichamelijk let-
sel en milieuvervuiling veroorzaken, moeten
de voorschriften in acht genomen worden.
Deze voorschriften zijn bekend bij de gespe-
cialiseerde werkplaatsen.
Als de ophanging van de wagen gewijzigd
wordt, kan dit in geval van een botsing gevol-
gen hebben voor de werking van het airbag-
systeem. Als er bijvoorbeeld combinaties van
wielen en banden gebruikt worden die niet
goedgekeurd zijn door SEAT, als de wagen
minder hoog wordt, de ophanging stijver
wordt gemaakt en de terugslagveren, veerpo-
ten, schokdempers, enz. worden gewijzigd,
kunnen de door de sensoren van de airbags
gemeten en aan het regelapparaat doorgege-
ven resultaten, gewijzigd worden. Sommige
wijzigingen aan de ophanging kunnen bij-
voorbeeld de door de sensoren gemeten
kracht laten toenemen waardoor het airbag-
systeem bij botsingen geactiveerd wordt;
krachten die onder normale omstandigheden
niet geregistreerd zouden zijn en waarbij de
airbags niet geactiveerd zouden zijn. Andere wijzigingen kunnen de door de sensoren ge-
regis
treerde krachten laten afnemen, waar-
door de airbags niet geactiveerd worden
wanneer dat wel zou moeten gebeuren. ATTENTIE
Onjuist uitgevoerde reparaties of wijzigingen
kunnen s c
hade aan en storingen in de werk-
ing van de wagen veroorzaken en van invloed
zijn op de werking van het airbagsysteem. Dit
kan ernstige of fatale ongevallen tot gevolg
hebben.
● Reparaties en wijzigingen aan de wagen
mogen all
een door een gespecialiseerde
werkplaats worden uitgevoerd.
● De airbagmodules mogen niet gerepareerd
worden: z
e moeten worden vervangen.
● Bouw nooit airbagonderdelen in die gerecy-
cled of afk
omstig zijn van gebruikte wagens. ATTENTIE
Een wijziging van de ophanging van de wa-
gen, waar onder ook
het gebruik van combina-
ties van niet-goedgekeurde wielen en ban-
den, kan de werking van de airbags beïnvloe-
den waardoor het risico op ernstige of dode-
lijke verwondingen bij ongevallen toeneemt.
● Bouw nooit onderdelen van de ophanging
in waarvan de eig
enschappen niet exact over-
eenkomen met de eigenschappen van de oor-
spronkelijke wagenonderdelen.
● Gebruik nooit combinaties van banden en
velgen die niet
door SEAT zijn goedgekeurd. 261
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 264 of 340
Aanwijzingen
Zendapparatuur naderhand inbouwen Om zendapparatuur in de wagen te kunnen
gebruik
en, i
s een buitenantenne nodig.
Het naderhand inbouwen van elektrische of
elektronische apparaten is onderhevig aan
de goedkeuring ervan voor de wagen. In be-
paalde gevallen kan daardoor de wettelijke
goedkeuring voor uw wagen worden inge-
trokken.
SEAT heeft voor uw wagen het gebruik van
zendapparatuur onder de volgende voor-
waarden vrijgegeven:
● De buitenantenne moet op deskundige wij-
ze wor den in
gebouwd.
● Een maximaal zendvermogen van 10 watt.
Alleen met
een buitenantenne wordt het opti-
male bereik van de apparaten bereikt.
Wanneer u zendapparatuur met een zendver-
mogen van meer dan 10 watt wilt gebruiken,
neem dan contact op met een gespecialiseer-
de werkplaats. Zij zijn vertrouwd met de tech-
nische mogelijkheden van de installatie.
SEAT raadt u aan de Technische Dienst te
raadplegen.
Houd rekening met de wettelijke bepalingen
en de aanwijzingen en inbouwinstructies van
zendapparatuur. ATTENTIE
Als de zendapparatuur los vervoerd wordt of
niet goed i s
vastgemaakt, kan deze bij bruusk
remmen, plotselinge manoeuvres, of een on-
geval door het interieur van de wagen worden
geslingerd en letsel veroorzaken.
● Zendapparatuur moet tijdens het rijden al-
tijd op de juiste w
ijze en buiten het werkings-
gebied van de airbags worden bevestigd, of
op een veilige plaats worden opgeslagen. ATTENTIE
Als u zendapparatuur gebruikt die niet op de
buiten ant
enne aangesloten is, kan het maxi-
mum elektromagnetische stralingsniveau in
de wagen overschreden worden. Hetzelfde
gebeurt als de buitenantenne verkeerd geïn-
stalleerd is.
● Gebruik alleen zendapparatuur in de wagen
als dez
e aangesloten is op een volgens de in-
structies aangesloten buitenantenne. Door regelapparaten in geheugen op-
g
e
sl
agen informatie Uw wagen bevat in de fabriek ingebouwde
el
ektr
onis
che regelapparaten die onder an-
dere het motormanagement en de versnel-
lingsbak regelen. De regelapparaten contro-
leren daarnaast de goede werking van het
uitlaatgassysteem en het airbagsysteem. Deze elektronische regelapparaten analyse-
ren hiervoor onder het
rijden constant de wa-
gengegevens. Als er storingen of afwijkingen
met betrekking tot de theoretische waarden
optreden, worden alleen die gegevens in het
geheugen opgeslagen. In het algemeen geldt
dat de storingen worden aangeduid via de
controlelampjes in het instrumentenpaneel.
Deze gegevens kunnen alleen met speciale
apparaten worden geraadpleegd en geanaly-
seerd.
Omdat de gegevens in het geheugen worden
opgeslagen, kunnen de gespecialiseerde
werkplaatsen de storingen detecteren en ver-
helpen. In het geheugen kunnen onder ande-
re de volgende gegevens zijn opgeslagen:
● Gegevens over de motor en de versnel-
lingsb
ak
● Snelheid
● Rijrichting
● Remkracht
● Detectie van veiligheidsgordel
De in de wagen g
eïntegreerde regelappara-
ten nemen in geen geval de in de wagen ge-
voerde gesprekken op.
In wagens met noodoproepfunctie via de mo-
biele telefoon of andere aangesloten appara-
ten kan de huidige positie worden doorgege-
ven. Als het regelapparaat een ongeval regi-
streert waarbij de airbags geactiveerd zijn,
262
Page 265 of 340
Verzorging en onderhoud
dan kan het systeem automatisch een sig-
n aal
st
uren. Dit hangt van de netwerkbeheer-
der af. Normaal gesproken kunnen de signa-
len alleen verzonden worden in zones met
een groot bereik.
Geheugenmodule voor opslaan van ongeval-
gegevens (Event Data Recorder)
De wagen is niet uitgerust met een geheu-
genmodule voor het opslaan van ongevalge-
gevens.
In een geheugenmodule voor het opslaan
van ongevalgegevens wordt de wageninfor-
matie tijdelijk geregistreerd. Op deze manier
kan er bij een ongeval gedetailleerde infor-
matie over de oorzaak van het ongeval ver-
kregen worden. In wagens met airbagsys-
teem kunnen bijvoorbeeld gegevens over de
snelheid op het moment van de botsing, de
status van de gespen van de veiligheidsgor-
dels, de standen van de stoel en de active-
ringstijden van de airbags in het geheugen
worden opgeslagen. Het gegevensvolume is
afhankelijk van de fabrikant.
Alleen als de autobezitter toestemming
geeft, mag een geheugenmodule voor het
opslaan van ongevalgegevens worden inge-
bouwd. In sommige landen zijn er wetten die
dit regelen. Regelapparaten herprogrammeren
In het algemeen w
orden alle gegevens die
nodig zijn voor het beheren van onderdelen
in de regelapparaten opgeslagen. De pro-
grammering van sommige comfortfuncties,
zoals de knipperlichten, het afzonderlijk ope-
nen van portieren en de aanduidingen op het
scherm, kunnen met speciale apparaten die
in de gespecialiseerde werkplaatsen aanwe-
zig zijn worden gewijzigd. Als dit het geval is,
dan komen de informatie en beschrijvingen
uit het instructieboekje niet overeen met de
oorspronkelijke functies. SEAT raadt daarom
aan altijd elk type wijziging in het hoofdstuk
"Andere aantekeningen van de werkplaats"
van het Onderhoudsprogramma te raadple-
gen.
De technische dienst moet van elke wijziging
in de programmering op de hoogte worden
gebracht.
Storingsgeheugen van wagen uitlezen
In het interieur van de wagen bevindt zich
een diagnoseconnector voor het lezen van
het storingsgeheugen van de wagen. In het
storingsgeheugen worden de storingen en af-
wijkingen met betrekking tot de theoretische
waarden van de elektronische regelappara-
ten geregistreerd.
De diagnoseconnector bevindt zich in de voe-
tenruimte van de bestuurder, naast de hen-
del voor het openen van de motorkap, onder
een deksel. Het storingsgeheugen mag alleen door een
gespec
ialiseerde werkplaats geraadpleegd
en geactiveerd worden.
Mobiele telefoon in wagen gebruiken
zonder aansluit
en op buitenantenne Mobiele telefoons zenden radiogolven uit en
ontvan
g
en deze, zowel tijdens telefoonge-
sprekken als tijdens de wachtmodus. In hui-
dige wetenschappelijke publicaties wordt
vermeld dat radiogolven die bepaalde waar-
den overschrijden, schadelijk voor het men-
selijk lichaam kunnen zijn. Landen en inter-
nationale commissies hebben bereiken en
richtlijnen opgesteld met als doel de elektro-
magnetische straling afkomstig van mobiele
telefoons binnen bepaalde grenzen te hou-
den die niet schadelijk zijn voor de gezond-
heid. Toch zijn er geen onomstotelijke weten-
schappelijke bewijzen die aangeven dat
draadloze telefoons helemaal veilig zijn.
Daarom raden sommige deskundigen aan de
mobiele telefoon met mate te gebruiken tot
de resultaten van onderzoeken die nog lo-
pen, gepubliceerd worden.
Gebruikt u in de auto een mobiele telefoon
die niet op de buitenantenne voor telefoons
aangesloten is, dan kan de elektromagneti-
sche straling hoger zijn dan wanneer de mo-
biele telefoon aangesloten zou zijn op een »
263
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 266 of 340
Aanwijzingen
ingebouwde antenne of een andere
aan g
es
loten buitenantenne.
Als de wagen uitgerust is met een geschikt
handsfree apparaat, dan voldoet u aan de
wetgeving van vele landen die alleen het ge-
bruik van mobiele telefoons in wagens toe-
staan als dat met handsfree toestellen ge-
beurt.
Het in de fabriek ingebouwde handsfree sys-
teem is ontworpen voor gebruikt met conven-
tionele mobiele telefoons, en mobiele tele-
foons met Bluetooth-technologie. De mobiele
telefoons moeten in een geschikte telefoon-
houder worden geplaatst. Aan de andere
kant moet de telefoonhouder altijd volgens
de instructies op de basisplaat vastgeklikt
worden. Alleen op deze manier is de mobiele
telefoon goed op het dashboard vastge-
maakt, altijd binnen het bereik van de be-
stuurder en aangesloten op de buitenanten-
ne van de wagen.
Door de mobiele telefoon op een in de wagen
geïntegreerde antenne of op een op de mobi-
ele telefoon aangesloten buitenantenne aan
te sluiten, vermindert de elektromagnetische
straling die de telefoon uitzendt en bijgevolg
de effecten daarvan op het menselijk li-
chaam. Bovendien neemt de kwaliteit van de
verbinding ook toe.
Als u de mobiele telefoon zonder het hand-
sfree systeem in de wagen gebruikt, dan is
de mobiele telefoon niet stevig bevestigd en niet op de buitenantenne voor de telefoon
aanges
loten. Tevens wordt de telefoon via de
houder opgeladen. Ook kunnen de gevoerde
telefoongesprekken onderbroken worden en
zal de kwaliteit van de verbinding slechter
zijn.
Gebruik de mobiele telefoon alleen in de wa-
gen als de telefoon op een handsfree sys-
teem met buitenantenne aangesloten is. ATTENTIE
Als de mobiele telefoon los vervoerd wordt of
als niet
goed is vastgemaakt, kan deze bij
bruusk remmen, plotselinge manoeuvres, of
een ongeval door het interieur van de wagen
worden geslingerd en letsel veroorzaken.
● Mobiele telefoons moeten tijdens het rijden
altijd op de juist
e wijze en buiten het wer-
kingsgebied van de airbags worden beves-
tigd, of op een veilige plaats worden opgesla-
gen. ATTENTIE
Als u een mobiele telefoon of zendapparatuur
gebruikt die niet
op de buitenantenne aange-
sloten is, kan het maximum elektromagneti-
sche stralingsniveau in de wagen overschre-
den worden. Hetzelfde gebeurt als de buiten-
antenne verkeerd geïnstalleerd is.
● Houd tussen de antennes van de mobiele
telefoon en een p
acemaker een afstand aan
van ten minste 20 centimeter, omdat mobiele telefoons de goede werking van de pacema-
ker ku
nnen beïn
vloeden.
● Draag de mobiele telefoon nooit standby in
de borstzak
direct op de pacemaker.
● Wanneer u denkt dat er interferentie is,
moet u de mobiel
e telefoon direct uitschake-
len. 264
Page 267 of 340
Verzorging en onderhoud
Steunpunten om de wagen omhoog te
br en
gen Afb. 232
Voorste steunpunten om de wagen
met een hefbrug of
krik
omhoog te brengen.Afb. 233
Achterste steunpunten om de wagen
met een hefbrug of
krik
omhoog te brengen.Voor het omhoogbrengen van de wagen mo-
g
en al
leen de in de i
llustraties ››› afb. 232 en
››› afb. 233 aangeduide punten worden ge-
bruikt. Als de wagen niet op de aangeduide
punten omhoog gebracht wordt, kunnen er beschadigingen
››› ontstaan en kan er ern-
s tig l
etsel
veroorzaakt worden ››› .
D e w
agen m
ag niet omhoog gebracht worden
met hefbruggen met dempingen die vloeistof
bevatten.
Om een wagen met een hefbrug of een krik
omhoog te brengen, moeten er eerst een
aantal voorzorgsmaatregelen genomen wor-
den. Hef de wagen nooit op met een hefbrug
of krik als u niet beschikt over de opleiding,
kennis en ervaring die nodig zijn om dit vei-
lig te doen.
Informatie over het met een krik opkrikken
van de wagen ›››
pag. 49. ATTENTIE
Als het hefbrug of de krik niet correct ge-
bruikt wor den, k
unnen er bij het opheffen van
de wagen ongevallen ontstaan. Dit kan tot
ernstig letsel leiden.
● Neem voor het opheffen van de wagen de
instructies
van de fabrikant van het hefbrug
of de krik in acht, en indien nodig ook de wet-
telijke voorschriften.
● Bij het omhoog brengen van de wagen, of
als dez
e eenmaal omhoog is gebracht, mag er
niemand in zitten.
● Hef de wagen alleen omhoog op de punten
die op de afbeeldingen ›
›› afb. 232 en ››› afb.
233 zijn aangeduid. Wordt de wagen niet op
de aangeduide punten opgetild, dan kan deze
van de hefbrug vallen bij bijv. het uitvoeren van demontagewerkzaamheden van de motor
of de v
er
snellingsbak.
● De steunpunten van de wagen moeten zo
centraal
en plat mogelijk boven de steunpla-
ten van de hefbrug worden gehouden.
● De motor nooit starten met opgekrikte wa-
gen! De wag
en zou van de hefbrug kunnen
vallen ten gevolge van de motortrillingen.
● Moet u bij deze hoogtes onder de wagen
werken, maak
deze dan met geschikte monta-
gebokken met voldoende draagvermogen
vast.
● Nooit op de hefbrug klimmen.
● Controleer altijd of het gewicht van de wa-
gen de laadc
apaciteit van de hefbrug niet
overschrijdt. VOORZICHTIG
● Hef de wag en nooit
omhoog aan het carter
van de motorolie, de versnellingsbak, de ach-
teras of de vooras.
● Om tijdens het omhoogbrengen van de wa-
gen sch
ade aan het onderstel van de wagen
te voorkomen, moet u altijd een rubberen tus-
sensteun gebruiken. Controleer ook of de ar-
men van de hefbrug vrij bewogen kunnen
worden.
● De armen mogen de zijbeugels en andere
wagenonderdel
en niet raken. 265
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 268 of 340
Aanwijzingen
Verzorging en reiniging van de
w ag
en, b uit
enzijde
Inleiding tot thema Door de wagen regelmatig te wassen en goed
te v
er
zorgen blijft de waarde van de wagen
behouden. Dit kan één van de voorwaarden
zijn voor het behoud van garantie-aanspra-
ken bij eventuele corrosie en lakschade aan
de carrosserie.
Bij elke technische dienst zijn geschikte ver-
zorgingsproducten verkrijgbaar. ATTENTIE
Verzorgingsproducten van de wagen kunnen
giftig en gev aarlijk
zijn. Als de verzorgings-
producten niet geschikt zijn of verkeerd ge-
bruikt worden, kunnen ze ongevallen, ernstig
letsel, brandwonden en vergiftigingen veroor-
zaken.
● Daarom mogen de verzorgingsproducten al-
leen goed afg
esloten in de originele verpak-
king bewaard worden.
● Neem de aanwijzingen van de fabrikant in
acht.
● Bew
aar verzorgingsproducten nooit in lege
blikken waarin
voedingsmiddelen hebben ge-
zeten, lege flessen of andere verpakkingen
om verwarring te voorkomen.
● Houd alle verzorgingsproducten uit de
buurt
van kinderen. ●
Tijdens het g
ebruik kunnen er schadelijke
dampen ontstaan. Gebruik de verzorgings-
producten daarom alleen in de buitenlucht of
in goed geventileerde ruimtes.
● Gebruik nooit brandstof, terpentine, motor-
olie, aceton of
andere heel vluchtige vloei-
stoffen voor het wassen, verzorgen of
schoonhouden van de wagen. Deze zijn giftig
en snel ontvlambaar. ATTENTIE
Als u onderdelen van de wagen op de verkeer-
de m anier v er
zorgt en schoonhoudt, kan dit
de veiligheid van de wagen benadelen. Hier-
door neemt het risico op ernstig letsel toe.
● De onderdelen van de wagen mogen alleen
volg
ens de richtlijnen van de fabrikant wor-
den schoongemaakt en verzorgd.
● Gebruik goedgekeurde of aanbevolen ver-
zorging
sproducten. VOORZICHTIG
Schoonmaakmiddelen met oplosmiddel tas-
ten het m at
eriaal aan en kunnen het bescha-
digen. Milieu-aanwijzing
● Was de aut
o alleen op speciaal daarvoor
bedoelde wasplaatsen opdat het eventueel
door olie, vet of brandstof verontreinigde wa-
ter niet in het riool terechtkomt. In bepaalde gebieden is autowassen buiten zulke was-
plaat
sen
verboden.
● Geef de voorkeur aan milieuvriendelijke
producten.
● De r
esten van verzorgingsproducten horen
niet bij het hui
svuil. Neem de aanwijzingen
van de fabrikant in acht. Wassen van de wagen
Hoe langer insectenresten, uitwerpselen van
vogel
s, boomh
ars, straat- en industriestof,
teer, strooizout en andere agressieve stoffen
op de lak blijven zitten, hoe groter de scha-
delijke werking ervan is. Hoge temperaturen,
bijvoorbeeld door intensieve zonnestralen,
versterken de bijtende werking ervan. De bo-
demplaat van de wagen moet ook regelmatig
grondig worden gewassen.
Wasstraat
Let op de aanwijzingen op de poster bij de
wasstraat. Neem de gebruikelijke voorzorgs-
maatregelen voor het automatisch wassen
(alle ruiten sluiten, buitenspiegels inklap-
pen) om schade te voorkomen. Als er specia-
le onderdelen op de wagen gemonteerd zijn
(spoilers, bagagerek, antenne enz.), praat
dan eerst met de leidinggevende van de was-
straat ››› .
266
Page 269 of 340
Verzorging en onderhoud
De wagenlak is zo sterk dat de wagen nor-
m aal
ge
sproken in automatische wasinstalla-
ties kan worden gewassen. De werkelijke slij-
tage waaraan de lak echter blootstaat is af-
hankelijk van het type wasstraat. SEAT raadt
wasstraten zonder borstels aan.
Neem de volgende aanwijzingen in acht om
mogelijke bestaande wasrestanten van de
ruiten te verwijderen en te voorkomen dat de
ruitenwisserbladen gaan krassen ››› pag.
268, Ruiten en buitenspiegels schoonmaken .
Met de hand wassen
Als de wagen met de hand wordt gewassen,
eerst het vuil met ruim water laten weken en
vervolgens zo goed mogelijk afspoelen.
Daarna de wagen met een zachte spons, een
washand of een autoborstel met lichte druk
schoonmaken. Begin hiertoe bij het dak en
werk van boven naar beneden. Alleen bij
hardnekkig vuil shampoo gebruiken.
De spons of de washand vaak uitspoelen.
Wielen, dorpels en dergelijke als laatste
schoonmaken. Hiervoor een andere spons
gebruiken. ATTENTIE
Scherpe onderdelen van de wagen kunnen
verw ondin
gen veroorzaken.
● Bescherm uw handen en armen tegen
scherpe delen, b
ijvoorbeeld bij het schoon- maken van de bodemplaat of de binnenzijde
van de wielk
a
sten. ATTENTIE
Vanwege de vochtigheid (en sneeuw in de
w inter) r emt
de wagen na het wassen minder
goed, waardoor de remweg toeneemt.
● "Droog ze en verwijder het ijs" door voor-
zichtig te r
emmen. Doe dit zonder andere
weggebruikers in gevaar te brengen en zon-
der verkeersregels te overtreden. VOORZICHTIG
● De temper at
uur van het water mag niet ho-
ger zijn dan +60°C (+140°F).
● Was de wagen niet direct in de zon om
scha
de aan de lak te voorkomen.
● Gebruik geen ruwe sponsen of iets soortge-
lijks v
oor het verwijderen van de restanten
van insecten omdat u anders het oppervlak
zou kunnen beschadigen.
● Maak de koplampen nooit met een droge
spons of
doek schoon, maar gebruik een nat-
te doek of spons. Bij voorkeur zeepsop ge-
bruiken.
● Autowassen bij koud weer: wanneer u de
wagen met een s
lang afspuit, moet u erop let-
ten de waterstraal niet direct op de sloten of
de naden van de portieren of van het dak te
richten. De sloten en naden kunnen namelijk
bevriezen! VOORZICHTIG
Neem de volgende punten in acht voordat u
met uw w ag
en een automatische wasinstalla-
tie binnenrijdt, om schade aan de wagen te
voorkomen:
● Vergelijk de afstand tussen de wielen van
de wagen met de af
stand tussen de geleide-
rails van de wasstraat om de wielen en ban-
den niet te beschadigen!
● Schakel de regensensor en de functie Auto
Hold uit
voordat u met de wagen de wasstraat
inrijdt.
● Vergelijk de hoogte en de breedte van uw
wagen met de doorrijhoog
te en -breedte van
de wasinstallatie!
● Buitenspiegels inklappen. Buitenspiegels
die elektrisc
h ingeklapt kunnen worden mo-
gen niet met de hand, maar alleen elektrisch
in en uit worden geklapt.
● Om de lak van de motorkap niet te bescha-
digen onderst
eunt u de ruitenwisserbladen
nadat deze gedroogd zijn. Laat ze niet vallen!
● Vergrendel de achterklep om te voorkomen
dat de acht
erklep in de wasstraat onverwacht
geopend wordt. Wassen met een hogedrukreiniger
Let bij het autowassen met een hogedrukrei-
nig
er be
sli
st op de gebruiksaanwijzingen
voor de hogedrukreiniger. Let speciaal op de
druk en de afstand die de waterstraal ten »
267
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 270 of 340
Aanwijzingen
opzichte van de carrosserie moet hebben
› ›
› .
Houd v
o l
doende afstand tot zacht materiaal,
zoals flexibele rubberen leidingen of isolatie-
materiaal, en tot de sensoren van de parkeer-
hulp De sensoren van de parkeerhulp bevin-
den zich in de achterbumper, en in geval van
uw wagen in de voorbumper ››› .
Ge bruik
in geen g
eval rondstraalsproeikop-
pen of vuilfrezen ››› .
ATTENTIE
Als u hogedrukreinigers verkeerd gebruikt,
kan dit l eiden t
ot permanente schade, zicht-
baar of niet, aan de banden en ander materi-
aal. Dit kan ernstige ongevallen tot gevolg
hebben.
● Zorg voor voldoende afstand tussen de rui-
tenspr
oeier en de banden.
● Maak de banden nooit met een rondstraals-
proeikop ("vui
lfrees") schoon. Zelfs wanneer
de spuitafstand betrekkelijk groot is en er
kort gespoten wordt, kunnen de banden -
zichtbaar of niet- hierdoor beschadigd wor-
den. ATTENTIE
Vanwege de vochtigheid (en sneeuw in de
winter) r emt
de wagen na het wassen minder
goed, waardoor de remweg toeneemt.
● "Droog ze en verwijder het ijs" door voor-
zichtig te r
emmen. Doe dit zonder andere weggebruikers in gevaar te brengen en zon-
der verk
eer
sregels te overtreden. VOORZICHTIG
● De temper at
uur van het water mag niet ho-
ger zijn dan +60°C (+140°F).
● Was de wagen niet direct in de zon om
scha
de aan de lak te voorkomen.
● De sensoren in de bumper moeten schoon
en ijsvrij blij
ven om de goede werking van de
parkeerhulp en het inparkeersysteem te kun-
nen garanderen. Bij het schoonmaken met
hogedrukreinigers of dampstralers alleen
kort direct sproeien en altijd een afstand van
meer dan 10 cm aanhouden.
● Maak bevroren of met sneeuw bedekte rui-
ten niet met een hog
edrukreiniger schoon.
● Autowassen bij koud weer: wanneer u de
wagen met een s
lang afspuit, moet u erop let-
ten de waterstraal niet direct op de sloten of
de naden van de portieren of van het dak te
richten. De sloten en naden kunnen namelijk
bevriezen! Ruiten en buitenspiegels schoonma-
k
en Ruiten en buitenspiegels schoonmaken
M
aak
de ruit en en b
uitenspiegels met een
universele glasreiniger op alcoholbasis
schoon. Droog de glazen oppervlakken met een scho-
ne zeem of met
een lap zonder pluisjes. Op
een zeem waarmee de lak is afgenomen blij-
ven smerige resten verzorgingsmiddel ach-
ter. Daarmee zouden de ruiten vuil gemaakt
kunnen worden.
Verwijder rubber-, olie-, vet- of kitresten met
een ruitenreiniger of siliconenverwijderaar
››› .
W a
sr e
sten verwijderen
Wasstraten en andere verzorgingsproducten
kunnen op alle glazen oppervlakken wasres-
ten achterlaten. Deze resten kunnen alleen
met een speciaal product of schoonmaak-
doekje verwijderd worden. Door resten was
op de voorruit kunnen de ruitenwissers gaan
bobberen. SEAT raadt aan na elke wasbeurt
de wasresten op de ruit met een doek te ver-
wijderen.
Om te voorkomen dat de ruitenwisserbladen
gaan krassen, kunt u het waterreservoir van
de ruitenwissers vullen met een ruitenreini-
gingsmiddel waarin was wordt opgelost. Let
bij het bijvullen van het ruitenreinigingsmid-
del op de aanwijzingen wat het mengen be-
treft. Vetverwijderingsmiddelen verwijderen
geen wasrestanten ››› .
Bij elk e t
echni
sche dienst zijn speciale reini-
gingsmiddelen of zemen ruitendoekjes ver-
krijgbaar. Om de wasresten te verwijderen
268