Seat Alhambra 2016 Handleiding (in Dutch)
Page 291 of 340
Controleren en bijvullen
Controle van niveaus Afb. 240
Afbeelding met de plaats van de ele-
ment en. Het peil van de verschillende vloeistoffen van
de w
ag
en dient r
egelmatig gecontroleerd te
worden. De vloeistoffen niet onderling ver-
wisselen, omdat dit ernstige schade aan de
motor tot gevolg heeft.
Koelvloeistofreservoir
Oliepeilstok
Olievulopening
Remvloeistofreservoir
Startaccu (onder afdekking)
Ruitensproeiervloeistofreservoir
Het controleren en bijvullen van de vloeistof-
fen wordt bij de eerder genoemde onderde- 1 2
3
4
5
6 len uitgevoerd. Deze handelingen worden be-
s
c
hr ev
en op ››› pag. 286.
Overzicht in tabelvorm
Nadere verklaringen, aanwijzingen en beper-
kingen op de technische gegevens vindt u
vanaf ››› pag. 313
Motorolie Inleiding t
ot thema ATTENTIE
Verkeerd gebruik van motorolie kan ernstig
letsel en br
andwonden veroorzaken.
● Bescherm steeds uw ogen wanneer u werkt
met motoro
lie.
● Olie is een giftig product en moet buiten
het bereik
van kinderen gehouden worden.
● De motorolie mag alleen in de goed afge-
sloten originele
verpakking bewaard worden
en hetzelfde geldt voor gebruikte olie tot die
verwijderd wordt.
● Bewaar olie nooit in lege blikken, flessen of
andere verp
akkingen. Anderen zouden ervan
kunnen gaan drinken.
● Veelvuldige aanraking met motorolie kan
de huid aantast
en. Bij aanraking met motor-
olie moet de huid met water en zeep gewas-
sen worden. ●
Wanneer de motor dr aait
wordt de olie erg
heet. Dit kan brandwonden veroorzaken.
Wacht steeds tot de motor afgekoeld is. Milieu-aanwijzing
Net zoals bij de andere vloeistoffen kan ge-
mor ste mot
orolie schadelijk zijn voor het mi-
lieu. Vang deze vloeistoffen op in geschikte
houders en verwijder ze op milieuvriendelijke
wijze. Waarschuwings- en controlelampjes
Springt aan
Motoroliepeil te
laag.Motor afzetten. Controleer het moto-
roliepeil
››› pag. 290.
Knippert
Motoroliesys-
teem defect.Raadpleeg een gespecialiseerde
werkplaats. Laat de motoroliesensor
nakijken. Controleer intussen hand-
matig het oliepeil.
»
289
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 292 of 340
Aanwijzingen
Knippert
Motoroliedruk te
laag.
Onmiddellijk stoppen!
Zet de motor uit. Controleer het mo-
toroliepeil.
– Indien het waarschuwingslampje
knippert, mag u niet verder rijden
noch de motor laten draaien, zelfs
wanneer het oliepeil correct is. Doet
u dit toch dan kan de motor bescha-
digd raken. Roep de hulp van vak-
mensen in. ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen ››› in Controle- en
waars c
huwingslampjes op pag. 110 in acht
nemen. Motoroliespecificaties
De gebruikte motorolie moet strikt voldoen
aan al
l
e s pec
ificaties.
Voor een perfecte werking en lange levens-
duur van de motor, moet de juiste olie ge-
bruikt worden. In de fabriek is de motor met
een hoogwaardige multigrade olie gevuld die
in het algemeen geschikt is voor alle jaarge-
tijden.
Gebruik voor zover mogelijk uitsluitend mo-
torolie die geautoriseerde is door SEAT ››› .
Indien u de L on
gLif e
Service wenst te behou-
den, mag u enkel oliën bijvullen die goedge-
keurd zijn voor die service volgens de over- eenkomstige VW-norm (
›››
T
ab. op pag.
41). Alle aangegeven oliën zijn multigrade
synthetische oliën.
Motoroliesoorten worden continu verder ont-
wikkeld. De Technische Dienst wordt continu
van elke wijziging op de hoogte gebracht.
SEAT adviseert u daarom om de motorolie bij
een SEAT-garage te laten verversen. VOORZICHTIG
● Vul a
lleen motorolie bij waarvan de specifi-
caties uitdrukkelijk goedgekeurd zijn door
SEAT. Elk ander type olie kan de motor be-
schadigen! Motoroliepeil controleren en bijvullen
Afb. 241
Peilstok met markeringen voor het
o liepei l
. Afb. 242
In de motorruimte: dop van de moto-
roliev u
lopening. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 40
Voorbereidingen
● Parkeer de wagen op een vlak terrein om
een verkeer
de aanduiding van het oliepeil te
voorkomen.
● Wacht na het uitzetten van de motor een
paar minuten z
odat de olie in de carterpan
kan terugstromen. Wanneer de motor koud
staat, kan onmiddellijk het oliepeil gecontro-
leerd worden en zo nodig worden bijgevuld.
● Open de motorkap ››› p
ag. 286.
● De vulopening voor de motorolie is te her-
kennen aan het symbool
op de dop
››› afb. 242 en de peilstok aan de geverfde
greep.
290
Page 293 of 340
Controleren en bijvullen
Motoroliepeil controleren
● Trek de peilstok uit de buis en droog hem
met een s
chone l
ap.
● Schuif de peilstok opnieuw zo ver mogelijk
in de buis. Indien de st
ok een markering
heeft, moet deze markering bij het inschui-
ven in de overeenkomstige gleuf aan de bo-
venzijde van de buis passen.
● Haal de peilstok er weer uit en controleer
het motoro
liepeil.
● Schuif na het aflezen van het oliepeil, de
peilst
ok opnieuw tot onderaan in de buis.
Motorolie bijvullen na de controle van het
peil
Vul alleen motorolie bij in kleine hoeveelhe-
den en in meerdere stappen:
● Schroef de dop van de motorolie-vulope-
ning in de cilinderk
op los ››› afb. 242. Roep
de hulp van vakmensen in als u niet zeker
weet waar de dop zich bevindt.
● Vul de door SEAT goedgekeurde motorolie
in kleine hoeveelheden b
ij (niet groter dan
0,5 liter) ››› pag. 290.
● Om te voorkomen dat u te veel olie toe-
voegt, dient
u wanneer u een hoeveelheid
bijvult te wachten tot de olie in de carterpan
is gestroomd zodat de stijging van het peil
merkbaar is aan de peilstok. ●
Control
eer opnieuw het oliepeil voordat u
nog een kleine hoeveelheid toevoegt. Vul
nooit te veel motorolie bij ››› .
● Wanneer het peil zich minstens in het ge-
b ied
›
››
afb. 241 B bevindt, schuift u de peil-
s t
ok
zo ver mogelijk in de buis om te voorko-
men dat olie weglekt wanneer de motor
draait.
● Na het bijvullen van olie, draai de dop van
de vulopenin
g goed dicht. ATTENTIE
De olie kan ontsteken als ze in aanraking
komt met w
arme motoronderdelen. Dit kan
leiden tot brand, brandwonden en ander ern-
stig letsel.
● Zorg er steeds voor dat na het bijvullen de
dop van de v
ulopening goed dichtgedraaid
wordt. Hierdoor voorkomt u dat motorolie op
de warme motoronderdelen kan weglekken
wanneer de motor draait. VOORZICHTIG
● Start de mot
or niet als het oliepeil boven
het gebied ››› afb. 241 A ligt. Roep de hulp
van v akmen
sen in. Anders kunnen de kataly-
sator en de motor beschadigd raken.
● Bij het vervangen of bijvullen van vloeistof-
fen, moet de betreff
ende vloeistof in de juiste
tank gegoten worden. Een vergissing bij het
toevoegen van vloeistoffen kan de werking
van de wagen ernstig verstoren en leiden tot
storingen in de motor. Milieu-aanwijzing
Het oliepeil mag in geen geval boven gebied
››› afb
. 241 A liggen. Anders kan olie via de
cart er
ontluchting worden aangezogen en
door de uitlaat in de atmosfeer komen. Motorolieverbruik
Het olieverbruik hangt af van het type motor
en kan v
ariër
en tijdens de levensduur ervan.
Afhankelijk van de rijstijl en de gebruiksom-
standigheden, kan het olieverbruik oplopen
tot 1 l per 2.000 km (1 kwart gallon elke
1.200 mijl) , in nieuwe wagens tijdens de
eerste 5.000 km (3.000 mijl) zelfs meer. Om
die reden moet u het motoroliepeil regelma-
tig controleren, bij voorkeur elke keer bij het
tanken en vóór langere ritten.
Motorolie verversen Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 40
De motorolie moet op regelmatige tijdstip-
pen vervangen worden, overeenkomstig de
specificaties van het Onderhoudsprogram-
ma.
Door de moeilijkheden bij de verwijdering
van de gebruikte olie en de behoefte aan ge-
schikt gereedschap en vakkennis, dient u de »
291
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 294 of 340
Aanwijzingen
motorolie en het filter altijd in een gespeciali-
seer de w
erkpl
aats te laten vervangen. SEAT
raadt u aan de Technische Dienst te raadple-
gen.
In het Onderhoudsprogramma vindt u gede-
tailleerde informatie over de service-interval-
len. ATTENTIE
Als u in uitzonderlijke gevallen de motorolie
zelf g aat
vervangen, dient u het volgende in
acht te nemen:
● Draag altijd oogbescherming.
● Wacht altijd tot de motor volledig afge-
koeld is
om brandwonden te voorkomen.
● Houd uw arm altijd horizontaal als u de
olie-aft
applug met de hand losdraait, zodat
de olie niet langs uw arm naar beneden kan
lopen.
● Gebruik een geschikte houder met voldoen-
de capacit
eit om de gebruikte olie op te van-
gen, minimaal met de inhoud van de hoeveel-
heid die in de motor past.
● Vang de motorolie nooit op in lege blikken,
flessen of
andere houders. Niet iedereen kan
zien dat het om olie gaat. ●
Olie is een gif
tig product en moet buiten
het bereik van kinderen gehouden worden. VOORZICHTIG
Geen extra smeermiddel aan de motorolie
t oevoe g
en. De motor kan hiervan schade on-
dervinden. Schade die door zulke middelen
ontstaat, valt niet onder de garantie. Milieu-aanwijzing
● Alvor en
s de motorolie te verversen, zoek al-
tijd eerst een goede plaats om het volgens de
milieuvoorschriften te verwijderen.
● Verwijder de olie steeds op milieuvriende-
lijke wijze. Giet
gebruikte olie nooit weg in de
afvoer, de riolering, de tuin, het bos, de
openbare weg, rivieren enz. Motorkoelvloeistof
In l
eidin g t
ot thema ATTENTIE
De motorkoelvloeistof is een giftig product!
● Bewaar de koelvloeistof uitsluitend in de
originele v erp
akking die goed afgesloten op
een veilige plaats bewaard moet worden.
● Bewaar de koelvloeistof nooit in lege blik-
ken, fles
sen of andere verpakkingen. Anderen
zouden ervan kunnen gaan drinken. ●
Bewaar de mot ork
oelvloeistof altijd buiten
het bereik van kinderen.
● Zorg ervoor dat de verhouding van de juiste
toevoegin
g voor de koelvloeistof overeen-
stemt met de laagste omgevingstemperatuur
waarin de wagen gebruikt zal worden.
● Bij zeer lage buitentemperaturen kan de
koelvloeist
of bevriezen en de wagen tot stil-
stand komen. Aangezien in dit geval de ver-
warming ook niet werkt, kunnen de inzitten-
den zonder voldoende warme kleding onder-
koeld raken. Milieu-aanwijzing
De koelvloeistoffen en toevoegingen kunnen
het milieu v
ervuilen. Vang wegstromende
vloeistoffen op in geschikte houders en ver-
wijder deze producten op milieuvriendelijke
wijze. 292
Page 295 of 340
Controleren en bijvullen
Waarschuwingslampje en koelvloeistoftemperatuurmeter Afb. 243
Koelvloeistoftemperatuurmeter in
het ins trument
enpaneel: A koudebereik;
Bnormaal bereik;
C waarschuwingsbereik. Bij een normale rijstijl bevindt de naald zich
in het midden
v
an de schaalverdeling. Bij
sterke motorbelasting - vooral bij hoge bui-
tentemperaturen - kan de naald ver naar
rechts gaan.
Wanneer het contact wordt ingeschakeld,
gaan sommige controle- en waarschuwings-
lampjes enkele seconden aan terwijl ze een
werkingscontrole uitvoeren. Na enkele secon-
den gaan de lampjes uit.
Springt aanStand van indicatie ››› afb. 243Mogelijke oorzaakOplossing
Waarschuwingsbereik
CMotorolietemperatuurmeter te hoog.
Zet de wagen onmiddellijk stil!
Zodra dit op een veilige wijze kan, moet u de wagen tot stilstand brengen.
Zet de motor uit en wacht tot die afgekoeld is en de naald in het normale
bereik komt. Controleer het motorkoelvloeistofpeil ››› pag. 294.
Normaal bereik BMotorkoelvloeistofpeil te laag.Controleer het koelvloeistofpeil bij koude motor en indien dit erg laag is,
koelvloeistof bijvullen
››› pag. 294.
Hoewel het koelvloeistofpeil nu weer correct is, is er ergens een defect.
--Motorkoelvloeistofsysteem defect. Niet verder rijden.
Roep de hulp van vakmensen in.
--Koud bereik A--Vermijd te hoge toerentallen en te hoge motorbelastingen zolang de nor-
male werkingstemperatuur nog niet bereikt is.» 293
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 296 of 340
Aanwijzingen
Knippert
Motorkoelvloei-
stofsysteem de-
fect.Roep de hulp van vakmensen in.
ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen ››› in Controle- en
waars c
huwingslampjes op pag. 110 in acht
nemen. Specificatie van de koelvloeistof
Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 41 ATTENTIE
Als er zich onvoldoende koelvloeistof in het
koelsy s
teem bevindt, dan kunnen er zich fou-
ten in de motor voordoen en kunnen er bijge-
volg ernstige storingen in de motor plaatsvin-
den.
● Er moet worden nagegaan of het additie-
fpercentag
e juist is, rekening houdend met
de laagst voorziene omgevingstemperatuur
op de plaats waar de wagen gebruikt zal wor-
den.
● Als er een extreem lage buitentemperatuur
is, kan de koelvloei
stof bevriezen en kan de
wagen niet meer bewegen. Omdat in dat ge-
val ook de verwarming niet werkt, kunnen in-
zittenden die niet warm genoeg zijn gekleed
doodvriezen. VOORZICHTIG
De originele additieven mogen niet worden
gemengd met k
oelvloeistoffen die niet zijn
goedgekeurd door SEAT. Deze mengsels kun-
nen ernstige schade veroorzaken aan de mo-
tor en het koelsysteem.
● Als de vloeistof in het expansiereservoir
niet lila i
s maar bijvoorbeeld bruin, dan is het
additief G13 waarschijnlijk gemengd met een
niet-geschikte koelvloeistof. In dat geval
moet de koelvloeistof direct worden ververst.
Anders kan de werking van de wagen ernstig
verstoord worden en kan de motor defect ra-
ken! Milieu-aanwijzing
De koelvloeistof en de toevoegingen kunnen
het milieu v
ervuilen. Indien een bedrijfsvloei-
stof vrijkomt, moet die op een daartoe ge-
schikte wijze worden opgevangen en op mili-
euvriendelijke wijze worden afgevoerd. Koelvloeistofpeil controleren en bij-
v
u
ll
en Afb. 244
In de motorruimte: markering aan
het k
oelvloei s
tofexpansiereservoir. Afb. 245
In de motorruimte: vuldop van het
k oelvloei
st
ofexpansiereservoir. Indien het koelvloeistofpeil zeer laag is, gaat
het
o
ver
eenkomstige waarschuwingslampje
branden.
294
Page 297 of 340
Controleren en bijvullen
Voorbereidingen
● Parkeer de wagen op een vlak en stevig ter-
r ein.
● Laat de mot or afk
oelen ››› .
● Open de motorkap › ›
›
p
ag. 286.
● Het koelvloeistofexpansiereservoir is te
herkennen aan het symbool
op de dop
››› afb. 245.
Het motorkoelvloeistofpeil controleren
● Controleer het koelvloeistofpeil wanneer de
motor koud is
door middel van de zijmarke-
ring van het expansiereservoir ››› afb. 244.
● Vul koelvloeistof bij wanneer het koelvloei-
stofpeil
in het reservoir onder de "MIN"-mar-
kering staat. Bij warme motor kan het peil
ook iets boven het gemarkeerde gebied lig-
gen.
Motorkoelvloeistof bijvullen
● Bescherm steeds uw gezicht, handen en ar-
men tegen het
e koelvloeistof of stoom door
een geschikte doek op de dop van het expan-
siereservoir te plaatsen.
● Schroef de dop voorzichtig los ››› .
● Vul uitsluitend nieuw
e k
oelvloeistof bij die
voldoet aan de SEAT-specificaties ( ››› pag.
294) ››› .
● Het koelvloeistofpeil moet binnen de inge-
s lag en m
arkeringen in het expansiereservoir
liggen ››› afb. 244. Overschrijd nooit de bo- venste rand van het gemarkeerde gebied
››› .
● Schroef de dop goed vast.
● Als u in een noodgeval niet beschikt over
een k oelvloei
st
of die voldoet aan de vereiste
specificaties ( ››› pag. 294), mag in geen ge-
val een andere toevoeging gebruikt worden.
Voeg in plaats daarvan uitsluitend gedistil-
leerd water ››› toe. Laat daarna zo snel mo-
g elijk
de jui s
te mengverhouding herstellen
met de voorgeschreven toevoeging ››› pag.
294. ATTENTIE
Hete stoom of koelvloeistof kan ernstige
brandwonden v
eroorzaken.
● Open nooit de motorkap als u stoom of
koelvloeist
of uit de motorruimte ziet of hoort
komen. Wacht tot er niet langer stoom of
koelvloeistof zichtbaar of hoorbaar is.
● Wacht steeds tot de motor volledig afge-
koeld is
alvorens u de motorkap voorzichtig
opent. Het contact met warme onderdelen
kan brandwonden veroorzaken.
● Bij warme of hete motor staat het koelsys-
teem onder druk. De v
uldop van het koel-
vloeistofexpansiereservoir niet openen zo-
lang de motor warm is. Anders kan de koel-
vloeistof met hoge druk vrijkomen en brand-
wonden en ernstig letsel veroorzaken.
–Draai de dop langzaam en zeer voorzich-
tig linksom los, terwijl u hem lichtjes
naar onderen drukt. –
Bes c
herm steeds uw gezicht, handen en
armen tegen hete koelvloeistof of stoom
met een grote en dikke doek.
● Wanneer u vloeistoffen bijvult, zorg ervoor
dat z
e niet gemorst kunnen worden op onder-
delen van de motor of het uitlaatsysteem. Ge-
morste vloeistoffen kunnen brand veroorza-
ken. In bepaalde omstandigheden kan de
ethyleenglycol van de koelvloeistof ontste-
ken. VOORZICHTIG
● Vul a
lleen gedistilleerd water bij. Elk ander
type water kan aanzienlijke corrosie veroor-
zaken in de motor wegens zijn chemische be-
standdelen. Dit kan leiden tot storingen van
de motor. Indien geen gedistilleerd water toe-
gevoegd is maar een ander type water, moet
een gespecialiseerde werkplaats onmiddel-
lijk de vloeistof van het motorkoelsysteem
vervangen.
● Vul alleen koelvloeistof bij tot aan de bo-
venst
e rand van het gemarkeerde gebied
››› afb. 244. Een teveel aan koelvloeistof
wordt anders bij warm worden van de motor
uit het koelsysteem geperst, met schade tot
gevolg. » 295
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 298 of 340
Aanwijzingen
●
Bij een groot k oelvloei
stofverlies alleen
koelvloeistof bijvullen nadat de motor volle-
dig afgekoeld is. Een aanzienlijk koelvloei-
stofverlies kan erop wijzen dat er lekken be-
staan in het motorkoelsysteem. Laat het sys-
teem direct in een gespecialiseerde werk-
plaats nakijken. Doet u dit niet, dan kan dit
tot schade aan de motor leiden.
● Let er bij het toevoegen van vloeistoffen op
dat de vloei
stof in het juiste reservoir gego-
ten wordt. Een vergissing bij het toevoegen
van vloeistoffen kan de werking van de wa-
gen ernstig verstoren en leiden tot motorde-
fect! Remvloeistof
R em
vloei s
tofpeil controlerenAfb. 246
In de motorruimte: dop van het rem-
vloei s
tofr
eservoir. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 42
De remvloeistof neemt in de loop der tijd wa-
ter uit de omringende lucht op. Als de rem-
vloeistof te veel water bevat, kan het remsys-
teem beschadigd raken. Water vermindert
het kookpunt van de remvloeistof aanzien-
lijk. Als de remvloeistof te veel water bevat
en de remmen een grote belasting onder-
gaan, dan kunnen er zich luchtbellen vormen
in het remsysteem. Deze luchtbellen vermin-
deren de remkracht, waardoor de remweg
aanzienlijk toeneemt en het remsysteem
zelfs helemaal kapot kan gaan. Voor uw ei-
gen veiligheid en die van de andere wegge-
bruikers is het van belang dat het remsys-
teem altijd correct werkt ››› .
S pec
ificatie
van remvloeistof
SEAT heeft een speciale remvloeistof ontwik-
keld die geoptimaliseerd is voor het remsys-
teem van uw wagen. Voor de beste werking
van het remsysteem raadt SEAT aan remvloei-
stoffen te gebruiken die voldoen aan de
norm VW 501 14 . Als u niet beschikt over de-
ze remvloeistoffen of om eender welke reden
kiest voor een andere remvloeistof, dan kunt
u een remvloeistof gebruiken die voldoet aan
de Amerikaanse norm FMVSS 116 DOT 4 of
de Duitse norm DIN ISO 4925 CLASS 4 ››› .
D e r
em vloei
stof volgens de norm VW 501 14
voldoet aan de eisen van de Amerikaanse
norm FMVSS 116 DOT 4 en de Duitse norm DIN ISO 4925 CLASS 4. Dit betekent echter
niet dat ander
e remvloeistoffen die voldoen
aan de Amerikaanse norm FMVSS 116 DOT 4
of de Duitse norm DIN ISO 4925 CLASS 4 ook
automatisch voldoen aan de norm
VW 501 14. Vergelijk de informatie die ver-
meld staat op de fles met remvloeistof en
zorg ervoor dat u altijd een geschikte rem-
vloeistof gebruikt.
Bij de Technische Diensten zijn geschikte
remvloeistoffen verkrijgbaar.
Remvloeistofpeil
Het remvloeistofpeil moet altijd tussen de
markeringen MIN en MAX van het remvloei-
stofreservoir liggen, of ruim boven de marke-
ring MIN ››› .
Het r
em vloei
stofpeil kan niet altijd worden
gecontroleerd omdat in sommige modellen
de motoronderdelen de remvloeistoftank
blokkeren. Als u het remvloeistofpeil niet pre-
cies kunt aflezen, laat dit dan door een ge-
specialiseerde werkplaats doen.
Het remvloeistofpeil zakt licht tijdens het rij-
den omdat de remblokken slijten en de rem
automatisch afgesteld wordt.
Remvloeistof verversen
U moet de remvloeistof volgens de aanwijzin-
gen van het Onderhoudsprogramma vervan-
gen. Ga naar een gespecialiseerde werk-
plaats om de remvloeistof te laten
296
Page 299 of 340
Controleren en bijvullen
vervangen. SEAT raadt u aan de Technische
Dien s
t t
e raadplegen. Let erop dat hier uit-
sluitend remvloeistoffen bijgevuld worden
die voldoen aan de vereiste specificaties. ATTENTIE
Als het remvloeistofpeil laag is, of de rem-
vloeist of
verouderd of niet geschikt is, dan is
het mogelijk dat het remsysteem niet meer
goed werkt of dat de remkracht afneemt.
● Controleer periodiek het remsysteem en
het remvloei
stofpeil!
● U moet de remvloeistof periodiek vervan-
gen over
eenkomstig de aanwijzingen van het
Onderhoudsprogramma.
● Als de remmen aan grote krachten bloot-
staan en de rem
vloeistof verouderd is, kun-
nen er zich luchtbellen vormen. Deze lucht-
bellen verminderen de remkracht, waardoor
de remweg aanzienlijk toeneemt en het rem-
systeem zelfs helemaal kapot kan gaan.
● Gebruik alleen remvloeistoffen die voldoen
aan de normen VW 501 14, FMV
SS 116 DOT 4
of DIN ISO 4925 CLASS 4. Andere soorten
remvloeistoffen kunnen invloed hebben op de
remwerking en de remkracht verminderen.
Gebruik een remvloeistof niet als op het re-
servoir niet vermeld staat dat deze aan de
specificaties van de normen VW 501 14,
FMVSS 116 DOT 4 of DIN ISO 4925 CLASS 4
voldoet.
● De bij te vullen remvloeistof moet nieuw
zijn. ●
Contro l
eer of u de juiste remvloeistof ge-
bruikt. Gebruik een remvloeistof niet als op
het reservoir niet vermeld staat dat deze aan
de specificaties van de normen VW 501 14,
DIN ISO 4925 CLASS 4 of FMVSS 116 DOT 4
voldoet. ATTENTIE
Remvloeistof is giftig.
● Bewaar remvloeistoffen niet in drinkflessen
of andere soor t
gelijke flessen om het risico
op vergiftiging te verminderen. Andere perso-
nen zouden uit deze flessen kunnen drinken,
zelfs als u exact aangeeft welke vloeistof de
fles bevat.
● Bewaar de remvloeistof altijd in de origine-
le goed afg
esloten fles en buiten het bereik
van kinderen. VOORZICHTIG
Remvloeistof tast de lak aan. Veeg onmiddel-
lijk al l
e restanten remvloeistoffen weg die
met de lak in contact komen. Milieu-aanwijzing
Remvloeistoffen vervuilen het milieu. Vang
uitgelopen vloei
stoffen op en lever deze bij
de desbetreffende inzamelingspunten in. Reservoir ruitensproeiervloei-
s
t
of
R uit
ensproeiervloeistofpeil controle-
ren en vloeistof bijvullen Afb. 247
In de motorruimte: dop van het rui-
t en
spr
oeiervloeistofreservoir. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 42
Controleer regelmatig het ruitensproeier-
vloeistofpeil en vul dit zo nodig bij.
● Open de motorkap ››› p
ag. 286.
● Het ruitensproeiervloeistofreservoir is her-
kenbaar aan het symboo
l op de dop
››› afb. 247.
● Controleer of er voldoende ruitensproeier-
vloeistof
in het reservoir zit.
● Voor het vullen water met een door SEAT
aanbevolen gl
asreiniger mengen ››› . De
»
297
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 300 of 340
Aanwijzingen
mengverhouding op de verpakking moet
w or
den op g
evolgd.
● Bij lage temperaturen een speciale anti-
vries toev
oegen zodat het water niet kan be-
vriezen ››› .
V u
lhoev eelheden
D
e vulhoeveelheid van het reservoir bedraagt
ongeveer 3,0 liter; in wagens met koplamps-
proeiers is dat ongeveer 7,0 liter. ATTENTIE
Nooit antivries of andere soortgelijke toevoe-
gingen aan de vloei
stof in het ruitensproeier-
vloeistofreservoir toevoegen. Dit kan een vet-
tige laag op het glas achterlaten die het zicht
belemmert.
● Schoon water met een door SEAT aanbevo-
len glasr
einiger gebruiken.
● Indien nodig, een geschikte antivries aan
de vloeist
of in het ruitensproeiervloeistofre-
servoir toevoegen. VOORZICHTIG
● Nooit door S EA
T aanbevolen reinigingsmid-
delen met andere reinigingsmiddelen men-
gen. De onderdelen kunnen gaan vlokken
waardoor de ruitenwissersproeiers verstopt
kunnen raken.
● In geen geval de werkzame vloeistoffen tij-
dens het
vullen niet verwisselen. Anders zijn
ernstige storingen en motorschade het ge-
volg! Accu
In l
eidin g t
ot thema De accu is een onderdeel van de elektrische
inst
al
latie.
Werk nooit aan de elektrische installatie als u
niet precies weet welke handelingen nodig
zijn, de algemene veiligheidsvoorschriften
niet kent of niet beschikt over het geschikte
gereedschap ››› ! Wend u in dat geval voor
alle w erkz
aamheden tot een gespecialiseer-
de werkplaats. SEAT raadt u aan de Techni-
sche Dienst te raadplegen. Nalatigheid bij de
werkzaamheden kan ernstige verwondingen
veroorzaken.
Plaats van en aantal accu's in de wagen
De accu zit in de motorruimte.
Verklaring van de waarschuwingsindicaties
op de accu
SymboolBetekenis
Draag steeds oogbescherming!
Accuzuur is sterk etsend. Draag hand-
schoenen en oogbescherming!
Vuur, vonken, open vlam en roken verbo-
den.
Als een accu wordt geladen, ontstaat een
licht ontvlambaar knalgas.
SymboolBetekenis
Houd kinderen altijd buiten het bereik
van accuzuur en accu!
ATTENTIE
Het werken aan de accu en de elektrische in-
sta l
latie kan corrosie, brand en elektrische
schokken veroorzaken. Lees de volgende
waarschuwingen en veiligheidsvoorschriften
altijd vóór de werkzaamheden en volg ze op:
● Alvorens u begint te werken aan de accu,
moet u het cont
act en alle stroomverbruikers
uitschakelen en de minpool van de accu los-
koppelen.
● Houd kinderen steeds buiten het bereik van
het accuz
uur en de accu.
● Draag altijd oogbescherming.
● Accuzuur is een zeer agressieve stof. Het
kan de huid aantas
ten en blindheid veroorza-
ken. Bij het werken met de accu moet u zich
beschermen tegen zuurspatjes, vooral op de
handen, de armen en het gezicht.
● Rook niet en werk nooit in de buurt van
plaatsen met
vlammen of vonken.
● Wanneer u werkt met kabels en elektrische
apparat
uur, dient u het ontstaan van vonken
en elektrostatische ladingen te voorkomen.
● Accupolen nooit kortsluiten.
● Gebruik nooit een beschadigde accu. Die
kan tot ontp
loffing komen. Beschadigde ac-
cu's direct vervangen. 298