Seat Alhambra 2017 Handleiding (in Dutch)

Page 91 of 340

Zelfhulp
VOORZICHTIG
● Def ect
e of vervuilde ruitenwisserbladen
kunnen krassen op de voorruit veroorzaken.
● Gebruik geen producten met oplosmiddel,
ruwe s
ponsen of puntige voorwerpen voor het
schoonmaken van de wisserbladen. Anders
beschadigt u de grafietlaag.
● Ruiten nooit met brandstof, nagellakremo-
ver, l
akverdunner e.d. schoonmaken.
● Voordat u de ruitenwissers bij vorst voor de
eerst
e keer inschakelt, controleren of de rui-
tenwisserbladen niet zijn vastgevroren. Bij
koud weer kan het helpen de ruitenwissers in
de servicestand te zetten wanneer u de wa-
gen parkeert ›››
 pag. 54.
● Om beschadiging van de motorkap en de
wis
serarmen te voorkomen, mogen ze alleen
in de servicestand worden teruggeklapt.
● Breng de wisserarmen vóór vertrek altijd
omlaag. Starten door slepen of aansle-
pen
In l
eidin

g tot themaLees aandachtig de aanvullende informatie
› ›


 pag. 51
Respecteer bij het slepen de wettelijke voor-
schriften. Een wagen met een ontladen accu kan om
techni

sche redenen niet door aanslepen ge-
start worden.
Als de wagen uitgerust is met het Keyless
Access-systeem, mag hij enkel gesleept wor-
den met contact ingeschakeld!
De accu van de wagen ontlaadt als de wagen
gesleept wordt met de motor uitgeschakeld
en het contact ingeschakeld. Afhankelijk van
de batterijstatus kan de afname van de span-
ning zo groot zijn, ook al duurt dat slechts
enkele minuten, dat geen enkel apparaat van
de wagen meer werkt, zoals bijv. de alarm-
lichten. Bij wagens met het Keyless Access-
systeem kan het stuur blokkeren ››› .
ATTENTIE
Sleep nooit een voertuig met een lege accu.
● Haal de sleutel nooit uit het contact. An-
ders

zou de stuurkolomvergrendeling plotse-
ling op slot kunnen gaan. Men zou dan geen
controle meer hebben over de wagen, het-
geen ernstige ongevallen kan veroorzaken. ATTENTIE
Tijdens het slepen van een wagen variëren de
dyn ami

sche eigenschappen en de doeltref-
fendheid van de remmen aanzienlijk. Houd
rekening met het volgende om het risico op
ernstige ongevallen te beperken:
● Als bestuurder van de getrokken wagen: –
U dient de r em

veel krachtiger in te trap-
pen, want de rembekrachtiger werkt niet.
Let altijd goed op om te voorkomen dat
de wagen tegen het trekkende voertuig
aanrijdt.
– U hebt meer kracht nodig aan het stuur-
wiel, want de stuurbekrachtiging werkt
niet met stilstaande motor.
● Als bestuurder van de trekkende wagen:
– Geef v

oorzichtig gas.
– Voorkom bruusk remmen en bruuske ma-
noeuvres.
– Rem iets vroeger dan gewoonlijk en trap
het rempedaal zachtjes in. VOORZICHTIG
● Bouw het s

leepoog en de bedekking daar-
van voorzichtig in en uit om (lak)schade aan
de wagen te voorkomen.
● Tijdens het slepen kan onverbrande brand-
stof
in de katalysator terechtkomen en deze
beschadigen. Let op
● Een w ag

en mag alleen gesleept worden als
de parkeerrem en de elektronische stuurko-
lomvergrendeling uitgeschakeld zijn. Als de
wagen zonder stroom zit of er een defect is in
het elektrische systeem, moet de motor ge-
start worden met de startkabels om de elek-
tronische parkeerrem en de elektronische
stuurkolomvergrendeling uit te schakelen. » 89
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid

Page 92 of 340

Noodgevallen

Wag en
s met het Keyless Access sluit-en
startsysteem mogen enkel gesleept worden
bij ingeschakeld contact omdat anders de
elektronische stuurkolomvergrendeling niet
ontgrendeld wordt. Sleepoog vooraan monteren
Afb. 103
Rechts op de voorbumper: schroef
het s
l

eepoog vast. De behuizing voor het opschroefbare sleep-
oog bev
indt


zich rechts op de voorbumper
››› afb. 103.
Sleepoog altijd in de wagen meenemen
Neem de aanwijzingen voor het slepen in
acht ›››
 pag. 51.
Sleepoog vooraan monteren
● Haal het sleepoog uit het wagengereed-
sch
ap ››› pag. 83. ●
Druk bov
en op het deksel en verwijder het
voorzichtig naar voren. Laat het deksel open.
● Schroef het sleepoog in de behuizing teg
en
de klok in zover als u kunt ››› afb. 103 ››› .
Ge bruik
een g
eschikt object om het sleepoog
stevig vast te schroeven.
● Verwijder na het slepen het sleepoog door
het met de k

lok mee te draaien , en plaats het
terug in de opbergplaats. VOORZICHTIG
Het sleepoog moet altijd helemaal en stevig
va s

tgedraaid zijn. Anders zou het sleepoog
tijdens het slepen of het starten door te sle-
pen uit de behuizing kunnen raken. Montage van het sleepoog achteraan
Afb. 104
Rechts op de achterbumper: vastge-
s c
hr

oefd sleepoog. De behuizing voor het opschroefbare sleep-
oog bev
indt


zich rechts op de achterbumper
››› afb. 104. In wagens met het sleepoog ge-
monteerd in de fabriek, bevindt er zich geen
behuizing om het sleepoog in te schroeven
onder het deksel. Monteer en gebruik een
kogelscharnier voor het slepen ››› pag. 246,
››› .
Neem de aan w
ijz

ingen voor het slepen in
acht ›››
 pag. 51.
Montage van het sleepoog achteraan (wa-
gens zonder in de fabriek gemonteerd sleep-
oog)
● Haal het sleepoog uit het wagengereed-
sch
ap aan de rand van de bagageruimte
››› pag. 83.
● Druk boven op het deksel en verwijder het
voorz
ichtig naar achteren. U moet waar-
schijnlijk veel kracht gebruiken. Laat het dek-
sel open.
● Schroef het sleepoog in de behuizing teg
en
de klok in zover als u kunt ››› . Gebruik een
g e
s
chikt object om het sleepoog stevig vast
te schroeven.
● Verwijder na het slepen het sleepoog door
het met de k

lok mee te draaien , en plaats het
terug in de opbergplaats.
90

Page 93 of 340

Zelfhulp
VOORZICHTIG
● Het s l
eepoog moet altijd helemaal en ste-
vig vastgedraaid zijn. Anders zou het sleep-
oog tijdens het slepen of het starten door te
slepen uit de behuizing kunnen raken.
● De wagens met sleepoog gemonteerd in de
fabriek mog
en alleen worden gesleept met
een sleepstang, speciaal ontworpen voor de
montage op een bolhaak. Zo niet, dan kunnen
het kogelscharnier en de wagen beschadigd
raken. Gebruik in plaats daarvan een sleep-
kabel. Rijadviezen bij het slepen
Het slepen vraagt enige oefening, vooral
w
anneer er een s
l

eepkabel wordt gebruikt.
Beide bestuurders moeten met de bijzonder-
heden van het slepen vertrouwd zijn. Onge-
oefende bestuurders moeten hiervan afzien.
Zorg ervoor dat de bestuurder niet te veel
trekkracht of schokken genereert. Als er over
onverharde wegen wordt gesleept, bestaat
altijd het gevaar dat de bevestigingsdelen
overbelast raken.
Als de wagen gesleept wordt met de alarm-
lichten aan en ingeschakeld contact, kan het
knipperlicht gebruikt worden om de richting
aan te geven. Zet de hendel van de knipper-
lichten in de gewenste richting. Tijdens deze
tijdsduur, doven de alarmlichten uit. Wan-
neer u de hendel van de knipperlichten op- nieuw in neutrale stand zet, zullen de alarm-
lichten aut

omatisch opnieuw inschakelen.
Bestuurder van de getrokken wagen ● Laat het contact ingeschakeld om te vermij-
den dat het
stuurwiel wordt geblokkeerd, de
elektronische parkeerrem wordt uitgescha-
keld en om de knipperlichten, de claxon en
de ruitensproeiers te kunnen gebruiken.
● Omdat de stuurbekrachtiging niet werkt
met de motor uit
geschakeld, moet u meer
kracht voor het sturen gebruiken.
● U dient de rem veel krachtiger in te trap-
pen, want de r
embekrachtiger werkt niet. Rij
niet tegen het trekkende voertuig.
● Volg de aanwijzingen en informatie in het
instructie
boekje van de te slepen wagen.
Bestuurder van de trekkende wagen
● Geef voorzichtig gas. Vermijd bruuske ma-
noeuvre
s.
● Rem iets vroeger dan gewoonlijk en trap
het remped
aal zachtjes in.
● Volg de aanwijzingen en informatie in het
instructie
boekje van de gesleepte wagen. Noodsluiten of noodopenen
Inleidin
g tot thema Lees aandachtig de aanvullende informatie
›› ›

 pag. 8,
›››
 pag. 10
, ›››
 pag. 13
De portieren, de achterklep en het panorama-
schuifdak kunnen manueel worden vergren-
deld en gedeeltelijk worden ontgrendeld, bij-
voorbeeld als de sleutel of de centrale ver-
grendeling defect is. ATTENTIE
Onvoorzichtig openen of sluiten in geval van
nood kan ern s

tige verwondingen veroorza-
ken.
● Als de wagen van buiten uit vergrendeld is,
kunnen de por
tieren en de ruiten niet meer
van binnenuit worden geopend.
● Laat kinderen of hulpbehoevenden nooit al-
leen in de wag
en achter. Zij zijn in een nood-
geval niet in staat de wagen zelfstandig te
verlaten of zichzelf te redden.
● In een afgesloten wagen kan het, afhanke-
lijk v
an het jaargetijde, zo extreem warm of
koud worden dat dit, vooral bij kleine kinde-
ren, tot ernstig letsel, ziekte of zelfs de dood
kan leiden. » 91
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid

Page 94 of 340

Noodgevallen
ATTENTIE
De verplaatsing van portieren, de achterklep
en het p anor
amaschuifdak is gevaarlijk en
kan verwondingen veroorzaken.
● Open of sluit de portieren, de achterklep en
het panor
amaschuifdak alleen als er niemand
zich in de looprichting van de ruiten bevindt. VOORZICHTIG
Bij het sluiten of openen in geval van nood
moet u de onder del

en voorzichtig en correct
weer inbouwen om schade aan de wagen te
voorkomen. Zekeringen en lampjes
Z ek
erin

gen
Zekeringen van de wagen Lees aandachtig de aanvullende informatie
›› ›

 pag. 42
Vanwege de constante vervolgontwikkeling
van de wagen, de toewijzing van de zekerin-
gen op grond van de uitrusting en het ge-
bruik van eenzelfde zekering voor verschil-
lende elektrische apparatuur, is het op het
moment van uitgave niet mogelijk om een
geactualiseerd overzicht te geven van de po-
sities van de zekeringen. Raadpleeg een
Technische Dienst voor gedetailleerde infor-
matie over de plaats van de zekeringen.
In principe kan een zekering toegewezen zijn
aan verscheidene apparaten. Omgekeerd is
het ook mogelijk dat één apparaat verschil-
lende zekeringen gebruikt.
Vervang de zekeringen alleen als de oorzaak
van de fout werd opgelost. Wanneer een
nieuw geplaatste zekering na korte tijd weer
doorbrandt, moet de elektrische installatie
door een gespecialiseerde werkplaats wor-
den nagekeken. ATTENTIE
De hoge spanning van het elektrische sys-
teem k an s

troomschokken en ernstige brand-
wonden veroorzaken. Deze kunnen zelfs do-
delijk zijn!
● Raak nooit de elektrische kabels van het
ontst
ekingssysteem aan.
● Voorkom kortsluiting in de elektrische in-
sta
llatie. ATTENTIE
Het gebruik van verkeerde zekeringen, de ver-
van gin

g van zekeringen en het overbruggen
van een stroomcircuit zonder zekeringen kan
brand en ernstige verwondingen tot gevolg
hebben.
● Gebruik nooit zekeringen met een te hoge
strooms
terkte. Vervang de zekeringen alleen
door zekeringen voor dezelfde stroomsterkte
(zelfde kleur en opschrift) en grootte.
● Probeer een zekering nooit te repareren.
● Vervang de zekeringen nooit door een me-
tal
en draad, een nietje of iets vergelijkbaars. VOORZICHTIG
● Sch ak

el de motor, lichten en overige elek-
trische apparatuur uit en haal de sleutel uit
het contact voordat u een zekering vervangt,
om schade aan het elektrische systeem te
voorkomen.
● Wanneer een zekering door een zwaardere
zekerin
g wordt vervangen, kan er ook schade92

Page 95 of 340

Zekeringen en lampjes
op een andere plaats in de elektrische instal-
latie ont
s
taan.
● Dek de open zekeringenhouders af om te
voorkomen d
at er vuil of vocht in de kast te-
rechtkomt, aangezien dit het elektrische sys-
teem kan beschadigen.
● Verwijder de deksels van de zekeringen-
houders en bou
w ze weer correct in om be-
schadigingen te voorkomen.
● Dek de open zekeringenhouders af om te
voorkomen d
at er vuil of vocht in de kast te-
rechtkomt. Vuil of vocht in de zekeringenhou-
der kan schade aan het elektrische systeem
veroorzaken. Let op
● Er z ijn in het

voertuig meer zekeringen dan
in dit hoofdstuk vermeld worden. Deze mo-
gen alleen vervangen worden in een gespeci-
aliseerde werkplaats.
● Bij een elektrisch apparaat kunnen meerde-
re z
ekeringen horen.
● Meerdere apparaten kunnen gezamenlijk
met een z
ekering zijn beveiligd. Lampen vervangen
In leidin

g tot themaHet vervangen van lampen vereist een zekere
m
at
e

van handigheid. Als u twijfelt, adviseert SEAT u naar een Technische Dienst te gaan of
de hulp in te r

oepen van gespecialiseerd per-
soneel. Meestal is een specialist vereist als
naast de lampen ook andere onderdelen van
de wagen moeten worden vervangen of in-
dien de gasontladingslampen moeten wor-
den vervangen.
In de wagen dient steeds een set met voor de
verkeersveiligheid benodigde lampjes aan-
wezig te zijn. U kunt de reservelampen kopen
bij een Technische Dienst. In sommige lan-
den bepaalt de wet dat u altijd over reserve-
lampen moet beschikken.
Rijden met defecte lampen van de buitenlich-
ten kan een inbreuk op de wet zijn.
Aanvullende specificaties van de lampen
De specificaties van een sommige in de fa-
briek gemonteerde koplampen of achterlich-
ten kunnen verschillen van de gangbare ge-
wone lampen. De aanduiding staat op het
onderstuk van de lamp of op het glas ervan. ATTENTIE
Als de weg niet voldoende verlicht is en de
wag en niet

duidelijk zichtbaar is voor andere
bestuurders, dan kan dit ongevallen veroor-
zaken. ATTENTIE
Als u lampen verkeerd vervangt, kan dit tot
erns tig

e ongevallen leiden. ●
Lee s

daarom altijd de waarschuwingen aan-
dachtig door voordat u in de motorruimte
gaat werken ››› pag. 284. In elke wagen is de
motorruimte een gevaarlijke zone die ernstig
letsel kan veroorzaken.
● De gasontladingslampen met een hoog vol-
tage k
unnen ernstig of dodelijk letsel veroor-
zaken indien verkeerd behandeld.
● H7-lampen en gasontladingslampen staan
onder druk en ku
nnen ontploffen tijdens het
vervangen.
● Vervang de defecte lampen alleen als ze
zijn afg
ekoeld.
● Vervang nooit zelf de lamp als u niet ver-
trouwd bent
met de benodigde werkzaamhe-
den. Als u niet zeker bent van de werkwijze,
dient u de vereiste werkzaamheden te laten
uitvoeren in een gespecialiseerde werk-
plaats.
● Raak het glas van de lamp niet rechtstreeks
aan met de v
ingers. De achterblijvende vin-
gerafdruk kan door de warmte van het inge-
schakelde lampje verdampen en de reflector
"beslaan".
● De behuizingen van de koplampen in de
motorruimte en de behuiz
ingen van de ach-
terlichten bevatten scherpe elementen. Be-
scherm uw handen bij het vervangen van lam-
pen. VOORZICHTIG
● Als

u na het vervangen van een lamp de
rubberkap niet correct terugplaatst op de » 93
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid

Page 96 of 340

Noodgevallen
koplampbehuizing kan de elektrische instal-
latie be
s
chadigd raken (vooral als er water
binnendringt).
● Voor het werken aan het elektrisch systeem
moet de sl
eutel uit het contact gehaald wor-
den. Gevaar voor kortsluiting!
● Vóór het vervangen van het gloeilampje de
verlichtin
g resp. parkeerlichten uitschakelen.
● Ga voorzichtig te werk, zodat u niets be-
sch
adigd. Controlelampje

Springt aan
De lamp van de bui-
tenlichten werkt niet.Vervang het defecte lampje.
Wanneer het contact wordt ingeschakeld,
g
aan sommig
e c

ontrole- en waarschuwings-
lampjes enkele seconden aan terwijl ze een
werkingscontrole uitvoeren. Na enkele secon-
den gaan de lampjes uit.
Controle van de lampen op aangehaakte aan-
hangwagen
Bij voertuigen met een trekhaakinrichting
voor aanhangwagens worden ook bepaalde
lampen van de aanhangwagen gecontro-
leerd, als de voeding daarvan correct is aan-
gesloten. Een defect knipperlicht op de aanhangwagen
wordt

aangeduid op het instrumentenpaneel
als het knipperlicht dubbel zo snel begint te
knipperen ( of ) ››› pag. 133.
● Algemeen defect van alle knipperlichten
aan één zijde.
● D

efect aan het achterlicht aan één zijde (in
bepaalde model
len, ook de kentekenplaat-
verlichting).
● Defect van beide remlichten. ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen ›››
in Controle- en
waar s
chuwingslampjes op pag. 108 in acht
nemen. Let op
Bij defect van een licht emitterende diode
(LED) v an een ac

hterlicht, zal dit niet worden
aangegeven. Als echter alle dioden defect
zijn, dan wordt dit aangegeven door een con-
trolelampje . Vervangen van halogeenlampen
Afb. 105
In de motorruimte: bekledingen in
de link erk
op

lamp. A dimlichten,
B dagrij-
lic ht
en C grootlicht en stadslicht.
Afb. 106
Linkerkoplamp. Het is niet nodig om de koplamp te demonte-
r
en om l
ampen t

e vervangen.
Voer de handelingen uitsluitend in de aange-
geven volgorde uit:
94

Page 97 of 340

Zekeringen en lampjesKnipperlichten (kleine fitting)
1.Open de motorkap 
››› pag. 284.
2.Draai de fitting 1 naar links tot de aanslag en
verwijder samen met de lamp door naar achter te
trekken.
3.Afhankelijk van het model wordt de lamp recht uit
de fitting getrokken of moet deze losgemaakt wor-
den door eraan te draaien.
4.Vervang de beschadigde lamp door een nieuwe
identieke lamp.
5.Plaats de fitting in de koplamp en draai deze naar
rechts tot de aanslag.
Dimlicht A en dagrijverlichting B
1.Open de motorkap 
››› pag. 284.
2.Verwijder de rubberen afdekking aan de achterzij-
de van de koplamp.
3.Draai de fitting naar links tot de aanslag en verwij-
der samen met de lamp door naar achter te trek-
ken.
4.Afhankelijk van het model wordt de lamp recht uit
de fitting getrokken of moet deze losgemaakt wor-
den door eraan te draaien.
5.Vervang de beschadigde lamp door een nieuwe
identieke lamp.
6.Plaats de fitting in de koplamp en draai deze naar
rechts tot de aanslag.
7.Plaats de rubberen afdekking.
Grootlicht CStadslicht C
1.Open de motorkap 
››› pag. 284.
2.Verwijder de rubberen afdekking aan de achterzij-
de van de koplamp.
3.Druk stevig naar boven
onder de draadbeugel
en verwijder de fitting
naar achter 2
samen
met de lamp.
Verwijder de fitting 3naar achter samen met
de lamp.
4.Afhankelijk van het model wordt de lamp recht uit
de fitting getrokken of moet deze losgemaakt wor-
den door eraan te draaien.
5.Vervang de beschadigde lamp door een nieuwe
identieke lamp.
6.Plaats de fitting in de
koplamp en trek de
draadbeugel naar bo-
ven tot deze inpast.Plaats de fitting in de
koplamp en klik deze
volledig op zijn plaats.
7.Plaats de rubberen afdekking. Let op
De afbeeldingen tonen de linkerkoplamp van
acht er

en. De opbouw van de rechterkoplamp
is symmetrisch. Xenon-koplampen vervangen
Afb. 107
In de motorruimte: afdekking van
het knip
perlic

ht. Afb. 108
Fitting van het knipperlicht 1 en
boc hten

verlichting 2 .
Het is niet nodig om de koplamp te demonte-
r
en om l
ampen t

e vervangen.
Voer de handelingen uitsluitend in de aange-
geven volgorde uit: »
95
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid

Page 98 of 340

Noodgevallen Knipperlicht
1Bochtenverlichting
2
1.Open de motorkap  ››› pag. 284.
2.Verwijder de afdekking ››› afb. 107 door deze in de
richting van pijl te trekken.
3.
Draai de fitting 1›››
afb. 108 naar links
tot de aanslag en ver-
wijder samen met de
lamp door naar achter
te trekken.Druk de draadbeugel
stevig naar beneden en
verwijder de fitting naar
achteren 2

››› afb. 108
samen met de lamp.
4.Afhankelijk van het model wordt de lamp recht uit
de fitting getrokken of moet deze losgemaakt wor- den door eraan te draaien.
5.Vervang de beschadigde lamp door een nieuwe identieke lamp.
6.
Plaats de fitting in de
koplamp en draai deze
naar rechts tot de aan-
slag.Plaats de fitting in de
koplamp en trek de
draadbeugel naar bo-
ven tot deze inpast.
7.Draai de afdekking ››› afb. 107 tot de aanslag in de
tegenovergestelde richting van de pijl. Vraag hulp aan gespecialiseerd personeel
om de l
ampen
v

an de dimlichten en de xe-
non-grootlichten te vervangen ››› in Inlei-
din g t
ot

thema op pag. 93. Let op
De afbeeldingen tonen de linkerkoplamp. De
opbouw v

an de rechterkoplamp is symme-
trisch. De lampen op de voorbumper vervan-
g
en Afb. 109
Rechts op de voorbumper: Koplamp
uit bou
w

en. Afb. 110
Gloeilampen in de koplamp vervan-
g en. Voer de handelingen uitsluitend in de aange-
g
ev
en

volgorde uit:
1.Trek voorwaarts aan de afdekking, in de richting
van de pijl ››› afb. 109.
2.Draai de bevestigingsschroef ››› afb. 109 1 los
met de schroevendraaier uit het wagengereed-
schap ››› pag. 83.
3.Kantel de koplamp lichtjes naar voren en verwij-
der deze uit de zijbehuizingen ››› afb. 110 (kleine
pijlen).
4.Maak de steker ››› afb. 110 1 los en verwijder
het.
5.Draai de fitting ››› afb. 110 2 naar links tot de
aanslag en verwijder samen met de lamp door
naar achter te trekken in de richting van de pijl.
6.Vervang de beschadigde lamp door een nieuwe
identieke lamp.
7.Plaats de fitting in de koplamp en draai deze naar
rechts tot de aanslag.
8.Installeer de steker ››› afb. 110 1 in de fitting
2. Hierbij moeten de steker hoorbaar vastklik-
ken.
9.Plaats de koplamp in de behuizingen ››› afb. 110
(kleine pijlen) en kantel de koplamp naar achter.
10.Draai de bevestigingschroef ››› afb. 109 1 vast
met de schroevendraaier.
11.Plaats de afdekking in de bumper ››› afb. 109. 96

Page 99 of 340

Zekeringen en lampjes
De gloeilampen vervangen van de
ac ht
erk
leplichten Afb. 111
In de achterklep: het klepje verwijde-
r en. Afb. 112
In de achterklep: de fitting verwijde-
r en. Voer de handelingen uitsluitend in de aange-
g
ev
en

volgorde uit:
1.Open de achterklep ››› pag. 126.
2.
Verwijder de afdekking voorzichtig door het vlakke
deel van de schroevendraaier uit het wagenge-
reedschap als hefboom te gebruiken ( ››› afb. 100)
via de uitsparing ››› afb. 111 1
.
3.Ontkoppel de steker van de fitting door te trekken
aan de rode vergrendeling van de steker.
4.Druk op de lipjes van de vergrendeling in de rich-
ting van de pijl
››› afb. 112 en verwijder de fitting.
5.Vervang de beschadigde lamp door een nieuwe
identieke lamp.
6.Breng de fitting opnieuw aan. Hierbij moeten de
vergrendelingslipjes hoorbaar vastklikken.
7.Breng de kap aan. De kap moet onbeweeglijk vast-
zitten. De gloeilampen vervangen van de
ac
ht
erlic

hten in de carrosserie Afb. 113
Aan de zijkant van de bagageruimte:
v er
w

ijder de achterlichten links en rechts. 1 verwijder de dop;
2 bevestigingschroeven.
» 97
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid

Page 100 of 340

Noodgevallen
Afb. 114
Achterlicht in carrosserie: fitting uit-
bou w
en. 1 t/m
4 : vergrendelingslipjes.
Voer de handelingen uitsluitend in de aange-
g
ev
en
volgorde uit.
Het achterlicht uitbouwen
Voer de handelingen uitsluitend in de aange-
geven volgorde uit:
LinkerachterlichtRechterachterlicht
1.Open de achterklep ››› pag. 126.
2.
Open het opbergvak
aan de linkerzijde van
de bagageruimte
››› pag. 169.Verplaats de houder
van 12-volt voeding
door lichtjes naar bene-
den te drukken ››› afb.
113 B
(pijl).
3.verwijder de dop 190° in de richting van
de pijl en verwijder.
LinkerachterlichtRechterachterlicht
4.
Draai de bevestigingsschroef
››› afb. 113 2 los
met de schroevendraaier uit het wagengereed-
schap ››› pag. 83. Zorg ervoor dat de schroef in zijn
plaats vastzit.
5.Verwijder de achterlichten uit de carrosserie doordeze voorzichtig achteruit te trekken.
6.Trek de bevestigingsbeugel in de steker naar ach- teren en verwijder de steker.
7.Bouw het achterlicht uit en leg het op een schoon en plat oppervlak. Lamp vervangen
8.Druk op de vergrendelingslipjes
››› afb. 114 1tot 4 in de richting van de pijl om de fitting los
te maken.
9.Verwijder de fitting uit het optische systeem.
10.Vervang de beschadigde lamp door een nieuwe
identieke lamp.
11.Plaats de fitting in het achterlicht. Hierbij moeten
de vergrendelingslipjes hoorbaar vastklikken.
12.Installeer de steker en druk de rode bevestigings-
beugel naar binnen om de steker te vergrendelen. Achterlicht inbouwen
V
oer de h
andelin

gen uitsluitend in de aange-
geven volgorde uit:
LinkerachterlichtRechterachterlicht
13.
Plaats het achterlicht voorzichtig in de opening in de carrosserie. Plaats om dit te doen de bovenste geleider van de koplampbehuizing in de bevesti- gingsring.
14.Draai de witte bevestigingschroef vast met deschroevendraaier uit het wagengereedschap.
15.Controleer of het achterste optische systeem cor- rect gemonteerd is en stevig vastzit.
16.
Plaats de dop ››› afb.
113 1 en draai deze
90° in de tegengestel-
de richting van de pijl.Verplaats de houder
van de 12-volt voeding
lichtjes naar boven tot
deze goed sluit.
17.Sluit het opbergvak.
18.Sluit de achterklep ››› pag. 126. 98

Page:   < prev 1-10 ... 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 ... 340 next >