service interval Seat Ateca 2018 Handleiding (in Dutch)
Page 46 of 364
De essentie
Waarschuwingslimiet instellen
D e w
aar
schuwingslimiet kan worden gepro-
grammeerd, gewijzigd en gewist via de radio
of het Easy Connect*-systeem.
● Wagens met radio : druk op de knop SETUP> bedieningsknop Assistentie voor
de bestuurder > Snelheidswaarschu-
wing .
● Wagens met Easy Connect : druk op de t
oets
en de functietoets
SETUP > Hulpsys-
teem > ACC > Afstand .
D e limiet
voor snelheidswaarschuwing kan
worden ingesteld van 30 tot 240 km/u (20
tot 149 mpu). De instelling vindt plaats in
stappen van telkens 10 km/u (5 mpu). Let op
● Onafh ank
elijk van het snelheidswaarschu-
wingssysteem moet u met behulp van de
snelheidsmeter erop letten dat u zich aan de
wettelijk voorgeschreven maximumsnelheid
houdt.
● Het snelheidswaarschuwingssysteem is
voor bepaa
lde landen zodanig geconstrueerd
dat dit standaard een waarschuwing geeft bij
120 km/u (75 mpu). Deze waarschuwingsli-
miet is af fabriek ingesteld. Onderhoudsintervallen
Afb. 48
Instrumentenpaneel De service-intervalindicatie wordt weergege-
v
en in het
in
strumentenpaneel ››› afb. 48 1 .
Bij S
EA
T wordt een onderscheid gemaakt tus-
sen servicebeurten met motorolieverversing
(bijv. Kleine Onderhoud service) en service-
beurten zonder motorolieverversing (bijv. in-
spectiebeurt).
In wagens met Service volgens de tijd of de
kilometerstand zijn de service-intervallen al
vooraf ingesteld.
In wagens met LongLife Service worden de
intervallen afzonderlijk bepaald. Dankzij de
technische vooruitgang is het onderhouds-
werk aanzienlijk verminderd. Met de techno-
logie die SEAT toepast hoeft met deze service enkel de olie ververst te worden wanneer de
wagen d
at nodig heeft. Om deze verversing
te berekenen (max. 2 jaar), wordt rekening
gehouden met de gebruiksomstandigheden
van de wagen en de persoonlijke rijstijl. De
aankondiging van de service verschijnt voor
het eerst 20 dagen voor de berekende datum
voor de overeenkomstige service. De nog res-
terende kilometers worden steeds op 100 km
afgerond en de tijd op volledige dagen. Het
actuele servicebericht kan niet geraadpleegd
worden tot 500 km na de laatste service. Tot
dan verschijnen enkel streepjes op de indica-
tor.
Herinnering aan een onderhoudsbeurt
Wanneer het bijna tijd is voor een service,
verschijnt bij het inschakelen van het contact
een Serviceherinnering.
Voertuigen zonder tekstberichten : op het dis-
play van het instrumentenpaneel wordt een
steeksleutel getoond en een indicatie in
km .
Het aangegeven aantal km is de maximale af-
stand die nog kan worden afgelegd tot de
volgende service. Na enkele seconden veran-
dert de weergavefunctie. Er verschijnt een
kloksymbool en het aantal dagen tot de ko-
mende servicebeurt.
Voertuigen met tekstberichten : op het display
van het instrumentenpaneel wordt Service
in --- km of --- dagen weergegeven.44
Page 47 of 364
De essentie
Datum van de onderhoudsbeurt
W anneer
de d
atum van de service bereikt
wordt, weerklinkt een akoestisch signaal bij
het inschakelen van het contact en knippert
de steeksleutel op het display gedurende
enkele seconden.
Voertuigen met tekstberichten : op het display
van het instrumentenpaneel wordt Service
nu weergegeven.
Een servicemededeling raadplegen
Wanneer het contact is ingeschakeld, de mo-
tor niet draait en de wagen stilstaat, kan de
actuele servicemededeling geraadpleegd
worden:
Houd de toets 0.0/SET langer dan 5 secon-
den in g
edrukt
om de servicemededeling 2weer te geven.
Na het
o
v
erschrijden van de servicedatum ,
wordt een minteken weergegeven voor de in-
dicatie van de kilometers of dagen.
Voertuigen met tekstberichten : op het display
wordt het volgende getoond: Service
sinds --- km of --- dagen .
Terugzetten van de service-intervalindicatie
Als de service niet uitgevoerd is in de werk-
plaats van een officiële SEAT dealer, kan de
indicatie op de volgende wijze gereset wor-
den: ●
Zet het
contact uit en houd de toets 0.0/SET 2
ingedrukt.
● Contact opnieuw inschakelen.
● Laat de toets 0.0/S
ET los en vervolgens
w eer 20 sec
onden in
gedrukt. Let op
● De ser v
icemelding verdwijnt na enkele se-
conden, bij het starten van de motor of het
drukken op de toets OK/RESET op de ruiten-
wi s
serhendel resp. de toets OK op het multi-
fu nctie
stuurwiel.
● In wagens met LongLife Service waarvan de
accu g
edurende langere tijd losgekoppeld is
geweest, kan de datum van de volgende ser-
vice niet berekend worden. Daarom kunnen
de service-indicaties soms verkeerde bereke-
ningen tonen. Houd u in dat geval aan de
maximaal toegestane onderhoudsintervallen
››› brochure Onderhoudsprogramma.
● Indien de indicatie handmatig op nul wordt
gezet, w
ordt het volgende service-interval
weergegeven zoals in wagens met vaste ser- vice-intervallen. Geadviseerd wordt daarom
om de service-intervallenindicatie uitsluitend
te laten resetten door een officiële SEAT-dea-
ler. Cruisecontrol
B edienin
g
van het snelheidsregelsys-
teem (SRS)* Afb. 49
Links van de stuurkolom: bedienings-
s c
h
akelaar en -elementen van de GRA. Afb. 50
Links van de stuurkolom: derde hen-
del
v
oor bediening van de GRA. » 45
Page 51 of 364
De essentie
Ingeschakeld: Rijd niet ver-
der! Motorkoelvloeistofpeil te
laag, koelvloeistoftempera-
tuur te hoog
››› pag. 318
Knippert: storing in het motor-
koelvloeistofsysteem.
Niet verder rijden!
De motoroliedruk is te laag.
Als het lampje knippert hoe-
wel het oliepeil in orde is, niet
verder rijden. De motor mag
ook niet stationair draaien.
››› pag. 315
Storing aan de accu.›››
pag. 320
Rijlicht geheel of gedeeltelijk
defect.›››
pag. 110
Fout in het systeem van de
bochtenverlichting.››› pag. 156
Roetfilter verstopt.›››
pag. 216
Het vloeistofpeil voor het was-
sen van de spiegels is te laag.›››
pag. 161
Knippert: storing bij de detec-
tie van het oliepeil. Handma-
tig controleren.
›››
pag. 315
Ingeschakeld: motoroliepeil te
laag.
storing aan de versnellings-
bak.›››
pag. 211
Grootlichtregeling (Light As-
sist) ingeschakeld.›››
pag. 155
gaat wit branden:
De bergaf-
daalhulp (HDC) is actief.
gaat grijs branden: De bergaf-
daalhulp (HDC) is niet actief.
Het systeem is ingeschakeld
maar regelt niet.
››› pag. 221
Startblokkering actief.›››
pag. 140
Service-intervalindicatie.›››
pag. 44
Mobiele telefoon gekoppeld
via Bluetooth met origineel
handsfree apparaat.
›››
brochure
Audio- of
navigatie-
systeem
Indicatie ladingstoestand ac-
cu mobiele telefoon. Uitslui-
tend beschikbaar voor appara-
ten die zijn gemonteerd af fa-
briek.
IJzelwaarschuwing. Buiten-
temperatuur is lager dan +4°C
(+39°F).›››
pag. 42
Start-stopsysteem ingescha-
keld.
›››
pag. 219 Start-stopsysteem niet be-
schikbaar.
Staat van rijden met laag ver-
bruik›››
pag. 123
›››
pag. 122 In het dashboard
Afb. 53
Controlelampje voor het buiten werk-
in g s
t
ellen van de bijrijdersairbag.
De voorairbag van de bijrijder is
uitgeschakeld (
).
››› pag.
92
De voorairbag van de bijrijder is
ingeschakeld (
).
››› pag.
92
››› in De bijrijdersvoorairbag in- en uit-
schakelen* op pag. 92
››› pag. 91 49
Page 124 of 364
Bedienen
VOORZICHTIG
● Om de motor niet t
e beschadigen, mag de
naald van de toerenteller slechts beperkte
tijd in de rode zone blijven.
● Vermijd hoge motortoerentallen als de mo-
tor nog koud i
s, geef niet vol gas en belast de
motor niet sterk. Milieu-aanwijzing
Door op voorhand op te schakelen, vermin-
dert
zowel het brandstofverbruik als het la-
waai. Toerenteller
De toerenteller geeft het motortoerental per
minuut
aan ›
›
› afb. 119 1 .
D e t
oer
enteller geeft u, samen met de toeren-
talindicatie, de mogelijkheid om de motor
van uw wagen altijd te gebruiken op het
meest geschikte toerental.
Het begin van het rode veld in de toerenteller
geeft het voor alle versnellingen maximaal
toelaatbare motortoerental aan voor een in-
gereden motor die op bedrijfstemperatuur is.
Schakel op voordat dit veld wordt bereikt bij
wagens met schakelbak of plaats de keuze-
hendel in de stand "D", of haal uw voet van
het gaspedaal bij wagens met automatische
transmissie. Beter is het echter om de hoge toerentallen
te mijden en te l
etten op de versnellingsindi-
caties. Voor aanvullende informatie, zie
››› pag. 42, Indicatie van de versnellin-
gen. VOORZICHTIG
De naald van de toerenteller 1
››› afb . 119
m
ag de rode zone slechts kort bereiken, dit
om te voorkomen dat de motor beschadigd
raakt. Milieu-aanwijzing
Vroeg opschakelen helpt om brandstof te be-
sp ar
en, de uitstoot te beperken en rijgeluiden
te verminderen! Elementen op het beeldscherm
Bij het inschakelen van het contact kan op
het
di
s
play van het instrumentenpaneel
››› afb. 119 3 uiteenlopende informatie
w eer
g
egeven worden, naargelang de uitvoe-
ring van de wagen:
● Motorkap, achterklep en portieren geopend
›››
pag. 41.
● Waarschuwings- en informatieberichten
›››
pag. 41.
● Afgelegde afstand ››
›
pag. 124.
● Tijd ››
›
pag. 123. ●
Navigatie
aanwijzingen.
● Buitentemperatuur ›››
pag. 42.
● Kompas ››› pag. 123
.
● Keuzehendelstand ›››
pag. 204.
● Aanbevolen versnelling (handgeschakelde
vers
nellingsbak) ›››
pag. 42.
● Multifunctie-indicatie (MFA) en menu's voor
vers
chillende instellingsopties ›››
pag.
37
● Service-intervalindicatie ›››
pag. 44.
● Tweede snelheidsindicatie ›››
pag. 123.
● Snelheidssignaal ›››
pag. 43.
● Statusindicatie van het start-stopsysteem
›››
pag. 219.
● Indicatie van de staat van het actieve cilin-
derbeheer (ACT ®
)* ››
› pag. 213
● Borden herkend door het systeem van ver-
keers
tekenherkenning ››› pag. 258
● Staat van rijden met laag verbruik (ECO)
›››
pag. 123
● Motorcode (MKB) ›››
pag. 123.
Afgelegde afstand
De totale kilometerteller registreert de totaal
afgelegde afstand van de wagen.
De dagkilometerteller (trip ) geeft het aantal
kilometers of mijlen weer dat na de laatste
keer terugzetten van de dagteller is afgelegd.
122
Page 164 of 364
Bedienen
op de achterruit kunnen de ruitenwisser en
ruiten
w
issermotor worden beschadigd.
● Verwijder vóór het wegrijden sneeuw en ijs
van de ruiten
wisser.
● Maak een vastgevroren ruitenwisser voor-
zichtig lo
s van de ruit. SEAT beveelt daarvoor
een ontdooispray aan.
● Schakel de ruitenwisser niet in als de ruit
droog is. Bij het
droog wissen kunnen de rui-
tenwisserbladen beschadigd raken.
● Voordat u de ruitenwissers bij vorst voor de
eerst
e keer inschakelt, controleren of de rui-
tenwisserbladen niet zijn vastgevroren. Bij
koud weer kan het helpen de ruitenwissers in
de servicestand te zetten wanneer u de wa-
gen parkeert ›››
pag. 72. Let op
● De v
oorruitwisser en achterruitwisser wer-
ken alleen bij ingeschakeld contact en geslo-
ten motorkap respectievelijk achterklep.
● Het intervalwissen van de ruitenwissers is
afhankelijk
van de snelheid van de wagen.
Hoe hoger de snelheid is, des te vaker de rui-
tenwissers bewegen.
● De achterruitwisser gaat automatisch aan
wanneer de ruiten
wissers aan staan en de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld. Functies van de ruitenwisser
Reactie van de ruitenwissers op verschillende
situaties
Als de wagen stil-
staatDe geactiveerde stand gaat tijde-
lijk naar de voorgaande stand.
Tijdens de werking
van de wis/was-au-
tomaatDe airco schakelt 30 seconden in
de recirculatiefunctie in om te
voorkomen dat de ruitensproeier-
vloeistof in het interieur van de
wagen te ruiken is.
Bij interval-wissenDe intervallen werken volgens de
snelheid. Hoe hoger de snelheid,
des te korter het interval.
Verwarmbare ruitensproeiers*
D
e
v
erwarming ontdooit alleen de bevroren
sproeiers, niet het water in de slangen. De
verwarmbare ruitensproeiers stellen hun ver-
warmingsvermogen automatisch bij het in-
schakelen van het contact in, afhankelijk van
de omgevingstemperatuur.
Koplampwisser/-sproeiersysteem*
Het koplampwisser/-sproeiersysteem dient
om de koplampen schoon te maken.
Na het inschakelen van het contact, en wan-
neer de ruitensproeiers voor het eerst en ie-
dere vijf keer worden ingeschakeld, worden
ook de koplampen schoongemaakt. Daarom
moet de ruitenwisserhendel naar het stuur
worden toegetrokken wanneer het dimlicht of het grootlicht brandt. Het vuil dat zich moge-
lijk op de kop
lampen heeft vastgezet (zoals
insectenresten) moet regelmatig worden
schoongemaakt (bijv. bij het tanken).
Om de werking van het koplampsproeiersys-
teem in de winter te garanderen, moet de
sneeuw worden verwijderd die zich in de
sproeiers van de bumper kan hebben verza-
meld. Mocht het nodig zijn, dan kan het ijs
met een antivriesspray worden verwijderd. Let op
Bij een obstakel op de voorruit probeert de
ruiten w
isser dit obstakel weg te schuiven. In-
dien het obstakel de ruitenwisser blijft blok-
keren, blijft de ruitenwisser stil staan. Verwij-
der het obstakel en zet de ruitenwisser weer
aan. 162
Page 290 of 364
Bedienen
Trekhaak voor aanhangwa-
g en en aanh
an
gwagen*
Rijden met een aanhangwagen Inleiding tot thema Houd rekening met de specifieke voorschrif-
ten
v
an het land in kwestie met betrekking
tot het rijden met aanhangwagen en het ge-
bruiken van een trekhaak.
De wagen werd in de eerste plaats ontwik-
keld voor het vervoer van personen, maar
kan ook worden gebruikt met aanhangwagen
als de geschikte technische uitrusting aan-
wezig is. Dit extra gewicht heeft invloed op
de levensduur, het brandstofverbruik en de
prestaties van de wagen, en onder bepaalde
omstandigheden kunnen de service-interval-
len korter op elkaar volgen.
Het rijden met aanhangwagen betekent een
extra inspanning voor de wagen en vereist
meer concentratie van de bestuurder.
In de winter moeten winterbanden bij de wa-
gen en ook de aanhangwagen worden ge-
monteerd.
Maximaal toelaatbare kogeldruk
De maximaal toegestane disselkogeldruk van
de trekhaak is 80 kg. Wagens met start-stopsysteem
Al
s
de wagen beschikt over af fabriek of na-
derhand door SEAT gemonteerde trekhaak,
werkt het start-stopsysteem zoals gebruike-
lijk. Er moeten geen bijzondere factoren in
acht worden genomen.
Als het systeem de aanhangwagen niet her-
kent of de trekhaak niet naderhand is inge-
bouwd door SEAT, moet het start-stopsys-
teem worden uitgeschakeld door te drukken
op de overeenkomstige toets aan de onder-
zijde van de middenconsole; dit moet gebeu-
ren voordat u begint te rijden met de aan-
hangwagen, het systeem moet ook geduren-
de de hele rit uitgeschakeld blijven ››› .
W ag
en
s met rijprofielkeuze
Als u gaat rijden met aangekoppelde aan-
hangwagen, wordt het gebruik van het rijpro-
fiel Eco niet aanbevolen. Selecteer bij voor-
keur een van de andere beschikbare rijprofie-
len voordat u begint te rijden met een aan-
hangwagen. ATTENTIE
Gebruik de aanhangwagen nooit om perso-
nen te v
ervoeren, dit kan hun leven in gevaar
brengen en is bovendien mogelijk verboden. ATTENTIE
Verkeerd gebruik van de trekhaak kan licha-
melijk l et
sel en ongevallen tot gevolg heb-
ben.
● Gebruik de trekhaak enkel indien hij in per-
fecte s
taat en correct bevestigd is.
● Wijzig of repareer de trekhaak in geen ge-
val
.
● Om het risico op letsels door aanrijdingen
van acht
eren te beperken en te vermijden dat
voetgangers of fietsers gewond raken wan-
neer u parkeert, moet u de kogelkop altijd
wegklappen of uitbouwen wanneer u geen
aanhangwagen gebruikt.
● Monteer nooit een trekhaak "met verdeling
van het g
ewicht" of "compensatie van de la-
ding". De wagen is niet geschikt voor dit type
trekhaken. De trekhaak kan falen en de aan-
hangwagen kan loskomen van de wagen. ATTENTIE
Het rijden met aanhangwagen en het trans-
port er
en van zware of grote voorwerpen heeft
invloed op de rijeigenschappen, waardoor on-
gevallen kunnen ontstaan.
● De last altijd bevestigen met geschikte rie-
men of banden die in een g
oede staat verke-
ren.
● De snelheid en de rijstijl aanpassen aan het
zicht, het
weer, het wegdek en het verkeer.
● Aanhangwagens met hoog zwaartepunt
hebben meer kan
s om te kantelen.288
Page 317 of 364
Controleren en bijvullen
– Mot ork
ap in de
vergrendeling laten vallen.
Niet nadrukken ››› .
ATTENTIE
● Om v ei
ligheidsredenen moet de motorkap
tijdens het rijden altijd goed gesloten zijn.
Controleer daarom altijd of de kap goed in het
slot is gevallen, nadat u de motorkap hebt
gesloten. Dat is het geval als de motorkap
nergens boven de aangrenzende carrosserie-
delen uitsteekt.
● Als u tijdens het rijden merkt dat de ver-
grendeling niet
vastzit, direct stoppen en de
motorkap sluiten. Anders bestaat er gevaar
voor ongelukken. Motorolie
A l
g
emene aanwijzingen De motor wordt af fabriek voorzien van een
s
pec
i
ale multigrade-olie geschikt voor elk
jaargetijde.
Omdat het gebruik van een hoogwaardige
olie een voorwaarde is voor het correct functi-
oneren en de duurzaamheid van de motor,
dient uitsluitend olie volgens de VW-normen
gebruikt te worden als u olie bijvult of ver-
verst.
De specificaties die op de volgende bladzijde
staan (VW-normen) moeten op de verpakking vermeld staan; indien op de verpakking van
de olie z
owel de normen voor zowel benzine-
als voor dieselmotoren vermeld staan, mag
de olie zonder onderscheid voor beide soor-
ten motoren gebruikt worden.
Geadviseerd wordt het verversen van de olie
uit te laten voeren door een Technische
Dienst of een gespecialiseerde werkplaats,
volgens het Onderhoudsprogramma.
De voor de motor in uw wagen geldende olie-
specificaties staan in ›››
pag. 60, Motoro-
liespecificaties.
Onderhoudsintervallen
De onderhoudsintervallen kunnen flexibel
(service-interval met lange duur) of vast (af-
hankelijk van de tijd of het gereden aantal ki-
lometers).
Als op de binnenkant van de omslag van het
Onderhoudsprogramma de aanduiding PR
QI6 voorkomt, betekent dit dat voor de wa-
gen een service-interval met lange duur van
toepassing is, terwijl de aanduidingen QI1,
QI2, QI3, QI4 of QI7 staan voor een onder-
houdsinterval op basis van tijd of kilometers.
Variabele onderhoudsintervallen (Service-In-
tervallen met Lange Duur*)
Er zijn speciale oliën en controles ontwikkeld
die, afhankelijk van de rijomstandigheden en
rijstijl van de bestuurder, de verversingsinter- vallen kunnen verlengen (service-intervallen
met lan
ge duur).
Het gebruik van deze oliën is een voorwaarde
voor het verlengen van deze onderhoudsin-
tervallen, neem daarbij altijd het volgende in
acht:
● Vermeng de olie niet met de voor vaste on-
derhoudsint
ervallen voorgeschreven olie.
● Alleen bij uitzondering, als het motorolie-
peil t
e laag is ››› pag. 316, Motoroliepeil
controleren en LongLife-olie niet beschikbaar
is, mag met oliesoorten voor vaste onder-
houdsintervallen ›››
pag. 60 maximaal
0,5 liter eenmalig worden bijgevuld.
Vaste onderhoudsintervallen*
Als er voor de wagen geen "Service-interval
met lange duur" van toepassing is of dit in-
terval op verzoek niet wordt toegepast, ge-
bruik dan olie voor vaste onderhoudsinter-
vallen die wordt vermeld in ›››
pag. 60,
Motoroliespecificaties. In dit geval geldt voor
uw wagen een vast onderhoudsinterval van 1
jaar of 15.000 km (wat het eerst wordt be-
reikt) ››› brochure Onderhoudsprogramma.
● Alleen bij uitzondering, als het motorolie-
peil t
e laag is ››› pag. 316, Motoroliepeil
controleren en de voor uw wagen voorge-
schreven olie niet beschikbaar is, mag met
oliesoorten volgens specificatie ACEA A2 of
ACEA A3 (benzinemotoren) resp. ACEA B3 of »
315
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 321 of 364
Controleren en bijvullen
VOORZICHTIG
Vul geen koelvloeistof bij als geen vloeistof
meer aanw ez
ig is in het expansiereservoir! Er
kan zo lucht in het koelsysteem terechtko-
men. In dat geval, niet verder rijden. Roep de
hulp van vakmensen in. Gevaar voor motor-
schade! VOORZICHTIG
De originele additieven mogen niet worden
gemen gd met
koelvloeistoffen die niet zijn
goedgekeurd door SEAT. Deze mengsels kun-
nen ernstige schade veroorzaken aan de mo-
tor en het koelsysteem.
● Als de vloeistof in het expansiereservoir
niet lil
a is maar bijvoorbeeld bruin, dan is het
additief G13 waarschijnlijk gemengd met een
niet-geschikte koelvloeistof. In dat geval
moet de koelvloeistof direct worden ververst.
Anders kan de werking van de wagen ernstig
verstoord worden en kan de motor defect ra-
ken! Milieu-aanwijzing
De koelvloeistof en de toevoegingen kunnen
het mi lieu
vervuilen. Indien een bedrijfsvloei-
stof vrijkomt, moet die op een daartoe ge-
schikte wijze worden opgevangen en op mili-
euvriendelijke wijze worden afgevoerd. Remvloeistof
R em
vloei
stof bijvullen Lees aandachtig de aanvullende informatie
›› ›
pag. 61
Remvloeistofpeil controleren
Het remvloeistofpeil moet tussen de marke-
ringen MIN en MAX liggen.
Als het vloeistofpeil echter in korte tijd sterk
daalt of onder de MIN-markering zakt, kan
het remsysteem lek zijn. Roep de hulp van
vakmensen in. Een controlelampje in het in-
strumentenpaneel bewaakt ook het remvloei-
stofpeil ›››
pag. 125.
Bij wagens met rechts stuur zit het reservoir
aan de andere zijde van het motorcomparti-
ment.
Remvloeistof verversen
In het Onderhoudsprogramma vindt u de re-
guliere intervallen voor vervanging van de
remvloeistof. Het wordt aanbevolen deze
vloeistof te laten vervangen in een erkend
servicecentrum van SEAT, tijdens een inspec-
tieservice. ATTENTIE
● Rem vloei
stof alleen in de gesloten origine-
le verpakking en buiten het bereik van kinde-
ren bewaren - vergiftingsgevaar!
● Bij te oude remvloeistof kan het bij grote
belas
ting van de remmen tot belvorming in
het remsysteem komen. Hierdoor worden de
remwerking en bijgevolg de rijveiligheid ver-
minderd. Gevaar voor ongelukken. VOORZICHTIG
De remvloeistof mag niet in contact komen
met de l ak
van de wagen, omdat deze vloei-
stof etsend is. Reservoir ruitensproeiervloei-
s
t
of
R
uitensproeiervloeistofpeil controle-
ren en sproeiervloeistof bijvullen Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 61
Controleer regelmatig het ruitensproeier-
vloeistofpeil en vul dit zo nodig bij.
Het ruitensproeiervloeistofreservoir bevat rei-
nigingsvloeistof voor de voorruit, de achter-
ruit en de koplampsproeiers*.
● Open de motorkap ›››
pag. 313. »
319
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 354 of 364
Trefwoordenlijst
service-intervalindicatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
w aar
s
chuwings- en controlelampjes . . . . . . . . 125
Interieurbewaking en wegsleepbeveiliging . . . . 144 activering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143
Interieurverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 160
Interieurvoorverwarming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 187 aansluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 187
actieradius van de afstandsbediening . . . . . . 189
activeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 189
bijzonderheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188, 190
elektrische verbruikers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 190
gebruiksaanwijzing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 190
Programmeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 189
Radiografische afstandsbediening . . . . . . . . . 188
uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 187
ISOFIX . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26, 28
ISOFIX-systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26, 28
J Juiste zithouding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76 bestuurder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
Bijrijder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
passagiers achterin . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
K
Katalysator . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 216 functiestoring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 216
Keuzehendelvergrendeling . . . . . . . . . . . . . . . . . 205
Keuzehendel (automatische versnellingsbak) functiestoring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 205
noodontgrendeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
standen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 204
Keyless-Entry zie Keyless Access . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136
Keyless-Exit zie Keyless Access . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136 Keyless Access
bijzonderheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 140
de motor starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 195
de wagen ontgrendelen en vergrendelen . . . . 136
Easy Open . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136
Keyless-Entry . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136
Keyless-Exit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136
Press & Drive . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 193
Kickdown automatische versnellingsbak . . . . . . . . . . . . 208
Schakelbak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 257
Kilometerteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124 gedeeltelijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121
resetknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124
totaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121
Kinderslot elektrische ruitbediening . . . . . . . . . . . . . . . . . 148
Kinderzitjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24, 95 bevestiging met de veiligheidsgordel . . . . . . . 25
Indeling in klassen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
ISOFIX-systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Top Tether-systeem . . . . . . . . . . . . . . . . 26, 29, 30
veiligheidsaanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . 24, 94
Kledinghaak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 171
Kleine Onderhoud Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . 317
Knie-airbags veiligheidsaanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Knipperlichthendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31, 154
Koelsysteem koelvloeistof bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 318
koelvloeistof controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . 318
koelvloeistoftemperatuurmeter . . . . . . . . . . . . 124
Koelvloeistof het peil controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 318
Kogeldruk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 288 aanhangwagen beladen . . . . . . . . . . . . . . . . . 294 Kogelkop
Contro lelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 291
elektrisch ontgrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 291
Koplampen een lampje vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110
koplampsproeiers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 162
rijden in het buitenland . . . . . . . . . . . . . . . . . . 159
Koppeling (lampje) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211
Krik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66, 99 steunpunten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Kunststofdelen: schoonmaken . . . . . . . . . 303, 304
L
Lak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 302 beschadigingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 303
code . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 333
verzorgen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 302
Lamp van mistlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112
Lane assist zie Lane Assist . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 243
Lane Assist . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 243 gebied van de camera schoonmaken . . . . . . . 302
Launch-control (automatische versnellingsbak) 209
Leaving Home . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157
Leer: conservering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 305
Lekke band handelingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
Lendensteun . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 165
Licht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31, 153 akoestische waarschuwingen . . . . . . . . . . . . . 153
AUTO . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 154
binnenverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 160
bochtenlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 156
dagrijverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153
dimlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153
een lampje vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110
Grootlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31, 153
352
Page 355 of 364
Trefwoordenlijst
grootlichthendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 154
het p
ark
eerlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 158
Instappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157
instapverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157
instrumentenverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . 160
knipperlichthendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 154
leeslampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 160
lichtbundel-hoogteverstelling . . . . . . . . . . . . . 159
lichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153
met cornering-functie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 156
mistlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 156
schakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
Schakelaar alarmlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
schakelaarverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 160
snelwegverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 159
stadslicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153
Uitstappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 156
Lichtbundelhoogteverstelling . . . . . . . . . . . . . . . 159
Licht inschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153
Licht uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153
Light Assist . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 155
Looprichting banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
Luchtrecirculatiestand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 185
Luchtroosters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 184
Luik voor transport van lange voorwerpen . . . . . 174
M Make-upspiegel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 161
MFA zie Bestuurdersinformatiesysteem . . . . . . . . . . 37
Middenarmleuning voorin . . . . . . . . . . . . . . . . . . 168
Middenconsole . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Milieu milieubewust rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 213
milieuvriendelijkheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 212
tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 308 Milieu-advies
tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 308
mobiel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 299
Mobiele telefoon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 299
Motor afzetten (sleutel) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 192
geluiden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 195
Inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 212
Start-stopsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 219
starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 191
starten (aanwijzing voor de bestuurder metmechanisch contactslot) . . . . . . . . . . . . . . . 191
starthulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
voorverwarming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 191
Motor afzetten met sleutel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 192
Motorcode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 333
Motor en contact contact automatisch uitschakelen . . . . . . . . . 194
de motor in werking stellen met Press & Drive 195
de motor starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 195
de motor voorverwarmen . . . . . . . . . . . . . . . . . 195
motor afzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 196
My Beat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 196
Motorgegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 337
Motorkap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17, 313 motorkap openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 314
Motorkoelvloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60 G 12 plus-plus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
G 13 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
Specificaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
Motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59, 315 bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 317
inspectieservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 315
olie-eigenschappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
oliepeil controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 316
oliepeilstok . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 316
onderhoudsintervallen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 315 Specificaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 315
temperat
uurmeter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
verbruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 316
verwisselen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 315, 317
Motorregeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 216 Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 217
Motorruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17, 313 accu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62, 320
koelvloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60, 318
motorkap openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 314
motorkap sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 314
motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59, 317
remvloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61, 319
ruitensproeiervloeistofreservoir . . . . . . . 61, 319
veiligheidsaanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . . . 313
Motor starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 191
Motor starten door slepen . . . . . . . . . . . . . . 70, 103 bijzonderheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102
Motorstoring Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 217
Multifunctie-indicatie (MFA) . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
Multimedia . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130
My Beat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 196
N
Naderhand monteren trekhaak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 297
Natuurleer schoonmaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 306
Navigatiesysteem cd-rom-speler . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 170
Netzak Bagageruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 176
Noodbediening bijrijdersportier . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
keuzehendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
353