TOYOTA COROLLA CROSS 2023 Instructieboekje (in Dutch)
Page 51 of 562
Bovenste gordel vastmaken aan de
bevestigingspunten voor de bovenste
gordel
Plaats het baby- of kinderzitje aan de
hand van de bijgesloten handleiding.
1. Zet de rugleuning zo veel mogelijk
rechtop.
Indien er bij het plaatsen van een in de
rijrichting geplaatst kinderzitje een
opening aanwezig is tussen het
kinderzitje en de rugleuning, stel de
rugleuning dan af totdat het zitje en
de rugleuning goed contact maken.
2. Zet de hoofdsteun in de hoogste
stand.
Verwijder indien mogelijk de
hoofdsteun indien deze de plaatsing
van het baby- of kinderzitje of de
bovenste gordel hindert. (→Blz. 119)
3. Zet de haak vast aan het
bevestigingspunt voor de bovenste
gordel en trek de bovenste gordel aan.
Controleer of de bovenste gordel
goed vastzit. (→Blz. 47)
Wanneer u het baby- of kinderzitje
plaatst terwijl de hoofdsteun omhoog
staat, zorg er dan voor dat de
bovenste gordel onder de hoofdsteun
door loopt.
AHaak
BBovenste gordel
WAARSCHUWING!
Als er een baby- of kinderzitje wordt
geplaatst
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
• Bevestig de bovenste gordel stevig
en controleer of de gordel niet
gedraaid is.
• Bevestig de bovenste gordel
uitsluitend aan de
bevestigingspunten voor de
bovenste gordel.
• Verstel de rugleuning niet meer
nadat het baby- of kinderzitje is
geplaatst.
• Volg bij het plaatsen van een baby-
of kinderzitje altijd de
gebruiksaanwijzing van de fabrikant.
• Wanneer u het baby- of kinderzitje
plaatst terwijl de hoofdsteun
omhoog staat, nadat de hoofdsteun
omhoog is gezet en de
bevestigingssteun vervolgens is
vastgemaakt, zet de hoofdsteun dan
niet in een lagere stand.
1.3 Noodoproep
1.3.1 eCall*1, 2
*1Indien aanwezig
*2Werkt binnen het eCall-
dekkingsgebied. De systeemnaam kan
per land verschillend zijn.
eCall is een telematicadienst die
gebruikmaakt van gegevens van het Global
Navigation Satellite System (GNSS) en
ingebouwde cellulaire technologie,
waardoor de volgende noodoproepen
mogelijk zijn: automatische noodoproepen
(automatische melding van een aanrijding)
en handmatige noodoproepen (door het
indrukken van de toets SOS). Deze dienst is
door regelgeving van de Europese Unie
verplicht gesteld.
1 .2 Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
49
1
Veiligheid en beveiliging
Page 52 of 562
Systeemonderdelen
AMicrofoon
BToets SOS*
CControlelampjes
*Deze toets is bestemd voor
communicatie met de eCall-medewerker.
Andere SOS-toetsen van overige
systemen van een auto hebben geen
betrekking op het apparaat en zijn niet
bestemd voor communicatie met de
eCall-medewerker.
Noodoproepdiensten
Automatische noodoproepen
Als een airbag wordt geactiveerd, belt het
systeem automatisch het eCall-
controlecentrum.
*De medewerker van
het controlecentrum ontvangt de locatie
van auto, het tijdstip waarop het ongeval
plaatsvond en het VIN van de auto en
probeert de inzittenden van de auto te
spreken om de ernst van de situatie te
beoordelen. Als de inzittenden niet in
staat zijn om te communiceren, behandelt
de medewerker de oproep als een
noodgeval, neemt hij of zij contact op met
de dichtstbijzijnde hulpdiensten (112,
enz.) en verzoekt hij of zij om assistentie
ter plaatse.
*In sommige gevallen kan er geen oproep
worden verzonden. (→Blz. 51)Handmatige noodoproepen
Druk in een noodsituatie op de toets SOS
om het eCall-controlecentrum te bellen.
*
De medewerker van het controlecentrum
zal de locatie van uw auto bepalen, de
situatie beoordelen en de benodigde
hulpdiensten sturen.
Open de afdekking voordat u op de toets
SOS drukt.
Als u per ongeluk op de toets SOS hebt
gedrukt, zeg dan tegen de medewerker
dat er geen sprake is van een noodgeval.
*In sommige gevallen kan er geen oproep
worden verzonden. (→Blz. 51)
Controlelampjes
Wanneer het contact AAN wordt gezet,
gaat het rode controlelampje gedurende
10 seconden branden. Vervolgens gaat
het groene controlelampje gedurende
2 seconden branden, om vervolgens te
blijven branden om aan te geven dat het
systeem naar behoren werkt. De
controlelampjes geven het volgende aan:
• Als het groene controlelampje gaat
branden en blijft branden, is het
systeem ingeschakeld.
• Als het groene controlelampje
knippert, wordt er een automatische
of handmatige noodoproep gedaan.
• Als er geen controlelampjes branden,
is het systeem niet ingeschakeld.
• Als het rode controlelampje brandt op
een ander moment dan direct na het
AAN zetten van het contact, is er
1 .3 Noodoproep
50
Page 53 of 562
mogelijk een storing in het systeem
aanwezig of is de back-upbatterij
mogelijk leeg.
• Als het rode controlelampje
gedurende ongeveer 30 seconden
knippert tijdens een noodoproep, is
de verbinding verbroken of is het
signaal van het mobiele netwerk te
zwak.
Vrije software en opensourcesoftware
Dit product bevat vrije software/
opensourcesoftware (FOSS).
Licentie-informatie en/of de broncode
van FOSS is beschikbaar op de volgende
URL:
http://www.opensourceautomotive.com/
dcm/19MC/
WAARSCHUWING!
Wanneer er geen noodoproep kan
worden geplaatst
• In de volgende situaties kunnen
mogelijk geen noodoproepen
worden gedaan. Neem in dergelijke
gevallen op een andere wijze contact
op met hulpdiensten (112, enz.).
– Zelfs als de auto zich in het
dekkingsgebied van het
mobiele-telefoonnetwerk bevindt,
kan het moeilijk zijn om contact te
leggen met het eCall-
controlecentrum als de ontvangst
slecht is of de lijn bezet is. In
dergelijke gevallen krijgt u
mogelijk geen contact met het
eCall-controlecentrum en kunt u
dus geen noodoproepen doen en
kunnen hulpdiensten niet worden
ingeschakeld, ook al probeert het
systeem verbinding te maken met
het eCall-controlecentrum.
– Wanneer de auto zich buiten het
dekkingsgebied van het
mobiele-telefoonnetwerk bevindt,
kunnen er geen noodoproepen
worden verzonden.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
– Wanneer er een storing aanwezig is
in de bijbehorende apparatuur
(zoals het paneel van de toets SOS,
de controlelampjes, microfoon,
luidspreker, DCM, antenne of op de
apparatuur aangesloten bedrading)
of deze beschadigd of kapot is, kan
er geen noodoproep worden
geplaatst.
– Tijdens een noodoproep doet het
systeem herhaaldelijk een poging
om contact op te nemen met het
eCall-controlecentrum. Als er
echter als gevolg van een slechte
ontvangst geen contact kan worden
gelegd met het eCall-
controlecentrum, kan het systeem
mogelijk geen contact maken met
het mobiele netwerk en wordt de
noodoproep beëindigd zonder dat
er verbinding is gemaakt. Het rode
controlelampje knippert gedurende
ongeveer 30 seconden om aan te
geven dat de verbinding is
verbroken.
• Als de spanning van de 12V-accu
afneemt of als de accu is losgenomen,
kan het systeem mogelijk geen
verbinding maken met het
eCall-controlecentrum.
Als het noodoproepsysteem wordt
vervangen door een nieuw exemplaar
Het noodoproepsysteem moet worden
geregistreerd. Neem contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Voor uw veiligheid
• Rijd voorzichtig. De functie van dit
systeem is om u te helpen bij het
plaatsen van een noodoproep bij
ongevallen, zoals een verkeersongeval
of een plotseling medisch noodgeval.
Het systeem biedt de bestuurder en
de passagiers op geen enkele wijze
1 .3 Noodoproep
51
1
Veiligheid en beveiliging
Page 54 of 562
WAARSCHUWING!(Vervolg)
bescherming. Rijd voorzichtig en doe
voor uw veiligheid altijd uw
veiligheidsgordel om.
• Geef bij noodgevallen uw leven en de
levens van anderen topprioriteit.
• Wanneer u een branderige lucht of
anderszins een vreemde lucht ruikt,
verlaat dan de auto en zoek
onmiddellijk een veilige plek op.
• Als de airbags worden geactiveerd
terwijl het systeem normaal werkt,
verzendt het systeem een
noodoproep. Het systeem verzendt
ook een noodoproep als de auto van
achteren wordt aangereden of als de
auto over de kop slaat, zelfs als de
airbags niet worden geactiveerd.
• Verstuur om veiligheidsredenen geen
noodoproep tijdens het rijden.
Wanneer u tijdens het rijden belt, kan
het zijn dat u het stuurwiel niet goed
kunt bedienen, waardoor er een
ongeval kan ontstaan. Breng de auto
tot stilstand en controleer of de
omgeving veilig is alvorens een
noodoproep te plaatsen.
• Vervang zekeringen altijd door de
voorgeschreven zekeringen. Als u
andere zekeringen gebruikt, kan er
kortsluiting in het circuit optreden en
kan er brand ontstaan.
• Wanneer u het systeem gebruikt
terwijl er rook is of sprake is van een
ongewone geur, kan er brand
ontstaan. Stop onmiddellijk met het
gebruik van het systeem en neem
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.OPMERKING
Voorkomen van schade
Voorkom dat er vloeistof op het paneel
van de toets SOS, enz. komt en sla er
niet tegenaan.
In geval van een storing in het paneel
van de toets SOS, de luidspreker of de
microfoon tijdens een noodoproep of
een handmatige onderhoudscontrole
Het is wellicht niet mogelijk om
noodoproepen te doen, de
systeemstatus te bevestigen of te
communiceren met de medewerker van
het eCall-controlecentrum. Als de
apparatuur beschadigd is, neem dan
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
1 .3 Noodoproep
52
Page 55 of 562
Overzicht systeem van toegevoegde diensten
Gegevensverwerkingsschema
AServer
BOpslag
CVerwerking
DDCM
1. De klant activeert de dienst op het
Toyota-klantenportaal en gaat
akkoord met de voorwaarden van de
dienst conform de AVG.
2. De server activeert de dienst in de
DCM en bepaalt welke
voertuiggegevens worden verzameld.
3. De desbetreffende voertuiggegevens
worden verzameld door de DCM.
4. De gegevens worden gedeeld met de
server.5. De gegevens worden opgeslagen op
de server.
6. De gegevens worden verwerkt op de
server om de dienst te kunnen
leveren.
7. De verwerkte gegevens worden aan
de klant gepresenteerd.
Ga naar het Toyota-klantenportaal
voor de lijst van beschikbare diensten.
1 .3 Noodoproep
53
1
Veiligheid en beveiliging
Page 56 of 562
Uitvoeren van de regelgeving
Gebruikersinformatie uitvoering regelgeving, bijlage 1, DEEL 3Conformi-
teit
1. BESCHRIJVING IN VOERTUIG GEÏNTEGREERD ECALL-SYSTEEM
1.1.Overzicht, werking en functionaliteiten van het in het voertuig
geïntegreerde op 112 gebaseerde eCall-systeemO
1.2.De op 112 gebaseerde eCall-dienst is een publieke dienst van
algemeen nut die gratis beschikbaar is.O
1.3.Het in het voertuig geïntegreerde op 112 gebaseerde eCall-
systeem is standaard ingeschakeld. Bij een ernstige aanrijding
wordt het systeem automatisch geactiveerd door signalen van
sensoren in het voertuig. Het wordt ook automatisch geactiveerd
als de auto is voorzien van een TPS-systeem dat niet werkt bij een
ernstige aanrijding.O
1.4.Het in het voertuig geïntegreerde op 112 gebaseerde eCall-
systeem kan indien nodig ook handmatig worden geactiveerd.
Instructies voor het handmatig activeren van het systeemO
1.5.Als door een ernstige systeemstoring het in het voertuig geïnte-
greerde op 112 gebaseerde eCall-systeem wordt uitgeschakeld,
krijgen de inzittenden van het voertuig de volgende waarschu-
wingO
2. INFORMATIE OVER GEGEVENSVERWERKING
2.1.Elke verwerking van persoonsgegevens die via het in het voertuig
geïntegreerde op 112 gebaseerde eCall-systeem zijn verzameld,
moet voldoen aan de regelgeving met betrekking tot persoons-
gegevens zoals vastgelegd in richtlijn 95/46/EG en 2002/58/EG,
en moet met name zijn gebaseerd op de noodzaak om de vitale
belangen van personen te beschermen, conform artikel 7(d) van
richtlijn 95/46/EG.O
2.2.De verwerking van dergelijke gegevens dient strikt beperkt te
blijven tot het doel van het behandelen van de eCall-noodoproep
naar het Europese alarmnummer 112.O
2.3. Soorten gegevens en hun ontvangers
2.3.1.Het in het voertuig geïntegreerde op 112 gebaseerde eCall-
systeem kan alleen de volgende gegevens verzamelen en verwer-
ken: voertuigidentificatienummer, type voertuig (personenauto
of lichte bestelwagen), type brandstof/aandrijving van het voer-
tuig (benzine/diesel/aardgas/LPG/elektriciteit/waterstof ), laat-
ste drie locaties en rijrichting van het voertuig, logbestand van de
automatische activering van het systeem inclusief tijdstip van
activeringO
2.3.2.De ontvangers van de door het in het voertuig geïntegreerde op
112 gebaseerde eCall-systeem verwerkte gegevens zijn de rele-
vante openbare alarmcentrales die zijn aangewezen door de pu-
blieke autoriteiten van het land waarin deze centrales zijn geves-
tigd om als eerste eCall-oproepen naar het Europese
alarmnummer 112 te ontvangen en te verwerken.O
1 .3 Noodoproep
54
Page 57 of 562
Gebruikersinformatie uitvoering regelgeving, bijlage 1, DEEL 3Conformi-
teit
2.4. Maatregelen m.b.t. de gegevensverwerking
2.4.1.Het in het voertuig geïntegreerde op 112 gebaseerde eCall-
systeem is zo ontworpen dat de gegevens in het geheugen van
het systeem niet toegankelijk zijn voordat een eCall wordt ver-
zonden.O
2.4.2.Het in het voertuig geïntegreerde op 112 gebaseerde eCall-
systeem is zo ontworpen dat het niet te traceren is en niet con-
stant kan worden getraceerd tijdens de normale werkingsstatus
van het systeem.O
2.4.3.Het in het voertuig geïntegreerde op 112 gebaseerde eCall-
systeem is zo ontworpen dat de gegevens in het interne geheu-
gen van het systeem automatisch en permanent worden gewist.O
2.4.3.1.De gegevens over de locatie van het voertuig worden op zo'n ma-
nier permanent overschreven in het interne geheugen van het
systeem dat altijd maximaal de drie laatste actuele locaties van
het voertuig bewaard blijven. Deze locaties zijn nodig voor de
normale werking van het systeem.O
2.4.3.2.Het logbestand van de activiteitengegevens in het in het voertuig
geïntegreerde op 112 gebaseerde eCall-systeem wordt niet lan-
ger bewaard dan nodig is voor het doel van de verwerking van de
eCall-noodoproep en in elk geval niet langer dan 13 uur gerekend
vanaf het moment dat de eCall-noodoproep was verzonden.O
2.5. Voorwaarden voor uitoefenen van rechten door betrokkenen
2.5.1.De betrokkene (de eigenaar van het voertuig) heeft het recht op
inzage in de gegevens en, in voorkomende gevallen, het recht op
rectificatie, wissen of blokkeren van gegevens over hem of haar
als de verwerking van de gegevens niet overeenkomt met de be-
palingen in richtlijn 95/46/EG. Derden die de gegevens hebben
ontvangen moeten worden geïnformeerd over de rectificatie, het
wissen of het blokkeren van deze gegevens, uitgevoerd conform
deze richtlijn, behalve als kan worden bewezen dat dit onmogelijk
is of onevenredig veel inspanning vereist.O
2.5.2.De betrokkene heeft het recht een klacht in te dienen bij de be-
voegde gegevensbeschermingsautoriteit als hij of zij van mening
is dat zijn of haar rechten zijn geschonden door de verwerking
van zijn of haar persoonsgegevens.O
2.5.3.Klantenservice die verantwoordelijk is voor het behandelen van
verzoeken om inzage (indien van toepassing):
→Blz. 54O
3. INFORMATIE OVER DIENSTEN VAN DERDEN EN ANDERE DIENSTEN MET TOEGEVOEGDE
WAARDE (INDIEN VAN TOEPASSING)
1 .3 Noodoproep
55
1
Veiligheid en beveiliging
Page 58 of 562
Gebruikersinformatie uitvoering regelgeving, bijlage 1, DEEL 3Conformi-
teit
3.1.Beschrijving van de werking en de functionaliteiten van het TPS-
systeem/een dienst met toegevoegde waarde→Blz. 53
3.2.Elke verwerking van persoonsgegevens die via het TPS-systeem/
een andere dienst met toegevoegde waarde zijn verzameld, moet
voldoen aan de regelgeving met betrekking tot persoonsgege-
vens zoals vastgelegd in richtlijn 95/46/EG en 2002/58/EG.O
3.2.1.Wettelijke basis voor het gebruik van het TPS-systeem en/of de
diensten met toegevoegde waarde, en voor het verwerken van
gegevens die via dit systeem/deze diensten zijn verzameldDe Euro-
pese Alge-
mene Ver-
ordening
Gegevens-
bescher-
ming
3.3.Alleen op basis van de uitdrukkelijke toestemming van de betrok-
kene (de eigenaar(s) van het voertuig) mogen persoonsgegevens
worden verwerkt door het TPS-systeem en/of andere diensten
met toegevoegde waarde.O
3.4.Voorwaarden voor het verwerken van gegevens via het TPS-
systeem en/of andere diensten met toegevoegde waarde, inclu-
sief de noodzakelijke aanvullende informatie over de traceer-
baarheid, het traceren en het verwerken van persoonsgegevens→Blz. 53
3.5.De eigenaar van een auto met een TPS eCall-systeem en/of een
andere dienst met toegevoegde waarde die tevens beschikt over
het in het voertuig geïntegreerde op 112 gebaseerde eCall-
systeem heeft het recht te kiezen voor het in het voertuig geïnte-
greerde op 112 gebaseerde eCall-systeem in plaats van voor het
TPS eCall-systeem en andere diensten met toegevoegde waarde.O
3.5.1.Contactgegevens voor het behandelen van verzoeken om uit-
schakeling van het TPS eCall-systeemN.b.
Klantenservice die verantwoordelijk is voor het behandelen van verzoeken om inzage
Land Contactgegevens
Oostenrijk datenschutz@toyota-frey.at
België/Luxemburg privacy@toyota.be
Kroatië dpcp@toyota.hr
Tsjechië/Hongarije/
Slowakijeadatvedelem@toyota-ce.com
Denemarken toyota@toyota.dk
Estland privacy@toyota.ee
Finland tietosuoja@toyota.fi
Frankrijk delegue.protectiondonnees@toyota-europe.com
Duitsland Toyota.Datenschutz@toyota.de
Groot-Brittannië privacy@tgb.toyota.co.uk
Griekenland customer@toyota.gr
IJsland personuvernd@toyota.is
Ierland customerservice@toyota.ie
Italië tmi.dpo@toyota-europe.com
Nederland www.toyota.nl/klantenservice
1 .3 Noodoproep
56
Page 59 of 562
Land Contactgegevens
Noorwegen personvern@toyota.no
Polen klient@toyota.pl
Portugal gestaodadospessoais@toyotacaetano.pt
Roemenië relatii.clienti@toyota.ro
Slovenië dpcp@toyota.si
Spanje clientes@toyota.es / dpo@toyota.es.
Zweden integritet@toyota.se
Zwitserland info@toyota.ch
1.4 Hybridesysteem
1.4.1 Kenmerken hybridesysteem
Uw auto is een hybridevoertuig. De eigenschappen van uw auto zijn anders dan die van
conventionele auto's. Zorg ervoor dat u de eigenschappen van uw auto goed leert kennen
en gebruik de functies voorzichtig.
Bij het hybridesysteem werken een benzinemotor en een elektromotor (tractiemotor)
samen, afhankelijk van de rijomstandigheden, om het brandstofverbruik en de
uitlaatgasemissie te verlagen.
Systeemonderdelen
Systeemonderdelen
ABenzinemotor
BElektromotor (tractiemotor)
CElektromotor achter (tractiemotor)*
*
Alleen AWD-uitvoeringen
De afbeelding dient slechts ter illustratie en wijkt mogelijk af van de werkelijkheid.
1 .3 Noodoproep
57
1
Veiligheid en beveiliging
Page 60 of 562
Bij stilstand/tijdens wegrijden
Wanneer de auto stilstaat, wordt de
benzinemotor uitgeschakeld
*. Bij het
wegrijden wordt de auto aangedreven
door de elektromotor (tractiemotor). Bij
het rijden met lage snelheid of bij het
afrijden van een flauwe helling wordt de
benzinemotor uitgeschakeld
*en wordt de
elektromotor (tractiemotor)
ingeschakeld.
Wanneer de selectiehendel in stand N
staat, wordt het batterijpakket
(tractiebatterij) niet opgeladen.
*Wanneer het batterijpakket
(tractiebatterij) moet worden opgeladen
of wanneer de motor aan het opwarmen
is, enz., wordt de benzinemotor niet
automatisch uitgeschakeld. (→Blz. 58)
Tijdens normaal rijden
De auto wordt voornamelijk aangedreven
door de benzinemotor. De elektromotor
(tractiemotor) laadt zo nodig het
batterijpakket (tractiebatterij) op.
Tijdens sterk accelereren
Wanneer het gaspedaal volledig wordt
ingetrapt, wordt de energie van het
batterijpakket (tractiebatterij)
toegevoegd aan de energie die de
benzinemotor levert via de elektromotor
(tractiemotor).
Tijdens het remmen (regeneratief
remmen)
De wielen drijven de elektromotor
(tractiemotor) aan, waardoor energie
wordt opgewekt en het batterijpakket
(tractiebatterij) wordt opgeladen.
Regeneratief remmen
In de volgende situaties wordt kinetische
energie omgezet in elektrische energie
en wordt er een afremmingskracht
gegenereerd terwijl tegelijkertijd het
batterijpakket (tractiebatterij) wordt
opgeladen.• Het gaspedaal wordt losgelaten terwijl
de selectiehendel in stand D of B
staat.
• Het rempedaal wordt ingetrapt terwijl
de selectiehendel in stand D of B
staat.
• Auto's met benzineroetfiltersysteem:
Als het benzineroetfiltersysteem
(→blz. 273) in werking is om het
uitlaatgasfilter te regenereren, wordt
het batterijpakket (tractiebatterij)
mogelijk niet opgeladen.
EV-controlelampje
Het EV-controlelampje gaat branden
wanneer de auto alleen door de
elektromotor (tractiemotor) wordt
aangedreven of de benzinemotor niet
draait.
Omstandigheden waarin de
benzinemotor mogelijk niet wordt
uitgeschakeld
De benzinemotor wordt automatisch
gestart en uitgeschakeld. Hij wordt
echter onder de volgende
omstandigheden mogelijk niet
automatisch uitgeschakeld:
• Tijdens de opwarmfase van de
benzinemotor
• Tijdens het opladen van het
batterijpakket (tractiebatterij)
• Als de temperatuur van het
batterijpakket (tractiebatterij) hoog
of laag is
• Als de verwarming is ingeschakeld
1 .4 Hybridesysteem
58