TOYOTA GR86 2022 Instructieboekje (in Dutch)
Page 251 of 582
249
4 4-6. Gebruik van overige rijsystemen
Rijden1Druk bij draaiende motor op de
toets ON-OFF van de cruise con-
trol-schakelaar.
Het controlelampje conventionele cruise
control (wit) op het instrumentenpaneel gaat
branden.
2Trap het gaspedaal in om de
gewenste snelheid te bereiken.
3Duw als de gewenste rijsnelheid is
bereikt de cruise control-schake-
laar in de richting van +RES of
-SET. De rijsnelheid op het moment
dat de schakelaar wordt bediend,
wordt de ingestelde snelheid die
vanaf dat moment wordt aangehou-
den.
Dit wordt bevestigd door het branden van
het controlelampje cruise control (groen) op
het instrumentenpaneel. De ingestelde snel-
heid wordt weergegeven op het instrumen-
tenpaneel. U kunt de weergegeven eenhe-
den wijzigen door het display van het instru-
mentenpaneel in te stellen. (→Blz. 377)
De auto houdt de gewenste snelheid aan.
Als de conventionele cruise control is geacti-
veerd, is het mogelijk om de rijsnelheid tijde-
lijk te verhogen. Dit kunt u doen door een-
voudigweg het gaspedaal in te trappen.
Zodra u het gaspedaal loslaat, neemt de
auto de ingestelde snelheid van de cruise
control weer aan.
WAARSCHUWING
• Op wegen die door regen, ijs of sneeuw
glad zijn
• Op steile hellingen
• Bij het afdalen van een steile helling kan
de rijsnelheid de ingestelde snelheid
overschrijden.
• Tijdens het slepen in een noodgeval
●Houd bij het instellen van de snelheid
voor de conventionele cruise control
altijd rekening met de geldende snel-
heidslimiet, de verkeersintensiteit, de
wegcondities en overige omstandighe-
den.
Instellen van de conventionele
cruise control
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 249 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 252 of 582
2504-6. Gebruik van overige rijsystemen
Weergave van de ingestelde snel-
heid in MPH
Weergave van de ingestelde snel-
heid in km/h
De conventionele cruise control kan op
de volgende manieren tijdelijk worden
uitgeschakeld.
Als de conventionele cruise control wordt uit-
geschakeld, wordt het controlelampje cruise
control op het instrumentenpaneel wit in
plaats van groen.
Trek de cruise control-schakelaar
naar u toe.
Trap het rempedaal in.
Trap het koppelingspedaal in.
Duw bij een rijsnelheid van ten minste
30 km/h de hendel omhoog. De werking van de conventionele
cruise control wordt dan automatisch
hervat met de laatste ingestelde snel-
heid.
Het controlelampje cruise control op het
instrumentenpaneel wordt groen in plaats
van wit.
U kunt de conventionele cruise control
op twee manieren uitschakelen:
Druk nogmaals op de toets ON-OFF
van de cruise control-schakelaar.
Zet het contact in stand ACC of UIT
(maar alleen als de auto volledig stil-
staat).
■Verhogen van de snelheid (via de
cruise control-schakelaar)
Houd de cruise control-schakelaar in de
richting van +RES geduwd tot de auto
de gewenste snelheid heeft bereikt.
Laat de schakelaar vervolgens los. De
rijsnelheid van dat moment wordt opge-
slagen als de nieuwe ingestelde snel-
heid.
Tijdelijk uitschakelen van de
conventionele cruise control
A
Uitschakelen van de
conventionele cruise control
Wijzigen van de ingestelde
snelheid
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 250 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 253 of 582
251
4 4-6. Gebruik van overige rijsystemen
Rijden
Weergave van de ingestelde snel-
heid in MPH:
De ingestelde snelheid kan in stappen
van 1 mph (1,6 km/h) worden verhoogd
door de cruise control-schakelaar in de
richting van +RES te duwen.
Weergave van de ingestelde snel-
heid in km/h:
De ingestelde snelheid kan in stappen
van 1 km/h (0,6 mph) worden verhoogd
door de cruise control-schakelaar in de
richting van +RES te duwen.
■Verhogen van de snelheid (via het
gaspedaal)
1Trap het gaspedaal in om de rijsnel-
heid te verhogen tot de gewenste
snelheid.
2Duw de cruise control-schakelaar
één keer in de richting van -SET. De
gewenste snelheid is nu ingesteld
en de auto houdt deze snelheid aan
zonder dat het gaspedaal wordt
ingetrapt.
■Verlagen van de snelheid (via de
cruise control-schakelaar)
Houd de cruise control-schakelaar in de
richting van -SET geduwd tot de auto
de gewenste snelheid heeft bereikt.
Laat de schakelaar vervolgens los. De
rijsnelheid van dat moment wordt opge-
slagen als de nieuwe ingestelde snel-
heid.
Weergave van de ingestelde snel-
heid in MPH:
De ingestelde snelheid kan in stappen
van 1 mph (1,6 km/h) worden verlaagd
door de cruise control-schakelaar in de
richting van -SET te duwen.
Weergave van de ingestelde snel-
heid in km/h:
De ingestelde snelheid kan in stappen
van 1 km/h (0,6 mph) worden verlaagd
door de cruise control-schakelaar in de
richting van -SET te duwen.
■Verlagen van de snelheid (via het
rempedaal)
1Trap het rempedaal in om de wer-
king van de conventionele cruise
control tijdelijk te onderbreken.
2Duw als de rijsnelheid is gedaald tot
de gewenste snelheid de cruise
control-schakelaar in de richting van
-SET. De gewenste snelheid is nu
ingesteld en de auto houdt deze
snelheid aan zonder dat het gaspe-
daal wordt ingetrapt.
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 251 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 254 of 582
2524-6. Gebruik van overige rijsystemen
*: Indien aanwezig
Druk op de SPORT-modusschakelaar of de
SNOW-modusschakelaar om de SPORT- of
SNOW-modus te selecteren.
Druk nogmaals op de desbetreffende scha-
kelaar om de SPORT- of SNOW-modus uit
te schakelen en terug te keren naar de
NORMAL-modus.
1NORMAL-modus
Biedt een optimale balans tussen brandstof-
verbruik, laag geluidsniveau en dynamische
prestaties. Geschikt voor normaal rijden.
2SPORT-modus
Gebruik de SPORT-modus voor sportief rij-
den en het rijden op bochtige bergwegen.
Het controlelampje SPORT gaat branden.
Bovendien wordt als de SPORT-modus is
geselecteerd terwijl de selectiehendel in
stand D staat ook de ingeschakelde versnel-
ling (D1 t/m D6) weergegeven op het instru-
mentenpaneel.
3SNOW-modus
Gebruik de SNOW-modus voor het accele-
reren en rijden op een glad wegdek, bijvoor-
beeld als het gesneeuwd heeft.
Het controlelampje SNOW-modus gaat
branden.
■SPORT-modus
●In de SPORT-modus worden lagere ver-
snellingen gebruikt en wordt bij hogere
motortoerentallen een andere versnelling
ingeschakeld.
●In de volgende situaties kan de
SPORT-modus mogelijk niet worden inge-
schakeld. Als de SPORT-modus niet kan
worden ingeschakeld, klinkt er een zoemer
en wordt een melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
• Als de Adaptive Cruise Control of de con-
ventionele cruise control in werking is
• Bij koude motor
■SNOW-modus
Om slippen te voorkomen kan de 1e versnel-
ling niet worden ingeschakeld wanneer de
SNOW-modus is ingeschakeld.
■Automatisch uitschakelen van de
SPORT-modus en SNOW-modus
In de volgende gevallen wordt de rijmodus
automatisch uitgeschakeld:
●Wanneer de motor na het rijden in de
SPORT-modus of SNOW-modus wordt uit-
gezet.
●Wanneer de Adaptive Cruise Control of de
conventionele cruise control wordt geacti-
veerd terwijl wordt gereden in de
SPORT-modus.
●Wanneer de SPORT-modus is ingescha-
keld en automatisch wordt gestopt/wegge-
reden in de tweede versnelling.
(→Blz. 144)
Rijmodusselectie-
schakelaar*
De rijmodi kunnen worden gese-
lecteerd overeenkomstig de rijom-
standigheden.
Selecteren van een rijmodus
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 252 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 255 of 582
253
4 4-6. Gebruik van overige rijsystemen
Rijden
Als het contact AAN wordt gezet, gaat
het controlelampje Hill Start Assist Con-
trol AAN branden.
Als de Hill Start Assist Control wordt
geactiveerd, gaat het controlelampje
knipperen.1Zet uw auto stil op een vlakke, vei-
lige plaats.
Zorg dat de parkeerrem geactiveerd is.
2Zet de motor af door het contact UIT
te zetten.
3Start de motor en controleer of het
waarschuwingslampje ABS en het
controlelampje Traction Control uit
zijn.
4Houd de schakelaar ongeveer
30 seconden ingedrukt.
Controleer of de controlelampjes TRC OFF
en VSC OFF gaan branden en vervolgens
doven.
5Laat binnen 5 seconden na het
doven van de controlelampjes de
schakelaar los. Druk vervol-
gens binnen 2 seconden na het los-
laten van de schakelaar nogmaals
op de schakelaar .
Het controlelampje Hill Start Assist Control
AAN dooft en gaat vervolgens branden.
6Zet het contact UIT.
Hill Star t Assist Control
De Hill Start Assist Control houdt
de remkracht enige tijd in stand
om het vooruit helling op wegrij-
den of het achteruit helling af weg-
rijden te vergemakkelijken.
Controlelampje Hill Start Assist
Control AAN
Uitschakelen van de Hill Start
Assist Control
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 253 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 256 of 582
2544-6. Gebruik van overige rijsystemen
7Start nogmaals de motor en contro-
leer of het controlelampje Hill Start
Assist Control AAN dooft.
De Hill Start Assist Control wordt uitgescha-
keld.
Voer om de Hill Start Assist Control
weer in te schakelen stap 1 t/m 7 nog-
maals uit.
■Bij het inschakelen van de Hill Start
Assist Control
●Zet als het controlelampje Hill Start Assist
Control AAN niet dooft of als een van de
stappen van de procedure niet goed is uit-
gevoerd het contact UIT en herhaal de pro-
cedure vanaf stap 4.
●Als de schakelaar ten minste 30
seconden ingedrukt wordt gehouden,
doven de controlelampjes TRC OFF en
VSC OFF en heeft het bedienen van de
schakelaar geen effect meer. In dat geval
werkt de VSC in de normale modus.
(→Blz. 257) Als het contact UIT wordt
gezet en de motor opnieuw wordt gestart,
kan de schakelaar weer worden
bediend.
■Voorwaarden voor werking Hill Start
Assist Control
Als aan de volgende voorwaarden wordt vol-
daan, werkt de Hill Start Assist Control:
●Auto's met automatische transmissie: De
selectiehendel staat in stand D of M (wan-
neer vooruit helling op wordt weggereden)
of in stand R (wanneer achteruit helling af
wordt weggereden).
●Auto's met handgeschakelde transmissie:
De selectiehendel staat in een andere
stand dan R (wanneer vooruit helling op
wordt weggereden) of in stand R (wanneer
achteruit helling af wordt weggereden).
●De auto staat stil.
●Het gaspedaal wordt niet ingetrapt.
●De parkeerrem is niet geactiveerd.
■De Hill Start Assist Control treedt niet in
werking als
De Hill Start Assist Control treedt niet in wer-
king als aan een van de volgende voorwaar-
den wordt voldaan:
●Auto's met automatische transmissie: De
selectiehendel staat in een andere stand
dan stand D of M (wanneer vooruit helling
op wordt weggereden) of in een andere
stand dan stand R (wanneer achteruit hel-
ling af wordt weggereden).
●Auto's met handgeschakelde transmissie:
De selectiehendel staat in stand R (wan-
neer vooruit helling op wordt weggereden)
of in een andere stand dan stand R (wan-
neer achteruit helling af wordt weggere-
den).
●Auto's met automatische transmissie: Het
gaspedaal wordt ingetrapt.
●De parkeerrem is geactiveerd.
●Auto's met handgeschakelde transmissie:
Het koppelingspedaal is losgelaten.
●Er zijn ongeveer 2 seconden verstreken
nadat het rempedaal is losgelaten.
●Het controlelampje Hill Start Assist Control
AAN brandt niet.
●Het contact wordt in de stand ACC of UIT
gezet.
■Opmerkingen met betrekking tot de Hill
Start Assist Control
●Er kan een lichte schok voelbaar zijn als na
het achteruit wegrijden met de selectiehen-
del in stand R vooruit wordt gereden.
●Als het remvermogen van de Hill Start
Assist Control onvoldoende is, trap dan het
rempedaal in.
●Trap het rempedaal in als de auto stilstaat.
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 254 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 257 of 582
255
4 4-6. Gebruik van overige rijsystemen
Rijden
■Er is mogelijk een storing in het sys-
teem aanwezig wanneer
In de volgende situaties is er mogelijk een
storing aanwezig in het systeem. Laat de
auto nakijken door een erkende Toyota-dea-
ler of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
●Het controlelampje Traction Control brandt.
●Het controlelampje Hill Start Assist Control
AAN gaat uit en er klinkt een zoemer.
*: Indien aanwezig
WAARSCHUWING
■Voorzorgsmaatregelen Hill Start
Assist Control
●Vertrouw niet uitsluitend op de Hill Start
Assist Control. De Hill Start Assist Con-
trol werkt mogelijk niet effectief op steile
hellingen en op met ijs bedekte wegen.
●In tegenstelling tot de parkeerrem is de
Hill Start Assist Control niet bedoeld om
de auto gedurende langere tijd op zijn
plaats te houden. Gebruik de Hill Start
Assist Control niet om de auto op een
helling op zijn plaats te houden omdat
dat kan leiden tot een ongeval.
●Zet de motor niet af als de Hill Start
Assist Control in werking is: de Hill Start
Assist Control zal dan worden uitge-
schakeld wat tot een ongeval zou kun-
nen leiden.
Uitlaatgasfiltersysteem*
Het uitlaatgasfiltersysteem is ont-
worpen om roetdeeltjes in de uit-
laatgassen te verzamelen met
behulp van een uitlaatgasfilter dat
in de uitlaatpijpen is geplaatst.
OPMERKING
■Om storingen in het uitlaatgasfilter-
systeem te voorkomen
●Gebruik geen andere brandstof dan het
voorgeschreven type brandstof
●Breng geen wijzigingen aan de uitlaat-
pijp aan
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 255 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 258 of 582
2564-6. Gebruik van overige rijsystemen
■ABS (antiblokkeersysteem)
Helpt het blokkeren van de wielen te
voorkomen bij plotseling remmen of
remmen op een glad wegdek
■Brake Assist
Zorgt voor een grotere remkracht nadat
het rempedaal is ingetrapt als het sys-
teem oordeelt dat er sprake is van een
noodstop
■VSC (Vehicle Stability Control)
Helpt de bestuurder de auto onder con-
trole te houden bij uitwijkmanoeuvres
en het nemen van bochten op een glad
wegdek.
■TRC (Traction Control)
Zorgt ervoor dat de aandrijfkracht
behouden blijft en voorkomt dat de aan-
drijvende wielen gaan doorslippen bij
het wegrijden met de auto of bij het
accelereren op gladde wegen
Het TRC-systeem is ook uitgerust met
een remfunctie voor het differentieel
met beperkte slip.
■Hill Start Assist Control
→Blz. 253
■EPS (elektrische stuurbekrachti-
ging)
Maakt gebruik van een elektromotor om
de benodigde kracht voor het rond-
draaien van het stuurwiel te verminde-
ren
■Noodstopsignaal
Als het rempedaal plotseling wordt
ingetrapt, gaan de alarmknipperlichten
automatisch knipperen om het achter-
opkomende verkeer te waarschuwen.
■Als het TRC-/VSC-systeem in werking is
Het controlelampje Traction Control knippert
wanneer het TRC-systeem (met remfunctie
voor het differentieel met beperkte
slip)/VSC-systeem in werking is.
■Uitschakelen van het TRC-systeem
Als u met uw auto vast komt te zitten in mod-
der of sneeuw, kan het TRC-systeem het
aandrijfvermogen van de motor naar de wie-
len beperken. Wanneer u het systeem uit-
schakelt door op de schakelaar te druk-
ken, kunt u de auto waarschijnlijk makkelijker
los krijgen door te ‘schommelen’.
In dit geval blijft de remfunctie voor het diffe-
rentieel met beperkte slip ingeschakeld.
Schakel het TRC-systeem uit door de scha-
kelaar snel in te drukken en weer los te
laten.
Het controlelampje TRC OFF gaat branden.
Ondersteunende systemen
Om de veiligheid en de prestaties
tijdens het rijden te verbeteren is
uw auto uitgerust met de volgende
systemen die automatisch in wer-
king treden als de omstandighe-
den daar om vragen. Houd er ech-
ter rekening mee dat dit aanvul-
lende systemen zijn en vertrouw
niet in al te sterke mate op deze
systemen als u de auto bedient.
Overzicht van de
ondersteunende systemen
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 256 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 259 of 582
257
4 4-6. Gebruik van overige rijsystemen
Rijden
Druk nogmaals op de schakelaar om
het systeem weer in te schakelen.
■TRACK-modus
Uw auto beschikt over twee rijprogramma's
die zijn afgestemd op verschillende rijstijlen.
Het gewenste rijprogramma kan worden
geselecteerd met de TRACK-schakelaar. De
NORMAL-modus is afgestemd op een veilige
en soepele normale rijstijl. Als de schakelaar
ten minste 1 seconde ingedrukt wordt gehou-
den, wordt de TRACK-modus geactiveerd.
Als de TRACK-modus wordt geselecteerd,
wordt de regeling van bijvoorbeeld de VSC
en TRC aangepast om de bestuurder de
gelegenheid te bieden sportiever te rijden.
Als de TRACK-modus wordt ingeschakeld,
gaat het multi-informatiedisplay over op de
weergave van de TRACK-modus en gaat het
controlelampje VSC OFF branden.Druk om vanuit de TRACK-modus terug te
gaan naar de NORMAL-modus op de scha-
kelaar of op de TRACK-schakelaar.
■Zowel TRC als VSC uitschakelen
Houd de schakelaar langer dan 3
seconden ingedrukt terwijl de auto stilstaat
om het TRC- en VSC-systeem uit te schake-
len.
De controlelampjes TRC OFF en VSC OFF
gaan branden.
Bij auto's met automatische transmissie blijft
echter de remfunctie van het differentieel met
beperkte slip ingeschakeld.
Druk nogmaals op de schakelaar om de
systemen weer in te schakelen.
■TRC-modus en VSC-modus selecteren
De modi kunnen als volgt worden geselecteerd overeenkomstig de rijomstandigheden:
Rijomstandig-
hedenTRC-modiVSC-modi
Remfunctie
differentieel met
beperkte slip
Controlelampjes
Normale wegenNORMAL-modusNORMAL-modusNORMAL-modus⎯
Onverharde
wegenUITNORMAL-modusNORMAL-modus
Sportief rijden
TRACK-modusTRACK-modusTRACK-modus
UITUIT
TRACK-modus*1
UIT*2
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 257 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 260 of 582
2584-6. Gebruik van overige rijsystemen
*1: Auto's met automatische transmissie
*2: Auto's met handgeschakelde transmissie
■Bijgeluiden en trillingen veroorzaakt
door het ABS, de Brake Assist, de TRC
en de VSC
●Het is mogelijk dat u tijdens het starten van
de motor of bij het wegrijden een geluid in
de motorruimte hoort wanneer het rempe-
daal herhaaldelijk wordt ingetrapt. Dit duidt
niet op een storing in een van deze syste-
men.
●De volgende verschijnselen kunnen zich
voordoen als bovenstaande systemen in
werking zijn. Geen van deze verschijnse-
len duidt op een storing.
• Er kunnen trillingen gevoeld worden in de
carrosserie en de stuurinrichting.
• Nadat de auto tot stilstand is gekomen,
kan het geluid van een elektromotor hoor-
baar zijn.
• Er kan een lichte trilling in het rempedaal
voelbaar zijn als het antiblokkeersysteem
geactiveerd is.
• Het rempedaal kan iets verder naar bene-
den bewegen als het antiblokkeersysteem
geactiveerd is.
■Geluid EPS
Wanneer het stuurwiel bediend wordt, kan
het geluid van een elektromotor (zoemend
geluid) hoorbaar zijn. Dit is normaal en duidt
niet op een storing.
■Automatisch opnieuw inschakelen van
de TRC- en VSC-systemen
Als de TRC- en VSC-systemen zijn uitge-
schakeld, worden deze automatisch opnieuw
ingeschakeld in de volgende situaties:
●Als het contact UIT wordt gezet.
●Als alleen het TRC-systeem wordt uitge-
schakeld, wordt de TRC weer ingescha-
keld zodra de rijsnelheid hoger is dan
ongeveer 50 km/h.
Als zowel het TRC- als het VSC-systeem
is uitgeschakeld, worden deze niet auto-
matisch weer ingeschakeld als de rijsnel-
heid toeneemt.
■Gereduceerde bekrachtiging door het
EPS-systeem
De mate van bekrachtiging door het
EPS-systeem wordt gereduceerd om het sys-
teem tegen oververhitting te beschermen als
er gedurende langere tijd veel stuurbewegin-
gen worden uitgevoerd. Hierdoor kan de
besturing zwaar aanvoelen. Draai, als dat het
geval is, niet overmatig aan het stuur of
breng de auto tot stilstand en schakel de
motor uit. Het EPS-systeem moet na een
poosje weer normaal werken.
■Automatisch uitschakelen van de
TRACK-modus
Wanneer na het rijden in de TRACK-modus
het contact UIT wordt gezet, wordt deze
modus automatisch uitgeschakeld.
■Voorwaarden voor werking noodstop-
signaal
Als aan de volgende drie voorwaarden wordt
voldaan, werkt het noodstopsignaal:
●De alarmknipperlichten zijn uit.
●De werkelijke rijsnelheid is hoger dan 60
km/h.
●Het rempedaal wordt op zo'n manier inge-
trapt dat het systeem op basis van de
deceleratie van de auto oordeelt dat het
om een noodstop gaat.
■Automatisch uitschakelen van nood-
stopsignaal
Het noodstopsignaal wordt in de volgende
situaties uitgeschakeld:
●De alarmknipperlichten worden ingescha-
keld.
●Het rempedaal wordt losgelaten.
●Het systeem oordeelt op basis van de
deceleratie van de auto dat het niet om
een noodstop gaat.
■Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aangepast
aan de persoonlijke voorkeur. (→Blz. 377)
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 258 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM