TOYOTA GT86 2016 Instructieboekje (in Dutch)

Page 151 of 464

151
1-7. Veiligheidsinformatie
1
Voordat u gaat rijden
FT86_EE
WAARSCHUWING

Als er een baby- of kinderzitje wordt geplaatst
● Als er in het land waarin u woont regels zijn voor baby- en kinderzitjes,
neem dan contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige voor het plaatsen van het baby- of kinderzitje.
● Controleer als er een zitkussen geplaatst is altijd of de schoudergordel
over het midden van de schouder van het kind loopt. De gordel mag niet
langs de nek van het kind lopen, maar mag ook niet van de schouder van
het kind vallen. Als de gordel niet goed over de schouder ligt, kan het kind
bij plotseling remmen, een uitwijkmanoeuvre of een ongeval ernstig letsel
oplopen.
● Laat kinderen niet met de veiligheidsgordel spelen. Als de gordel om de
nek van het kind draait, kan het kind stikken of ernstig letsel oplopen.
Als dit gebeurt en de gordelsluiting niet kan worden losgemaakt, knip de
gordel dan door met een schaar.
● Controleer of de gesp goed in de gordelsluiting valt en of de gordel niet
gedraaid is.
● Beweeg het kinderzitje naar links en naar rechts en naar voren en naar
achteren om te controleren of het goed is geplaatst.
● Verstel de rugleuning niet meer nadat het baby- of kinderzitje is geplaatst.
● Volg bij het plaatsen van een baby- of kinderzitje altijd de gebruiksaanwij-
zing van de fabrikant.
■ Het correct vastzetten van een baby- of kinderzitje aan de bevesti-
gingspunten
Controleer bij het gebruik van de onderste bevestigingspunten of er geen
vreemde voorwerpen rond de bevestigingspunten aanwezig zijn en of de
gordel niet klem zit achter het baby- of kinderzitje. Controleer of het zitje
goed vastzit. Als het zitje niet stevig vastzit, kan het kind of een andere pas-
sagier bij hard remmen of uitwijken of bij een ongeval ernstig letsel oplopen.
86_OM_EE_OM18058E.book Page 151 Thursday, April 23, 2015 3:04 PM

Page 152 of 464

152
1-7. Veiligheidsinformatie
FT86_EE
Aan/uit-schakelaar airbag
Met dit systeem kan de voorpassagiersairbag worden uitgeschakeld.
Schakel deze airbags alleen uit als er een baby- of kinderzitje op de
voorpassagiersstoel gebruikt wordt.
Controlelampje aan/uit-
schakelaar airbag
Auto's zonder Smart entry-
systeem en startknop
Het controlelampje gaat bran-
den als het airbagsysteem is
ingeschakeld (alleen als het
contact AAN staat).
Auto's met Smart entry-sys-
teem en startknop
Het controlelampje gaat bran-
den als het airbagsysteem is
ingeschakeld (alleen als het
contact AAN staat).
Aan/uit-schakelaar airbag
86_OM_EE_OM18058E.book Page 152 Thursday, April 23, 2015 3:04 PM

Page 153 of 464

153
1-7. Veiligheidsinformatie
1
Voordat u gaat rijden
FT86_EE
Voorpassagiersairbag uitschakelen
Auto's zonder Smart entry-
systeem en startknop
Steek de sleutel in de slotcilinder
en zet de slotcilinder in stand
OFF.
Het controlelampje OFF gaat
branden (alleen als het contact
AAN staat).
Auto's met Smart entry-sys-
teem en startknop
Steek de mechanische sleutel in
de slotcilinder en draai deze in
de stand OFF.
Het controlelampje OFF gaat
branden (alleen als het contact
AAN staat).
86_OM_EE_OM18058E.book Page 153 Thursday, April 23, 2015 3:04 PM

Page 154 of 464

154
1-7. Veiligheidsinformatie
FT86_EE

Informatie controlelampje aan/uit-schakelaar airbag
● De controlelampjes voorpassagiersairbag ON of OFF geven de status
van de voorpassagiersairbag aan. Als het contact AAN wordt gezet,
gaan de controlelampjes ON en OFF branden terwijl het systeem wordt
gecontroleerd, waarna beide controlelampjes uitgaan. Vervolgens gaat
het controlelampje ON of OFF branden overeenkomstig de stand van de
aan/uit-schakelaar van de airbag.
● Als een van de onderstaande problemen optreedt, is er mogelijk een sto-
ring in het systeem aanwezig. Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
• ON noch OFF gaat branden.
• Het controlelampje reageert niet wanneer de aan/uit-schakelaar van de
airbag van ON naar OFF wordt gezet.
WAARSCHUWING
■Als er een baby- of kinderzitje wordt geplaatst
Plaats vanwege veiligheidsredenen het baby- of kinderzitje altijd op een
achterstoel. Als de achterstoel niet kan worden gebruikt, mag de voorsto\
el
worden gebruikt zo lang de aan/uit-schakelaar van de airbag in stand OFF
wordt gezet.
Als de aan/uit-schakelaar van de airbag in stand ON blijft staan, kan de
kracht die met het activeren (opblazen) van de airbag gepaard gaat, ernstig
letsel veroorzaken.
■ Als er geen baby- of kinderzitje op de voorpassagiersstoel is geplaatst
Controleer of de aan/uit-schakelaar van de airbag in stand ON staat.
Als de schakelaar in stand OFF staat, zal de airbag in geval van een ongeval
niet worden geactiveerd, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
86_OM_EE_OM18058E.book Page 154 Thursday, April 23, 2015 3:04 PM

Page 155 of 464

2Tijdens het rijden
155
FT86_EE
2-1. RijproceduresRijden met de auto ........... 156
Startknop (auto's met Smart entry-systeem en
startknop) ....................... 169
Contactslot (auto's zonder Smart entry-systeem en
startknop) ....................... 178
Automatische transmissie ..................... 181
Handgeschakelde transmissie ..................... 188
Richtingaanwijzer- schakelaar ...................... 191
Parkeerrem ....................... 192
Claxon .............................. 193 2-2. Instrumentenpaneel
Meters en tellers ............... 194
Controlelampjes en waarschuwingslampjes... 198
Multi-informatiedisplay ...... 203
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Lichtschakelaar ................. 208
Schakelaar mistlampen .... 215
Ruitenwissers en -sproeiers........................ 217
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
Cruise control.................... 220
Ondersteunende systemen ........................ 225
2-5. Rij-informatie Lading en bagage ............. 231
Rijden in de winter ............ 233
Rijden met een aanhangwagen ............... 237
86_OM_EE_OM18058E.book Page 155 Thursday, April 23, 2015 3:04 PM

Page 156 of 464

156
FT86_EE
2-1. Rijprocedures
Rijden met de auto
Volg om veilig te kunnen rijden de onderstaande procedures:
■Starten van de motor
→Blz. 169, 178
■ Rijden
Auto's met automatische transmissie Zet met ingetrapt rempedaal de selectiehendel in stand D.
(→ Blz. 181)
Deactiveer de parkeerrem. ( →Blz. 192)
Laat het rempedaal geleidelijk opkomen en trap langzaam
het gaspedaal in om de auto in beweging te brengen.
Auto's met handgeschakelde transmissie Zet met ingetrapt koppelingspedaal de selectiehendel in de
1e versnelling. ( →Blz. 188)
Deactiveer de parkeerrem. ( →Blz. 192)
Laat het koppelingspedaal geleidelijk opkomen. Trap
tegelijkertijd het gaspedaal langzaam in om de auto in
beweging te brengen.
■ Tot stilstand brengen van de auto
Auto's met automatische transmissie Trap, terwijl de selectiehendel in stand D staat, het rempe-
daal in.
Activeer indien nodig de parkeerrem.
Zet de selectiehendel in stand P of N als de auto langdurig stil zal
staan. ( →Blz. 181)
Auto's met handgeschakelde transmissie
Trap met ingetrapt koppeli ngspedaal het rempedaal in.
Activeer indien nodig de parkeerrem.
Als de auto gedurende langere tijd stil zal staan, zet dan de
selectiehendel in stand N. (
→Blz. 188)
STAP1
STAP2
STAP3
STAP1
STAP2
STAP3
STAP1
STAP2
STAP1
STAP2
86_OM_EE_OM18058E.book Page 156 Thursday, April 23, 2015 3:04 PM

Page 157 of 464

157
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
FT86_EE

Parkeren van de auto
Auto's met automatische transmissie Trap, terwijl de selectiehendel in stand D staat, het rem-
pedaal in.
Zet de selectiehendel in stand P. ( →Blz. 181)
Activeer de parkeerrem. ( →Blz. 192)
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Zet het contact UIT om de motor uit te zetten.
Auto's met Smart entry -systeem en startknop:
Druk op de startknop om de motor uit te zetten.
Vergrendel de portieren nadat u gecontroleerd hebt of u de
sleutel bij u hebt.
Plaats bij het parkeren op een helling indien nodig wielblokken.
Auto's met handgeschakelde transmissie
Trap met ingetrapt koppeli ngspedaal het rempedaal in.
Zet de selectiehendel in stand N. ( →Blz. 188)
Activeer de parkeerrem. ( →Blz. 192)
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Zet het contact UIT om de motor uit te schakelen.
Auto's met Smart entry -systeem en startknop:
Druk op de startknop om de motor uit te schakelen.
Vergrendel de portieren nadat u gecontroleerd hebt of u de
sleutel bij u hebt.
Zet de auto bij het parkeren op een helling in de 1e versnelling of
de achteruit en plaats indien nodig wielblokken.
STAP1
STAP2
STAP3
STAP4
STAP5
STAP1
STAP2
STAP3
STAP4
STAP5
86_OM_EE_OM18058E.book Page 157 Thursday, April 23, 2015 3:04 PM

Page 158 of 464

158
2-1. Rijprocedures
FT86_EE
Wegrijden op een helling
Auto's met automatische transmissie Activeer de parkeerrem en zet de selectiehendel in stand D.
Trap het gaspedaal geleidelijk in.
Deactiveer de parkeerrem.
Auto's met handgeschakelde transmissie Houd de parkeerrem geactiveerd, trap het koppelingspedaal
volledig in en zet de selectiehendel in de 1e versnelling.
Trap het gaspedaal een beetje in en laat tegelijkertijd het kop-
pelingspedaal geleidelijk opkomen.
Deactiveer de parkeerrem.
■ Rijden in de regen
● Rijd voorzichtig als het regent, omdat het zicht dan minder is, de ruiten
beslagen kunnen zijn en de weg glad kan zijn.
● Rijd extra voorzichtig wanneer het begint te regenen, de weg kan dan
immers bijzonder glad zijn.
● Matig uw snelheid bij het rijden in de regen, tussen band en wegdek kan
er zich dan immers een waterfilm vormen die het sturen en remmen kan
bemoeilijken.
■ Motortoerental tijdens het rijden (auto's met automatische transmissie)
In de volgende gevallen kan het motortoerental tijdens het rijden te hoog
oplopen. Dit is het gevolg van automatisch op- of terugschakelen, al naar
gelang de rijomstandigheden. Het duidt niet op plotseling accelereren.
● Het systeem signaleert dat de auto een helling op of af rijdt
● Als het gaspedaal wordt losgelaten
● Bij het nemen van een bocht
● Als het rempedaal stevig wordt ingetrapt
STAP1
STAP2
STAP3
STAP1
STAP2
STAP3
86_OM_EE_OM18058E.book Page 158 Thursday, April 23, 2015 3:04 PM

Page 159 of 464

159
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
FT86_EE

Inrijperiode nieuwe auto (de eerste 1.600 km)
De prestaties en levensduur van uw auto zijn afhankelijk van hoe u met uw
auto omgaat en ervoor zorgt wanneer deze nieuw is. Volg deze instructies
op gedurende de eerste 1.600 km:
● Laat het motortoerental niet oplopen tot meer dan 4.000 omw/min,
behalve in een noodgeval.
● Rijd niet langdurig met een constant motortoerental of een constante
snelheid, of deze snelheid nu hoog of laag ligt.
● Vermijd plotseling wegrijden of snel accelereren, behalve in een nood-
geval.
● Vermijd hard remmen, behalve in een noodgeval.
Hanteer dezelfde inrijprocedure bij een gereviseerde motor, een nieuw
geplaatste motor of wanneer de remblokken of -voeringen door nieuwe
exemplaren zijn vervangen.
■ Remsysteem met in remschijf ge ïntegreerde parkeerremtrommel
Uw auto is uitgerust met een remsysteem met in de remschijf geïntegreerde
parkeerremtrommel. Deze trommelr emmen moeten regelmatig worden bij-
gesteld. Bij het vervangen van onderdelen van de parkeerrem, dienen ze te
worden afgesteld. Laat de trommelremmen van uw auto bijstellen door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
■ Na het starten van de motor
Om te zorgen voor een vol uitlaatgeluid tijdens het starten van de auto en
voor milieuvriendelijke prestaties klinken de geluiden van de luchtinlaat en
de uitlaat luid en nemen de trillingen enigszins toe nadat de motor wordt
gestart. Dit duidt niet op een storing.
■ Rijden in het buitenland
Zorg ervoor dat uw auto voldoet aan de in het desbetreffende land geldende
wettelijke voorschriften en controleer of de juiste brandstof verkrijgbaar is.
(→Blz. 437)
86_OM_EE_OM18058E.book Page 159 Thursday, April 23, 2015 3:04 PM

Page 160 of 464

160
2-1. Rijprocedures
FT86_EE

Toerentalindicator (indien aanwezig)
WAARSCHUWING
■Bij het starten van de auto (aut o's met automatische transmissie)
● Houd het rempedaal altijd ingetrapt als de auto stilstaat en de motor draait.
Dit voorkomt kruipen van de auto.
● Trap het rempedaal stevig in, aangezien het motortoerental anders moge-
lijk direct na het starten van de motor stijgt wanneer de airconditioning in
werking is, het stuurwiel wordt gedraaid, enz. en zo het kruipen verergert.
Activeer de parkeerrem indien nodig.
■ Tijdens het rijden
● Zorg ervoor dat u, voordat u wegrijdt, blindelings het gas- en rempedaal
kunt vinden.
• Als u per ongeluk in plaats van het rempedaal het gaspedaal intrapt,
kan de onverwachte acceleratie leiden tot een ongeval, waardoor ern-
stig letsel kan ontstaan.
• Bij het achteruitrijden draait u we llicht uw lichaam, waardoor het bedie-
nen van de pedalen moeilijk wordt. Zorg dat u de pedalen altijd goed
kunt bedienen.
• Zorg dat u altijd in de juiste houding achter het stuur zit, ook als de auto maar kort hoeft te rijden. Zo kunt u rem- en gaspedaal goed bedienen.
• Trap het rempedaal met uw rechtervoet in. Wanneer u het rempedaal met uw linkervoet intrapt, kan in een noodgeval uw reactie vertraagd
worden, waardoor een ongeval kan ontstaan.
● Rijd niet met de auto over licht ontvlambare materialen en parkeer de auto
ook niet in de buurt van dergelijke materialen.
Het uitlaatsysteem en de uitlaatgassen kunnen zeer heet worden. Deze
hete onderdelen kunnen brand veroorzaken als er licht ontvlambaar mate-
riaal aanwezig is.
Als het ingestelde motortoerental wordt
bereikt, gaat de toerentalindicator bran-
den en klinkt een zoemer om de bestuur-
der te informeren. ( →Blz. 205)
(Als het motortoerental in het rode gebied
komt, gaat de toerentalindicator knippe-
ren, ongeacht de instelling.)
86_OM_EE_OM18058E.book Page 160 Thursday, April 23, 2015 3:04 PM

Page:   < prev 1-10 ... 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 ... 470 next >