TOYOTA PROACE 2022 Instructieboekje (in Dutch)

Page 221 of 360

221
Praktische informatie
7
WARNI NG
Bij twijfelBij thuis of versneld laden: blijf niet in de auto of in de buurt van de auto, de laadkabel of de laadeenheid, zelfs niet gedurende korte tijd.Supersnel laden: gebruik het systeem niet zelf en blijf uit de buurt van openbare snellaadpunten. Verlaat het gebied en vraag
iemand anders om de auto te laden.
Thuis laden of snelladen
WARNI NG
Voor het ladenAfhankelijk van de situatie:► Laat een professional controleren of het te gebruiken elektrische systeem voldoet aan de geldende normen en compatibel is met de auto.► Laat een professionele elektricien een speciale contactdoos of een eenheid voor snelladen (Wallbox) installeren die compatibel is met de auto.Gebruik bij voorkeur de als accessoire leverbare laadkabel.Neem voor meer informatie contact op met een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
WARNI NG
(Tijdens het laden)Als tijdens het laden de auto wordt ontgrendeld, stopt het laadproces.Als er geen actie wordt ondernomen bij de portieren, achterdeur/achterklep of laadstekker, wordt de auto na 30 seconden weer vergrendeld en wordt het laden automatisch hervat.
Voer nooit werkzaamheden uit onder de motorkap:– Sommige gebieden blijven zelfs een uur nadat het laden is voltooid nog heet; er bestaat het risico op brandwonden.– De ventilator kan ieder moment in werking treden; er bestaat het risico op snijwonden of u kunt bekneld raken.
WARNI NG
Na het ladenControleer of de laadklep is gesloten.Laat de kabel niet aangesloten op de contactdoos, anders bestaat het risico op kortsluiting of elektrocutie bij contact met water.
Bij supersnel laden
NOTIC E
Voor het ladenControleer of de openbare snellader en bijbehorende laadkabel compatibel zijn met uw auto.Bij een buitentemperatuur lager dan:
– 0°C, mogelijk duurt het laden langer.– -20°C, laden is nog steeds mogelijk, maar mogelijk duurt het laden nog langer (het batterijpakket moet eerst op temperatuur worden gebracht).
WARNI NG
Na het ladenControleer of de laadklep is gesloten.
Aansluiten
► Controleer voor het laden of de keuzeschakelaar in stand P staat, anders is laden niet mogelijk.► Open de laadklep door op de drukknop te drukken en controleer of er geen vreemde voorwerpen op de laadaansluiting zitten.

Page 222 of 360

222
Thuis laden, modus 2


► Sluit de laadkabel van de regeleenheid aan op de contactdoos.Wanneer de verbinding is gemaakt, gaan alle controlelampjes op de regeleenheid branden, vervolgens blijft alleen het controlelampje POWER groen branden.► Verwijder de beschermkap van de laadstekker.► Steek de laadstekker in de laadaansluiting.Wanneer het laden wordt gestart, wordt dit aangegeven door de knipperende groene controlelampjes CHARGE in de klep en vervolgens de lampjes op de regeleenheid.Als de lampjes niet gaan branden, is het laden niet begonnen. Start de procedure opnieuw en controleer of alles goed is aangesloten.Het rode controlelampje in de klep gaat branden om aan te geven dat de laadstekker is vergrendeld.
NOTIC E
Wanneer het laden is voltooid en de laadkabel nog is aangesloten, wordt na het openen van het bestuurdersportier gedurende 20 seconden het laadniveau op het instrumentenpaneel weergegeven.
Versneld laden, modus 3

► Volg de gebruiksaanwijzing van de unit voor versneld laden (Wallbox).► Verwijder de beschermkap van de laadstekker.► Steek de laadstekker in de laadaansluiting.Het starten van het laden wordt bevestigd wanneer het controlelampje in de klep groen knippert.
Als het lampje niet gaat branden, is het laden niet begonnen. Start de procedure opnieuw en controleer of alles goed is aangesloten.Het rode controlelampje in de klep gaat branden om aan te geven dat de laadstekker is vergrendeld.
Supersnel laden, modus 4

► Verwijder, afhankelijk van de uitvoering, de beschermkap van het onderste deel van de stekker.► Volg de gebruiksaanwijzing van de openbare snellader en sluit de kabel vanaf de openbare snellader aan op de aansluiting van de auto.Wanneer het laden wordt gestart, wordt dit aangegeven door het knipperende groene controlelampje in de klep.Als het lampje niet gaat branden, is het laden niet begonnen. Start de procedure opnieuw en controleer of alles goed is aangesloten.Het rode controlelampje in de klep gaat branden om aan te geven dat de laadstekker is vergrendeld.
Uitgesteld laden
Instellingen
Bij een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige, met Bluetooth®-audiosysteemStandaard staat de starttijd voor uitgesteld laden ingesteld op middernacht (tijd in de auto).De starttijd voor uitgesteld laden kan worden aangepast.

Page 223 of 360

223
Praktische informatie
7
Ga naar een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.Op een smartphone of tablet (GSM), met TOYOTA Pro Touch of TOYOTA Pro Touch met navigatiesysteemU kunt de functie voor uitgesteld laden op elk moment programmeren via de app MyToyota (binnenkort beschikbaar).
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de op afstand bedienbare functies.In de auto, met TOYOTA Pro Touch met navigatiesysteem► Selecteer de pagina Laden in het touchscreenmenu Energie.► Stel de starttijd voor het laden in.► Druk op OK.De instelling wordt in het systeem opgeslagen.
Inschakelen
NOTIC E
Uitgesteld laden is alleen mogelijk in modus 2 en 3.
► Sluit na het programmeren van uitgesteld laden uw auto aan op het gewenste laadstation.

► Druk binnen een minuut op deze knop in de klep om het systeem te activeren (dit wordt
bevestigd door de laadindicator die blauw gaat branden).
Losnemen

Voordat u de laadstekker losneemt:► Als de auto is ontgrendeld, vergrendel en ontgrendel hem dan.► Als de auto is vergrendeld, ontgrendel hem dan.Het rode controlelampje in de klep dooft ter bevestiging dat de laadstekker is ontgrendeld.► Verwijder bij Mode 2 en 3 de laadstekker binnen 30 seconden.
NOTIC E
De vergrendeling van de laadstekker is gekoppeld aan de vergrendeling van de laadruimte. Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over het volledig of selectief ontgrendelen.
De laadindicator gaat wit branden.
NOTIC E
Druk, wanneer de selectieve deurontgrendeling is geactiveerd, tweemaal op de ontgrendeltoets om de laadstekker los te nemen.
NOTIC E
Wanneer het laden is voltooid, dooft na ongeveer 2 minuten de groene laadindicator in de klep.
Thuis laden, modus 2
Wanneer het laden is voltooid, wordt dit aangegeven door het groene controlelampje CHARGE op de regeleenheid; de groene laadindicator in de klep gaat permanent branden.► Plaats de beschermkap terug op de laadstekker en sluit de laadklep.► Neem het uiteinde van de laadkabel met de regeleenheid los uit de contactdoos.

Page 224 of 360

224
Versneld laden, modus 3
Wanneer het laden is voltooid, wordt dit aangegeven door de regeleenheid en het controlelampje in de klep dat permanent groen brandt.► Hang de laadstekker aan de laadmodule en sluit de laadklep.
Supersnel laden, modus 4
Wanneer het laden is voltooid, wordt dit aangegeven door de lader en het controlelampje in de klep dat permanent groen brandt.► U kunt het laden ook pauzeren door op deze toets in de klep te drukken (alleen in modus 4).► Hang de laadstekker aan de lader.► Plaats, afhankelijk van de uitvoering, de beschermkap terug op het onderste deel en sluit de laadklep.
NOTIC E
Als de laadstekker wordt verwijderd, geeft een melding op het instrumentenpaneel aan dat het laden voltooid is, ook al is dat op dat moment nog niet het geval.
Spaarmodus
Systeem dat de gebruiksduur van bepaalde functies beheert om ervoor te zorgen dat de accu voldoende geladen blijft.Nadat de motor is uitgezet, kunt u een aantal functies, zoals het audio- en telematicasysteem, de ruitenwissers, het dimlicht en de instapverlichting nog in totaal ongeveer 40 minuten gebruiken.
Inschakelen van de modus
Op het scherm van het instrumentenpaneel wordt een melding weergegeven die aangeeft dat de spaarmodus is ingeschakeld. De actieve functies worden stand-by gezet.
NOTIC E
Als u op dat moment een telefoongesprek aan het voeren bent, kan het gesprek nog gedurende ongeveer 10 minuten worden voortgezet via het handsfree-systeem van het audiosysteem van uw auto.
De modus afsluiten
Deze functies worden de volgende keer dat de auto wordt gebruikt automatisch weer ingeschakeld.Om deze functies meteen weer in te schakelen, volstaat het om de motor te starten en:– minder dan 10 minuten te laten draaien om de functies gedurende ongeveer 5 minuten te kunnen gebruiken;– meer dan 10 minuten te laten draaien om de
functies gedurende ongeveer 30 minuten te kunnen gebruiken.Laat de motor gedurende de aangegeven tijd draaien om ervoor te zorgen dat de accu voldoende geladen blijft.Start de motor niet herhaaldelijk en continu om de accu op te laden.
WARNI NG
Een lege accu zorgt ervoor dat de motor niet gestart kan worden.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de 12V-accu.

Page 225 of 360

225
Praktische informatie
7
Lastreductiemodus
Systeem dat het gebruik van bepaalde functies beheert overeenkomstig de resterende lading in de accu.Tijdens het rijden schakelt de lastreductiefunctie bepaalde functies uit, zoals de airconditioning en de achterruitverwarming.De uitgeschakelde functies worden automatisch
weer ingeschakeld zodra de omstandigheden dit toelaten.
Sneeuwkettingen
Onder winterse omstandigheden verbeteren sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag van de auto.
WARNI NG
Uitsluitend de voorwielen mogen van sneeuwkettingen worden voorzien. Een noodreservewiel mag nooit worden voorzien van een sneeuwketting.
NOTIC E
Houd u altijd aan de ter plekke geldende regelgeving over het gebruik van sneeuwkettingen en de maximaal toegestane snelheid.
Gebruik uitsluitend kettingen die geschikt zijn voor het type velg van uw auto.
Oorspronkelijke bandenmaat van de auto
Type ketting
215/65 R1612 mm schakel
215/60 R17
225/55 R17
U kunt ook sneeuwsokken gebruiken.Neem voor meer informatie contact op met een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige..
Montagetips
► Als u onderweg sneeuwkettingen moet monteren, zet de auto dan langs de kant van de weg stil op een vlakke ondergrond.► Activeer de parkeerrem en plaats eventueel wielblokken voor of achter de wielen om te voorkomen dat de auto wegglijdt.► Monteer de sneeuwkettingen, volg daarbij de aanwijzingen van de fabrikant.► Rijd voorzichtig weg en rijd even met een snelheid van maximaal 50 km/h.► Zet de auto stil en controleer of de kettingen correct gespannen zijn.
NOTIC E
Wij raden u ten zeerste aan voor vertrek het monteren van de sneeuwkettingen te oefenen; doe dit op een vlakke en droge ondergrond.
WARNI NG
Rijd niet met sneeuwkettingen op een sneeuwvrij gemaakte weg, om schade aan de banden en het wegdek te voorkomen. Als uw auto is voorzien van lichtmetalen velgen, verzeker u er dan van dat de ketting en de bevestigingen de velg niet raken.

Page 226 of 360

226
Trekhaak
Gewichtsverdeling► Verdeel het gewicht in de aanhangwagen gelijkmatig, plaats zware voorwerpen zo dicht mogelijk bij de as en probeer de maximaal toegestane kogeldruk zo dicht mogelijk te benaderen zonder deze te overschrijden.Hoe hoger u komt, hoe meer de luchtdichtheid
afneemt. Daardoor verminderen de motorprestaties. Het maximale aanhangwagengewicht moet voor elke 1.000 meter stijging met 10% worden verlaagd.
NOTIC E
Gebruik een door TOYOTA goedgekeurde trekhaak met bijbehorende ongewijzigde bedrading. We raden u aan het plaatsen te laten uitvoeren door een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.Als de trekhaak niet door een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige wordt gemonteerd, moet deze nog altijd worden gemonteerd in overeenstemming met de instructies van de
autofabrikant.Bepaalde rijhulp- of manoeuvreerhulpfuncties worden automatisch uitgeschakeld als een goedgekeurde trekhaak wordt gebruikt.
WARNI NG
Houd u aan het maximaal toegestane trekgewicht. Dit staat op het kentekenbewijs van uw auto, het typeplaatje en in het hoofdstuk Technische gegevens van deze handleiding.Ook bij het gebruik van accessoires (fietsendragers, trekhaakboxen, enz.) geldt dat de maximaal toegestane kogeldruk niet
mag worden overschreden.
WARNI NG
Neem de geldende wetgeving in het land waar u zich bevindt in acht.
NOTIC E
ElektromotorEen elektrische auto kan zijn uitgerust met een trekhaak.Daardoor kan er met een aanhangwagen of caravan gereden worden.Neem voor meer informatie en om een geschikte trekhaak aan te schaffen contact op met een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Dakdragers/imperiaal
WARNI NG
Uit veiligheidsoverwegingen en om schade aan het dak van uw auto te voorkomen, is het van essentieel belang om dakdragers en een imperiaal te gebruiken die zijn goedgekeurd voor uw auto.
Houd u aan de montagevoorschriften en gebruiksvoorwaarden die zijn vermeld in de handleiding van de dakdragers en het imperiaal.
WARNI NG
AanbevelingenVerdeel de lading gelijkmatig om te voorkomen dat een van de zijden wordt overbelast.Plaats de zwaarste lading zo dicht mogelijk bij het dak.Zet de lading goed vast.Rijd voorzichtig: de auto is gevoeliger voor de effecten van zijwind en de stabiliteit van de auto kan negatief worden beïnvloed.Verwijder de dakdragers zodra deze niet meer nodig zijn.

Page 227 of 360

227
Praktische informatie
7
WARNI NG
Controleer de in de bij de dakdragers geleverde handleiding aangegeven maximale belasting. Deze waarde kan namelijk veranderen.Pas bij een belading hoger dan 40 cm de rijsnelheid aan de rijomstandigheden aan om schade aan de dakdragers en de bevestigingspunten op het dak te voorkomen.
Raadpleeg altijd de wetgeving van uw land met betrekking tot het vervoeren van voorwerpen die langer zijn dan de auto.
Dakdragers
Er kunnen maximaal 3 dakdragers (of 2 bij de uitvoering met panoramisch zonnedak) worden geplaatst. Gebruik de posities die met kleuren zijn aangegeven.



Met panoramisch zonnedak

NOTIC E
Maximaal toegestane belading:– verdeeld over 2 dakdragers: 100 kg,– verdeeld over 3 dakdragers: 150 kg.
Gebruik bij het monteren van dakdragers de hiervoor bestemde bevestigingspunten:► Open de afdekkapjes van de bevestigingspunten van de dakdragers.► Breng de bevestigingspunten van de dakdragers aan en vergrendel ze één voor één op
het dak.► Controleer of de dakdragers goed zijn bevestigd (door eraan te schudden).
► Sluit de afdekkapjes van de bevestigingspunten van de dakdragers.De dakdragers zijn verwisselbaar en kunnen voor elk paar bevestigingspunten worden afgesteld.
Imperiaal
NOTIC E
Maximaal toegestane belading:– Compact: 140 kg,– Medium en Long: 170 kg.
Gebruik bij het monteren van een imperiaal de hiervoor bestemde bevestigingspunten:► Plaats het imperiaal op het dak in lijn met de bevestigingspunten en zet ze één voor één vast op het dak.► Controleer of het imperiaal goed is bevestigd (door eraan te schudden).

Page 228 of 360

228
Motorkap
WARNI NG
Stop & StartZet omwille van uw veiligheid het contact altijd uit alvorens werkzaamheden onder de motorkap uit te voeren om letsel als gevolg van het automatisch inschakelen van de START-stand
te voorkomen.
WARNI NG
ElektromotorHoud rekening met voorwerpen of kleding die in de bladen van de koelventilator of in bepaalde bewegende onderdelen terecht kunnen komen: risico van verstikking en ernstig letsel!Zet alvorens werkzaamheden onder de motorkap uit te voeren het contact UIT, controleer of het controlelampje READY op het instrumentenpaneel uit is en neem de laadstekker los als deze is aangesloten.
NOTIC E
Door de plaats van de hendel kan de motorkap niet worden geopend zolang het linker voorportier is gesloten.
WARNI NG
Wees bij warme motor voorzichtig met het bedienen van de veiligheidshaak en de motorkapsteun (kans op brandwonden). Gebruik de beschermde zone.Zorg ervoor dat u bij geopende motorkap niet tegen de hendel aan stoot.Open de motorkap niet als het hard waait.
WARNI NG
Koelen van de motor wanneer de auto stilstaatDe koelventilator wordt mogelijk ingeschakeld nadat de motor is uitgezet.Wees voorzichtig met voorwerpen of kleding die tussen de bladen van de koelventilator kunnen komen.
Openen
► Open het portier/de deur.

► Trek de ontgrendelingshendel 1 aan de onderzijde van de portiersponning naar u toe.► Breng de veiligheidshaak 2 omhoog en til de motorkap op.► Neem de motorkapsteun 3 uit de houder en bevestig hem in de uitsparing om de motorkap geopend te houden.
Sluiten
► Houd de motorkap tegen en trek de steun uit de uitsparing.► Bevestig de motorkapsteun in de houder.► Laat de motorkap zakken en laat deze aan het einde van de slag in het slot vallen.► Trek aan de motorkap om te controleren of deze goed is vergrendeld.
WARNI NG
In verband met de aanwezigheid van elektrische componenten in de motorruimte verdient het aanbeveling om blootstelling aan water (regen, wassen, enz.) te beperken.

Page 229 of 360

229
Praktische informatie
7
Motorruimte
De weergegeven motor dient slechts ter illustratie.De locaties van de volgende onderdelen kunnen variëren:– Luchtfilter.– Oliepeilstok.– Motorolievuldop.– Ontluchtingspomp.
Dieselmotor

1.Reservoir ruitensproeiervloeistof
2.Koelvloeistofreservoir
3.Remvloeistofreservoir
4.Accu
5.Afzonderlijk massapunt (aansluiting “-”).
6.Zekeringenkast
7.Luchtfilter
8.Motorolievuldop
9.Oliepeilstok
10.Ontluchtingspomp*
11 .Reservoir stuurbekrachtigingsvloeistof
* Afhankelijk van de motoruitvoering.
WARNI NG
DieselbrandstofsysteemDit systeem staat onder zeer hoge druk.Alle werkzaamheden moeten worden uitgevoerd door een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Elektromotor

1.Reservoir ruitensproeiervloeistof
2.Koelvloeistofreservoir (alleen niveau)
3.Remvloeistofreservoir
4.Accu/zekeringen
5.Afzonderlijk massapunt (aansluiting “-”).
6.Zekeringenkast
7.Elektrisch circuit 400 V
8.Stroomonderbreker voor onderhoud in noodgevallen en onderhoudsmonteurs
9.Reservoir stuurbekrachtigingsvloeistof
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over het laadsysteem (elektrisch).
Controleren van de niveaus
Controleer de volgende niveaus regelmatig overeenkomstig het onderhoudsschema van de fabrikant. Vul indien nodig bij, tenzij anders aangegeven.
Laat het desbetreffende systeem nakijken door een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige als een niveau aanzienlijk daalt.
WARNI NG
De vloeistoffen moeten voldoen aan de aanbevelingen van de fabrikant en in overeenstemming zijn met de motor van de auto.
WARNI NG
Let bij werkzaamheden onder de motorkap goed op, want bepaalde delen van de motor kunnen zeer heet zijn (kans op brandwonden) en de koelventilator kan ieder moment aanslaan (zelfs met het contact UIT).

Page 230 of 360

230
Afgewerkte producten
WARNI NG
Vermijd langdurig huidcontact met afgewerkte olie en andere vloeistoffen.De meeste van deze vloeistoffen zijn bijtend en schadelijk voor de gezondheid.
ECO
Laat afgewerkte olie en andere vloeistoffen niet in het riool of in de bodem terechtkomen.Deponeer afgewerkte olie in de daarvoor bestemde containers bij een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Motorolie
Controleer het motoroliepeil pas als de motor ten minste 30 minuten UIT staat en als de auto op een vlakke ondergrond staat. Het oliepeil kan met het contact AAN worden gecontroleerd via de oliepeilmeter op het instrumentenpaneel (bij auto's met een elektrische oliepeilmeter) of met de oliepeilstok.Het is normaal als er tussen twee onderhoudsbeurten (of olieverversingsbeurten) door olie moet worden bijgevuld. Het verdient
aanbeveling het oliepeil om de 5000 km te controleren en zo nodig olie bij te vullen.
WARNI NG
Gebruik om een verminderde betrouwbaarheid van de motor en de emissieregeling te voorkomen, nooit additieven in de motorolie.
Controle met de peilstok
De plaats van de oliepeilstok is aangegeven in de desbetreffende afbeelding van de motorruimte.► Trek de oliepeilstok aan het gekleurde uiteinde helemaal naar buiten.► Veeg de peilstok af met een schone, pluisvrije doek.

► Steek de oliepeilstok weer volledig in de schacht en trek hem er weer uit om het oliepeil te controleren: het oliepeil is correct als het tussen de merktekens A (max) en B (min) ligt.Start de motor niet als het peil:– boven merkteken A ligt: neem contact op met een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
– onder merkteken B ligt: vul onmiddellijk motorolie bij.
WARNI NG
OliesoortControleer alvorens olie bij te vullen of de motorolie te verversen, of de olie geschikt is voor de motor en voldoet aan de aanbevelingen in het bij de auto geleverde (of bij uw Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige beschikbare) onderhoudsschema.Gebruik van niet-aanbevolen olie kan ertoe leiden dat de garantie in geval van een motorstoring komt te vervallen.
Motorolie bijvullen
Raadpleeg de desbetreffende afbeelding van de motorruimte voor de plaats van de motorolievuldop.► Giet de olie langzaam in de opening om morsen op motoronderdelen te voorkomen (dit kan brand veroorzaken).► Wacht enkele minuten en controleer vervolgens nogmaals het oliepeil met de peilstok.► Vul indien nodig olie bij.► Draai nadat u het peil hebt gecontroleerd de
olievuldop zorgvuldig op de vulopening en steek de peilstok weer in de schacht.

Page:   < prev 1-10 ... 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 231-240 241-250 251-260 261-270 ... 360 next >