TOYOTA PROACE CITY VERSO 2021 Instructieboekje (in Dutch)
Page 101 of 269
101
Veiligheid
5
Legenda
(a) Raadpleeg de wettelijke bepalingen van uw land alvorens een kinderzitje\
op deze plaats te bevestigen.(b) Als u een kinderzitje in de rijrichting of tegen de rijrichting in op ee\
n zitplaats achter bevestigt, zet de achterstoel dan in de achterste sta\
nd met de rugleuning rechtop.(c) Als een reiswieg op deze zitplaats is bevestigd, kunnen één of bei\
de andere zitplaatsen van dezelfde zitrij mogelijk niet meer worden gebr\
uikt.(d) Zet de passagiersstoel achter zonder hoogteverstelling in de achterste \
stand.(e) Een kinderzitje met steun mag nooit op de derde zitrij worden geplaatst\
.(f) Bij bepaalde uitvoeringen is de middelste zitplaats niet voorzien van ISOfix-bevestigingen.IUF Zitplaats geschikt voor de bevestiging met behulp van de bovenste riem van een universeel ISOfix-kinderzitje “in de rijrichting geplaatst”.IL Zitplaats geschikt voor de bevestiging van een semi-universeel ISOFIX-kinderzitje van het volgende type:– “tegen de rijrichting in geplaatst” voorzien van een bovenste riem\
of een steun.– “in de rijrichting geplaatst” voorzien van een steun.– reiswieg voorzien van een bovenste riem of een steun.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over ISOfix-kinderzitjes en de bevestiging van de bovenste riem.
Page 102 of 269
102
i-Size-kinderzitjes
i-Size-kinderzitjes zijn voorzien van twee verankeringspunten die aan de\
twee bevestigingsringen A kunnen worden vastgemaakt.i-Size-kinderzitjes zijn ook voorzien van:– een bovenste bevestigingsriem die kan worden vastgemaakt aan bevestiging\
sring B.– of een steun die rust op de vloer vóór de voor i-Size-kinderzitjes\
geschikte zitplaats van de auto.Deze steun voorkomt dat het zitje bij een aanrijding kantelt.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over ISOfix-bevestigingen.
Zitplaatsen geschikt voor i-Size-kinderzitjes
Conform de nieuwe Europese wetgeving geeft dit overzicht de mogelijkhede\
n weer voor het bevestigen van een i-Size-kinderzitje op een plaats in d\
e auto voorzien van ISOfix-bevestigingen die voor i-Size-kinderzitjes zijn goedgekeurd.
Zitplaatsi-Size-kinderzitje
Zitrij 1 (a)PassagiersstoelGeen i-Size
Zitrij 2 (b) (c) (d)i-U
Zitrij 3 (b)Geen i-Size
Legenda
(a) Raadpleeg de wettelijke bepalingen van uw land alvorens een kinderzitje\
op deze plaats te bevestigen.(b) Als u een kinderzitje in de rijrichting of tegen de rijrichting in op ee\
n zitplaats achter bevestigt, zet de achterstoel dan in de achterste sta\
nd met de rugleuning rechtop.
(c) Zet de voorstoel in de hoogste stand.(d) Bij bepaalde uitvoeringen is de middelste zitplaats niet voorzien van ISOfix-bevestigingen.i-U Zitplaats geschikt voor de bevestiging van een universeel gehomologeerd\
in de rijrichting of tegen de rijrichting in geplaatst i-Size-kinderzit\
je.i-UF Zitplaats uitsluitend geschikt voor de bevestiging van een universeel g\
ehomologeerd in de rijrichting geplaatst i-Size-kinderzitje.
Page 103 of 269
103
Veiligheid
5
Handbediend kinderslot
Mechanisch systeem dat voorkomt dat de schuifdeur met de binnenportiergreep kan worden geopend.
Inschakelen/uitschakelen
► Draai de knop op de zijkant van de schuifdeur omhoog om het kinderslot in te schakelen of omlaag om het kinderslot uit te schakelen.
Elektrisch kinderslot
Op afstand bedienbaar systeem dat voorkomt dat de achterportieren (schuifdeur(en), achterdeuren of achterklep) van binnenuit kunnen worden geopend.
Inschakelen/uitschakelen
► Druk met het contact AAN op deze toets om het kinderslot in of uit te schakelen.Als het controlelampje brandt, is het kinderslot ingeschakeld.
NOTIC E
Als het kinderslot is ingeschakeld, blijft het mogelijk de portieren van buitenaf te openen.
NOTIC E
Bij een ernstige aanrijding wordt het elektrische kinderslot automatisch uitgeschakeld.
WARNI NG
Als het lampje een ander signaal geeft, wijst dit op een storing in het elektrische kinderslot.Laat het systeem controleren door een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
WARNI NG
Dit is een op zichzelf staand systeem dat in geen geval in de plaats komt van de centrale vergrendeling.Rijd niet met de auto als de schuifdeur open is.Controleer bij het AAN zetten van het contact altijd de stand van het kinderslot.Verwijder de sleutel altijd uit het contactslot als u de auto verlaat, zelfs voor een korte tijd.
Page 104 of 269
104
Rijadviezen
► Houd u altijd aan de verkeersregels en let onder alle omstandigheden goed op.► Richt uw aandacht op het verkeer en houd uw handen op het stuurwiel, zodat u snel kunt reageren op onverwachte situaties.► Kies voor een soepele rijstijl, anticipeer op situaties waarbij u moet remmen en houd afstand van de auto's voor u, vooral bij slecht weer.► Voer handelingen die veel aandacht vergen (bijvoorbeeld instellingen) altijd bij stilstaande auto uit.► Las tijdens een lange rit om de twee uur een pauze in.
Belangrijk!
WARNI NG
Laat de motor nooit stationair draaien in een slecht geventileerde, afgesloten ruimte. Verbrandingsmotoren stoten giftige uitlaatgassen uit, zoals koolmonoxide. Kans op vergiftiging met dodelijke afloop!
WARNI NG
Laat bij extreem winterse omstandigheden (temperaturen onder -23°C) de motor gedurende 4 minuten stationair draaien voordat u wegrijdt. Dit is belangrijk voor de goede werking en de levensduur van de mechanische onderdelen van uw auto (de motor en de transmissie).
WARNI NG
Rijd nooit met aangetrokken parkeerrem. Kans op oververhitting en beschadiging van het remsysteem!
WARNI NG
Parkeer de auto niet en laat de motor niet draaien op een brandbare ondergrond (dor gras, dode bladeren, enz.).Het uitlaatsysteem van de auto is zeer heet, zelfs enkele minuten nadat de motor is uitgeschakeld. Brandgevaar!
WARNI NG
Laat de auto nooit onbewaakt met draaiende motor achter. Als u uw auto met draaiende motor moet verlaten, activeer dan de parkeerrem en zet de transmissie in de neutraalstand of in de stand N of P, afhankelijk van het type transmissie.
WARNI NG
Laat nooit kinderen zonder toezicht in de auto achter.
WARNI NG
Rijd nooit op met vegetatie (hoog gras, dode bladeren, gewassen, overblijfselen) bedekte oppervlakken, zoals een veld, een met bosjes bedekte provinciale weg of de berm.Deze vegetatie kan in aanraking komen met het uitlaatsysteem van de auto of andere systemen die zeer heet zijn. Brandgevaar!
Page 105 of 269
105
Rijden
6
Rijden op een overstroomde
weg
Probeer het rijden op overstroomde wegen zo veel mogelijk te vermijden, omdat hierbij de motor, de transmissie en de elektrische installatie van uw auto ernstig beschadigd kunnen raken.
Bent u genoodzaakt om over een overstroomd weggedeelte te rijden, doe dan het volgende:► verzeker u ervan dat het water nergens dieper is dan 15 cm en houd daarbij rekening met de golven die kunnen worden veroorzaakt door andere weggebruikers,► schakel de functie Stop & Start uit,► rijd zo langzaam mogelijk zonder de motor te laten afslaan. Rijd in elk geval niet sneller dan 10 km/h,► zet de auto niet stil en zet de motor niet uit.Als u het overstroomde weggedeelte achter u hebt gelaten, rem dan zodra de verkeerssituatie dit toelaat meerdere keren licht af om de remschijven en -blokken droog te maken.Neem als u twijfels hebt over de staat van uw auto contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Bij het trekken van een
aanhangwagen
WARNI NG
Het rijden met een aanhangwagen heeft veel invloed op het rijgedrag van de auto en vergt daarom extra aandacht van de bestuurder.
NOTIC E
Houd u aan de maximale aanhangwagengewichten.Op hoogte: trek voor elke 1000 m hoogte 10% van het maximale aanhangwagengewicht af; door een geringere luchtdichtheid nemen de prestaties van de motor af als men op grotere hoogte boven de zeespiegel komt.
WARNI NG
Nieuwe auto: koppel geen aanhangwagen achter de auto voordat deze een kilometerstand van ten minste 1000 km heeft.
NOTIC E
Als de buitentemperatuur hoog is, is het raadzaam bij stilstaande auto de motor 1 tot 2 minuten stationair te laten draaien om de koeling te vergemakkelijken.
Controle voor vertrek
Kogeldruk
► Verdeel het gewicht in de aanhangwagen gelijkmatig, plaats zware voorwerpen zo dicht mogelijk bij de as (op het punt van samenkomst bij uw auto) en probeer de maximaal toegestane kogeldruk zo dicht mogelijk te benaderen zonder deze te overschrijden.
Banden
► Controleer de bandenspanning van de auto en de aanhangwagen en breng deze indien nodig op de juiste waarde.
Verlichting
► Controleer de verlichting van de aanhangwagen en de hoogteverstelling van de koplampen van uw auto.
NOTIC E
Als een originele TOYOTA-trekhaak wordt gebruikt, worden de parkeersensoren achter automatisch uitgeschakeld zodat u geen hinder hebt van het geluidssignaal.
Page 106 of 269
106
Tijdens het rijden
Koeling
Het trekken van een aanhangwagen op een helling veroorzaakt een hogere koelvloeistoftemperatuur. Het maximale aanhangwagengewicht is afhankelijk van het hellingspercentage en de buitentemperatuur. Het koelvermogen van de koelventilator neemt niet toe met het motortoerental.► Verlaag de rijsnelheid en het motortoerental om het opwarmen te verminderen.Houd altijd de koelvloeistoftemperatuur in de gaten.Als dit waarschuwingslampje gaat branden in combinatie met het waarschuwingslampje STOP, stop dan zo snel mogelijk en zet de motor uit.
Remmen
Met een aangekoppelde aanhangwagen heeft de auto een langere remweg. Vermijd langdurig gebruik van de remmen om te voorkomen dat de remmen oververhit raken.
Zijwind
Houd rekening met de verhoogde zijwindgevoeligheid van uw auto.
Inbraakbeveiliging
Elektronische startblokkering
In de afstandsbediening is een chip met een specifieke code aangebracht. Om te kunnen starten moet bij het aanzetten van het contact deze code worden herkend door de startblokkering.Enkele seconden na het uitzetten van het contact vergrendelt dit systeem het motormanagementsysteem om te voorkomen dat de motor na een eventuele inbraak in de auto kan worden gestart.Bij een storing in het systeem wordt u gewaarschuwd door dit lampje in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display.Uw auto kan dan niet gestart worden. Neem zo snel mogelijk contact op met een TOYOTA-dealer.
Starten/uitzetten van de
motor
Starten
De parkeerrem moet zijn geactiveerd.
► Zet bij een handgeschakelde transmissie de selectiehendel in de neutraalstand, trap het koppelingspedaal volledig in en houd het pedaal ingetrapt totdat de motor start.
► Zet bij een automatische transmissie de selectiehendel in stand P en trap vervolgens het rempedaal in.
Met de mechanische sleutel / Met de
sleutel met afstandsbediening
1.Stand Stop.
2.Stand Contact AAN.
3.Stand Start.
► Steek de sleutel in het contactslot. Het systeem herkent de startcode.► Ontgrendel het stuurslot door tegelijkertijd aan het stuurwiel en aan de contactsleutel te draaien.
NOTIC E
In bepaalde gevallen moet u flink aan het stuurwiel draaien om de wielen te bewegen (bijvoorbeeld als de wielen tegen het trottoir staan).
Page 107 of 269
107
Rijden
6
► Draai de sleutel in de stand 2, contact AAN, om de motor te laten voorgloeien.► Activeer, zodra dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel is gedoofd, de startmotor door de sleutel in de stand 3 te houden tot de motor is aangeslagen; geef daarbij geen gas. Laat de sleutel los zodra de motor is aangeslagen.
NOTIC E
Het waarschuwingslampje gaat niet branden als de motor al op bedrijfstemperatuur is. Bij sommige weersomstandigheden moeten de volgende adviezen worden opgevolgd:– Laat de motor bij gematigde temperaturen niet stationair warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk weg zonder de motor veel toeren te laten draaien.– Afhankelijk van de uitvoering: als de airconditioning is ingeschakeld en de buitentemperatuur hoger is dan 35°C, kan het stationair toerental oplopen tot 1.300 omw/min, afhankelijk van de behoefte aan koeling.– Wacht onder winterse omstandigheden na het aanzetten van het contact met starten tot het lampje voorgloeien uit is.– Laat onder extreem koude omstandigheden (temperatuur lager dan -23°C) de motor gedurende 4 minuten stationair draaien voordat u wegrijdt. Dit garandeert een optimale werking en levensduur
van de componenten van de auto, de motor en de versnellingsbak.Laat de motor nooit draaien in een onvoldoende geventileerde, afgesloten ruimte: verbrandingsmotoren stoten gevaarlijke uitlaatgassen zoals koolmonoxide uit. Kans op vergiftiging met dodelijke afloop!
NOTIC E
Bij een benzinemotor kan na een koude start het voorverwarmen van de katalysator 2 minuten lang duidelijk voelbare motortrillingen veroorzaken wanneer de motor stationair draait (bij verhoogd stationair toerental).
WARNI NG
Als de motor niet onmiddellijk aanslaat, zet dan het contact uit.Wacht een paar seconden voordat u de motor opnieuw start. Als de motor na enkele startpogingen nog steeds niet start, probeer dan niet langer de motor te starten: de startmotor of de motor zou beschadigd kunnen raken.Neem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
WARNI NG
Voorkomen dat de pedalen blijven hangen:– gebruik alleen matten die geschikt zijn voor de bevestigingen die al aanwezig zijn in de auto. Deze bevestigingen moeten worden gebruikt;– Leg nooit twee matten op elkaar.Het gebruik van matten die niet door TOYOTA zijn goedgekeurd, kan de bediening van de pedalen hinderen en de werking van de cruise control/snelheidsbegrenzer belemmeren.De door TOYOTA goedgekeurde matten zijn voorzien van twee bevestigingen onder de stoel.
Met de Keyless entry and
start-afstandsbediening
► Zorg dat de afstandsbediening zich in het detectiegebied in de auto bevindt.► Druk op de knop “START/STOP”.
Bij een handgeschakelde transmissie wordt de stuurkolom ontgrendeld en wordt de motor vrijwel
direct gestart.Bij de automatische transmissie EAT8 wordt de motor vrijwel direct gestart.
Page 108 of 269
108
NOTIC E
Het waarschuwingslampje gaat niet branden als de motor al op bedrijfstemperatuur is. Bij sommige weersomstandigheden wordt aanbevolen de volgende voorschriften te volgen:– Laat de motor bij gematigde temperaturen niet stationair warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk weg zonder de motor veel toeren te laten draaien. Afhankelijk van de uitvoering: als de airconditioning is ingeschakeld en de buitentemperatuur hoger is dan 35°C, kan het stationair toerental oplopen tot 1300 omw/min, afhankelijk van de airconditioningbehoeften.– Onder winterse omstandigheden kan nadat het contact AAN is gezet het controlelampje voorgloeien langer blijven branden. Wacht met het starten van de motor tot het controlelampje uit is.– Laat onder extreem koude omstandigheden (temperatuur lager dan -23°C) de motor gedurende 4 minuten
stationair draaien voordat u wegrijdt. Dit garandeert een optimale werking en levensduur van de componenten van de auto, de motor en de versnellingsbak.Laat de motor nooit draaien in een onvoldoende geventileerde, afgesloten ruimte: verbrandingsmotoren stoten gevaarlijke uitlaatgassen zoals koolmonoxide uit. Kans op vergiftiging met dodelijke afloop!
NOTIC E
Bij een benzinemotor kan na een koude start het voorverwarmen van de katalysator 2 minuten lang duidelijk voelbare motortrillingen veroorzaken wanneer de motor stationair draait (bij verhoogd stationair toerental).
WARNI NG
Bij een dieselmotor kan bij een buitentemperatuur beneden het vriespunt de motor pas worden gestart als het controlelampje voorgloeien uit is.Als dit lampje gaat branden nadat u op de knop “START/STOP” hebt gedrukt, moet u zonder nogmaals op de knop “START/STOP” te drukken het rem- of koppelingspedaal ingetrapt houden tot het lampje dooft en de motor wordt gestart en draait.
NOTIC E
De afstandsbediening van het “Keyless entry and start”-systeem moet zich in het detectiegebied bevinden.Laat de afstandsbediening zolang de motor draait altijd in de auto.
Als de afstandsbediening zich niet meer in het detectiegebied bevindt, wordt een melding weergegeven.Zorg dat de afstandsbediening zich in het detectiegebied bevindt zodat u de motor kunt starten.
NOTIC E
Als niet aan alle voorwaarden wordt voldaan om
de motor te kunnen starten, wordt een melding weergegeven op het instrumentenpaneel. In sommige omstandigheden moet u aan het stuurwiel draaien terwijl u de knop “START/STOP” ingedrukt houdt om de stuurkolom te ontgrendelen. Er wordt een melding weergegeven.
Uitschakelen
► Zet de auto stil en laat de motor stationair draaien.► Bij een handgeschakelde transmissie is het raadzaam de selectiehendel in de neutraalstand te zetten.► Bij een automatische transmissie is het raadzaam stand P te selecteren.
Met de mechanische sleutel/met de
sleutel met afstandsbediening
► Draai de sleutel volledig naar stand 1 (Stop) en verwijder hem uit het contact.
Page 109 of 269
109
Rijden
6
► Draai om het stuurslot te vergrendelen aan het stuurwiel tot het blokkeert.
NOTIC E
Zet de voorwielen in de rechtuitstand alvorens de motor uit te zetten. Dit vergemakkelijkt het ontgrendelen van het stuurslot.
► Controleer of de parkeerrem correct is geactiveerd, met name als de auto op een helling
staat.
WARNI NG
Zet nooit het contact uit voordat de auto volledig tot stilstand is gekomen. Als de motor uit wordt gezet, worden ook de rembekrachtiging en de stuurbekrachtiging uitgeschakeld: u zou dan de controle over de auto kunnen verliezen.
NOTIC E
Verlaat om veiligheidsredenen de auto nooit, zelfs niet voor een korte tijd, zonder de afstandsbediening mee te nemen.
NOTIC E
Hang geen zware voorwerpen aan de sleutel of de afstandsbediening: dit kan namelijk storingen aan het contactslot veroorzaken.
Sleutel zit nog in het contact
NOTIC E
Bij het openen van het bestuurdersportier wordt er een waarschuwingsmelding weergegeven, vergezeld van een geluidssignaal, om u eraan te herinneren dat de sleutel nog in het contact zit en in stand 1 (Stop) staat.Als de sleutel in stand 2 (contact AAN) is
blijven staan, wordt het contact na een uur automatisch UIT gezet.Draai de sleutel in stand 1 (Stop) en vervolgens weer in stand 2 (contact AAN) om het contact weer AAN te zetten.
Met Smart entry-systeem met startknop
► Druk op de knop “START/STOP” terwijl de afstandsbediening zich in het detectiegebied bevindt.Bij een handgeschakelde transmissie wordt de motor uitgezet en het stuurslot vergrendeld.Bij een auto met de automatische transmissie EAT8 wordt de motor uitgezet.
NOTIC E
Als de auto niet stilstaat, wordt de motor niet uitgezet.
Het contact aanzetten met
Keyless entry and start
Als de Keyless entry and start elektronische sleutel van het systeem zich in de auto bevindt, wordt met een druk op de knop “START/STOP” het contact AAN gezet wanneer er geen pedalen zijn ingetrapt.► Druk nogmaals op deze knop om het contact uit te zetten en de auto te kunnen vergrendelen.
Noodprocedure voor het
starten met Smart entry-
systeem met startknop
Als de auto de elektronische sleutel niet herkent in het detectiegebied doordat de batterij van de afstandsbediening leeg is, kan de noodsleutellezer links achter het stuurwiel worden gebruikt om de auto te starten.
► Houd de afstandsbediening tegen de noodsleutellezer. Vervolgens:► Zet bij een handgeschakelde transmissie de selectiehendel in de neutraalstand, trap het koppelingspedaal volledig in en houd het pedaal ingetrapt totdat de motor start.
Page 110 of 269
11 0
► Zet bij een automatische transmissie de selectiehendel in stand P en trap vervolgens het rempedaal in.► Druk daarna op de knop “START/STOP”.De motor start.
Geforceerd uitzetten van de
motor met Keyless entry and
start
Uitsluitend in noodgevallen kunt u de motor geforceerd uitzetten (ook tijdens het rijden).► Houd daarvoor de knop “START/STOP” ongeveer 3 seconden ingedrukt.In dit geval wordt de stuurkolom vergrendeld zodra de auto stilstaat.
Afstandsbediening niet
herkend met Smart entry-
systeem met startknop
Als de afstandsbediening zich niet meer in het detectiegebied bevindt, verschijnt er een melding
op het instrumentenpaneel als een portier wordt gesloten of bij een poging om de motor uit te zetten.► Houd de knop “START/STOP” ongeveer 3 seconden ingedrukt als u de motor geforceerd wilt uitzetten en neem vervolgens contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Handmatig bediende
parkeerrem
Activeren
► Trap het rempedaal in en trek de parkeerremhendel aan om uw auto op de handrem te zetten.
Deactiveren op een vlakke
ondergrond
► Trap het rempedaal in, trek de parkeerremhendel iets aan, druk op de ontgrendelknop en duw de hendel helemaal naar beneden.Wanneer tijdens het rijden dit waarschuwingslampje gaat branden en er een geluidssignaal klinkt en een melding wordt weergegeven, betekent dit dat de parkeerrem nog steeds is geactiveerd of niet volledig is gedeactiveerd.
WARNI NG
Stuur met een zwaar beladen auto bij het parkeren op een helling de voorwielen in de richting van het trottoir en activeer vervolgens de parkeerrem.
NOTIC E
Door het rempedaal in te trappen kan de handmatig bediende parkeerrem gemakkelijker worden geactiveerd en gedeactiveerd.
WARNI NG
Schakel bij een handgeschakelde transmissie een versnelling in en zet het contact UIT.
WARNI NG
Zet bij een automatische transmissie de keuzeschakelaar in stand P en zet vervolgens het contact UIT.
Elektrisch bedienbare
parkeerrem
Wanneer de automatische werking is geactiveerd, zorgt dit systeem ervoor dat de parkeerrem automatisch wordt aangetrokken bij het uitzetten van de motor en automatisch wordt vrijgezet bij het wegrijden.