TOYOTA PROACE CITY VERSO 2021 Instructieboekje (in Dutch)
Page 161 of 269
161
Praktische informatie
7
Tanken
Er moet ten minste 10 liter brandstof worden getankt, wil de brandstofmeter het kunnen registreren.Bij het openen van de vuldop kan er een geluid hoorbaar zijn. Dit wordt veroorzaakt door naar binnen stromende lucht. Dit is volkomen normaal en is een gevolg van de afdichting van het brandstofsysteem.Veilig tanken:► Zet altijd de motor uit.► Ontgrendel de auto met het Keyless entry and start.► Open de tankdopklep.
► Bij een mechanische sleutel: steek de sleutel in de vuldop en draai hem linksom.
► Draai de vuldop open en plaats hem in de houder op de tankdopklep.► Steek het vulpistool zo ver mogelijk in de vulopening en druk hierbij de metalen klep A in.► Vul de brandstoftank. Laat het vulpistool maximaal drie keer afslaan, aangezien er anders storingen kunnen optreden.► Plaats de vuldop terug en sluit de dop door deze rechtsom te draaien.► Druk de tankdopklep dicht (uw auto moet ontgrendeld zijn).
WARNI NG
Als de tankdopklep is geopend en u de linker schuifdeur wilt openen, zal een mechanisme dit voorkomen.U kunt de deur wel voor de helft openen.Sluit de tankdopklep om de deur weer te kunnen gebruiken.
Uw auto is voorzien van een katalysator die de uitstoot van schadelijke stoffen in het uitlaatgas vermindert.
WARNI NG
Indien u per vergissing de verkeerde brandstof voor uw auto tankt, moet de tank beslist worden afgetapt en gevuld met de juiste brandstof voordat de motor kan worden gestart.
Onderbreking
brandstoftoevoer
Uw auto is uitgerust met een veiligheidssysteem dat de toevoer van brandstof bij een aanrijding onderbreekt.
Page 162 of 269
162
Tankbeveiliging (diesel)
(Afhankelijk van het land van verkoop.)Dankzij dit mechanisme wordt voorkomen dat de tank van een dieselauto met benzine wordt gevuld.De tankbeveiliging, die zich in de vulpijp bevindt, verschijnt wanneer de vuldop wordt verwijderd.
Werking
Wanneer u bij een dieseluitvoering een benzinetankpistool in de tankopening plaatst, wordt dit tegengehouden door een klep. Hierdoor blijft
het systeem vergrendeld en kan er dus niet getankt worden.Probeer in dat geval niet toch te tanken maar kies een dieseltankpistool.
NOTIC E
Het vullen van de brandstoftank met behulp van een jerrycan is wel mogelijk.
NOTIC E
Rijden in het buitenlandOmdat de tankpistolen voor het tanken van diesel per land kunnen verschillen, kan de aanwezigheid van een tankbeveiliging op de auto ertoe leiden dat tanken niet mogelijk is.Voordat u naar het buitenland gaat, is het raadzaam om bij een TOYOTA-dealer te informeren of de auto geschikt is om in het desbetreffende land brandstof te tanken.
Sneeuwkettingen
Onder winterse omstandigheden verbeteren sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag van de auto.
WARNI NG
Uitsluitend de voorwielen mogen van sneeuwkettingen worden voorzien. Een noodreservewiel mag nooit worden voorzien van een sneeuwketting.
NOTIC E
Houd u altijd aan de ter plekke geldende
regelgeving over het gebruik van sneeuwkettingen en de maximaal toegestane snelheid.
Montagetips
► Als u onderweg sneeuwkettingen moet monteren, zet de auto dan langs de kant van de weg stil op een vlakke ondergrond.► Activeer de parkeerrem en plaats eventueel wielblokken voor of achter de wielen om te voorkomen dat de auto wegglijdt.► Monteer de sneeuwkettingen, volg daarbij de aanwijzingen van de fabrikant.► Rijd voorzichtig weg en rijd even met een snelheid van maximaal 50 km/h.► Zet de auto stil en controleer of de kettingen correct gespannen zijn.
NOTIC E
Wij raden u ten zeerste aan voor vertrek het monteren van de sneeuwkettingen te oefenen; doe dit op een vlakke en droge ondergrond.
WARNI NG
Rijd niet met sneeuwkettingen op een sneeuwvrij gemaakte weg, om schade aan de banden en het wegdek te voorkomen. Als uw auto is voorzien van lichtmetalen velgen, verzeker u er dan van dat de ketting en de bevestigingen de velg niet raken.
Gebruik uitsluitend kettingen die geschikt zijn voor het type velg van uw auto.
Page 163 of 269
163
Praktische informatie
7
Oorspronkelijke bandenmaat van de auto
Maximale schakeldikte (mm)
195/65 R159
205/60 R16
205/55 R17
215/65 R16
215/60 R17gebruik van sneeuwkettingen niet mogelijk
U kunt ook sneeuwsokken gebruiken.Neem voor meer informatie contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Trekhaak
Gewichtsverdeling► Verdeel het gewicht in de aanhangwagen gelijkmatig, plaats zware voorwerpen zo dicht mogelijk bij de as en probeer de maximaal toegestane kogeldruk zo dicht mogelijk te benaderen zonder deze te overschrijden.Hoe hoger u komt, hoe meer de luchtdichtheid afneemt. Daardoor verminderen de motorprestaties. Het maximale aanhangwagengewicht moet voor elke 1.000 meter stijging met 10% worden verlaagd.
NOTIC E
Gebruik een door TOYOTA goedgekeurde trekhaak met bijbehorende ongewijzigde bedrading. Het verdient aanbeveling de installatie te laten uitvoeren door een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.Als de trekhaak niet door een TOYOTA-dealer wordt gemonteerd, moet deze nog altijd worden gemonteerd in overeenstemming met de instructies van de autofabrikant.Bepaalde rijhulp- of manoeuvreerhulpfuncties worden automatisch uitgeschakeld als een goedgekeurde trekhaak wordt gebruikt.
WARNI NG
Houd u aan het maximaal toegestane trekgewicht. Dit staat op het kentekenbewijs van uw auto, het typeplaatje en in het hoofdstuk Technische gegevens van deze handleiding.Ook bij het gebruik van accessoires (fietsendragers, trekhaakboxen, enz.) geldt dat de maximaal toegestane kogeldruk niet mag worden overschreden.
WARNI NG
Neem de geldende wetgeving in het land waar u zich bevindt in acht.
Page 164 of 269
164
Trekhaken
Afhankelijk van de uitrusting kan de auto worden uitgerust met een van d\
e volgende trekhaken:Goedkeuringsnr.: E1 R55 (referentie 1)
Montagepositie gevolgd door trekhaakreferentie
Type trekhaak
Trekhaak bevestigd aan de bovenzijde
Trekhaak bevestigd aan de onderzijde
Zwanenhals– Standaard zwanenhals L1– Standaard zwanenhals L2– Cross (Worker) zwanenhals L1– Cross (Worker) zwanenhals L2
Afneembare trekhaakkogel– Standaard afneembare trekhaakkogel L1– Standaard afneembare trekhaakkogel L2
– Cross (Worker) afneembare trekhaakkogel L1– Cross (Worker) afneembare trekhaakkogel L2
NOTIC E
Raadpleeg de bij uw trekhaak geleverde handleiding voor meer informatie.
Page 165 of 269
165
Praktische informatie
7
Trekhaak met afneembare
trekhaakkogel
De kogel van deze originele trekhaak kan zonder gereedschap worden gemonteerd en verwijderd.
NOTIC E
Aanhangers met ledverlichting zijn niet compatibel met de bedrading van dit systeem.
Plaatsen
► Zet de hendel op de trekhaakkogel vanuit stand 1 in stand 2.
► Controleer, alvorens de kogel te monteren, of de met pijlen aangegeven contactpunten schoon zijn. Verwijder vuil met een schone en zachte doek.► Duw de kogel met het uiteinde zo ver mogelijk in de bevestigingssteun onder de achterbumper.► Zet de kogel goed vast door de hendel in stand 3 (“vergrendelde” stand) te zetten.► Kantel de contactdoos indien nodig omlaag. Let hierbij op de mogelijk nog hete uitlaatpijp.► Sluit de stekker van de aanhangwagen aan op de 13-polige contactdoos naast de bevestigingssteun.► Bevestig de veiligheidskabel van de aanhangwagen aan het daarvoor bestemde oog van de bevestigingssteun.
Verwijderen
► Zet de hendel op de trekhaakkogel vanuit stand 3 in stand 2.► Verwijder de trekhaakkogel door deze naar u toe te trekken.► Zet de hendel, nadat de trekhaakkogel is verwijderd, vanuit stand 2 in stand 1.
WARNI NG
Als de trekhaakkogel niet is vergrendeld, kan de aanhangwagen losraken. Dat kan een ernstig ongeval veroorzaken.Vergrendel de trekhaakkogel altijd zoals aangegeven in de instructies.Neem de geldende wetgeving in het land waar u zich bevindt in acht.Verwijder de trekhaakkogel als u de trekhaak niet gebruikt.Controleer voordat u gaat rijden of de verlichting van de aanhanger correct werkt.Controleer voordat u gaat rijden ook de afstelling van de koplamphoogte.
WARNI NG
Sluit de stekker van de aanhangwagen aan bij uitgeschakelde motor.Raak de uitlaat niet aan indien u de stekker
van de aanhanger aansluit binnen enkele minuten nadat de motor is uitgeschakeld. Kans op brandwonden!
Page 166 of 269
166
WARNI NG
Op de trekhaak bevestigde dragersystemen (fietsendrager of koffer)Houd u altijd aan de maximaal toegestane belastbaarheid van de trekhaak. Bij overschrijding kan de trekhaak losraken van de auto met mogelijk een ernstig ongeval tot gevolg.
NOTIC E
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de motorspecificaties en aanhangwagengewichten en met name over de maximale belasting van de trekhaak.
WARNI NG
Verwijder de afneembare trekhaakkogel wanneer u niet met een aanhangwagen rijdt.
Spaarmodus
Systeem dat de gebruiksduur van bepaalde functies beheert om ervoor te zorgen dat de accu voldoende geladen blijft.Nadat de motor is uitgezet, kunt u een aantal functies, zoals het audio- en telematicasysteem, de ruitenwissers, het dimlicht en de instapverlichting nog in totaal ongeveer 40 minuten gebruiken.
Inschakelen van de modus
Op het scherm van het instrumentenpaneel wordt een melding weergegeven die aangeeft dat de spaarmodus is ingeschakeld. De actieve functies worden stand-by gezet.
NOTIC E
Als u op dat moment een telefoongesprek aan het voeren bent, kan het gesprek nog gedurende ongeveer 10 minuten worden voortgezet via het handsfree-systeem van het audiosysteem van uw auto.
De modus afsluiten
Deze functies worden de volgende keer dat de auto wordt gebruikt automatisch weer ingeschakeld.Om deze functies meteen weer in te schakelen, volstaat het om de motor te starten en:– minder dan 10 minuten te laten draaien om de functies gedurende ongeveer 5 minuten te kunnen gebruiken;
– meer dan 10 minuten te laten draaien om de functies gedurende ongeveer 30 minuten te kunnen gebruiken.Laat de motor gedurende de aangegeven tijd draaien om ervoor te zorgen dat de accu voldoende geladen blijft.Start de motor niet herhaaldelijk en continu om de accu op te laden.
WARNI NG
Een lege accu zorgt ervoor dat de motor niet gestart kan worden.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de 12V-accu.
Lastreductiemodus
Systeem dat het gebruik van bepaalde functies beheert overeenkomstig de resterende lading in de accu.Tijdens het rijden schakelt de lastreductiefunctie bepaalde functies uit, zoals de airconditioning en de achterruitverwarming.De uitgeschakelde functies worden automatisch weer ingeschakeld zodra de omstandigheden dit toelaten.
Page 167 of 269
167
Praktische informatie
7
Dakdragers/imperiaal
WARNI NG
AanbevelingenVerdeel de lading gelijkmatig om te voorkomen dat een van de zijden wordt overbelast.Plaats de zwaarste lading zo dicht mogelijk bij het dak.Zet de lading goed vast.Rijd voorzichtig: de auto is gevoeliger voor de effecten van zijwind en de stabiliteit van de auto kan negatief worden beïnvloed.Controleer regelmatig de stevigheid en bevestiging van de dakdragers en het imperiaal, op zijn minst voorafgaand aan elke rit.Verwijder de dakdragers zodra deze niet meer nodig zijn.
WARNI NG
Bij belading van het dak (niet hoger dan 40 cm)
mogen de volgende gewichten niet worden overschreden:– Allesdragers op dakrails: 80 kg.– Twee op het dak geschroefde allesdragers: 100 kg.– Drie op het dak geschroefde allesdragers: 150 kg.– Een aluminium imperiaal: 120 kg.– Een stalen imperiaal: 115 kg.
Pas bij een belading hoger dan 40 cm de rijsnelheid aan de rijomstandigheden aan om schade aan de dakdragers of de imperiaal en de bevestigingspunten op het dak te voorkomen.Raadpleeg de wetgeving van uw land met betrekking tot het vervoeren van voorwerpen die langer zijn dan de auto.
WARNI NG
Bij belading van het dak (niet hoger dan 40 cm) mogen bij uitvoeringen met 7 zitplaatsen de volgende gewichten niet worden overschreden:– Drie op het dak geschroefde allesdragers: 100 kg.– Een aluminium imperiaal: 70 kg.– Een stalen imperiaal: 65 kg.
WARNI NG
Uit veiligheidsoverwegingen en om schade aan het dak van uw auto te voorkomen, is het van essentieel belang om dakdragers en een imperiaal te gebruiken die zijn goedgekeurd voor uw auto.Houd u aan de montagevoorschriften en gebruiksvoorwaarden die zijn vermeld in de handleiding van de dakdragers en het imperiaal.
Gebruik bij het monteren van dakdragers of een imperiaal de hiervoor bestemde bevestigingspunten:► Verwijder de afdekkapjes van de bevestigingspunten van de auto.► Breng de bevestigingspunten van de dakdragers aan en vergrendel ze één voor één op het dak.► Controleer of de dakdragers of de imperiaal goed zijn bevestigd (door eraan te schudden).De dakdragers kunnen worden aangepast aan alle bevestigingspunten op het dak.
Page 168 of 269
168
Motorkap
WARNI NG
Stop & StartZet omwille van uw veiligheid het contact altijd uit alvorens werkzaamheden onder de motorkap uit te voeren om letsel als gevolg van het automatisch inschakelen van de START-stand te voorkomen.
NOTIC E
Door de plaats van de hendel kan de motorkap niet worden geopend zolang het linker voorportier is gesloten.
WARNI NG
Wees bij warme motor voorzichtig met het bedienen van de veiligheidshaak en de motorkapsteun (kans op brandwonden). Gebruik de beschermde zone.Zorg ervoor dat u bij geopende motorkap niet tegen de hendel aan stoot.Open de motorkap niet als het hard waait.
WARNI NG
Koelen van de motor wanneer de auto stilstaatDe koelventilator wordt mogelijk ingeschakeld nadat de motor is uitgezet.Wees voorzichtig met voorwerpen of kleding die tussen de bladen van de koelventilator kunnen komen.
Openen
► Open het linker voorportier.
► Trek de ontgrendelingshendel aan de onderzijde van de portiersponning naar u toe.► Breng de veiligheidshaak omhoog en til de motorkap op.
► Neem de motorkapsteun uit de houder en bevestig hem in de uitsparing om de motorkap geopend te houden.
Sluiten
► Haal de motorkapsteun uit de uitsparing.► Bevestig de motorkapsteun in de houder.► Laat de motorkap zakken en laat deze aan het einde van de slag in het slot vallen.► Trek aan de motorkap om te controleren of deze goed is vergrendeld.
WARNI NG
In verband met de aanwezigheid van elektrische componenten in de motorruimte verdient het aanbeveling om blootstelling aan water (regen, wassen, enz.) te beperken.
Page 169 of 269
169
Praktische informatie
7
Motorruimte
De weergegeven motor dient slechts ter illustratie.De locaties van de volgende onderdelen kunnen variëren:– Luchtfilter.– Oliepeilstok.– Motorolievuldop.
Benzinemotor
Dieselmotor
1.Reservoir ruitensproeiervloeistof
2.Koelvloeistofreservoir
3.Remvloeistofreservoir
4.Accu/zekeringen
5.Afzonderlijk massapunt (aansluiting “-”).
6.Zekeringenkast
7.Luchtfilter
8.Motorolievuldop
9.Oliepeilstok
WARNI NG
Het dieselbrandstofsysteem werkt onder zeer hoge druk.Alle werkzaamheden aan dit circuit moeten door een TOYOTA-dealer of door een gekwalificeerde werkplaats worden uitgevoerd.
Controleren van de niveaus
Controleer de volgende niveaus regelmatig overeenkomstig het onderhoudsschema van de fabrikant. Vul indien nodig bij, tenzij anders aangegeven.Laat in het geval van een sterk gedaald niveau het desbetreffende circuit controleren door een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
WARNI NG
De vloeistoffen moeten voldoen aan de aanbevelingen van de fabrikant en in overeenstemming zijn met de motor van de auto.
WARNI NG
Let bij werkzaamheden onder de motorkap goed op, want bepaalde delen van de motor kunnen zeer heet zijn (kans op brandwonden) en de koelventilator kan ieder moment aanslaan (zelfs met het contact UIT).
Afgewerkte producten
WARNI NG
Vermijd langdurig huidcontact met afgewerkte olie en andere vloeistoffen.De meeste van deze vloeistoffen zijn bijtend en schadelijk voor de gezondheid.
ECO
Laat afgewerkte olie en andere vloeistoffen niet in het riool of in de bodem terechtkomen.Deponeer afgewerkte olie in de daarvoor bestemde containers bij een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Motorolie
Controleer het motoroliepeil pas als de
motor ten minste 30 minuten UIT staat en als de auto op een vlakke ondergrond staat. Het oliepeil kan met het contact AAN worden gecontroleerd via de oliepeilmeter op het
Page 170 of 269
170
instrumentenpaneel (bij auto's met een elektrische oliepeilmeter) of met de oliepeilstok.Het is normaal als er tussen twee onderhoudsbeurten (of olieverversingsbeurten) door olie moet worden bijgevuld. Het verdient aanbeveling het oliepeil om de 5000 km te controleren en zo nodig olie bij te vullen.
WARNI NG
Gebruik om een verminderde betrouwbaarheid van de motor en de emissieregeling te voorkomen, nooit additieven in de motorolie.
Controle met de peilstok
De plaats van de oliepeilstok is aangegeven in de desbetreffende afbeelding van de motorruimte.► Trek de oliepeilstok aan het gekleurde uiteinde helemaal naar buiten.► Veeg de peilstok af met een schone, pluisvrije doek.
► Steek de oliepeilstok weer volledig in de schacht en trek hem er weer uit om het oliepeil te controleren: het oliepeil is correct als het tussen de merktekens A (max) en B (min) ligt.Start de motor niet als het peil:
– boven merkteken A ligt: neem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.– onder merkteken B ligt: vul onmiddellijk motorolie bij.
WARNI NG
OliesoortControleer alvorens olie bij te vullen of de
motorolie te verversen, of de olie geschikt is voor de motor en voldoet aan de aanbevelingen in het bij de auto geleverde (of bij uw TOYOTA-dealer en gekwalificeerde werkplaats beschikbare) onderhoudsschema.Gebruik van niet-aanbevolen olie kan ertoe leiden dat de contractuele garantie in geval van een motorstoring komt te vervallen.
Motorolie bijvullen
De plaats van de olievuldop is aangegeven in de desbetreffende afbeelding van de motorruimte.► Giet de olie langzaam in de opening om morsen op motoronderdelen te voorkomen (dit kan brand veroorzaken).► Wacht enkele minuten en controleer vervolgens nogmaals het oliepeil met de peilstok.► Vul indien nodig meer olie bij.► Draai nadat u het oliepeil nogmaals hebt gecontroleerd de dop zorgvuldig op de vulopening en steek de peilstok weer in de schacht.
NOTIC E
Na het bijvullen zal de oliepeilmeter op het dashboard bij het aanzetten van het contact na 30 minuten de juiste waarde aangeven.
Remvloeistof
Het niveau van deze vloeistof dient zich zo dicht mogelijk bij het merkteken “MAX” te bevinden. Is dat niet het geval, controleer dan de slijtage van de remblokken.Zie het onderhoudsschema van de fabrikant om vast te stellen hoe vaak de remvloeistof moet worden ververst.
WARNI NG
Reinig de dop voordat deze na het bijvullen wordt teruggeplaatst. Gebruik uitsluitend DOT4-remvloeistof uit een afgesloten houder.
Koelvloeistof
Controleer regelmatig het koelvloeistofniveau.Het is normaal dat tussen twee onderhoudsbeurten door koelvloeistof moet worden bijgevuld.De motor moet koud zijn als u het niveau controleert en koelvloeistof bijvult.De motor kan door een te laag koelvloeistofniveau zwaar beschadigd raken.