TOYOTA PROACE VERSO 2019 Instructieboekje (in Dutch)
Page 251 of 505
250
ProaceVerso_nl_Chap06_conduite_ed01-2019
Er wordt geen waarschuwingssignaal afgegeven in de volgende situaties:- voor stilstaande objecten (geparkeerde auto's, vangrails, lantaarnpalen, borden...),- bij tegemoetkomende voertuigen,- bij rijden over bochtige wegen of in zeer scherpe bochten,
- bij het inhalen van of ingehaald worden door een zeer lang voertuig (vrachtwagen, autobus...) die én in de dode hoek achter wordt gedetecteerd én zich in het gezichtsveld van de bestuurder bevindt,- bij erg druk verkeer: de voertuigen die voor en achter worden gedetecteerd worden aangezien voor een vrachtwagen of een stilstaand object,- bij snelle inhaalmanoeuvres.
Deze functie kan worden in- en uitgeschakeld via het configuratiemenu van de auto.
Inschakelen/uitschakelen
F Druk op deze knop, het verklikkerlampje ervan gaat branden;
het systeem is ingeschakeld.
F Druk op deze knop, het verklikkerlampje ervan dooft; het systeem is uitgeschakeld.
Inschakelen van het systeem:
Uitschakelen van het systeem:
Met autoradio
Rijden
Page 252 of 505
251
ProaceVerso_nl_Chap06_conduite_ed01-2019
Storing
Laat het nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Bij slechte weersomstandigheden (zware regen, hagel enz.) kan het systeem tijdelijk minder nauwkeurig werken.Vooral het rijden op een nat wegdek of van een droog wegdek op een nat wegdek terechtkomen kan tot een vals alarm leiden (zo kan een wolk waterdruppels in de dode hoek worden aangezien voor een voertuig).Let er bij slecht weer en in de winter altijd op dat de sensoren niet met modder, sneeuw of ijs bedekt zijn.Plak geen stickers of andere zaken op het gedeelte onder de buitenspiegels waar de waarschuwingslampjes zitten, omdat de de dodehoekbewaking dan mogelijk niet goed werkt. Dit geldt ook voor de detectiezones op de voor- en achterbumper.
Afhankelijk van de uitrusting van uw auto:
Met touchscreen
Open het menu Rijden en activeer/deactiveer "Dodehoekbewaking".Een storing wordt aangegeven door het knipperen van dit (deze) verklikkerlampje(s).
Het lampje van deze toets knippert en er verschijnt een melding in combinatie met een geluidssignaal.
Bij het afzetten van het contact wordt de status van het systeem opgeslagen.
De dodehoekbewaking wordt automatisch uitgeschakeld als u een aanhanger trekt met een door het Toyota-netwerk gehomologeeerde trekhaak.
Wassen met hogedrukspuitHoud tijdens het wassen van de auto het uiteinde van de hogedrukspuit op minimaal
30 centimeter van de sensoren, omdat ze anders beschadigd kunnen raken.
of
6
Rijden
Page 253 of 505
252
ProaceVerso_nl_Chap06_conduite_ed01-2019
Deze functie signaleert met behulp van sensoren in de bumper obstakels in de nabijheid van de auto (zoals voetgangers, auto's, bomen en slagbomen) die binnen het detectiebereik vallen.Bepaalde obstakels (zoals paaltjes en pionnen) die aanvankelijk wel worden gedetecteerd, worden mogelijk niet meer gedetecteerd als ze zich in de dode hoek van het detectiebereik van de sensoren bevinden.
Parkeerhulp
De functie wordt geactiveerd zodra de achteruitversnelling wordt ingeschakeld.Dit wordt bevestigd door een geluidssignaal.Zodra de achteruitversnelling wordt uitgeschakeld, is de functie niet meer actief.
Geluidssignalen
Parkeerhulp achter
De grafische weergave is een aanvulling op het geluidssignaal. Op het scherm of op het instrumentenpaneel worden blokjes weergegeven die het pictogram van de auto steeds dichter naderen. Als de auto het obstakel zeer dicht genaderd is, verschijnt het symbool "Gevaar".
Grafische weergave
Deze functie is een hulpsysteem: de bestuurder dient altijd alert te blijven.
De bestuurder wordt via een onderbroken geluidssignaal gewaarschuwd bij het naderen van obstakels. De frequentie van het geluidssignaal neemt toe naarmate de auto het obstakel nadert.Aan de weergave van het geluidssignaal via de luidspreker (rechts of links) is te herkennen aan welke zijde van de auto het obstakel zich bevindt.Zodra de afstand tussen de auto en het obstakel kleiner wordt dan dertig centimeter, klinkt het geluidssignaal ononderbroken.
Rijden
Page 254 of 505
253
ProaceVerso_nl_Chap06_conduite_ed01-2019
Parkeerhulp vóór
De parkeerhulp vóór is een aanvulling op de parkeerhulp achter en wordt geactiveerd zodra er bij een wagensnelheid van maximaal 10 km/h vóór de auto een obstakel wordt gedetecteerd.De parkeerhulp vóór wordt uitgeschakeld zodra de auto langer dan drie seconden stilstaat met een ingeschakelde versnelling vooruit, als er geen obstakel meer wordt gedetecteerd of wanneer de wagensnelheid hoger wordt dan 10 km/h.
Met autoradio
Uitschakelen/inschakelen
De functie kan worden uitgeschakeld of ingeschakeld via het configuratiemenu van de auto.
Aan de hand van het geluid dat via de luidspreker (voor of achter) wordt weergegeven, is te herkennen of het obstakel zich voor of achter de auto bevindt.
De functie wordt automatisch uitgeschakeld als een aanhanger wordt aangekoppeld of een fietsendrager op de trekhaak wordt bevestigd (indien de auto is uitgerust met een volgens de voorschriften van het Toyota-netwerk gemonteerde trekhaak).
Open het menu "Persoonlijke instelling - configuratie" en activeer/deactiveer "Parkeerhulp".
Met touchscreen
Open het menu Rijden en activeer/deactiveer "Parkeerhulp".
Als bij het inschakelen van de achteruitversnelling een storing wordt gesignaleerd, gebeurt afhankelijk van de uitvoering het volgende:
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Dit verklikkerlampje gaat branden en er verschijnt een melding, in combinatie met een geluidssignaal.
Het lampje van deze toets gaat knipperen en er verschijnt een melding, in combinatie met een geluidssignaal.
Controleer bij slecht weer of in winterse omstandigheden of de sensoren soms bedekt zijn met modder, ijs of sneeuw. Bij het inschakelen van de achteruitversnelling geeft een geluidssignaal (lange pieptoon) aan dat de sensoren vuil kunnen zijn.De parkeerhulp kan geluidssignalen geven als reactie op bepaalde omgevingsgeluiden (motoren, vrachtwagens, drilboren, enz.).
Wassen met hogedrukspuit
Houd tijdens het wassen van de auto het uiteinde van de hogedrukspuit op minimaal 30 centimeter van de sensoren, omdat ze anders beschadigd kunnen raken.
Storing
6
Rijden
Page 255 of 505
254
ProaceVerso_nl_Chap06_conduite_ed01-2019
Achteruitrijcamera met weergave op het binnenspiegelglas
De achteruitrijcamera wordt automatisch geactiveerd wanneer de versnellingsbak in de achteruit wordt gezet.
De functie kan zijn gecombineerd met het parkeerhulpsysteem.
Het openen van de achterklep/achterdeur (afhankelijk van de uitrusting) kan de weergave hinderen.Als een achterdeur is geopend, houd er dan rekening mee dat de deur uitsteekt achter de auto.Het is normaal dat de beelden ver vormd zijn.
De achteruitrijcamera is een hulpmiddel voor de bestuurder die desondanks waakzaam moet blijven.
Controleer regelmatig of de lens van de camera nog goed schoon is.Maak de achteruitrijcamera regelmatig schoon met een zachte, droge doek.
De beelden worden weergegeven op het binnenspiegelglas.
Wassen met een hogedrukspuit (bijv. bij modder op de lens)Houd tijdens het wassen van de auto
het uiteinde van de hogedrukspuit op minimaal 30 centimeter van de camera, omdat hij anders beschadigd kan raken.De blauwe breedtelijnen geven de breedte van uw auto, inclusief buitenspiegels, weer.De rode lijn geeft een afstand van 30 cm achter de achterbumper weer. De kleine blauwe lijnen geven een afstand van 1 m (A) en 2 m (B) achter de achterbumper weer.
Rijden
Page 256 of 505
255
ProaceVerso_nl_Chap06_conduite_ed01-2019
180°-camerasysteem achter
Met dit systeem kunt u op het scherm de nabije omgeving van uw auto zien dankzij camera's aan de achterzijde van de auto. Ter aanvulling wordt voor het beeld van bovenaf van de omgeving van uw auto (birdview-beeld, rechter gedeelte) gebruik gemaakt van de informatie van de parkeersensoren achter en/of voor.Naast het birdview-beeld van de auto (rechter gedeelte) kunnen andere typen beelden worden weergegeven (linker gedeelte):- standaardbeeld van de omgeving achter de auto,- 180°-beeld van de omgeving achter de auto,- ingezoomd beeld van de omgeving achter
de auto (samengesteld).
Principe van de
beeldsamenstelling
Het systeem geeft een aan de omstandigheden aangepast beeld (linker gedeelte) en een birdview-beeld van de auto in zijn nabije omgeving weer.Standaard is de modus auto (automatisch) geactiveerd.In deze modus bepaalt het systeem zelf, op basis van de informatie van de parkeerhulp, welk beeld (standaard of ingezoomd) het beste kan worden weergegeven.Het 180°-beeld kan alleen via de menu's worden geselecteerd.
De weergave verdwijnt bij een wagensnelheid van ongeveer 10 km/h.De functie wordt automatisch uitgeschakeld ongeveer 7 seconden
na het uit de achteruitversnelling schakelen of als een achterdeur of de achterklep wordt geopend.
Ondanks de aanwezigheid van dit visuele hulpsysteem moet de bestuurder altijd alert blijven.De door de camera's geleverde beelden kunnen door het reliëf zijn ver vormd.Bij schaduwzones achter de auto (bij zonnig weer) of bij onvoldoende licht kan het beeld donkerder worden en het contrast afnemen.
Tijdens het achteruitrijden registreert het systeem met behulp van de camera's achter de omgeving van de auto. Er wordt in realtime een birdview-beeld samengesteld van de nabije omgeving van de auto (tussen de blauwe haken) dat tijdens de manoeuvre permanent wordt aangepast.Dit beeld maakt het correct inparkeren gemakkelijker en biedt u de mogelijkheid alle obstakels in de buurt van de auto te zien.Dit samengestelde beeld verdwijnt automatisch als de auto langere tijd stilstaat.
6
Rijden
Page 257 of 505
256
ProaceVerso_nl_Chap06_conduite_ed01-2019
"Standaardbeeld"
"180°-beeld""Ingezoomd beeld" (samengesteld)
Tijdens het achteruitrijden slaat de camera de beelden van de omgeving op. Aan de hand van deze informatie kan een birdview-beeld van het gebied vlak achter de auto worden samengesteld zodat u tijdens de manoeuvre de obstakels in de omgeving van de auto kunt zien.Dit beeld is beschikbaar in de modus AUTO en kan worden geselecteerd in het menu voor het veranderen van het beeld.
Dankzij het 180°-beeld kunt u bij het achteruit uit een parkeerplaats rijden anticiperen op kruisende voertuigen, voetgangers of fietsers.Het is niet raadzaam dit beeld te gebruiken tijdens de volledige manoeuvre.Het is als volgt samengesteld:
Het gebied achter uw auto wordt op het scherm weergegeven.De blauwe lijnen geven de breedte van uw auto (met buitenspiegels) weer: ze verplaatsen zich afhankelijk van de stand van het stuur wiel.De rode lijn geeft een afstand van 30 cm achter de achterbumper weer, de twee blauwe lijnen een afstand van 1 m en 2 m.
Beelden van de omgeving achter de auto
Schakel de achteruitversnelling in om de camera in te schakelen. Deze bevindt zich op de achterklep of achterdeur.
De parkeerhulp achter kan u daarbij helpen.De obstakels kunnen verder weg lijken dan ze in werkelijkheid zijn.Houd tijdens het achteruitrijden de omgeving van de auto in de gaten met
behulp van de spiegels.
Rijden
Page 258 of 505
257
ProaceVerso_nl_Chap06_conduite_ed01-2019
Inschakelen
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld als de achteruitversnelling wordt ingeschakeld.De functie wordt weergegeven op het touchscreen. Druk op het rode kruis links boven op het venster om het weergegeven venster te sluiten.
Wanneer het submenu wordt weergegeven, kunt u een van de vier beeldopties kiezen:
"Standaardbeeld".
"180°-beeld".
"Ingezoomd beeld".
" M o dus AUTO ".
Door op deze zone te drukken kunt u op elk gewenst moment de weergavemodus kiezen.
Controleer regelmatig of de lenzen van de camera's schoon zijn.Reinig regelmatig de achteruitrijcamera met een zachte en droge doek.
"Modus AUTO"
Deze modus is standaard geactiveerd.Dankzij de sensoren in de achterbumper kan, wanneer de auto een obstakel nadert, automatisch worden overgeschakeld van het beeld van de omgeving achter de auto naar het birdview-beeld.
De functie wordt automatisch uitgeschakeld als een aanhanger wordt getrokken of als een fietsendrager op de trekhaak is gemonteerd (auto met een volgens de voorschriften van de fabrikant gemonteerde trekhaak).
Snelstartmodus
Met de snelstartmodus kan zo snel mogelijk de omgeving van de auto (linker gedeelte) en de bovenzijde van de auto worden weergegeven.
Wassen met hogedrukspuit (bijv. bij modder op de camera's)Houd tijdens het wassen van de auto het uiteinde van de hogedrukspuit op minimaal 30 cm van de lenzen van de camera's, omdat
deze anders beschadigd kunnen raken.
Een melding (in het Engels) geeft aan dat u de omgeving van de auto moet controleren voordat u de manoeuvre uitvoert.
6
Rijden
Page 259 of 505
258
ProaceVerso_nl_Chap06_conduite_ed01-2019
Tyre Pressure Warning System (TPWS)
Het systeem bewaakt de spanning van de vier banden zodra de auto begint te rijden.Het systeem vergelijkt de signalen van de snelheidssensoren van de wielen met de referentiewaarden die elke keer nadat de banden op spanning zijn gebracht of na het verwisselen van een wiel moeten worden gereset.Het systeem geeft een waarschuwing zodra wordt gesignaleerd dat de spanning van een of meer banden te laag is.
Het bandenspanningswaarschuwingssysteem (TPWS) kan nooit de noodzaak voor de bestuurder om zelf alert te blijven vervangen.Het systeem onthoudt u niet van de verantwoordelijkheid om elke maand de bandenspanning te controleren (ook die van het reser vewiel). Doe dit ook voordat u een
lange rit gaat maken.Het rijden met een te lage bandenspanning heeft een nadelige invloed op het weggedrag en de remweg van de auto en veroorzaakt vroegtijdige bandenslijtage, vooral onder zware omstandigheden (zware belading, hoge snelheden, een lange rit).
Dit systeem controleert automatisch de bandenspanning tijdens het rijden.
De voor uw auto voorgeschreven bandenspanningen staan op het bandenspanningslabel.Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de identificatie van de auto.De bandenspanning moet worden gecontroleerd als de banden "koud" zijn (de auto staat langer dan een uur stil of er is minder dan 10 km gereden met een beperkte snelheid).Onder andere omstandigheden (bij warme banden) moet de bandenspanning ten opzichte van de op de sticker vermelde spanning met 0,3 bar worden verhoogd.
Het rijden met een te lage bandenspanning veroorzaakt bovendien een hoger brandstofverbruik.
Sneeuwkettingen
Het systeem hoeft niet gereset
te worden na het aanbrengen of verwijderen van sneeuwkettingen.
Reservewiel
Het stalen reser vewiel heeft geen bandenspanningswaarschuwingssensor.
Rijden
Page 260 of 505
259
ProaceVerso_nl_Chap06_conduite_ed01-2019
Tyre Pressure WarningResetten
Controleer voordat u het systeem gaat resetten of de spanning van de vier banden overeenkomstig de gebruiksomstandigheden van de auto en de voorschriften op de sticker met de bandenspanningen is.Er kan alleen op de bandenspanningswaarschuwing worden vertrouwd als het systeem opnieuw is geïnitialiseerd met de juiste bandenspanningen.Het bandenspanningswaarschuwingssysteem geeft geen waarschuwing als ten tijde van het opnieuw initialiseren de bandenspanning onjuist is.
U krijgt deze waarschuwing als dit lampje blijft branden in combinatie met een geluidssignaal en, volgens uitvoering, een melding.
Elke keer nadat u een of meer banden op spanning hebt gebracht en na het verwisselen van een of meer wielen, moet u het systeem resetten.
F Verminder onmiddellijk uw snelheid en vermijd plotselinge stuurbewegingen en krachtig remmen.F Stop zodra dit mogelijk is op een veilige plaats.
F Gebruik in het geval van een lekke band de bandenreparatieset of het reservewiel (volgens uitvoering),ofF controleer als u een compressor in de auto hebt, bijvoorbeeld die van de set voor tijdelijke bandenreparatie, de spanning van de vier banden als deze zijn afgekoeld,ofF rijd voorzichtig verder als het niet mogelijk is om deze controle onmiddellijk uit te voeren.Een te lage bandenspanning is niet altijd aan de band te zien. Een visuele controle is dus niet voldoende.De waarschuwing blijft actief tot het systeem is gereset.
Het resetten van het systeem moet gebeuren bij aangezet contact en stilstaande auto.
De nieuw opgeslagen waarden van de bandenspanning worden door het systeem beschouwd als referentiewaarden.
6
Rijden