TOYOTA RAV4 2022 Instructieboekje (in Dutch)
Page 241 of 602
1. Verhogen van de snelheid (behalve
wanneer de auto door het systeem is
stilgezet in de afstandsregelmodus)
2. Verlagen van de snelheid
Fijnafstelling: Druk op de schakelaar.
Ruime afstelling: Houd de schakelaar
ingedrukt om de snelheid te wijzigen
en laat hem los als de gewenste
snelheid is bereikt.
Als de afstandsregelmodus is
ingeschakeld, wordt de ingestelde
snelheid als volgt verhoogd of verlaagd:
Europa
Fijnafstelling: 5 km/h
*1of 5 mph*2
telkens als de schakelaar wordt ingedrukt
Ruime afstelling: Wordt in stappen van
5 km/h
*1of 5 mph*2verhoogd of
verlaagd zolang de schakelaar ingedrukt
wordt gehouden
Behalve Europa
Fijnafstelling: 1 km/h
*1of 1 mph*2
telkens als de schakelaar wordt ingedrukt
Ruime afstelling: Wordt in stappen van
5 km/h
*1of 5 mph*2verhoogd of
verlaagd zolang de schakelaar ingedrukt
wordt gehouden
In de constante-snelheidsregelmodus
(→blz. 240) wordt de ingestelde snelheid
als volgt verhoogd of verlaagd:
Fijnafstelling: 1 km/h
*1of 1 mph*2
telkens als de schakelaar wordt ingedrukt
Ruime afstelling: Zolang de schakelaar
ingedrukt wordt gehouden, wordt de
snelheid gewijzigd.
*1Wanneer de ingestelde snelheid wordt
getoond in “km/h”
*2Wanneer de ingestelde snelheid
getoond wordt in “MPH”
Wijzigen van de tussenafstand
(afstandsregelmodus)
Door de schakelaar in te drukken wordt
de afstand tot de voorligger als volgt
gewijzigd:
1. Lang
2. Gemiddeld
3. Kort
Als er een auto voor u rijdt, wordt het
symbool voor een voorligger
Aook
weergegeven.
Instellingen tussenafstand
(afstandsregelmodus)
Selecteer een afstand in de onderstaande
tabel. Houd er rekening mee dat de
aangegeven afstanden overeenkomen
met een rijsnelheid van 80 km/h. De
tussenafstand is afhankelijk van de
rijsnelheid. Wanneer de auto wordt
stilgezet door het systeem, stopt de auto
op een bepaalde tussenafstand,
afhankelijk van de situatie.
Afstandsopties Tussenafstand
Lang Ongeveer 50 m
Gemiddeld Ongeveer 40 m
Kort Ongeveer 30 m
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
239
4
Rijden
Page 242 of 602
Hervatten van het rijden met de
volgregeling als de auto is stilgezet
door het systeem
(afstandsregelmodus)
Druk op de schakelaar +RES als uw
voorligger begint te rijden.
Het volgen van uw voorligger wordt ook
hervat als u het gaspedaal intrapt
wanneer uw voorligger begint te rijden.
Uitschakelen en hervatten van de
snelheidsregeling
1. Als u op de uitschakeltoets drukt,
wordt de snelheidsregeling
uitgeschakeld.
De snelheidsregeling wordt eveneens
uitgeschakeld als het rempedaal
wordt ingetrapt. (Als de auto is
stilgezet door het systeem, wordt de
snelheidsinstelling niet geannuleerd
als het rempedaal wordt ingetrapt.)
2. Als u op de schakelaar +RES drukt,
wordt de cruise control hervat en
wordt de ingestelde rijsnelheid
hervat.Naderingswaarschuwing
(afstandsregelmodus)
Wanneer uw auto een voorligger te dicht
nadert en automatisch decelereren door
middel van de cruise control niet mogelijk
is, zal het scherm gaan knipperen en een
zoemer klinken om de bestuurder te
waarschuwen. Dit kan bijvoorbeeld
gebeuren als een andere bestuurder vóór
u invoegt terwijl u een voorligger volgt.
Trap het rempedaal in om voldoende
afstand tot uw voorligger te houden.
Mogelijk worden geen waarschuwingen
gegeven
In de volgende gevallen worden mogelijk
geen waarschuwingen gegeven als de
tussenafstand klein is.
• Als de snelheid van de voorligger
gelijk is aan of hoger is dan de
snelheid van uw eigen auto
• Als de voorligger extreem langzaam
rijdt
• Direct nadat de snelheid van de cruise
control is ingesteld
• Bij het intrappen van het gaspedaal
Selecteren van de constante-
snelheidsregelmodus
Wanneer de constante-
snelheidsregelmodus is geselecteerd,
blijft de auto met een ingestelde snelheid
rijden, zonder de tussenafstand te
regelen. Selecteer deze modus alleen
wanneer de afstandsregelmodus niet
goed werkt als gevolg van een vuile radar.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
240
Page 243 of 602
1. Houd bij uitgeschakelde cruise control
de cruise control-hoofdschakelaar
gedurende ten minste 1,5 seconden
ingedrukt.
Direct nadat op de schakelaar is
gedrukt, gaat het controlelampje
Dynamic Radar Cruise Control
branden. Vervolgens gaat het
controlelampje cruise control
branden.
Overschakelen naar de constante-
snelheidsregelmodus is alleen
mogelijk als de schakelaar wordt
bediend terwijl de cruise control uit
staat.
2. Accelereer of decelereer met behulp
van het gaspedaal naar de gewenste
rijsnelheid (ongeveer 30 km/h of
hoger) en druk op de schakelaar -SET
om de snelheid op te slaan.
Het controlelampje cruise control SET
gaat branden.
De rijsnelheid op het moment dat de
schakelaar wordt losgelaten, wordt de
ingestelde snelheid.
Wijzigen van de ingestelde snelheid:
→Blz. 238
Uitschakelen en hervatten van de
ingestelde snelheid:→Blz. 240Dynamic Radar Cruise Control met Road
Sign Assist (auto's met RSA)
Wanneer deze functie is ingeschakeld en
het systeem in de afstandsregelmodus
(→blz. 237) werkt en een verkeersbord
met een snelheidslimiet wordt
gesignaleerd, wordt de herkende
snelheidslimiet weergegeven met een pijl
omhoog/omlaag. De ingestelde snelheid
kan tot de herkende snelheidslimiet
worden verhoogd/verlaagd door de
schakelaar +RES/-SET ingedrukt te
houden.
• Wanneer de op dat moment
ingestelde snelheid lager is dan de
herkende snelheidslimiet
Houd de schakelaar +RES ingedrukt.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
241
4
Rijden
Page 244 of 602
• Wanneer de op dat moment
ingestelde snelheid hoger is dan de
herkende snelheidslimiet
Houd de schakelaar -SET ingedrukt.
Inschakelen/uitschakelen Dynamic
Radar Cruise Control met Road Sign
Assist (auto's met RSA)
U kunt de Dynamic Radar Cruise Control
met Road Sign Assist inschakelen/
uitschakelen via het scherm
op het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 101)
Wanneer de Dynamic Radar Cruise
Control met Road Sign Assist in werking
is en u bergaf rijdt, overschrijdt de
rijsnelheid mogelijk de ingestelde
snelheid.
In dit geval wordt de weergegeven
ingestelde rijsnelheid verlicht en klinkt er
een zoemer om de bestuurder te
waarschuwen.
De Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik kan worden
gebruikt als
• De selectiehendel staat in stand D.
• De gewenste snelheid kan worden
ingesteld wanneer de rijsnelheid
ongeveer 30 km/h of hoger is. (Als de
snelheid echter wordt ingesteld
terwijl de rijsnelheid lager is dan
ongeveer 30 km/h, wordt de snelheid
ingesteld op ongeveer 30 km/h.)Accelereren na het instellen van de
rijsnelheid
Bedien het gaspedaal om te accelereren.
Na het accelereren gaat de auto weer
rijden met de ingestelde snelheid. Als de
afstandsregelmodus is ingeschakeld,
neemt de rijsnelheid echter mogelijk af
tot onder de ingestelde snelheid, zodat
de afstand tot de voorligger
gehandhaafd blijft.
Als de auto stopt tijdens rijden met de
volgregeling
• Door op de schakelaar +RES te
drukken terwijl de voorligger stopt,
wordt, als de voorligger begint te
rijden, binnen ongeveer 3 seconden
nadat op de schakelaar is gedrukt het
rijden met de volgregeling hervat.
• Als de voorligger binnen 3 seconden
nadat uw auto is gestopt begint te
rijden, wordt het rijden met de
volgregeling hervat.
Automatisch uitschakelen van de
afstandsregelmodus
De afstandsregelmodus wordt
automatisch uitgeschakeld in de
volgende situaties.
• De VSC is geactiveerd.
• De TRC is gedurende een bepaalde
periode geactiveerd.
• Wanneer de VSC of TRC wordt
uitgeschakeld.
• De sensor kan niet goed signaleren
omdat hij ergens door bedekt is.
• Wanneer de remregeling of de
begrenzingsregeling voor het
vermogen van een ondersteunend
systeem in werking is. (Bijvoorbeeld:
Pre-Crash Safety-systeem,
wegrijregeling)
• De parkeerrem is geactiveerd.
• De auto wordt door het systeem
stilgezet op een steile helling.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
242
Page 245 of 602
• Als de auto door het systeem is
stilgezet, wordt het volgen van de
voorligger in de volgende gevallen
niet hervat:
– De bestuurder draagt geen
veiligheidsgordel.
– Het bestuurdersportier wordt
geopend.
– De auto heeft ongeveer 3 minuten
stilgestaan.
Als de afstandsregelmodus om een
andere dan de hierboven genoemde
redenen automatisch uitgeschakeld
wordt, kan er een storing in het
systeem aanwezig zijn. Neem contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Automatisch uitschakelen van de
constante-snelheidsregelmodus
De constante-snelheidsregelmodus
wordt automatisch uitgeschakeld in de
volgende situaties:
• Actuele rijsnelheid zakt tot meer dan
ongeveer 16 km/h onder de
ingestelde rijsnelheid.
• Werkelijke rijsnelheid zakt onder
ongeveer 30 km/h.
• De VSC is geactiveerd.
• De TRC is gedurende een bepaalde
periode geactiveerd.
• Wanneer de VSC of TRC wordt
uitgeschakeld.
• Wanneer de remregeling of de
begrenzingsregeling voor het
vermogen van een ondersteunend
systeem in werking is. (Bijvoorbeeld:
Pre-Crash Safety-systeem,
wegrijregeling)
Als de constante-snelheidsregelmodus
om een andere dan de hierboven
genoemde redenen automatisch
uitgeschakeld wordt, kan er een storing
in het systeem aanwezig zijn. Neem
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateurof een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
De Dynamic Radar Cruise Control met
Road Sign Assist (auto's met RSA)
werkt mogelijk niet goed wanneer
De Dynamic Radar Cruise Control met
Road Sign Assist werkt mogelijk niet
goed in situaties waarbij de RSA
mogelijk niet goed werkt of niet goed
signaleert (→blz. 233). Controleer
daarom, wanneer u deze functie
gebruikt, het weergegeven verkeersbord
met de snelheidslimiet.
In de onderstaande gevallen wordt de
ingestelde snelheid mogelijk niet
gewijzigd in de herkende snelheidslimiet
door het ingedrukt houden van de
schakelaar +RES/-SET:
• Als er geen informatie over de
snelheidslimiet beschikbaar is
• Wanneer de herkende snelheidslimiet
gelijk is aan de ingestelde snelheid
• Wanneer de herkende snelheidslimiet
buiten het snelheidsbereik van het
Dynamic Radar Cruise Control-
systeem ligt
Werking van de remmen
Er kan een geluid van de remmen
hoorbaar zijn en de reactie van het
rempedaal kan veranderen, maar dit
duidt niet op een storing.
Waarschuwingsmeldingen en zoemers
voor de Dynamic Radar Cruise Control
met volledig snelheidsbereik
Waarschuwingsmeldingen en zoemers
worden gebruikt om een systeemstoring
aan te geven of om de bestuurder te
informeren dat hij tijdens het rijden
extra moet opletten. Lees de op het
multi-informatiedisplay weergegeven
waarschuwingsmelding en volg de
aanwijzingen op. (→Blz. 211, blz. 398)
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
243
4
Rijden
Page 246 of 602
Omstandigheden waarin de sensor
voorliggers mogelijk niet op de juiste
manier signaleert
Bedien in onderstaande gevallen en
afhankelijk van de omstandigheden het
rempedaal wanneer het systeem
onvoldoende decelereert of bedien het
gaspedaal wanneer moet worden
geaccelereerd.
Omdat de sensor deze voertuigen
wellicht niet op de juiste manier
signaleert, wordt er mogelijk geen
naderingswaarschuwing (→Blz. 240)
gegeven.
• Auto's die plotseling voor u invoegen
• Auto's die met lage snelheden rijden
• Auto's die niet op dezelfde rijstrook
rijden
• Voertuigen met een relatief kleine
achterzijde (aanhangwagens zonder
lading, enz.)
• Motorfietsen die op dezelfde rijstrook
rijden
• Als door omringend verkeer
opgeworpen water of sneeuw de
signalering door de sensor hindert
• Als de achterzijde van de auto ver
ingezakt is (omdat er zware lading in
de bagageruimte vervoerd wordt,
enz.)• De voorligger heeft een extreem grote
bodemvrijheid
Omstandigheden waaronder de
afstandsregelmodus mogelijk niet
goed werkt
Bedien indien nodig in onderstaande
gevallen het rempedaal (of, afhankelijk
van de situatie, het gaspedaal).
Doordat de sensor voorliggers mogelijk
niet op de juiste manier signaleert, werkt
het systeem mogelijk niet goed.
• Als de weg erg bochtig is of de
rijstroken erg smal zijn
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
244
Page 247 of 602
• Als u veelvuldig stuurcorrecties moet
uitvoeren of frequent van rijstrook
wisselt
• Als uw voorligger plotseling
decelereert
• Als u op een weg rijdt die wordt
omgeven door een constructie, zoals
in een tunnel of op een ijzeren brug
• Als de rijsnelheid afneemt tot de
ingestelde snelheid na acceleratie van
de auto door intrappen van het
gaspedaal.
4.5.6 Cruise control*
*Indien aanwezig
Met de cruise control kan een ingestelde
snelheid worden vastgehouden zonder
dat hiervoor het gaspedaal hoeft te
worden ingetrapt.
Systeemonderdelen
Weergave instrumentenpaneel
AIngestelde snelheid
BControlelampjesBedieningsschakelaars
ASchakelaar +RES
BCruise control-hoofdschakelaar
CSchakelaar -SET
DUitschakeltoets
WAARSCHUWING!
Onbedoeld inschakelen van de cruise
control voorkomen
Schakel de cruise control uit met de
cruise control-hoofdschakelaar als
deze niet wordt gebruikt.
Situaties die niet geschikt zijn voor
gebruik van de cruise control
Gebruik de cruise control niet in de
volgende situaties. Als u dat wel doet,
verliest u mogelijk de controle wat kan
leiden tot een ongeval met dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg.
• In druk verkeer
• Op wegen met scherpe bochten
• Op slingerende wegen
• Op gladde wegen, bijvoorbeeld
wegen die nat zijn of bedekt zijn met
ijs of sneeuw
• Op steile hellingen Bij het afdalen
van een steile helling kan de
rijsnelheid de ingestelde snelheid
overschrijden.
• Bij het rijden met een
aanhangwagen
*of tijdens het slepen
in een noodgeval
*Auto's die een aanhangwagen
kunnen trekken. (→Blz. 173)
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
245
4
Rijden
Page 248 of 602
Instellen van de rijsnelheid
1. Druk op de cruise control-
hoofdschakelaar om de cruise control
in te schakelen.
Het controlelampje cruise control
wordt weergegeven. Druk nogmaals
op de schakelaar om de cruise control
uit te schakelen.
2. Accelereer of decelereer met behulp
van het gaspedaal naar de gewenste
rijsnelheid (ongeveer 30 km/h of
hoger) en druk op de schakelaar -SET
om de snelheid op te slaan.
Het controlelampje cruise control SET
wordt weergegeven. De rijsnelheid op
het moment dat de schakelaar wordt
losgelaten, wordt de ingestelde
snelheid.
Wijzigen van de ingestelde snelheid
Bedien, om de ingestelde snelheid te
wijzigen, de schakelaar +RES of de
schakelaar -SET totdat de gewenste
snelheid is bereikt.1. Verhogen van de snelheid
2. Verlagen van de snelheid
Fijnafstelling: Druk op de schakelaar.
Ruime afstelling: Houd de schakelaar
ingedrukt om de snelheid te wijzigen
en laat hem los als de gewenste
snelheid is bereikt.
De ingestelde snelheid wordt als volgt
verhoogd of verlaagd:
Fijnafstelling: 1 km/h
*1of 1 mph*2
telkens als de schakelaar wordt bediend.
Ruime afstelling: De ingestelde snelheid
kan continu worden verhoogd of verlaagd
totdat de schakelaar wordt losgelaten.
*1Wanneer de ingestelde snelheid wordt
getoond in “km/h”
*2Wanneer de ingestelde snelheid
getoond wordt in “MPH”
Uitschakelen en hervatten van de
constante-snelheidsregeling
1. Als u op de uitschakeltoets drukt,
wordt de constante-
snelheidsregeling uitgeschakeld.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
246
Page 249 of 602
De snelheidsregeling wordt eveneens
onderbroken als het rempedaal wordt
ingetrapt.
2. Door op de schakelaar +RES te
drukken wordt de constante-
snelheidsregeling hervat.
Hervatten is mogelijk vanaf een
rijsnelheid van hoger dan ongeveer
30 km/h.
De cruise control kan worden gebruikt
als
• De selectiehendel staat in stand D.
• De rijsnelheid hoger is dan 30 km/h.
Accelereren na het instellen van de
rijsnelheid
• Er kan normaal met de auto
geaccelereerd worden. Na de
acceleratie gaat de auto weer rijden
met de ingestelde snelheid.
• De ingestelde snelheid kan zelfs
worden verhoogd zonder de cruise
control uit te schakelen door eerst
naar de gewenste snelheid te
accelereren en vervolgens op de
schakelaar -SET te drukken om de
nieuwe snelheid in te stellen.
Automatisch uitschakelen van de
cruise control
De snelheidsregeling door de cruise
control wordt in de volgende gevallen
onderbroken:
• De werkelijke rijsnelheid zakt tot meer
dan 16 km/h onder de
geprogrammeerde rijsnelheid.
• Werkelijke rijsnelheid is lager dan
ongeveer 30 km/h.
• De VSC is geactiveerd.
• De TRC is gedurende een bepaalde
periode geactiveerd.
• Wanneer de VSC of TRC wordt
uitgeschakeld.Als de waarschuwingsmelding voor de
cruise control op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven
Druk eenmaal op de cruise
control-hoofdschakelaar om het
systeem uit te schakelen en druk
vervolgens opnieuw op de schakelaar
om het systeem weer in te schakelen. Als
er geen snelheid kan worden
geprogrammeerd of de cruise control
direct na het activeren weer wordt
uitgeschakeld, is er mogelijk een defect
in het cruise control-systeem aanwezig.
Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
4.5.7 Snelheidsbegrenzer*
*Indien aanwezig
Er kan een gewenste maximumsnelheid
worden ingesteld met de cruise
control-schakelaar. (→Blz. 245) De
snelheidsbegrenzer voorkomt dat de auto
de ingestelde snelheid overschrijdt.
WAARSCHUWING!
Onbedoeld inschakelen van de
snelheidsbegrenzer voorkomen
Laat de snelheidsbegrenzer
uitgeschakeld wanneer deze niet in
gebruik is.
Situaties die niet geschikt zijn voor
gebruik van de snelheidsbegrenzer
Gebruik de snelheidsbegrenzer niet in
de volgende situaties. Als u dat wel
doet, kunt u de macht over het stuur
verliezen, waardoor ernstig letsel kan
ontstaan.
• Op gladde wegen, bijvoorbeeld
wegen die nat zijn of bedekt zijn met
ijs of sneeuw
• Op steile hellingen
• Bij het rijden met een
aanhangwagen
*of tijdens het slepen
in een noodgeval
*Auto's die een aanhangwagen
kunnen trekken. (→Blz. 173)
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
247
4
Rijden
Page 250 of 602
Instellen van de rijsnelheid
1. Druk op de toets om de
snelheidsbegrenzer in te schakelen.
Druk nogmaals op de toets om de
snelheidsbegrenzer uit te schakelen.
2. Accelereer of decelereer met behulp
van het gaspedaal naar de gewenste
topsnelheid en druk op de schakelaar
-SET om de snelheid op te slaan.
Wijzigen van de ingestelde snelheid
1. Verhogen van de snelheid
2. Verlagen van de snelheid
Fijnafstelling: Druk op de schakelaar.Ruime afstelling: Houd de schakelaar
ingedrukt om de snelheid te wijzigen
en laat hem los als de gewenste
snelheid is bereikt.
Uitschakelen en hervatten van de
snelheidsbegrenzer
1. Als u op de uitschakeltoets drukt,
wordt de snelheidsbegrenzer
uitgeschakeld.
2. Door op de schakelaar +RES te
drukken wordt de snelheidsbegrenzer
opnieuw geactiveerd.
Instellen van de rijsnelheid
Als de schakelaar -SET wordt ingedrukt
terwijl de auto stilstaat of wanneer de
rijsnelheid 30 km/h of lager is, wordt de
snelheid ingesteld op 30 km/h.
Overschrijden van de ingestelde
snelheid
In de volgende situaties overschrijdt de
rijsnelheid de ingestelde snelheid en gaat
het multi-informatiedisplay branden:
• Wanneer u het gaspedaal volledig
intrapt
• Wanneer u bergaf rijdt (er klinkt ook
een zoemer)
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
248