TOYOTA RAV4 2022 Instructieboekje (in Dutch)

Page 281 of 602

OPMERKING
Wanneer “PKSB Unavailable” (PKSB
niet beschikbaar) op het
multi-informatiedisplay wordt
weergegeven en het controlelampje
PKSB OFF knippert
Als deze melding direct nadat het
contact AAN is gezet wordt
weergegeven, bedien de auto dan
voorzichtig en let daarbij goed op de
omgeving. Het is wellicht nodig om een
bepaalde tijd met de auto te rijden
voordat het systeem weer normaal
werkt. (Als het systeem nog niet
normaal werkt nadat een poosje met de
auto gereden is, reinig dan de sensoren
en hun omgeving op de bumpers.)
Inschakelen/uitschakelen van de
Parking Support Brake
De Parking Support Brake kan worden
ingeschakeld/uitgeschakeld via het
scherm
van het multi-
informatiedisplay. Alle functies van de
Parking Support Brake (voor stilstaande
objecten en voor voertuigen die
achterlangs rijden) worden gelijktijdig
ingeschakeld/uitgeschakeld. (→Blz. 101)
Wanneer de Parking Support Brake wordt
uitgeschakeld, gaat het controlelampje
PKSB OFF (→blz. 83) op het
multi-informatiedisplay branden.
Als u het systeem weer wilt inschakelen,
selecteer dan
op het multi-
informatiedisplay, selecteeren zet
het vervolgens aan.
Wanneer het systeem is uitgeschakeld,
blijft het uitgeschakeld, zelfs als het
contact AAN wordt gezet nadat dit UIT
was gezet.Weergave en zoemer voor
begrenzingsregeling hybridesysteem
en remregeling
Als de begrenzingsregeling van het
hybridesysteem of de remregeling in
werking is, klinkt een zoemer en wordt
een melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay, het scherm van
het navigatiesysteem (indien aanwezig)
of het scherm van het
multimediasysteem, om de bestuurder te
waarschuwen.
Afhankelijk van de situatie werkt de
begrenzingsregeling van het
hybridesysteem om hetzij de acceleratie
te begrenzen hetzij het vermogen zo veel
mogelijk te beperken.
• De begrenzingsregeling van het
hybridesysteem is in werking
(begrenzing acceleratie)
Het systeem begrenst sneller
accelereren dan een bepaalde waarde.
Scherm navigatiesysteem (indien
aanwezig) of multimediasysteem
(indien aanwezig): Geen
waarschuwing weergegeven
Multi-informatiedisplay: “Object
Detected Ahead Speed Reduced”
(object voor de auto gesignaleerd,
snelheid begrensd)
Controlelampje PKSB OFF: Brandt niet
Zoemer: Klinkt niet
• De begrenzingsregeling van het
hybridesysteem is in werking
(vermogen zo veel mogelijk beperkt)
Het systeem heeft bepaald dat er
harder moet worden geremd dan
normaal.
Scherm navigatiesysteem (indien
aanwezig) of multimediasysteem
(indien aanwezig): “BRAKE!”
(Remmen!)
Multi-informatiedisplay: BRAKE!
(Remmen!)
Controlelampje PKSB OFF: Brandt niet
Zoemer: Kort piepsignaal
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
279
4
Rijden

Page 282 of 602

• De remregeling is in werking
Het systeem heeft bepaald dat een
noodstop noodzakelijk is
Scherm navigatiesysteem (indien
aanwezig) of multimediasysteem
(indien aanwezig): “BRAKE!”
(Remmen!)
Multi-informatiedisplay: BRAKE!
(Remmen!)
Controlelampje PKSB OFF: Brandt niet
Zoemer: Kort piepsignaal
• Auto tot stilstand gebracht door de
werking van het systeem
De auto is tot stilstand gebracht door
de remregeling.
Scherm navigatiesysteem (indien
aanwezig) of multimediasysteem
(indien aanwezig): “Press Brake
Pedal” (Trap rempedaal in)
Multi-informatiedisplay: “Switch to
Brake” (trap het rempedaal in) (Als het
gaspedaal niet wordt ingetrapt, wordt
“Press Brake Pedal” (trap het
rempedaal in) weergegeven.)
Controlelampje PKSB OFF: Brandt
Zoemer: Kort piepsignaal
Overzicht systeem
Als de Parking Support Brake bepaalt dat
er een risico op een aanrijding met een
gesignaleerd object bestaat, wordt het
vermogen van het hybridesysteem
verminderd om een toename van de
rijsnelheid te beperken.
(Begrenzingsregeling hybridesysteem:
zie afbeelding 2.) Bovendien treedt
wanneer u het gaspedaal ingetrapt blijft
houden automatisch het remsysteem in
werking om de rijsnelheid te verlagen.
(Remregeling: zie afbeelding 3)
• Afbeelding 1. Wanneer de PKSB
(Parking Support Brake) niet in
werking is
AVermogen hybridesysteem
BRemkracht
CTijd
• Afbeelding 2: Wanneer de
begrenzingsregeling voor het
hybridesysteem in werking is
AVermogen hybridesysteem
BRemkracht
CTijd
DBegrenzingsregeling hybridesysteem
wordt geactiveerd (het systeem
bepaalt dat de kans op een aanrijding
met een gesignaleerd object groot is)
• Afbeelding 3: Wanneer de
begrenzingsregeling voor het
hybridesysteem en de remregeling in
werking zijn
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
280

Page 283 of 602

AVermogen hybridesysteem
BRemkracht
CTijd
DBegrenzingsregeling hybridesysteem
wordt geactiveerd (het systeem
bepaalt dat de kans op een aanrijding
met een gesignaleerd object groot is)
ERemregeling wordt geactiveerd (het
systeem bepaalt dat de kans op een
aanrijding met een gesignaleerd
object zeer groot is)
Als de Parking Support Brake in
werking is getreden
Als de auto is stilgezet door de werking
van de Parking Support Brake, wordt de
Parking Support Brake uitgeschakeld en
gaat het controlelampje PKSB OFF
branden. Als de Parking Support Brake
onnodig in werking treedt, kan de
remregeling worden geannuleerd door
het rempedaal in te trappen of door
ongeveer 2 seconden te wachten totdat
deze automatisch wordt geannuleerd.
Vervolgens kunt u verder rijden door het
gaspedaal in te trappen.
Opnieuw inschakelen van de Parking
Support Brake
Wanneer de Parking Support Brake is
uitgeschakeld door de werking ervan,
kunt u zelf het systeem weer inschakelen
(→blz. 279) of het contact UIT en
vervolgens weer AAN zetten. Het systeem
wordt automatisch weer ingeschakeld als
het obstakel zich niet langer in de
rijrichting van de auto bevindt of als de
auto van rijrichting verandert
(bijvoorbeeld achteruit in plaats van
vooruit of andersom).Wanneer “PKSB Unavailable” (PKSB
niet beschikbaar) op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven
en het controlelampje PKSB OFF
knippert
Wanneer deze melding wordt
weergegeven is een sensor op de voor- of
achterbumper mogelijk vuil. Reinig de
sensoren en het omliggende gebied op de
bumpers.
Wanneer “PKSB Unavailable” (PKSB
niet beschikbaar) en “Parking Assist
Unavailable Please Clean Parking Assist
Sensor” (Parking Assist niet
beschikbaar, reinig Parking
Assist-sensor) op het multi-
informatiedisplay worden weergegeven
en het controlelampje PKSB OFF
knippert
• Mogelijk is een van de sensoren
bedekt met bijvoorbeeld ijs, sneeuw of
vuil. Verwijder in dit geval het ijs, de
sneeuw, het vuil, enz. van de sensor
om te zorgen dat het systeem weer
normaal werkt. Laat de auto nakijken
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als deze
melding ook na het verwijderen van
het vuil van de sensor wordt
weergegeven of wordt weergegeven
wanneer de sensor helemaal niet vuil
was.
• Mogelijk is een van de sensoren
bevroren. Zodra het ijs smelt, zal het
systeem weer normaal werken.
• Er kan continu water over de sensor
stromen, zoals bij zware regenval. Als
het systeem signaleert dat de
toestand weer normaal is, zal het
systeem weer normaal werken.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
281
4
Rijden

Page 284 of 602

Als een accuklem is losgenomen en
weer is aangesloten
Het systeem moet worden
geïnitialiseerd. Rijd om het systeem te
initialiseren gedurende ten minste
5 seconden recht vooruit met een
snelheid van ongeveer 35 km/h of
hoger.
4.5.11 Parking Support Brake-functie (voor stilstaande objecten)*
*Indien aanwezig
Als de sensoren een stilstaand object, zoals een muur, signaleren in de rijrichting van de
auto en het systeem oordeelt dat zich een aanrijding voor kan doen doordat de auto
plotseling naar voren beweegt doordat het gaspedaal per ongeluk wordt ingetrapt,
wanneer de auto de verkeerde kant op rijdt doordat de verkeerde schakelstand wordt
geselecteerd of tijdens het parkeren of het rijden met een lage snelheid, werkt het
systeem om de gevolgen van een aanrijding met het gesignaleerde stilstaande object zo
veel mogelijk te beperken.
Voorbeelden van het in werking treden van de functie
Deze functie werkt in situaties zoals hieronder aangegeven wanneer in de rijrichting van
de auto een object wordt gesignaleerd.
Er wordt langzaam gereden en het rempedaal wordt niet of te laat ingetrapt
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
282

Page 285 of 602

Wanneer het gaspedaal diep wordt ingetrapt
Wanneer de auto de verkeerde kant op rijdt doordat de verkeerde schakelstand is geselecteerd
Soorten sensoren
→Blz. 268
WAARSCHUWING!
Ervoor zorgen dat het systeem goed
werkt
→Blz. 269
Als de Parking Support Brake-functie
(voor stilstaande objecten) onnodig
wordt geactiveerd, bijvoorbeeld op
een spoorwegovergang
→Blz. 281
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Opmerkingen bij het wassen van de
auto
→Blz. 269
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
283
4
Rijden

Page 286 of 602

Voorwaarden voor werking van de
Parking Support Brake-functie (voor
stilstaande objecten)
De functie werkt als het controlelampje
PKSB OFF niet brandt of knippert
(→blz. 82, blz. 83) en aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:
• Begrenzingsregeling hybridesysteem
– De Parking Support Brake is
ingeschakeld.
– De rijsnelheid is ongeveer 15 km/h
of lager.
– Er bevindt zich een stilstaand object
in de rijrichting van de auto, op een
afstand van ongeveer 2 tot 4 m.
– De Parking Support Brake stelt vast
dat er harder dan normaal moet
worden geremd om een aanrijding
te voorkomen.
• Remfunctieregelsysteem
– De begrenzingsregeling van het
hybridesysteem is in werking.
– De Parking Support Brake stelt vast
dat er onmiddellijk moet worden
geremd om een aanrijding te
voorkomen.
Voorwaarden voor het stoppen van de
werking van de Parking Support
Brake-functie (voor stilstaande
objecten)
De werking van de functie stopt als aan
één van de volgende voorwaarden wordt
voldaan:
• Begrenzingsregeling hybridesysteem
– De Parking Support Brake is
uitgeschakeld.
– Het systeem stelt vast dat de
aanrijding voorkomen kan worden
met normaal remmen.
– Het statische object bevindt zich
niet langer op een afstand van
ongeveer 2 tot 4 m van de auto in de
rijrichting van de auto.• Remfunctieregelsysteem
– De Parking Support Brake is
uitgeschakeld.
– Er zijn ongeveer 2 seconden
verstreken nadat de auto door de
remregeling tot stilstand is
gebracht.
– Het rempedaal wordt ingetrapt
nadat de auto tot stilstand is
gebracht door de remregeling.
– Het statische object bevindt zich
niet langer op een afstand van
ongeveer 2 tot 4 m van de auto in de
rijrichting van de auto.
Detectiebereik van de Parking Support
Brake-functie (voor stilstaande
objecten)
Het detectiebereik van de Parking
Support Brake-functie (voor stilstaande
objecten) verschilt van dat van de Toyota
Parking Assist-sensor. (→Blz. 274)
Daardoor wordt de Parking Support
Brake-functie (voor stilstaande
objecten) mogelijk niet geactiveerd, ook
al signaleert de Toyota Parking
Assist-sensor een object en wordt er een
waarschuwing gegeven.
Situaties waarin de Parking Support
Brake-functie (voor stilstaande
objecten) mogelijk niet werkt
Als de selectiehendel in stand N staat.
Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
→Blz. 272
Situaties waarin het systeem mogelijk
werkt, zelfs als er geen kans op een
aanrijding is
→Blz. 273
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
284

Page 287 of 602

4.5.12 Parking Support Brake-functie (voor voertuigen die achterlangs
rijden)*
*Indien aanwezig
Als een radarsensor achter een auto signaleert die van rechts of links achter nadert en het
systeem bepaalt dat een aanrijding waarschijnlijk is, activeert deze functie de remmen om
de kans op een aanrijding met de naderende auto te verkleinen.
Voorbeelden van het in werking treden van de functie
Deze functie treedt in werking in situaties zoals hieronder aangegeven wanneer in de
rijrichting van de auto een auto wordt gesignaleerd.
Bij het achteruitrijden nadert een auto en het rempedaal wordt niet of te laat ingetrapt
Soorten sensoren
→Blz. 261
WAARSCHUWING!
Ervoor zorgen dat het systeem goed
werkt
→Blz. 261
Voorwaarden voor werking van de
Parking Support Brake-functie (voor
voertuigen die achterlangs rijden)
De functie werkt als het controlelampje
PKSB OFF niet brandt of knippert
(→blz. 82, blz. 83) en aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:
• Begrenzingsregeling hybridesysteem
– De Parking Support Brake is
ingeschakeld.– De rijsnelheid is ongeveer 15 km/h
of lager.
– Er naderen voertuigen de auto van
rechts of links achter met een
snelheid van ongeveer 8 km/h of
meer.
– De selectiehendel staat in stand R.
– De Parking Support Brake stelt vast
dat er harder dan normaal moet
worden geremd om een aanrijding
met een naderende auto te
voorkomen.
• Remfunctieregelsysteem
– De begrenzingsregeling van het
hybridesysteem is in werking.
– De Parking Support Brake stelt vast
dat een noodstop noodzakelijk is om
een aanrijding met een naderende
auto te voorkomen.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
285
4
Rijden

Page 288 of 602

Voorwaarden voor het stoppen van de
werking van de Parking Support
Brake-functie (voor voertuigen die
achterlangs rijden)
De werking van de functie stopt als aan
één van de volgende voorwaarden wordt
voldaan:
• Begrenzingsregeling hybridesysteem
– De Parking Support Brake is
uitgeschakeld.
– De aanrijding kan worden
voorkomen met normaal remmen.
– Er nadert niet langer een auto van
rechts of links achter de auto.
• Remfunctieregelsysteem
– De Parking Support Brake is
uitgeschakeld.
– Er zijn ongeveer 2 seconden
verstreken nadat de auto door de
remregeling tot stilstand is
gebracht.
– Het rempedaal wordt ingetrapt
nadat de auto tot stilstand is
gebracht door de remregeling.
– Er nadert niet langer een auto van
rechts of links achter de auto.
Detectiegebied van de Parking Support
Brake-functie (voor voertuigen die
achterlangs rijden)
Het detectiegebied van de Parking
Support Brake-functie (voor voertuigen
die achterlangs rijden) verschilt van dat
van de RCTA (→blz. 265). Daardoor
wordt de Parking Support Brake-functie
(voor voertuigen die achterlangs rijden)
mogelijk niet geactiveerd, ook al
signaleert de RCTA een auto en wordt er
een waarschuwing gegeven.
Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
→Blz. 266
Situaties waarin het systeem mogelijk
werkt, zelfs als er geen kans op een
aanrijding is
→Blz. 2674.5.13Rijmodusselectieschakelaar
De rijmodi kunnen worden geselecteerd
overeenkomstig de rij- en
gebruiksomstandigheden.
Selecteren van een rijmodus
Auto's met de motor voorin en
voorwielaandrijving
1. ECO-rijmodus
Geschikt voor het rijden met een lager
brandstofverbruik doordat er
soepeler koppel wordt gegenereerd in
reactie op de bediening van het
gaspedaal dan in de normale modus
en beperking van de werking van het
airconditioningsysteem
(verwarmen/koelen).
Als de schakelaar wordt ingedrukt
terwijl de ECO-rijmodus niet
ingeschakeld is, schakelt het systeem
naar de ECO-rijmodus en gaat de
ECO-rijmodusindicator in het
multi-informatiedisplay branden.
2. Normale modus
Geschikt voor normaal rijden.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
286

Page 289 of 602

De rijmodus gaat naar de normale
modus als de schakelaar wordt
ingedrukt in de ECO-rijmodus of
sportmodus.
3. Sportmodus
Regelt het stuurgevoel en het
hybridesysteem voor een
acceleratiereactie die geschikt is voor
een sportieve rijstijl. Geschikt voor
wanneer wendbaarheid gewenst is,
bijvoorbeeld bij het rijden in
bergachtige gebieden.
Als de schakelaar wordt ingedrukt
terwijl de sportmodus niet
ingeschakeld is, schakelt het systeem
naar de sportmodus en gaat het
controlelampje voor de sportmodus in
het multi-informatiedisplay branden.
AWD-uitvoeringen
1. ECO-rijmodus
Geschikt voor het rijden met een lager
brandstofverbruik doordat er
soepeler koppel wordt gegenereerd in
reactie op de bediening van het
gaspedaal dan in de normale modusen beperking van de werking van het
airconditioningsysteem
(verwarmen/koelen).
Als de schakelaar naar links wordt
gedraaid terwijl de ECO-rijmodus niet
is ingeschakeld, schakelt het systeem
naar de ECO-rijmodus en gaat de
ECO-rijmodusindicator op het
multi-informatiedisplay branden.
2. Normale modus
Geschikt voor normaal rijden.
De rijmodus gaat naar de normale
modus als de schakelaar wordt
ingedrukt in de ECO-rijmodus of
sportmodus.
3. Sportmodus
Regelt het stuurgevoel en het
hybridesysteem voor een
acceleratiereactie die geschikt is voor
een sportieve rijstijl. Geschikt voor
wanneer wendbaarheid gewenst is,
bijvoorbeeld bij het rijden in
bergachtige gebieden.
Als de schakelaar naar rechts wordt
gedraaid terwijl de sportmodus niet is
ingeschakeld, schakelt het systeem
naar de sportmodus en gaat het
controlelampje voor de sportmodus
op het multi-informatiedisplay
branden.
Als een andere rijmodus geselecteerd
wordt dan de normale modus
• De achtergrondkleur van het
multi-informatiedisplay wijzigt
overeenkomstig de geselecteerde
rijmodus.
• Als de snelheidsmeter is ingesteld op
analoge weergave, wijzigt ook de kleur
van het snelheidsmeterdisplay.
(Alleen auto's met 7 inch
multi-informatiedisplay)
• De kleur van de schakelaar wijzigt
overeenkomstig de geselecteerde
rijmodus. (AWD-uitvoeringen met
7-inch multi-informatiedisplay)
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
287
4
Rijden

Page 290 of 602

Werking airconditioningsysteem in
ECO-rijmodus
In de ECO-rijmodus worden de
verwarming/koeling en de
aanjagersnelheid geregeld voor een zo
laag mogelijk brandstofverbruik. Voer de
volgende procedures uit om de
prestaties van de airconditioning te
verbeteren.
• Wijzig de aanjagersnelheid
(→blz. 305)
• Annuleren ECO-rijmodus
Annuleren van een rijmodus
• De sportmodus wordt automatisch
geannuleerd als de rijmodus naar de
normale modus gaat als het contact
UIT wordt gezet.
• De normale modus en de
ECO-rijmodus worden niet
geannuleerd zolang er geen andere
rijmodus wordt geselecteerd. (Zelfs
als het contact UIT wordt gezet,
worden de normale modus en de
ECO-rijmodus niet automatisch
geannuleerd.)
4.5.14 Trail-modus
(AWD-uitvoeringen)
De Trail-modus is ontworpen om het
doorslippen van de aangedreven wielen
te voorkomen door de geïntegreerde
regeling van het AWD-systeem, het
remsysteem en het regelsysteem voor de
aandrijfkracht. Gebruik de Trail-modus bij
het rijden over hobbelige wegen, enz.
WAARSCHUWING!
Voordat u de Trail-modus gebruikt
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
Wanneer u deze voorzorgsmaatregelen
niet in acht neemt, kan een ongeval
ontstaan.
• De Trail-modus is ontworpen voor
het gebruik op onverharde wegen.
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Controleer of het controlelampje
Trail-modus brandt alvorens weg te
rijden.
• De Trail-modus is niet ontworpen
voor het vergroten van de limieten
van de auto. Controleer altijd
zorgvuldig de conditie van de weg en
rijd veilig.
Inschakelen van het systeem
Druk op de schakelaar Trail-modus.
Druk op de schakelaar Trail-modus om de
Trail-modus in te schakelen. Het
controlelampje Trail-modus gaat branden
op het multi-informatiedisplay.
Druk opnieuw op de schakelaar
Trail-modus om het systeem uit te
schakelen.
Wanneer de Trail-modus in werking is
Als de wielen spinnen, knippert het
controlelampje Traction Control om aan
te geven dat de Trail-modus het spinnen
van de wielen regelt.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
288

Page:   < prev 1-10 ... 241-250 251-260 261-270 271-280 281-290 291-300 301-310 311-320 321-330 ... 610 next >