TOYOTA RAV4 2023 Instructieboekje (in Dutch)

Page 221 of 646

OPMERKING(Vervolg)
Voorkomen van ontlading van de accu
Laat de ruitenwissers niet langer
ingeschakeld dan noodzakelijk is als de
motor niet draait.
4.3.5 Achterruitenwisser en
-sproeier
De achterruitenwisser en -sproeier
kunnen worden bediend met de hendel.
OPMERKING
Als de achterruit droog is
Gebruik de ruitenwisser niet als de
achterruit droog is omdat de achterruit
hierdoor beschadigd kan raken.
Bedienen van de ruitenwisserhendel
Door de schakelaar
te bedienen
werkt de achterruitenwisser als volgt:
1.
Uit
2.
Intervalwerking
3.
Normale werking4.
Gelijktijdig inschakelen
ruitensproeiers en ruitenwissers
Door de hendel naar voren te duwen
treden de ruitenwissers en -sproeiers
in werking.
De ruitenwisser maakt automatisch
een aantal wisbewegingen nadat de
sproeier in werking is getreden.
De achterruitenwisser en -sproeier
kunnen worden bediend als
Het contact AAN staat.
Als er geen ruitensproeiervloeistof op
de ruit terechtkomt
Controleer of er ruitensproeiervloeistof
in het reservoir aanwezig is en controleer,
als dat het geval is, of de sproeierkop niet
verstopt is.
Aan het openen van de achterklep
gekoppelde onderbreking van de
werking van de achterruitenwisser
Als de achterruitenwisser in werking is en
bij stilstaande auto de achterklep wordt
geopend, wordt de werking van de
achterruitenwisser onderbroken om te
voorkomen dat iemand in de buurt van de
auto natgespetterd wordt. Als de
achterklep wordt gesloten, wordt de
werking van de achterruitenwisser
hervat.
*
*
Deze instellingen moeten aan de
persoonlijke voorkeur worden aangepast
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
219
4
Rijden

Page 222 of 646

Aan de achteruitversnelling gekoppelde
werking van de achterruitenwisser
Als de selectiehendel in stand R wordt
gezet terwijl de ruitenwissers voor in
werking zijn, maakt de achterruitenwisser
één wisslag.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instelling van de aan de
achteruitversnelling gekoppelde werking
kan worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor
persoonlijke voorkeursinstellingen:
→blz. 483)
OPMERKING
Als het sproeierreservoir leeg is
Druk niet constant op de schakelaar,
aangezien de sproeierpomp oververhit
kan raken.
Wanneer een sproeier verstopt raakt
Neem in dit geval contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige. Probeer deze niet schoon te
maken met een naald of iets dergelijks.
Anders kan de sproeierkop beschadigd
raken.
Voorkomen van ontlading van de accu
Laat de ruitenwissers niet langer
ingeschakeld dan noodzakelijk is als de
motor niet draait.
4.4 Tanken
4.4.1 Openen van de tankdop
Voer de volgende stappen uit om de
tankdop te openen:
Voor het tanken
• Sluit alle portieren en ruiten en zet het
contact UIT.
• Controleer de brandstofsoort.Brandstofsoorten
→Blz. 473
Vulopening brandstoftank voor
loodvrije benzine
Om vergissingen bij tankstations te
voorkomen, is uw auto uitgerust met een
kleinere vulopening speciaal voor
loodvrije benzine.
WAARSCHUWING!
Bij het tanken
Neem bij het tanken de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
• Raak na het verlaten van de auto en
voor het openen van de tankdopklep
een ongeverfd metalen oppervlak
aan om eventuele statische
elektriciteit af te voeren. Het is
belangrijk om statische elektriciteit
af te voeren voordat u gaat tanken,
omdat vonken als gevolg van
statische elektriciteit
brandstofdampen tot ontbranding
kunnen brengen.
• Pak de tankdop bij de greep vast en
draai hem langzaam los. Tijdens het
losdraaien van de tankdop kan er een
sissend geluid hoorbaar zijn. Wacht
tot het geluid verdwenen is alvorens
de tankdop te verwijderen. Bij hoge
buitentemperaturen kan er brandstof
uit de vulpijp spuiten en letsel
veroorzaken.
• Zorg ervoor dat er niemand die de
eventueel aanwezige statische
elektriciteit van zijn lichaam niet
heeft afgevoerd, in de buurt van een
niet afgesloten brandstoftank komt.
• Adem de brandstofdampen niet in.
Brandstof bevat stoffen die
schadelijk zijn als ze ingeademd
worden.
• Rook niet tijdens het tanken. Als u
dat wel doet, kan er brand ontstaan.
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
220

Page 223 of 646

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Keer niet naar de auto terug als ustatisch geladen bent. Statische
elektriciteit kan vonkvorming en
daarmee brand veroorzaken.
Bij het tanken
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht om te
voorkomen dat de brandstoftank
overstroomt:
• Plaats het vulpistool nauwkeurig in de vulpijp.
• Stop met het vullen van de tank wanneer het vulpistool automatisch
uit klikt.
• Vul de brandstoftank niet tot de rand.
OPMERKING
Tanken
Mors geen brandstof tijdens het tanken.
Anders kan schade aan de auto
ontstaan, zoals het slecht functioneren
van het emissieregelsysteem, of
beschadiging van de onderdelen van het
brandstofsysteem of van de lak.
Openen van de tankdop 1. Trek de ontgrendeling van de tankdopklep omhoog om de
tankdopklep te openen.
2. Draai de tankdop langzaam open en plaats hem in de houder in de
tankdopklep. Sluiten van de tankdop
Draai na het tanken van brandstof de
tankdop tot u een klik hoort. Als u de dop
loslaat, zal hij iets in de andere richting
draaien.
WAARSCHUWING!
Vervangen van de tankdop
Gebruik alleen de originele
Toyota-tankdop voor uw auto. Als u
een andere tankdop gebruikt, kan er
brand ontstaan of kunnen er andere
problemen optreden met mogelijk
dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
4.5 Gebruik van de
ondersteunende systemen
4.5.1 Toyota Safety Sense*
*Indien aanwezig
Toyota Safety Sense bestaat uit de
volgende ondersteunende systemen en
draagt bij aan een veilige en comfortabele
rijervaring:
4.4 Tanken
221
4
Rijden

Page 224 of 646

Ondersteunend systeem
PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
→Blz. 226
LTA (Lane Tracing Assist)
→Blz. 237
AHB (Automatic High Beam)
→Blz. 211
RSA (Road Sign Assist) (indien aanwezig)
→Blz. 248
Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik (indien
aanwezig)
→Blz. 252
Dynamic Radar Cruise Control (indien
aanwezig)
→Blz. 263
WAARSCHUWING!
Toyota Safety Sense
Toyota Safety Sense is ontworpen om te
werken met als uitgangspunt dat de
bestuurder voorzichtig rijdt om te helpen
de gevolgen van een aanrijding voor de
inzittenden en de auto te beperken of de
bestuurder te assisteren onder normale
rijomstandigheden. Vertrouw niet
blindelings op het systeem, aangezien er
een grens is aan de mate van
nauwkeurigheid bij de herkenning en de
ondersteunende mogelijkheden die dit
systeem kan bieden. Het is altijd de
verantwoordelijkheid van de bestuurder
om de omgeving van de auto in de gaten
te houden en veilig te rijden.
Sensoren
Twee soorten sensoren, die zich achter de
grille en de voorruit bevinden, signaleren
informatie die nodig is voor de werking
van de ondersteunende systemen
ARadarsensor
BCamera voor
WAARSCHUWING!
Voorkomen van storingen in de
radarsensor
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Als u dat
niet doet, werkt de radarsensor
mogelijk niet goed, hetgeen kan leiden
tot een ongeval met dodelijk of ernstig
letsel tot gevolg.
• Houd de radarsensor en de afdekking
van de radarsensor altijd schoon.
ARadarsensor
BAfdekking radarsensor
Reinig de voorzijde van de
radarsensor of de voor- of achterzijde
van afdekking van de radarsensor als
ze vuil zijn of als er waterdruppels,
sneeuw, enz. op zit(ten).
Reinig de radarsensor en de kap van
de radarsensor met een zachte doek
om te voorkomen dat er
beschadigingen ontstaan.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
222

Page 225 of 646

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Bevestig geen accessoires,
(doorzichtige) stickers of andere
zaken op de radarsensor, de
afdekking van de radarsensor of het
omliggende gebied.
• Stel de radarsensor en de omgeving
van de sensor niet bloot aan
krachtige schokken. Laat de auto
nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als de
radarsensor, de grille of de
voorbumper is blootgesteld aan
krachtige schokken.
• Haal de radarsensor niet uit elkaar.
• Wijzig of spuit de radarsensor of de
kap van de radarsensor niet.
• In de volgende gevallen moet de
radarsensor opnieuw worden
gekalibreerd. Neem voor meer
informatie contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
– Als de radarsensor of de grille is
verwijderd en geplaatst of
vervangen
– Als de voorbumper is vervangen
Storingen in de camera voor
voorkomen
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Als u dat
niet doet, werkt de camera voor mogelijk
niet goed, hetgeen kan leiden tot een
ongeval met dodelijk of ernstig letsel tot
gevolg.
• Houd de voorruit te allen tijde schoon.
– Reinig de voorruit als deze vuil is of
als er een dun olielaagje,
waterdruppels, sneeuw, enz. op
zit(ten).
WAARSCHUWING!(Vervolg)
– Als er een ruitencoating op de
voorruit is aangebracht, moeten
waterdruppels e.d. nog steeds met
de ruitenwissers voor worden
verwijderd van het gedeelte van de
voorruit vóór de camera voor.
– Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als de
binnenzijde van de voorruit waar de
camera voor is geplaatst vuil is.
• Bevestig geen voorwerpen, zoals
(doorzichtige) stickers e.d. op de
buitenzijde van de voorruit vóór de
camera voor (het grijze gebied in de
afbeelding).
AVanaf de bovenzijde van de voorruit
tot ongeveer 1 cm onder de
onderzijde van de camera voor
BOngeveer 20 cm (ongeveer 10 cm
naar links en rechts vanuit het
midden van de camera voor)
• Als de voorruit vóór de camera voor is
beslagen of wanneer er condens of ijs
op de voorruit zit, gebruik dan de
voorruitverwarming om de condens
van de voorruit te verwijderen of de
voorruit te ontdooien. (→Blz. 333,
blz. 338)
• Vervang het ruitenwisserrubber of het
ruitenwisserblad als de ruitenwissers
vóór de waterdruppels niet goed
kunnen verwijderen van het gedeelte
van de voorruit vóór de camera voor.
• Plak geen ruitfolie op de voorruit.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
223
4
Rijden

Page 226 of 646

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Vervang de voorruit als deze
beschadigd is of als er een barst in zit.
Na vervanging van de voorruit moet
de camera voor opnieuw worden
gekalibreerd. Neem voor meer
informatie contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• Zorg ervoor dat er geen vloeistoffen
op de camera voor terechtkomen.
• Voorkom dat er fel licht op de camera
voor schijnt.
• Zorg ervoor dat de camera voor niet
vuil wordt of beschadigd raakt. Zorg
er bij het reinigen van de binnenzijde
van de voorruit voor dat er geen
glasreiniger op de lens van de camera
voor terechtkomt. Raak de lens ook
niet aan. Neem, als de lens vuil of
beschadigd is, contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Stel de camera voor niet bloot aan
sterke schokken.
• Wijzig de montagepositie of -richting
van de camera voor niet en verwijder
de camera niet.
• Haal de camera voor niet uit elkaar.
• Wijzig geen onderdelen van de auto
rond de camera voor (binnenspiegel,
enz.) of het dak.
• Bevestig geen accessoires die de
camera voor kunnen hinderen op de
motorkap, de grille of de voorbumper.
Neem voor meer informatie contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• Zorg er als een surfplank of een ander
lang voorwerp op het dak moet
worden geplaatst voor dat de camera
voor er niet door wordt gehinderd.
• Breng geen wijzigingen aan de
koplampen of andere lichten aan.
Als een waarschuwingsmelding wordt weergegeven op het multi-informatiedisplay
Een van de systemen is mogelijk tijdelijk niet beschikbaar of er is mogelijk sprake van een
storing in het betreffende systeem.
• Voer in de volgende situaties de in de tabel aangegeven acties uit. Als wordt
gesignaleerd dat weer aan de normale werkingsvoorwaarden wordt voldaan, verdwijnt
de melding en werkt het systeem weer normaal.
Neem, als de melding niet verdwijnt, contact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
224

Page 227 of 646

Situatie Handelingen
Als het gedeelte rondom een camera bedekt
is met vuil, vocht (condens, ijs, enz.) of andere
verontreinigingenVerwijder het vuil e.d. met behulp van de rui-
tenwissers en de airco. (→Blz. 333, blz. 338)
Als de temperatuur rondom de camera voor
niet binnen het werkingsbereik ligt, bijvoor-
beeld doordat de auto in de zon of een zeer
koude omgeving staatAls de camera voor heet is, bijvoorbeeld door-
dat de auto in de zon heeft gestaan, maak dan
gebruik van de airconditioning om het ge-
deelte rondom de camera voor af te koelen.
Als bij het parkeren van de auto gebruik is
gemaakt van een zonnescherm, kan bij be-
paalde typen zonnescherm door het zonlicht
dat door het oppervlak ervan wordt gereflec-
teerd de temperatuur van de camera voor ex-
treem hoog oplopen.
Als de camera voor koud is, bijvoorbeeld
doordat de auto in een zeer koude omgeving
heeft gestaan, maak dan gebruik van het air-
conditioningsysteem om het gedeelte
rondom te camera voor op te warmen.
Het gedeelte vóór de camera voor wordt af-
gedekt, bijvoorbeeld doordat de motorkap is
geopend of doordat een sticker op het ge-
deelte van de voorruit vóór de camera voor is
geplakt.Sluit de motorkap, verwijder de sticker, enz.,
zodat de camera voor niet meer wordt afge-
dekt.
Wanneer “Pre-Collision System Radar In Self
Calibration Unavailable See Owner’s Manual”
(Zelfkalibratie radar Pre-Crash Safety-
systeem niet beschikbaar, zie handleiding)
wordt weergegevenControleer of er materialen op de radarsensor
of de afdekking van de radarsensor zijn be-
vestigd en verwijder deze zo nodig.
• Als in de volgende situaties de situatie is gewijzigd (of enige tijd met de auto is
gereden) en wordt gesignaleerd dat weer aan de normale werkingsvoorwaarden wordt
voldaan, verdwijnt de melding en werkt het systeem weer normaal.
Neem, als de melding niet verdwijnt, contact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
– Als de temperatuur rondom de camera voor niet binnen het werkingsbereik ligt,
bijvoorbeeld doordat de auto in de zon of een zeer koude omgeving staat
– Als de camera voor geen objecten voor de auto kan detecteren, zoals 's nachts op een
onverlichte weg, bij sneeuw, bij mist of als er fel licht in de camera voor schijnt
– Afhankelijk van de omstandigheden in de omgeving van de auto oordeelt de radar
mogelijk dat de omgeving niet goed kan worden herkend. In dat geval wordt
“Pre-Collision System Unavailable See Owner’s Manual” (Pre-Crash Safety-systeem
niet beschikbaar, zie handleiding) weergegeven.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
225
4
Rijden

Page 228 of 646

4.5.2 PCS (Pre-Crash Safety-systeem)*
*Indien aanwezig
Het Pre-Crash Safety-systeem maakt gebruik van een radarsensor en een camera voor om
objecten (→blz. 226) vóór de auto te signaleren. Wanneer het systeem oordeelt dat de
kans op een frontale aanrijding met een object groot is, wordt een waarschuwing
geactiveerd om de bestuurder aan te sporen om uit te wijken en wordt de potentiële
remdruk verhoogd om de bestuurder te helpen een aanrijding te voorkomen. Wanneer het
systeem oordeelt dat de kans op een frontale aanrijding met een object zeer groot is,
worden de remmen automatisch bekrachtigd om te helpen een aanrijding te voorkomen
of om de impact van een aanrijding te helpen verminderen.
Het Pre-Crash Safety-systeem kan worden in-/uitgeschakeld en het
waarschuwingstijdstip kan worden gewijzigd. (→Blz. 229)
Signaleerbare objecten en beschikbaarheid functie
Het systeem kan de volgende zaken signaleren (de waarneembare zaken verschillen
afhankelijk van de functie):
Regio'sSignaleerbare
objectenBeschikbaarheid func-
tieLanden/gebieden
A■Voertuigen
■Fietsers
■VoetgangersDe Pre-Crash-
waarschuwing, Pre-
Crash Brake Assist, Pre-
Crash Brake-functie,
Emergency Steering
Assist en assistentie bij
het rechts/links afslaan
op een kruispunt zijn
beschikbaarIJsland, Albanië, Andorra, Italië, Oe-
kraïne, Estland, Oostenrijk, Nederland,
Kazachstan, Griekenland, Kroatië, Gi-
braltar, Zwitserland, Zweden, Spanje,
Slowakije, Slovenië, Tsjechië, Dene-
marken, Duitsland, Noorwegen, Hon-
garije, Finland, Frankrijk, Bulgarije,
België, Bosnië en Herzegovina, Polen,
Portugal, Macedonië, Monaco, Servië,
Montenegro, Letland, Litouwen, Roe-
menië, Luxemburg, de Faeröer, Israël,
Turkije, de Canarische Eilanden
B VoertuigenDe Pre-Crash-
waarschuwing, Pre-
Crash Brake Assist en
Pre-Crash Brake-
functie zijn beschikbaarAzerbeidzjan, Georgië, Armenië
De landen en regio's in het overzicht zijn van toepassing vanaf oktober 2022. Afhankelijk
van wanneer de auto is verkocht kunnen de landen en regio's echter verschillen. Neem
voor meer informatie contact op met uw Toyota-dealer.
Systeemfuncties
Pre-Crash-waarschuwing
Wanneer het systeem oordeelt dat een
frontale aanrijding waarschijnlijk is, klinkt
er een zoemer en wordt er een
waarschuwingsmelding weergegeven op
het multi-informatiedisplay om de
bestuurder aan te sporen om uit te wijken.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
226

Page 229 of 646

Pre-Crash Brake Assist
Wanneer het systeem oordeelt dat een
aanrijding aan de voorzijde waarschijnlijk
is, past het een grotere remkracht toe in
relatie tot de kracht waarmee het
rempedaal wordt ingetrapt.
Pre-Crash Brake-systeem
Wanneer het systeem oordeelt dat de
kans op een frontale aanrijding zeer groot
is, worden de remmen automatisch
bekrachtigd om te helpen een aanrijding
te voorkomen of de snelheid van de
aanrijding te verlagen.
Emergency Steering Assist (regio A)
Wanneer het systeem oordeelt dat een
aanrijding met een voetganger zeer
waarschijnlijk is, de auto voldoende ruimte
heeft op zijn rijstrook en de bestuurder
bezig is een uitwijk- of stuurmanoeuvre uit
te voeren, helpt de Emergency Steering
Assist bij het sturen. Op die manier wordt
gezorgd voor een betere voertuigstabiliteit
en wordt er voorkomen dat de rijstrook
wordt verlaten. Tijdens de werking brandt
het controlelampje groen.
Assistentie bij het rechts/links afslaan
op een kruispunt (regio A)
Wanneer het systeem in de onderstaande
situaties oordeelt dat een aanrijding zeer
waarschijnlijk is, geeft het een
Pre-Crash-waarschuwing en wordt
indien nodig de Pre-Crash Brake-functie
uitgevoerd.Afhankelijk van hoe het kruispunt eruit
ziet, is assistentie wellicht niet mogelijk.
• Wanneer u rechts/links afslaat op een
kruispunt en het pad van een
tegenligger kruist
• Wanneer u rechts/links afslaat, er
vóór u een voetganger wordt
gesignaleerd en het systeem inschat
dat deze uw pad zal kruisen (fietsers
worden niet gesignaleerd).
WAARSCHUWING!
Beperkingen van het Pre-Crash
Safety-systeem
• De bestuurder is zelf
verantwoordelijk voor een veilig
rijgedrag. Rijd altijd veilig en houd
rekening met de omgeving. Gebruik
het Pre-Crash Safety-systeem nooit
in plaats van normaal remmen. Dit
systeem kan niet in alle gevallen
aanrijdingen voorkomen of schade
of letsel verminderen. Vertrouw niet
uitsluitend op dit systeem. Als u dat
niet doet, kan dat leiden tot een
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
227
4
Rijden

Page 230 of 646

WAARSCHUWING!(Vervolg)
ongeval met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
• Hoewel dit systeem is ontworpen om
aanrijdingen te helpen voorkomen of
de impact van een aanrijding te
helpen verminderen, is het effect
afhankelijk van allerlei
omstandigheden. Hierdoor bereikt
het systeem mogelijk niet altijd
hetzelfde prestatieniveau. Lees de
hierna gegeven aanwijzingen
aandachtig door. Vertrouw niet
blindelings op dit systeem en rijd
altijd voorzichtig.
– Omstandigheden waaronder het
systeem mogelijk werkt, zelfs als er
geen kans op een aanrijding is:
→blz. 232
– Omstandigheden waaronder het
systeem mogelijk niet juist werkt:
→blz. 234
• Probeer niet zelf de werking van het
Pre-Crash Safety-systeem te testen.
Afhankelijk van de objecten die voor
het testen worden gebruikt (dummy's,
kartonnen imitaties van signaleerbare
objecten, enz.) werkt het systeem
mogelijk niet goed, hetgeen kan
leiden tot een ongeval.
Pre-Crash Brake-systeem
• Als de Pre-Crash Brake-functie in
werking is, wordt er veel remkracht
toegepast.
• Als de auto wordt stilgezet door de
werking van de Pre-Crash
Brake-functie, wordt de werking van
de functie na ongeveer 2 seconden
uitgeschakeld. Trap indien nodig het
rempedaal in.
• Het Pre-Crash Brake-systeem werkt
mogelijk niet, afhankelijk van de
bediening van de auto door de
bestuurder. Als het gaspedaal diep
wordt ingetrapt of het stuurwiel
wordt gedraaid, oordeelt het systeem
mogelijk dat de bestuurder een
uitwijkactie uitvoert en werkt het
Pre-Crash Brake-systeem mogelijk
niet.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Terwijl het Pre-Crash Brake-systeem
is ingeschakeld, wordt in sommige
gevallen de werking ervan mogelijk
uitgeschakeld, wanneer het gaspedaal
diep wordt ingetrapt of het stuurwiel
wordt gedraaid en het systeem
oordeelt dat de bestuurder een
uitwijkactie uitvoert.
• Als het rempedaal wordt ingetrapt,
oordeelt het systeem mogelijk dat de
bestuurder een uitwijkactie uitvoert
en stelt het mogelijk het
werkingstijdstip van de Pre-Crash
Brake-functie uit.
Emergency Steering Assist (regio A)
• De werking van de Emergency
Steering Assist wordt uitgeschakeld
wanneer het systeem vaststelt dat is
voorkomen dat de rijstrook is
verlaten.
• In de volgende gevallen werkt
Emergency Steering Assist mogelijk
niet of wordt het mogelijk
uitgeschakeld, aangezien het systeem
mogelijk vaststelt dat de bestuurder
handelend optreedt.
– Als het gaspedaal diep wordt
ingetrapt, er een ruk aan het
stuurwiel wordt gegeven, het
rempedaal wordt ingetrapt of de
richtingaanwijzerschakelaar wordt
bediend. In dit geval stelt het
systeem mogelijk vast dat de
bestuurder een uitwijkmanoeuvre
uitvoert en werkt de Emergency
Steering Assist mogelijk niet.
– Terwijl de Emergency Steering
Assist in werking is, wordt in
sommige gevallen de werking ervan
mogelijk uitgeschakeld wanneer het
gaspedaal diep wordt ingetrapt, er
een ruk aan het stuurwiel wordt
gegeven of het rempedaal wordt
ingetrapt en het systeem oordeelt
dat de bestuurder een
uitwijkmanoeuvre uitvoert.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
228

Page:   < prev 1-10 ... 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 231-240 241-250 251-260 261-270 ... 650 next >