ABS TOYOTA RAV4 HYBRID 2018 Instructieboekje (in Dutch)
Page 86 of 690
85
1
1-3. Antidiefstalsysteem
Veiligheid en beveiliging
Startblokkering
Het controlelampje knippert nadat
het contact UIT is gezet om aan te
geven dat het systeem in werking
is.
Het controlelampje stopt met knip-
peren als het contact in stand
ACC of AAN wordt gezet om aan
te geven dat het systeem is uitge-
schakeld.
■Onderhoud van het systeem
De auto is voorzien van een onderhoudsvrije startblokkering.
■ Omstandigheden waardoor het systeem mogelijk niet goed werkt
●Als de greep van de sleutel tegen een metalen voorwerp wordt gehouden
● Als de sleutel dicht bij of tegen een sleutel met ingebouwde tr ansponderchip
van een andere auto wordt gehouden
De sleutels van de auto zijn uitgerust met ingebouwde transpon-
derchips die voorkomen dat he t hybridesysteem gestart kan
worden met een sleutel die niet in een eerder stadium is geregi s-
treerd in de computer van de auto.
Laat de sleutels nooit in de auto achter als u de auto verlaat.
Dit systeem is ontworpen om autodi efstal te voorkomen, maar abso-
lute beveiliging tegen elke vorm van diefstal kan niet worden gega-
randeerd.
Page 118 of 690
1172. Instrumentenpaneel
2
Instrumentenpaneel
Waarschuwingslampjes informeren de bestuurder over storingen in
de aangegeven systemen van de auto.
*1: Deze lampjes gaan branden als het contact AAN wordt gezet om aan te
geven dat er een systeemcontrole wordt uitgevoerd. Ze gaan uit nadat het
hybridesysteem is ingeschakeld of na enkele seconden. Er kan ee n storing
in een systeem aanwezig zijn als een lampje niet gaat branden o f niet uit-
gaat. Laat de auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of h ersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitger uste des-
kundige.
*2: Het lampje knippert of brandt om een storing aan te geven.
*3: Dit lampje brandt in het centrale paneel.
Waarschuwingslampjes
*1
(rood)
Waarschuwingslampje
remsysteem
( →Blz. 571)*1Controlelampje Traction
Control ( →Blz. 573)
*1
(geel)
Waarschuwingslampje
remsysteem
(→Blz. 571)Waarschuwingslampje
laag brandstofniveau
(→Blz. 573)
*1Motorcontrolelampje
(→Blz. 572)Controlelampje
veiligheidsgordel
(→Blz. 573)
*1Waarschuwingslampje
SRS
(→Blz. 572)*3Controlelampjes
achterpassagiersgordels
(→Blz. 573)
*1Waarschuwingslampje
ABS
(→Blz. 572)*1Centraal
waarschuwingslampje
(→Blz. 578)
*1Waarschuwingslampje
elektrische
stuurbekrachtiging
(→Blz. 572)*1
(indien
aanwezig)
Waarschuwingslampje
lage bandenspanning
( →Blz. 574)
*1, 2
(indien
aanwezig)
Waarschuwingslampje
PCS
( →Blz. 572)
(oranje)
(indien
aanwezig)
Waarschuwingslampje
LDA
( →Blz. 574)
Page 120 of 690
1192. Instrumentenpaneel
2
Instrumentenpaneel
*1: Deze lampjes gaan branden als het contact AAN wordt gezet om aan te gevendat er een systeemcontrole wordt uitgevoerd. Ze gaan uit nadat het hybridesys-
teem is ingeschakeld of na enkele seconden. Er kan een storing in een sys-
teem aanwezig zijn als een lampje niet gaat branden of niet uit gaat. Laat de
auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
*2: Het lampje knippert om aan te geven dat het systeem in werking is.
*3: Het lampje gaat branden wanneer het systeem wordt uitgeschakel d.
*4: Dit lampje brandt in het centrale paneel.
*5: Wanneer de buitentemperatuur ongeveer 3°C of lager is, gaat het controle-
lampje gedurende ongeveer 10 seconden knipperen en blijft het d aarna
branden.
*6: Om aan te geven dat het systeem werkt, gaan de BSM-indicatoren in de
buitenspiegels in de volgende situaties branden:
• Wanneer het contact AAN wordt gezet terwijl het systeem is ingeschakeld.
• Wanneer het systeem wordt ingeschakeld terwijl het contact AAN is.
Wanneer het systeem correct werkt, gaan de BSM-indicatoren in de buiten-
spiegels na enkele seconden uit.
Wanneer de BSM-indicatoren in de buitenspiegels niet gaan brand en of
niet uitgaan, kan er een storing in het systeem zijn opgetreden . Laat, als dit
gebeurt, de auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitger uste des-
kundige.
*7: Dit lampje gaat branden in de buitenspiegels.
*5Controlelampje waar-
schuwing voor gladheid
( →Blz. 590)*6, 7
(indien
aanwezig)
BSM-indicatoren in
buitenspiegels
( →Blz. 412)
(indien
aanwezig)
Controlelampje BSM
( →Blz. 412)*1, 4Controlelampje
PASSENGER
AIR BAG
(→Blz. 51)
WAARSCHUWING
■Als een waarschuwingslampje van een veiligheidssysteem niet gaa t branden
Als een lampje van een veiligheidssysteem zoals het ABS of het waarschu-
wingslampje SRS niet gaan branden als u het hybridesysteem start, kan dat
betekenen dat deze systemen niet beschikbaar zijn om u te beschermen in
geval van een ongeval, waardoor ernstig letsel zou kunnen ontst aan. Laat,
als dit gebeurt, de auto onmiddellijk nakijken door een erkende Toyota-dea-
ler of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwali ficeerde en
uitgeruste deskundige.
Page 381 of 690
3804-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
■Voorwaarden voor werking van de functies
●Werking Lane Departure Alert
Deze functie werkt wanneer aan alle onderstaande voorwaarden wo rdt vol-
daan.
• De LDA is ingeschakeld.
• De rijsnelheid is ongeveer 50 km/h of hoger.
• Het systeem herkent witte (gele) lijnen.
• De breedte van de rijstrook is ten minste ongeveer 3 m.
• De richtingaanwijzerschakelaar wordt niet bediend.
• Er wordt gereden op een rechte weg of in een flauwe bocht met een
straal van meer dan ongeveer 150 m.
• Er worden geen systeemstoringen gesignaleerd. ( →Blz. 382)
● Stuurregelingsfunctie
Deze functie werkt wanneer niet alleen aan alle werkingsvoorwaa rden voor
de Lane Departure Alert-functie wordt voldaan, maar ook aan all e onder-
staande voorwaarden.
• De instelling voor “Steering Assist” (stuurassistentie) in op het
multi-informatiedisplay is “On” (aan). ( →Blz. 659)
• Er wordt niet in een vastgestelde mate of sneller geaccelereerd of gede- celereerd.
• Het stuurwiel wordt niet bediend met een stuurkracht die gesch ikt is voor
het veranderen van rijstrook.
• Het ABS, de VSC, de TRC en het PCS werken niet.
• De TRC of VSC is niet uitgeschakeld.
• De waarschuwing handen van het s tuurwiel wordt niet weergegeven.
( → Blz. 381)
● Waarschuwing voor slingeren
Deze functie werkt wanneer aan alle onderstaande voorwaarden wo rdt vol-
daan.
• De instelling voor “Sway Warning” (waarschuwing voor slingeren ) in
op het multi-informatiedisplay is “On” (aan). ( →Blz. 659)
• De rijsnelheid is ongeveer 50 km/h of hoger.
• De breedte van de rijstrook is ten minste ongeveer 3 m.
• Er worden geen systeemstoringen gesignaleerd. ( →Blz. 382)
■ Tijdelijk uitschakelen van functies
Als niet langer aan de werkingsvoorwaarden wordt voldaan, wordt een functie
mogelijk tijdelijk uitgeschakeld. Als echter weer aan de werkin gsvoorwaarden
wordt voldaan, wordt de werking van de functie automatisch herv at.
( →Blz. 380)
■ Stuurregelingsfunctie
Afhankelijk van de rijsnelheid, de situatie rondom het verlaten van de rij-
strook, de wegomstandigheden, enz. merkt de bestuurder mogelijk niet dat
de functie in werking is of werkt de functie mogelijk helemaal niet.
Page 410 of 690
4094-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
■Detectie-informatie sensoren
●Het detectiegebied van de sensoren is beperkt tot het gebied ro nd de bum-
per van de auto.
● Bepaalde omstandigheden van de auto en de omgeving kunnen een n ega-
tieve invloed hebben op het vermogen van de sensor om obstakels correct
te signaleren. Specifieke situaties waarin dit voor kan komen ziet u hieron-
der.
• Er zit vuil, sneeuw of ijs op de sensor. (Het reinigen van de sensoren zal
het probleem oplossen.)
• De sensor is bevroren. (Het ontdooien van de sensor zal het pr obleem
oplossen.)
Vooral bij lage buitentemperaturen kan het gebeuren dat er ten gevolge
van een bevroren sensor een abnormaal beeld te zien is op het d isplay of
dat obstakels niet worden gesignaleerd.
• De sensor is op een of andere manier afgedekt.
• De auto helt sterk over naar één zijde.
• De auto rijdt op een bijzonder hobbelige weg, op een helling, op grind of
op gras
• Er is veel omgevingslawaai rond de auto van claxons, motorfiet smotoren,
luchtremmen van vrachtwagens of andere geluidsbronnen die ultra sone
geluidsgolven produceren.
• Er is een andere auto uitgerust met Parking Assist-sensoren in de nabije omgeving.
• De sensor is bedekt met een laklaag of een overvloedige hoevee lheid
regenwater.
• De auto is uitgerust met een staafantenne of een draadloze ant enne.
• Als de bumper of sensor een sterke schok ondergaat.
• De auto nadert een hoge of gebogen stoeprand.
• Bij fel zonlicht of extreem lage buitentemperaturen
• Objecten direct onder de bumper worden niet waargenomen.
• Als het obstakel zich te dicht bij de sensor bevindt.
• Als een niet-originele Toyota-wielophanging (bijvoorbeeld verl aagde wiel-
ophanging) is gemonteerd.
• Mogelijk worden mensen die bep aalde soorten kleding dragen niet gesig-
naleerd.
Naast de hierboven genoemde voorbeelden kunnen er situaties zij n waarin
de sensor borden en andere voorwerpen door hun vorm dichterbij signaleert
dan deze in werkelijkheid zijn.
● Door de vorm van het obstakel kan de sensor het niet signaleren. Let goed
op bij de volgende obstakels:
• Kabels, hekken, touwen, enz.
• Katoen, sneeuw en andere materialen die geluidsgolven absorber en
• Zeer hoekige objecten
• Lage obstakels
• Hoge obstakels waarbij het bovenste deel uitsteekt in de richting van uw auto
Page 426 of 690
425
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
Ondersteunende systemen
◆ECB (Elektronisch geregeld remsysteem)
Het elektronisch geregelde remsysteem genereert remkracht over-
eenkomstig de bedie ning van de remmen.
◆ABS (antiblokkeersysteem)
Helpt het blokkeren van de wielen te voorkomen bij plotseling r em-
men of remmen op een glad wegdek
◆Brake Assist
Zorgt voor een grotere remkracht nadat het rempedaal is ingetra pt
als het systeem oordeelt dat er sprake is van een noodstop
◆VSC (Vehicle Stability Control)
Helpt de bestuurder de auto onder controle te houden bij uitwij kma-
noeuvres en het maken van bochten op een glad wegdek
◆TRC (Traction Control)
Zorgt ervoor dat de aandrijfkrac ht behouden blijft en voorkomt dat
de aandrijvende wielen gaan doorslippen bij het wegrijden met d e
auto of bij het accelereren op gladde wegen
◆Hill Start Assist Control
Helpt te voorkomen dat de auto achteruit rolt bij het wegrijden op
een helling
◆EPS (elektrische stuurbekrachtiging)
Maakt gebruik van een elektromo tor om de benodigde kracht voor
het ronddraaien van het stuu rwiel te verminderen
Om de veiligheid en de prestaties tijdens het rijden te verbete ren
is uw auto uitgerust met de volgende systemen die automatisch
in werking treden als de omsta ndigheden daar om vragen. Houd
er echter rekening mee dat dit aanvullende systemen zijn en ver -
trouw niet in al te sterke mate op deze systemen als u de auto
bedient.
Page 428 of 690
4274-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
Het controlelampje Traction Con-
trol knippert wanneer de TRC/
VSC/ABS/Trailer Sway Control in
werking is.
Als u met uw auto vast komt te zitten in modder of sneeuw, kan het
TRC-systeem het aandrijfvermogen van het hybridesysteem naar de
wielen beperken. Als u dan op drukt, kunt u de auto waarschijn -
lijk makkelijker los krijgen door te ‘schommelen’.
Schakel het TRC-systeem uit door
snel in te drukken en weer
los te laten.
“Traction Control Turned Off”
(Traction Control uitgeschakeld)
wordt op het multi-informatiedis-
play weergegeven.
Druk nogmaals op om het sys-
teem weer in te schakelen.
Als de TRC/VSC/ABS/Trailer Sway Control in werking is
Uitschakelen van het TRC-systeem
Page 429 of 690
4284-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
■Uitschakelen van de TRC, VSC en Trailer Sway Control
Schakel de TRC, VSC en Trailer Sway Control uit door langer da n 3
seconden ingedrukt te houden terwijl de auto stilstaat.
“Traction Control Turned Off” (Traction Control uitgeschakeld) wordt weerge-
geven en het controlelampje VSC OFF gaat branden.
*
Druk nogmaals op om de systemen weer in te schakelen.
*: Bij auto's met het Pre-Crash Safety-systeem worden ook het Pre -Crash
Brake Assist-systeem en het Pre-Crash Brake-systeem uitgeschakeld. Het
waarschuwingslampje PCS gaat branden en de melding wordt op het multi-
informatiedisplay weergegeven. ( →Blz. 358)
■ Wanneer de melding wordt weergeg even op het multi-informatiedisplay
dat de TRC is uitgeschakeld, zelfs al is de schakelaar VSC OFF niet inge-
drukt
De TRC en Hill Start Assist Control kunnen niet worden bediend. Neem con-
tact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
■ Bijgeluiden en trillingen die ver oorzaakt worden door de ABS-, Brake
Assist-, VSC-, Trailer Sway Control-, TRC- en Hill Start Assist Control-
systemen
De volgende verschijnselen kunnen zich voordoen als bovenstaand e syste-
men in werking zijn. Geen van deze verschijnselen duidt op een storing.
● Er kunnen trillingen gevoeld worden in de carrosserie en de stuurinrichting.
● Nadat de auto tot stilstand is gekomen, kan het geluid van een elektromotor
hoorbaar zijn.
● Er kan een lichte trilling in het rempedaal voelbaar zijn als h et antiblokkeer-
systeem geactiveerd is.
● Het rempedaal kan iets verder naar beneden bewegen als het anti blokkeer-
systeem geactiveerd is.
■ Werkingsgeluiden ECB
In de volgende gevallen zijn mogelijk werkingsgeluiden van de E CB te horen.
Dit duidt echter niet op een storing.
● Werkingsgeluiden vanuit de motorruimte die zich voordoen wannee r het
rempedaal wordt bediend.
● Wanneer het bestuurdersportier wordt geopend, kan aan de voorzijde van
de auto een geluid hoorbaar zijn dat afkomstig is van het remsy steem.
● Werkingsgeluiden vanuit de motorruimte die hoorbaar zijn wannee r na het
uitschakelen van het hybridesysteem 1 of 2 minuten zijn verstre ken.
Page 431 of 690
4304-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
WAARSCHUWING
■Het ABS werkt niet effectief als
● De maximale grip van de banden overschreden wordt (bijvoorbeeld ver-
sleten banden op een weg die bedekt is met sneeuw).
● Er sprake is van aquaplaning bij hoge snelheid op een nat of gl ad wegdek.
■ De remweg met ABS in werking kan langer zijn dan onder normale
omstandigheden
Het ABS is niet ontworpen om de remweg van de auto te verkorten . Houd
altijd voldoende afstand tot uw voorligger, met name in de volgende geval-
len:
● Als wordt gereden op wegen met grind, zand en dergelijke, of op
besneeuwde wegen
● Als wordt gereden met sneeuwkettingen
● Als wordt gereden op slechte wegen
● Als wordt gereden over wegen met diepe gaten of andere grote oneffen-
heden
■ De TRC werkt mogelijk niet effectief als
Het insturen van de juiste richting en het overbrengen van de aandrijfkracht
kunnen op een gladde weg niet onder alle omstandigheden gereali seerd
worden, zelfs niet als het TRC-systeem in werking is.
Rijd voorzichtig met de auto onder omstandigheden waarbij de st abiliteit en
de aandrijfkracht verloren kunnen gaan.
■ Hill Start Assist Control werkt niet effectief als
● Vertrouw niet uitsluitend op de Hill Start Assist Control. De H ill Start Assist
Control werkt mogelijk niet effectief op steile hellingen en op met ijs
bedekte wegen.
● In tegenstelling tot de parkeerrem is de Hill Start Assist Cont rol niet
bedoeld om de auto gedurende langere tijd op zijn plaats te hou den.
Gebruik de Hill Start Assist Control niet om de auto op een hel ling op zijn
plaats te houden omdat dat kan leiden tot een ongeval.
■ Als de TRC/de VSC/het ABS/de Trailer Sway Control is geactiveer d
Het controlelampje Traction Control knippert. Rijd altijd voorz ichtig. Roeke-
loos rijgedrag kan leiden tot ongevallen. Wees bijzonder voorzichtig als het
controlelampje knippert.
Page 432 of 690
4314-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
WAARSCHUWING
■Als de TRC/VSC/Trailer Sway Control is uitgeschakeld
Wees zeer voorzichtig en pas uw snelheid aan de conditie van he t wegdek
aan. Schakel de TRC/VSC/Trailer Sway Control alleen in geval va n nood
uit, aangezien deze systemen zorg dragen voor de voertuigstabil iteit en het
aandrijfvermogen.
■ Vervangen van banden
Controleer of alle banden dezelfde maat hebben, van hetzelfde m erk zijn en
hetzelfde profiel en draagvermogen hebben. Controleer verder of alle ban-
den de aanbevolen spanning hebben.
De ABS, TRC, VSC en Trailer Sway Control werken niet goed als e r ver-
schillende banden onder de auto gemonteerd zijn.
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/rep arateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige voor
meer informatie over het vervangen van de wielen of banden.
■ Omgaan met banden en wielophanging
Problemen met de banden of wijzigingen aan de wielophanging heb ben
een negatief effect op de ondersteunende systemen en kunnen een storing
veroorzaken.
■ Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot Trailer Sway Control
Het Trailer Sway Control-systeem kan het slingeren van de aanhangwagen
niet in alle gevallen verminderen. Afhankelijk van diverse fact oren, waaron-
der de staat van de auto, de aanhangwagen, het wegoppervlak en de
omgeving waarin wordt gereden, kan het Trailer Sway Control-sys teem
minder goed werken. Raadpleeg de handleiding van uw aanhangwage n
voor meer informatie over het op de juiste wijze trekken van uw aanhang-
wagen.
■ Als de aanhangwagen slingert
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan resulteren in ern-
stig letsel.
● Pak het stuurwiel stevig vast. Blijf rechtuit sturen.
Probeer de aanhangwagen niet onder controle te krijgen door aan het
stuurwiel te draaien.
● Laat het gaspedaal onmiddellijk maar zeer geleidelijk los om snelheid te
minderen.
Ga niet harder rijden. Rem niet.
Als u geen extreme correcties uitvoert met sturen of remmen, zu llen uw
auto en de aanhangwagen stabiliseren. ( →Blz. 307)