TOYOTA YARIS 2015 Instructieboekje (in Dutch)
Page 221 of 512
2214-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
YARIS_F_WE_52D53E
Bedien, om de ingestelde snelheid te wijzigen, de hendel totdat de
gewenste snelheid wordt weergegeven.
Verhogen van de snelheid
Verlagen van de snelheid
Fijne afstelling: Beweeg de hendel
kort in de gewenste richting.
Ruime afstelling: Houd de hendel
in de gewenste richting gedrukt.
De ingestelde snelheid wordt als volgt verhoogd of verlaagd:
Fijnafstelling: Ongeveer 1,6 km/h, telkens als de hendel bediend wordt.
Ruime afstelling: De ingestelde snelheid wordt continu verhoogd of ver-
laagd totdat de hendel wordt losgelaten
Door de hendel naar u toe te
trekken wordt de constante-
snelheidsregeling uitgescha-
keld.
De snelheidsregeling wordt ook uit-
geschakeld als het rempedaal of
het koppelingspedaal (alleen hand-
geschakelde transmissie) wordt
ingetrapt.
Door de hendel omhoog te
drukken wordt de constante-
snelheidsregeling hervat.
Hervatten van de cruise control is mogelijk vanaf een rijsnelheid van onge-
veer 40 km/h of meer.
Wijzigen van de ingestelde snelheid
1
2
Uitschakelen en hervatten van de constante-snelheidsregeling
1
2
Page 222 of 512
2224-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
YARIS_F_WE_52D53E
■De cruise control kan worden gebruikt als
Auto's met Multidrive CVT
●De selectiehendel in stand D of in stand 4 of hoger van M staat.
●Stand 4 of hoger is geselecteerd met de paddle shift.
●De rijsnelheid hoger is dan ongeveer 40 km/h.
Auto's met handgeschakelde transmissie
●De rijsnelheid hoger is dan ongeveer 40 km/h.
■Accelereren na het instellen van de rijsnelheid
●Er kan normaal met de auto geaccelereerd worden. Na de acceleratie gaat
de auto weer rijden met de ingestelde snelheid.
●De ingestelde snelheid kan zelfs worden verhoogd zonder de cruise control
uit te schakelen, door eerst naar de gewenste snelheid te accelereren en
vervolgens de hendel omlaag te drukken om de nieuwe snelheid in te stel-
len.
■Automatisch uitschakelen van cruise control
De cruise control stopt onder de volgende omstandigheden met het in stand
houden van de rijsnelheid:
●De werkelijke rijsnelheid zakt tot meer dan 16 km/h onder de geprogram-
meerde rijsnelheid.
In dit geval blijft de geprogrammeerde snelheid niet bewaard.
●Actuele rijsnelheid is lager dan ongeveer 40 km/h.
●De VSC is geactiveerd (indien aanwezig).
●Snelheidsbegrenzer is geactiveerd (indien aanwezig).
■Als het controlelampje cruise control geel gaat branden
Druk eenmaal op de toets ON-OFF om het systeem uit te schakelen en druk
vervolgens opnieuw op de toets om het systeem in te schakelen.
Als er geen snelheid kan worden geprogrammeerd of de cruise control direct
na het activeren weer wordt uitgeschakeld, is er mogelijk een defect in het
cruise control-systeem aanwezig. Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
Page 223 of 512
2234-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
■Onbedoeld inschakelen van de cruise control voorkomen
Schakel de cruise control uit met de toets ON-OFF als deze niet wordt
gebruikt.
■Situaties die niet geschikt zijn voor gebruik van de cruise control
Gebruik de cruise control niet in de volgende situaties.
Als u dat wel doet kunt u de macht over het stuur verliezen, waardoor ern-
stig letsel kan ontstaan.
●In druk verkeer
●Op wegen met scherpe bochten
●Op slingerende wegen
●Op wegen die door regen, ijs of sneeuw glad zijn
●Op steile hellingen
Bij het afdalen van een steile helling kan de rijsnelheid de ingestelde snel-
heid overschrijden.
●Tijdens het slepen in een noodgeval
Page 224 of 512
2244-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
YARIS_F_WE_52D53E
Snelheidsbegrenzer
Er kan een gewenste maximumsnelheid worden ingesteld met de
cruise control-schakelaar. De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de
auto de ingestelde snelheid overschrijdt.
Display
Controlelampje (groen)
Schakelaar snelheidsbegrenzer
Druk op de schakelaar om de
snelheidsbegrenzer in te scha-
kelen.
Het controlelampje van de snel-
heidsbegrenzer (groen) gaat bran-
den.
Druk opnieuw op de schakelaar
om de snelheidsbegrenzer uit te
schakelen.
: Indien aanwezig
Overzicht van de functie
1
2
13
Instellen van de rijsnelheid
1
Page 225 of 512
2254-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
YARIS_F_WE_52D53E
Accelereer of decelereer naar
de gewenste snelheid en druk
de hendel naar beneden om de
snelheid in te stellen.
De rijsnelheid op het moment dat
de schakelaar wordt losgelaten,
wordt de ingestelde snelheid.
Bedien, om de ingestelde snelheid te wijzigen, de hendel totdat de
gewenste snelheid wordt weergegeven.
Verhogen van de snelheid
Verlagen van de snelheid
Fijne afstelling: Beweeg de hendel
kort in de gewenste richting.
Ruime afstelling: Houd de hendel
in de gewenste richting gedrukt.
Wanneer de ingestelde snelheid getoond wordt in “MPH”
Fijnafstelling: Ongeveer 1,6 km/h, telkens als de hendel bediend
wordt.
Ruime afstelling: Ongeveer 8 km/h, voor iedere 0,75 seconden dat de
hendel wordt vastgehouden.
Wanneer de ingestelde snelheid wordt getoond in “km/h”
Fijnafstelling: Ongeveer 1 km/h, telkens als de hendel wordt bediend.
Ruime afstelling: Ongeveer 5 km/h, voor iedere 0,75 seconden dat de
hendel wordt vastgehouden.
2
Wijzigen van de ingestelde snelheid
1
2
Page 226 of 512
2264-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
YARIS_F_WE_52D53E
Als u de hendel naar u toe trekt,
wordt de snelheidsbegrenzer
uitgeschakeld.
Als u de hendel omhoog duwt,
wordt de snelheidsbegrenzer
hervat.
■De snelheidsbegrenzer kan worden gebruikt als
De snelheidsbegrenzer kan bij elke snelheid worden ingesteld. Als de snel-
heidsbegrenzer echter wordt ingesteld wanneer de rijsnelheid lager is dan 30
km/h, wordt de snelheidsbegrenzer ingesteld op 30 km/h.
■Overschrijden van de ingestelde snelheid
In de volgende situatie overschrijdt de rijsnelheid de ingestelde snelheid en
gaan de karakters op het multi-informatiedisplay knipperen:
■Automatisch uitschakelen van snelheidsbegrenzing
De ingestelde snelheid wordt automatisch uitgeschakeld wanneer de cruise
control geactiveerd wordt.
Uitschakelen en hervatten van de snelheidsbegrenzer
1
2
●Wanneer u het gaspedaal volledig
intrapt
●Wanneer u bergaf rijdt
Page 227 of 512
2274-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
■Om onbedoeld inschakelen van de snelheidsbegrenzer te vermijden
Schakel de snelheidsbegrenzer met de schakelaar uit wanneer u de snel-
heidsbegrenzer niet gebruikt.
■Situaties die niet geschikt zijn voor gebruik van de snelheidsbegrenzer
Gebruik de snelheidsbegrenzer niet in de volgende situaties.
Als u dat wel doet, kunt u de macht over het stuur verliezen, waardoor ern-
stig letsel kan ontstaan.
●Op door regen, ijs of sneeuw gladde wegen
●Op steile hellingen
●Wanneer uw auto een aanhangwagen trekt
Page 228 of 512
2284-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
YARIS_F_WE_52D53E
Stop & Start-systeem
Auto's met Multidrive CVT
Trap terwijl u in de stand D of M rijdt het rempedaal volledig in en
breng de auto tot stilstand.
De motor wordt uitgezet en het
controlelampje van het Stop &
Start-systeem gaat branden.
Wanneer de selectiehendel in
stand N of P staat, blijft de motor
uitgeschakeld terwijl het rempe-
daal niet wordt ingetrapt.
Auto's met handgeschakelde transmissie
Breng de auto tot stilstand terwijl het koppelingspedaal geheel inge-
trapt is.
Zet vervolgens de selectiehendel in stand N.
Laat het koppelingspedaal los.
De motor wordt uitgezet en het
controlelampje van het Stop &
Start-systeem gaat branden.
: Indien aanwezig
Het Stop & Start-systeem schakelt de motor uit en start deze
weer overeenkomstig de bediening van het rempedaal en de
selectiehendel (Multidrive CVT) of het koppelingspedaal (hand-
geschakelde transmissie) om de auto tot stilstand te brengen en
weer te starten.
Uitzetten van de motor
1
2
1
2
Page 229 of 512
2294-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
YARIS_F_WE_52D53E
Auto's met Multidrive CVT
Laat het rempedaal los. Trap wanneer de selectiehendel in stand N of
P staat het rempedaal in en zet de selectiehendel in stand D of M.
De motor wordt weer gestart. Het controlelampje van het Stop & Start-sys-
teem dooft.
Auto's met handgeschakelde transmissie
Controleer of de selectiehendel in stand N staat en trap het koppe-
lingspedaal in.
De motor wordt weer gestart. Het controlelampje van het Stop & Start-sys-
teem dooft. (In dit geval wordt de motor niet uitgezet als het koppelingspe-
daal wordt losgelaten.)
Druk op de uitschakeltoets van
het Stop & Start-systeem om het
Stop & Start-systeem uit te scha-
kelen.
Het controlelampje van het Stop &
Start-systeem zal gaan branden.
De motor zal niet elke keer worden
uitgeschakeld bij het tot stilstand
komen en intrappen van het rem-
pedaal (Multidrive CVT) of koppe-
lingspedaal (handgeschakelde
transmissie) (Blz. 228).
Druk nogmaals op de toets om het
Stop & Start-systeem weer in te
schakelen.
Opnieuw starten van de motor
Uitschakelen van het Stop & Start-systeem
Page 230 of 512
2304-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
YARIS_F_WE_52D53E■
Als op de uitschakeltoets van het Stop & Start-systeem wordt
gedrukt terwijl de auto stilstaat
●Als de motor is uitgezet door het Stop & Start-systeem, kunt u de
motor weer starten door op de uitschakeltoets van het Stop &
Start-systeem te drukken.
Vanaf de volgende keer dat de auto tot stilstand wordt gebracht
(nadat het Stop & Start-systeem is uitgeschakeld), zal de motor
niet worden uitgezet.
●Als het Stop & Start-systeem is uitgeschakeld en op de uitscha-
keltoets van het Stop & Start-systeem wordt gedrukt, wordt het
systeem weer ingeschakeld, maar zal de motor blijven draaien.
Vanaf de volgende keer dat de auto tot stilstand wordt gebracht
(nadat het Stop & Start-systeem is ingeschakeld), zal de motor
worden uitgezet.
■Voorwaarden voor inschakelen van systeem
●Het Stop & Start-systeem werkt als aan de volgende voorwaarden wordt vol-
daan:
• De motor is op bedrijfstemperatuur.
• De laadtoestand van de accu is voldoende.
• Het bestuurdersportier is gesloten.
• De veiligheidsgordel van de bestuurder is vastgemaakt.
• De motorkap is gesloten.
• Het gaspedaal wordt niet ingetrapt.
• Auto's met Multidrive CVT: Het rempedaal wordt stevig ingetrapt.
• Auto's met Multidrive CVT: De selectiehendel staat niet in stand R.
• Auto's met handgeschakelde transmissie: Het koppelingspedaal wordt
niet ingetrapt.
• Auto's met handgeschakelde transmissie: De selectiehendel staat in
stand N.
●Onder de volgende omstandigheden wordt de motor mogelijk niet uitge-
schakeld door het Stop & Start-systeem. Dit wijst niet op een storing van het
Stop & Start-systeem.
• De temperatuur van de koelvloeistof of van de transmissievloeistof is te
laag of te hoog.
• De buitentemperatuur is zeer laag.
• De airconditioning wordt gebruikt wanneer de buitentemperatuur hoog of
laag is.
• De airconditioning wordt gebruikt om het interieur af te koelen als de tem-
peratuur in het interieur extreem hoog is, bijvoorbeeld nadat de auto in de
brandende zon stond geparkeerd.
• Auto's met automatische airconditioning: De voorruitverwarming wordt
gebruikt.