YAMAHA JOG50R 2009 Instructieboekje (in Dutch)

Page 41 of 80

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-4
6
KILOMETERSTAND JAAR-
CONTROLE OF LIJKSE
NR. ITEM ONDERHOUDSBEURT
1000 km 6000 km 12000 km 18000 km 24000 kmCONTRO-
(600 mi) (3500 mi) (7000 mi) (10500 mi) (14000 mi)LE
18 *Autolube pomp• Controleer de werking.
• Ontlucht indien nodig.√√ √√
• Controleer het koelvloeistofniveau
19 *Koelsysteem (CS50Z)en controleer de machine op √√√ √√
vloeistoflekkage.
• Verversen. Elke 3 jaar
• Controleer de machine
20Versnellingsbakolieop olielekkage.√√ √ √ √ √
• Verversen.
21 *V-snaar• Vervangen. Elke 10000 km (6000 mi)
22 *Voor- en
achterremschakelaar• Controleer de werking.√√ √ √ √ √
23Bewegende delen
en kabels• Smeren.√√√ √√
• Controleer de werking en speling.
24 *Gaskabelhuis en • Stel indien nodig de speling af.
√√√ √√
gaskabel• Smeer het gaskabelhuis en de
gaskabel.
Lampen,
• Controleer de werking.
25 *richtingaanwijzers √√ √ √ √ √
en schakelaars• Stel de koplamplichtbundel af.
49D-F8199-D0 12/1/09 06:57 Página 41

Page 42 of 80

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-5
6
DAUM2070
OPMERKING
Het luchtfilter dient vaker te worden gecontroleerd wanneer u in een extreem vochtige of stoffige omgeving rijdt.
Hydraulisch remsysteem
•Controleer regelmatig het remvloeistofniveau en vul indien nodig bij.
•Ververs de remvloeistof elke twee jaar.
•De remslangen dienen elke vier jaar te worden vervangen, of wanneer deze zijn gescheurd of beschadigd.
49D-F8199-D0 12/1/09 06:57 Página 42

Page 43 of 80

DAU18740
Verwijderen en aanbrengen van
de stroomlijn- en framepanelen
1. Stroomlijnpaneel A
1. Paneel A
Bij het uitvoeren van sommige onder-
houdswerkzaamheden beschreven in dit
hoofdstuk moeten de hierboven afgebeel-
de stroomlijn- en framepanelen worden
verwijderd. Neem deze paragraaf door
wanneer een stroomlijn- of framepaneel
moet worden verwijderd of aangebracht.
DAUS1520
Stroomlijnpaneel A
V
erwijderen van stroomlijnpaneel
1. Verwijder de schroeven en trek het
stroomlijnpaneel dan los zoals geto-
ond.
1. Stroomlijnpaneel
2. Schroef
2. Maak de stekkers van de koplamp-
bedrading, de stekkers van de rich-
tingaanwijzer en de stekkers van het
parkeerlicht los.
1. Stekkers koplampbedrading
2. Stekkers parkeerlicht
3. Stekkers richtingaanwijzer
Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
1. Sluit de stekkers van de koplampbe-
drading, de stekkers van de richtin-
GGYYBB
123
21
1
1
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-6
6
49D-F8199-D0 12/1/09 06:57 Página 43

Page 44 of 80

gaanwijzer en de stekkers van het
parkeerlicht aan.
2. Plaats het stroomlijnpaneel in de
oorspronkelijke positie en breng dan
de schroeven aan.
DAUM1250
Paneel A
V
erwijderen van het paneel
1. Open het opbergcompartiment. (Zie
pagina 3-11).
2. Verwijder de schroef en haal dan het
paneel los.
1. Schroef
2. Paneel A
Aanbrengen van het paneel
1. Plaats het paneel in de oorspronkelij-
ke positie en breng dan de schroef
aan.
2. Sluit het opbergcompartiment.
DAU19622
Bougie controleren
De bougie is een belangrijk motoronder-
deel dat periodiek moet worden gecontro-
leerd, bij voorkeur door een Yamaha dea-
ler. Omdat bougies door verhitting en
neerslag altijd langzaam slijten, moet de
bougie worden verwijderd en gecontrole-
erd op de tijden genoemd in het periodie-
ke smeer- en onderhoudsschema. Boven-
dien kan aan het uiterlijk van de bougie de
conditie van de motor worden afgelezen.
De porseleinen isolator rond de centrale
elektrode moet licht tot gemiddeld bruin
verkleurd zijn (de ideale kleur als normaal
met de machine wordt gereden). Wanneer
de bougie een heel andere kleur vertoont,
werkt de motor mogelijk niet naar beho-
ren. Probeer dergelijke problemen niet zelf
vast te stellen. Laat in plaats daarvan uw
machine nakijken door een Yamaha dea-
ler.
Vervang de bougie als de elektroden blij-
ken te zijn afgesleten en als overmatige
koolaanslag of andere neerslag gevonden
wordt.
Voordat een bougie wordt aangebracht
moet de elektrodenafstand met een dra-advoelmaat worden gemeten; breng
indien nodig de elektrodenafstand op
specificatie.
1. Elektrodenafstand
Reinig het oppervlak van de bougiepak-
king en het pasvlak en verwijder eventue-
el vuil uit de schroefdraad van de bougie.
Aanhaalmoment:
Bougie:
20 Nm (2,0 m•kgf, 14,5 ft•lbf)
Elektrodenafstand:
0,6–0,7 mm (0,024–0,028 in)
1
ZAUM0037
Voorgeschreven bougie:
NBR8HS/NGK (CS50 CS50Z)
BPR4HS/NGK (CS50M)
1
2
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-7
6
49D-F8199-D0 12/1/09 06:57 Página 44

Page 45 of 80

OPMERKING
Als geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet door
handvast te zetten en dan nog 1/4–1/2
slag verder te draaien. De bougie moet
echter zo snel mogelijk naar het juiste
aanhaalmoment worden aangedraaid.DAU20064
Eindoverbrengingsolie
Het eindoverbrengingshuis moet voor
elke rit worden gecontroleerd op olielek-
kage. In geval van lekkage dient u de sco-
oter door een Yamaha dealer te laten
nakijken en repareren. Bovendien dient de
eindoverbrengingsolie als volgt te worden
ververst op de tijdstippen vermeld in het
periodieke onderhouds- en smeersche-
ma.
1. Start de motor, warm de eindover-
brengingsolie op door enkele minu-
ten te rijden en zet dan de motor af.
2. Zet de scooter op de middenbok.
3. Plaats een olieopvangbak onder het
eindoverbrengingshuis om de
gebruikte olie op te vangen.
4. Verwijder de olievuldop en de aftap-
plug van de eindoverbrenging om de
olie uit het eindoverbrengingshuis af
te tappen.
1. Vuldop versnellingsbakolie
5. Breng de aftapplug voor de eindo-
verbrengingsolie aan en zet deze
vast met het voorgeschreven aanha-
almoment.
1. Aftapplug versnellingsbakolie
Aanhaalmoment:
Aftapplug eindoverbrengingsolie:
18 Nm (1,8 m•kgf, 13,0 ft•lbf)
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-8
6
49D-F8199-D0 12/1/09 06:57 Página 45

Page 46 of 80

6. Vul bij met de voorgeschreven hoe-
veelheid van de aanbevolen eindo-
verbrengingsolie, breng dan de olie-
vuldop aan en zet deze vast.
WAARSCHUWING! Zorg ervoor
dat geen vreemde materialen in
het eindoverbrengingshuis
terechtkomen. Zorg ervoor dat
geen olie op de band of het wiel
terechtkomt.
[DWA11311]
7. Controleer het
eindoverbrengingshuis op
olielekkage. Zoek in geval van
lekkage naar de oorzaak.
DAUS1200
Koelvloeistof (CS50Z)
Voor iedere rit moet het koelvloeistof-
niveau worden gecontroleerd. Ook
moet de koelvloeistof worden ver-
verst volgens de intervalperioden ver-
meld in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema.
DAUM2102
Controleren van het
koelvloeistofniveau
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop.
OPMERKING
Het koelvloeistofniveau moet worden
gecontroleerd terwijl de motor koud
is, temperatuurverschillen zijn name-
lijk van invloed op het niveau.
Zorg dat de machine rechtop staat
bij het controleren van het koelvloeis-
tofniveau. Wanneer de machine iets
schuin staat, kan het niveau al foutief
worden afgelezen.
2. Controleer het koelvloeistofniveau
via het kijkglas.
OPMERKING
Het koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maxi-
mumniveau staan.
1. Kijkglas koelvloeistofniveau
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
3. Als het koelvloeistofniveau zich op of
onder de merkstreep voor minimum-
niveau bevindt, verwijder dan het
stroomlijnpaneel A. (Zie pagina 6-6).
4. Open de dop van het koelvloeistofre-
servoir, en vul koelvloeistof bij tot aan
de merkstreep voor maximumniveau.
WAARSCHUWING! Verwijder alle-
en de dop van het koelvloeistofre-
servoir. Probeer nooit om de radia-
torvuldop te verwijderen als de
motor koud is.
[DWA15161]. LET OP: Als
MAX
MIN2
3
1
Aanbevolen
eindoverbrengingsolie:
Zie pagina 8-1
Oliehoeveelheid:
0,11 L (0,12 US qt, 0,10 Imp.qt)
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-9
6
49D-F8199-D0 12/1/09 06:57 Página 46

Page 47 of 80

er geen koelvloeistof aanwezig is,
gebruik dan in plaats daarvan
gedistilleerd water of onthard lei-
dingwater. Gebruik geen hard
water of zout water, dit is schade-
lijk voor de motor. Als er in plaats
van koelvloeistof water is gebruikt,
vervang dit dan zo snel mogelijk
door koelvloeistof, anders is het
systeem niet beschermd tegen
vorst en corrosie. Als er water aan
de koelvloeistof is toegevoegd,
laat dan een Yamaha dealer zo
snel mogelijk het antivriesgehalte
van de koelvloeistof controleren
om te voorkomen dat de effectivi-
teit van de koelvloeistof afneemt.
[DCA10472]
1. Dop koelvloeistofreservoir
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
5. Sluit de reservoirdop en breng het
stroomlijnpaneel aan.
DAU33031
De koelvloeistof verversen
De koelvloeistof moet volgens de interval-
perioden vermeld in het periodieke smeer-
en onderhoudsschema ververst worden.
Laat de koelvloeistof verversen door een
Yamaha dealer. WAARSCHUWING! Pro-
beer nooit om de radiatorvuldop te ver-
wijderen als de motor warm is.
[DWA10381]DAU40370
Luchtfilterelement
Het luchtfilterelement moet worden gerei-
nigd en vervangen volgens de intervalpe-
rioden vermeld in het periodieke smeer-
en onderhoudsschema. Vraag een Yama-
ha dealer het luchtfilterelement te reinigen
of te vervangen.
Inhoud koelvloeistofreservoir:
0,25 L (0,26 US qt, 0,22 Imp.qt)
1
2
3FULL
LOW
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-10
6
49D-F8199-D0 12/1/09 06:57 Página 47

Page 48 of 80

DAU21300
Afstellen van de carburateur
De carburateur vormt een belangrijk
onderdeel van de motor en moet zeer pre-
cies worden afgesteld. Laat daarom alle
carburateurafstellingen over aan een
Yamaha dealer die over de benodigde
vakkennis en ervaring beschikt.
DAU21370
Speling van de gaskabel
afstellen
1. Vrije slag gaskabel
De vrije slag van de gaskabel dient
2,0–5,0 mm (0,08–0,20 in) te bedragen bij
de gasgreep. Controleer de vrije slag van
de gaskabel regelmatig en stel deze
indien nodig als volgt af.
OPMERKING
Het stationair toerental moet correct zijn
afgesteld voordat de gaskabelspeling
wordt gecontroleerd en afgesteld.
1. Draai de borgmoer los.
2. Draai de stelmoer richting (a) voor
meer gaskabelspeling. Draai de stel-
moer richting (b) voor minder gaska-
belspeling.
1. Borgmoer
2. Stelmoer
3. Draai de borgmoer aan.
1
2
a
b1
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-11
6
49D-F8199-D0 12/1/09 06:57 Página 48

Page 49 of 80

DAU33601
Banden
Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optima-
le prestatie, levensduur en veilige werking
van uw voertuig.
Bandenspanning
De bandenspanning moet voor elke rit
worden gecontroleerd en indien nodig
worden bijgesteld.
DWA10501
sWAARSCHUWING
Rijden met deze machine met een
onjuiste bandenspanning kan leiden tot
verlies van de controle met mogelijk
ernstig letsel of overlijden tot gevolg.
De bandspanning moet worden
gecontroleerd en afgesteld terwijl
de banden koud zijn (wanneer de
temperatuur van de banden gelijk
is aan de omgevingstemperatuur).
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en
het totale gewicht van rijder, pas-
sagier, bagage en accessoires dat
voor dit model is vastgesteld.DWA10511
sWAARSCHUWING
Belaad uw machine nooit te zwaar. Rij-
den met een te zwaar belaste machine
kan leiden tot een ongeval.
Inspectie van banden
1. Bandprofieldiepte
2. Wang van band
Voor elke rit moeten de banden worden
gecontroleerd. Als de bandprofieldiepte
op het midden van de band de vermelde
limiet heeft bereikt, de band spijkers of
stukjes glas bevat of wanneer de wang
van de band scheurtjes vertoont, moet de
band onmiddellijk door een Yamaha dea-
ler worden vervangen.
1
2
ZAUM0054
Bandenspanning (gemeten op
koude banden):
0–90 kg (0–198 lb):
Voor:
175 kPa (1,75 kgf/cm
2, 25 psi,
1,75 bar)
Achter:
200 kPa (2,00 kgf/cm
2, 29 psi,
2,00 bar)
90 kg (180 lb) - Maximale
belasting
Voor:
175 kPa (1,75 kgf/cm
2, 25 psi,
1,75 bar)
Achter:
225 kPa (2,25 kgf/cm
2, 33 psi,
2,25 bar)
Maximale belasting*:
CS50/CS50M 169 kg (373 lb)
CS50Z 166 kg (366 lb)
* Totaal gewicht van bestuurder,
passagier, bagage en accessoires
ZAUM0053
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-12
6
49D-F8199-D0 12/1/09 06:57 Página 49

Page 50 of 80

OPMERKING
De slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem
altijd de lokale voorschriften in acht.
Bandeninformatie
Dit model is uitgerust met tubeless ban-
den.
Na uitgebreide tests zijn alleen de hieron-
der vermelde banden voor dit model
goedgekeurd door Yamaha Motor Espa-
ña, S.A.
DWA10470
sWAARSCHUWING
Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen. Rij-
den op een machine met versleten
banden is niet alleen verboden,
maar dit heeft ook een averechts
effect op de rijstabiliteit, waardoor
u de macht over het stuur zou kun-
nen verliezen.
De vervanging van onderdelen van
wielen en remmen, inclusief ban-
den, dient te worden overgelaten
aan een Yamaha dealer, die over
de nodige vakkundige kennis en
ervaring beschikt.
DAU21960
Gietwielen
Let ten aanzien van de voorgeschreven
wielen op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking
van uw voertuig.
Controleer de velgen voor iedere rit
op scheurtjes, verbuiging of krom-
trekken. Laat ingeval van schade het
wiel door een Yamaha dealer vervan-
gen. Probeer het wiel nooit zelf te
repareren, hoe klein de reparatie ook
is. Vervang een wiel dat vervormd is
of haarscheurtjes vertoont.
Na het vervangen van een wiel of
band moet het wiel worden uitgeba-
lanceerd. Een niet uitgebalanceerd
wiel zal mogelijk slecht functioneren,
of kan een slechte wegligging en een
verkorte levensduur van de banden
tot gevolg hebben.
Rijd niet te snel direct na het verwis-
selen van een band. Het bandop-
pervlak dient eerst te zijn ingereden
voordat het zijn optimale eigens-
chappen verkrijgt.
Voorband:
Maat:
110/70-12 47L
Fabrikant/model:
CHENG SHIN TIRE/C922
Achterband:
Maat:
120/70-12 51L
Fabrikant/model:
CHENG SHIN TIRE/C922
Minimale bandprofieldiepte (voor
en achter):
1,6 mm (0,06 in)
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-13
6
49D-F8199-D0 12/1/09 06:57 Página 50

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 80 next >