YAMAHA MT-03 2008 Instructieboekje (in Dutch)
Page 11 of 99
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
VEILIGHEIDSINFORMATIE
• Neem  altijd  de  maximum  snel-
heid in acht en rijd nooit sneller
dan  de  wegcondities  en  het
verkeer toestaan.
• Geef  altijd  richting  aan  voordat  u
afslaat  of  van  rijstrook  wisselt.
Zorg dat andere weggebruikers u
kunnen zien.
De  zithouding  van  de  bestuurder
en de passagier is belangrijk voor
een goede besturing.
• De bestuurder moet tijdens het
rijden  beide  handen  aan  het
stuur  houden  en  beide  voeten
op de bestuurdersvoetsteunen,
om  zo  de  macht  over  het  stuur
te behouden.
• De  passagier  hoort  steeds  de
bestuurder, de zadelband of de
handgreep,  indien  aanwezig,
met  beide  handen  vast  te  hou-
den en beide voeten op de pas-
sagiersvoetsteunen te houden.
• Neem nooit een passagier mee
die  niet  in  staat  is  om  beide
voeten  stevig  op  de  passa-
giersvoetsteunen te zetten.
Rijd nooit onder invloed van alco-
hol of andere drugs.
Deze motorfiets is uitsluitend ont-
worpen voor gebruik op verharde
wegen.  De  machine  is  niet  be-
doeld voor off-road gebruik.
Beschermende kleding
Motorongelukken met dodelijke afloop
betreffen meestal hoofdletsel. Het dra-
gen  van  een  helm  is  de  belangrijkste
factor  bij  het  voorkomen  of  reduceren
van hoofdletsel.
Draag  altijd  een  goedgekeurde
helm.
Draag  ook  een  gezichtskap  of
een  veiligheidsbril.  Zonder  oog-
bescherming  kan  uw  zicht  door
de  rijwind  verslechteren,  waar-
door  u  gevaren  mogelijk  te  laat
opmerkt.
Door een jack, stevige schoenen,
een  lange  broek,  handschoenen
e.d. te dragen verkleint u de kans
op schaafwonden of ontvellingen.
Draag  nooit  loszittende  kleding,
deze  kan  blijven  haken  aan  be-
dieningshandgrepen  of  door  de
wielen  worden  gegrepen  en  zo
een  ongeval  of  letsel  veroorza-
ken.
Raak nooit de motor of het uitlaat-
systeem  aan  terwijl  de  motor
draait.  Deze  onderdelen  worden
zeer  heet  en  kunnen  zo  brand-
wonden veroorzaken. Draag altijd
beschermende kleding die uw be-
nen, enkels en voeten bedekt.
De  hierboven  vermelde  voor-
zorgsmaatregelen  gelden  ook
voor passagiers.
Technische wijzigingen
Door  het  aanbrengen  van  technische
wijzigingen  die  niet  door  Yamaha  zijn
goedgekeurd, of door originele onder-
delen  te  verwijderen,  kan  deze  motor
onveilig worden in het gebruik en ern-
stig  persoonlijk  letsel  veroorzaken.
Door  dergelijke  wijzigingen  kan  het
gebruik  van  uw  motor  ook  onwettig
worden.
1-2
MY03  01-03 NL  22-12-2005  12:21  Pagina 9  
Page 12 of 99
VEILIGHEIDSINFORMATIE
Bagage en accessoires
Het  monteren  van  accessoires  of  het
vervoer  van  bagage  kan  een  negatief
effect hebben op de rijstabiliteit en het
weggedrag  als  hierdoor  de  gewichts-
verdeling  van  de  motor  verandert.
Wees uiterst voorzichtig bij het monte-
ren  van  accessoires  of  het  beladen
van uw motor, om zo mogelijke onge-
vallen te vermijden. Pas extra op wan-
neer  u  op  een  motor  rijdt  die  beladen
is of waaraan accessoires zijn gemon-
teerd.  Hier  volgen  enkele  algemene
richtlijnen bij het beladen van de motor
of het monteren van accessoires:
Beladen
Het  totale  gewicht  van  de  bestuurder,
passagier,  accessoires  en  bagage
mag  de  maximale  gewichtslimiet  niet
overschrijden.
Let op het volgende wanneer u tot de-
ze gewichtslimiet belaadt:
Het  zwaartepunt  van  bagage  en
accessoires  moet  zo  laag  moge-lijk  liggen  en  zo  dicht  mogelijk  bij
de motor. Zorg dat het gewicht zo
gelijkmatig  mogelijk  over  beide
zijden  van  de  motor  wordt  ver-
deeld, om zo onbalans of instabi-
liteit te beperken.
Als  gewicht  gaat  schuiven  kan
zich  een  plotselinge  onbalans
voordoen.  Controleer  voordat  u
gaat  rijden  of  accessoires  en  ba-
gage stevig aan de motor zijn be-
vestigd.  Controleer  de  bevesti-
gingspunten  voor  accessoires  en
bagage regelmatig.
Bevestig nooit omvangrijke of zware
goederen aan het stuur, de voorvork
of  het  voorwielspatbord.  Dergelijke
voorwerpen,  inclusief  bagage  als
slaapzakken,  plunjezakken  of  ten-
ten,  kunnen  een  instabiel  wegge-
drag  of  een  te  trage  reactie  op  het
stuur veroorzaken.
Accessoires
Originele  Yamaha  accessoires  wer-
den speciaal ontworpen voor montage
aan  deze  motor.  Yamaha  is  niet  in
staat om alle overige leverbare acces-
soires  te  testen.  U  bent  dus  zelf  ver-antwoordelijk voor de juiste keuze, in-
stallatie  en  gebruik  van  niet-Yamaha
accessoires.  Wees  zorgvuldig  bij  de
keuze en installatie van accessoires.
Volg  bij  de  montage  van  accessoires
de onderstaande richtlijnen en die ver-
meld onder het kopje “Beladen”.
Monteer  nooit  accessoires  en  ver-
voer  nooit  bagage  als  deze  een
nadelige  invloed  hebben  op  de
prestaties  van  uw  motor.  Inspec-
teer  het  accessoire  zorgvuldig  al-
vorens het te gebruiken, om zeker
te  zijn  dat  het  de  grondspeling  of
de hellinghoek op geen enkele ma-
nier  vermindert,  de  veerweg,  de
stuuruitslag  of  de  bediening  be-
perkt of lampen of reflectors afdekt.
• Accessoires  die  aan  of  nabij
het stuur of de voorvork zijn ge-
monteerd zullen mogelijk insta-
biliteit  veroorzaken  door  een
foutieve  gewichtsverdeling  of
door  aërodynamische  effecten.
Accessoires  aan  het  stuur  of
nabij  de  voorvork  moeten  zo
licht mogelijk zijn en tot een mi-
nimum worden beperkt.
1-3
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Maximale belasting:
186 kg (410 lb)
MY03  01-03 NL  22-12-2005  12:21  Pagina 10  
Page 13 of 99
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
VEILIGHEIDSINFORMATIE
• Omvangrijke  accessoires  kun-
nen  door  hun  aërodynamisch
effect  van  invloed  zijn  op  de
rijstabiliteit  van  de  motor.  De
motor  kan  door  rijwind  worden
opgetild  of  bij  zijwind  instabiel
worden. Zulke accessoires kun-
nen  ook  instabiliteit  veroorza-
ken terwijl u grote voertuigen in-
haalt  of  door  deze  wordt
ingehaald.
• Sommige  accessoires  noodza-
ken  de  bestuurder  om  een  an-
dere  dan  de  normale  zitpositie
in te nemen. Zo'n verkeerde zit-
positie  beperkt  de  bewegings-
vrijheid  van  de  bestuurder  en
kan  een  comfortabele  bedie-
ning hinderen, zodat we derge-
lijke accessoires sterk afraden.
Wees voorzichtig bij het aanbren-
gen  van  elektrische  accessoires.
Als  elektrische  accessoires  de
capaciteit  van  het  elektrisch  sys-
teem  van  de  motorfiets  te  boven
gaan,  kan  zich  een  gevaarlijke
elektrische  storing  voordoen
waardoor de verlichting of de mo-
tor uitvalt.Benzine en uitlaatgassen
BENZINE  IS  ZEER  GEMAKKE-
LIJK ONTVLAMBAAR:
• Zet de motor altijd af als u ben-
zine tankt.
• Pas op en mors tijdens het tan-
ken  geen  benzine  op  de  motor
of op het uitlaatsysteem.
• Tank  niet  terwijl  u  rookt  of  in  de
nabijheid bent van open vuur.
Start  de  motor  nooit  in  een  afge-
sloten ruimte en laat hem dan niet
draaien. De uitlaatgassen zijn gif-
tig en kunnen al heel snel bewus-
teloosheid  of  dodelijk  letsel  ver-
oorzaken. Start de motor alleen in
de open lucht of in een ruimte die
voldoende ventilatie heeft.
Zet de motor altijd uit voordat u de
motorfiets  onbeheerd  achterlaat
en neem de sleutel uit het contact-
slot. Let op het volgende als u de
motor  gaat  parkeren:
• De motor en het uitlaatsysteem
kunnen  heet  zijn,  parkeer  de  mo-
torfiets  daarom  op  een  plek  waar
voetgangers  en  kinderen  hier
geen last van hebben.• Parkeer  de  motor  niet  op  een
helling of op een zachte onder-
grond,  om  omvallen  te  voorko-
men.
• Parkeer de motor niet nabij een
brandend  toestel  (bijv.  een  pe-
troleumkachel) of bij open vuur,
hij zou zo vlam kunnen vatten.
Als u de motor in een ander voer-
tuig  vervoert,  zorg  dan  dat  deze
rechtop staat. Als de motor schuin
staat,  kan  er  benzine  uit  de
brandstoftank stromen.
Roep  onmiddellijk  medische  hulp
in  als  u  benzine  heeft  ingeslikt,
veel  benzinedamp  heeft  inge-
ademd  of  benzine  in  uw  ogen  is
terechtgekomen. Morst u benzine
op  uw  huid  of  kleding,  spoel  de
bewuste  plek  dan  direct  met
zeepwater en trek andere kleding
aan.
1-4
MY03  01-03 NL  22-12-2005  12:21  Pagina 11  
Page 14 of 99
BESCHRIJVING
DAU10410
Aanzicht linkerzijde
1. Hoofdzekering (pagina 6-31)
2. Accu (pagina 6-29)
3. Stationair stelschroef (pagina 6-14)
4. Luchtfilterelement (pagina 6-13)
5. Boordgereedschapsset (pagina 6-1)6. Zadelslot (pagina 3-14)
7. Schakelpedaal (pagina 3-10)
8. Olieaftapplug (carter) (pagina 6-9)
9. Olieaftapplug (oliereservoir) (pagina 6-9)
2-1
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
MY03  01-03 NL  22-12-2005  13:44  Pagina 12  
Page 15 of 99
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
BESCHRIJVING
DAU10420
Aanzicht rechterzijde
2-2
10. Handgreep
11. Zekeringenkastje (pagina 6-32)
12. Vloeistofreservoir achterrem (pagina 6-21)
13. Vloeistofreservoir voorrem (pagina 6-21)
14. Koelvloeistofreservoir (pagina 6-12)15. Olievuldop (pagina 6-8)
16. Aftapplug koelvloeistof (pagina 6-12)
17. Oliefilterelement (pagina 6-10)
18. Stelring voor veervoorspanning schokdemperunit (pagina 3-16)
19. Rempedaal (pagina 3-11)
MY03  01-03 NL  22-12-2005  12:21  Pagina 13 
Page 16 of 99
BESCHRIJVING
DAU10430
Bedieningen en instrumenten
1. Koppelingshendel (pagina 3-10)
2. Schakelaargroep linkerstuurzijde (pagina 3-9)
3. Multifunctioneel display/waarschuwingslampjes (pagina 3-3, 3-5)
4. Contactslot/stuurslot (pagina 3-2)5. Schakelaargroep rechterstuurzijde (pagina 3-9)
6. Gasgreep (pagina 6-15)
7. Remhendel (pagina 3-11)
8. Tankdop (pagina 3-11)
2-3
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
MY03  01-03 NL  22-12-2005  12:21  Pagina 14 
Page 17 of 99
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
3-1
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DAU10972
Startblokkeersysteem
1. Codeersleutel (rood bovendeel)
2. Standaardsleutels (zwart bovendeel)
Dit  voertuig  is  voorzien  van  een  start-
blokkeersysteem  waarmee  diefstal
kan worden bemoeilijkt door de code-
ring van de standaardsleutels te wijzi-
gen.  Het  systeem  bestaat  uit  de  vol-
gende onderdelen:
een  codeersleutel  (met  een  rood
bovendeel)
twee  standaardsleutels  (met  een
zwart  bovendeel)  die  opnieuw
kunnen worden gecodeerd
een  transponder  (die  is  geïnte-
greerd in de codeersleutel)
een startblokkeereenheid
een ECU
een  controlelampje  van  het  start-
blokkeersysteem (Zie pagina 3-3.)
De sleutel met het rode bovendeel wordt
gebruikt  om  de  twee  standaardsleutels
te coderen. Het wijzigen van de codes is
een  ingewikkelde  procedure.  Breng  het
voertuig  daarom  met  alle  drie  sleutels
naar  een  Yamaha  dealer  om  deze  op-
nieuw te laten coderen. Gebruik de sleu-
tel met het rode bovendeel niet om met
het voertuig te rijden. Deze sleutel dient
uitsluitend  te  worden  gebruikt  voor  het
opnieuw coderen van de standaardsleu-
tels. Gebruik altijd een standaardsleutel
om met het voertuig te rijden.
DCA11820LET OP:
BEWAAR DE CODEERSLEUTEL
ZORGVULDIG! NEEM ONMID-
DELLIJK CONTACT OP MET UW
DEALER ALS DE SLEUTEL VER-
LOREN RAAKT! Als de codeer-
sleutel verloren raakt, is het niet
meer mogelijk om de standaard-
sleutels opnieuw te coderen. De
standaardsleutels kunnen nog
steeds worden gebruikt om hetvoertuig te starten, maar wan-
neer de codeersleutel vereist is
(bijvoorbeeld als er een nieuwe
standaardsleutel wordt gemaakt
of alle sleutels verloren zijn ge-
raakt) moet het volledige start-
blokkeersysteem worden ver-
vangen. Het is daarom aan te
bevelen een van de twee stan-
daardsleutels te gebruiken en
de codeersleutel te bewaren op
een veilige plaats.
Dompel de sleutels niet onder
in water.
Stel de sleutels niet bloot aan
extreem hoge temperaturen.
Houd de sleutels uit de buurt
van magneten (inclusief, maar
niet uitsluitend, producten zo-
als luidsprekers etc.).
Plaats geen zware voorwerpen
op de sleutels.
Probeer niet de sleutels te slij-
pen of de vorm ervan te veran-
deren.
Probeer niet het kunststof bo-
vendeel van de sleutels open te
maken.
MY03  01-03 NL  22-12-2005  12:21  Pagina 3-1  
Page 18 of 99
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-2
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Bevestig niet meer dan één
sleutel van hetzelfde startblok-
kersysteem aan een sleutel-
ring.
Houd de standaardsleutels en
sleutels van andere startblok-
keersystemen uit de buurt van
de codeersleutel van dit voer-
tuig.
Houd sleutels van andere start-
blokkeersystemen uit de buurt
van het contactslot, deze kun-
nen signaalstoring veroorza-
ken.
DAU10471
Contactslot/stuurslot
Via  het  contactslot/stuurslot  worden
het ontstekingssysteem en de verlich-
tingssystemen  bediend  en  wordt  het
stuur vergrendeld.
OPMERKING:
Gebruik  de  standaardsleutel  (zwart
bovendeel)  voor  het  normale  gebruik
van  het  voertuig.  Bewaar  de  codeer-
sleutel  (rood  bovendeel)  op  een  veili-
ge plaats om verlies te voorkomen en
gebruik  de  sleutel  uitsluitend  voor  het
opnieuw  coderen  van  de  standaard-
sleutels.
DAU36870
ON
Alle  elektrische  circuits  worden  voor-
zien  van  stroom;  de  instrumentenver-
lichting,  het  achterlicht,  de  kenteken-
verlichting  en  het  parkeerlicht  gaan
branden  en  de  motor  kan  worden  ge-
start. De sleutel kan niet worden uitge-
nomen.
OPMERKING:
De  koplamp  gaat  automatisch  bran-
den als de motor wordt gestart en blijft
aan totdat de sleutel naar "OFF" wordt
gedraaid, zelfs als de motor afslaat.
DAU10660
OFF
Alle  elektrische  systemen  zijn  uitge-
schakeld.  De  sleutel  kan  worden  uit-
genomen.
DAU10680
LOCK
Het stuur is vergrendeld en alle elektri-
sche systemen zijn uitgeschakeld. De
sleutel kan worden uitgenomen.
MY03  01-03 NL  22-12-2005  12:21  Pagina 3-2  
Page 19 of 99
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-3
Om het stuur te vergrendelen
1. Drukken
2. Draaien
1. Draai  het  stuur  helemaal  naar
links.
2. Druk de sleutel in de "OFF"-stand
in  en  draai  hem  dan  naar  de
"LOCK"-stand.  Houd  de  sleutel
hierbij ingedrukt.
3. Neem de sleutel uit.
Om het stuur te ontgrendelen
1. Drukken
2. Draaien
Druk  de  sleutel  in  en  draai  hem  dan
naar "OFF" terwijl de sleutel ingedrukt
wordt gehouden.
DWA10060
WAARSCHUWING0
Draai de contactsleutel nooit naar
"OFF" of naar "LOCK" terwijl de
machine rijdt; elektrische systemen
worden dan afgeschakeld en mo-
gelijk zult u zo de macht over het
stuur verliezen of een ongeval ver-
oorzaken. Zorg altijd dat de machi-
ne stilstaat voordat u de sleutel
naar "OFF" of naar "LOCK" draait.
DAU10941
F (Parkeren)
Het stuur is vergrendeld en het achter-
licht,  de  kentekenverlichting  en  het
parkeerlicht branden. De alarmverlich-
ting en richtingaanwijzers kunnen wor-
den  ingeschakeld,  maar  alle  andere
elektrische systemen zijn uit. De sleu-
tel kan worden uitgenomen.
Het stuur moet zijn vergrendeld om de
sleutel naar “F” te kunnen draaien.
DCA11020LET OP:
Gebruik de parkeerstand niet gedu-
rende langere tijd, anders kan de
accu ontladen raken.
MY03  01-03 NL  22-12-2005  12:21  Pagina 3-3    
Page 20 of 99
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-4
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
DAU11003
Controle- en
waarschuwingslampjes
1. Controlelampje startblokkering “ ”
2. Vrijstandcontrolelampje “N”
3. Controlelampje richtingaanwijzers “y”
4. Controlelampje grootlicht “1”
5. Waarschuwingslampje motorstoring “U”
6. Waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur “u”
7. Waarschuwingslampje brandstofniveau “K”
DAU26873
Controlelampje startblokkering “ ”
Het elektrisch circuit voor het controle-
lampje  controleert  u  door  de  sleutel
naar "ON" te draaien.Als het controle-
lampje  niet  een  paar  seconden  lang
oplicht  en  dan  dooft,  vraag  dan  een
Yamaha  dealer  om  het  elektrisch  cir-
cuit te testen.
Als  de  sleutel  naar  "OFF"  wordt  ge-
draaid,  begint  het  controlelampje  na
30  seconden  te  knipperen  om  aan  te
geven dat het startblokkeersysteem is
ingeschakeld.  Het  controlelampje
stopt  na  24  uur  met  knipperen,  maar
het  startblokkeersysteem  blijft  inge-
schakeld.
Dit  model  is  ook  uitgerust  met  een
zelfdiagnosesysteem  voor  het  start-
blokkeersysteem. (Zie pagina 3-7 voor
uitleg  over  de  werking  van  het  zelf-
diagnosesysteem.)
DAU11060 
Vrijstandcontrolelampje “N”
Dit  controlelampje  brandt  terwijl  de
versnellingsbak in de vrijstand staat.
DAU11020
Controlelampje richtingaanwijzers
“y”
Dit  controlelampje  knippert  terwijl  de
schakelaar  voor  richtingaanwijzers  naar
de linker- of rechterstand is gedrukt.
DAU11080
Controlelampje grootlicht “1”
Dit controlelampje brandt terwijl de kop-
lamp is ingeschakeld voor grootlicht.
DWA10060
WAARSCHUWING0
Draai de contactsleutel nooit naar
“OFF” of naar “LOCK” terwijl de
machine rijdt; elektrische systemen
worden dan afgeschakeld en mo-
gelijk zult u zo de macht over het
stuur verliezen of een ongeval ver-
oorzaken. Zorg altijd dat de machi-
ne stilstaat voordat u de sleutel
naar “OFF” of naar “LOCK” draait.
DAU11530
Waarschuwingslampje
motorstoring “U”
Dit  waarschuwingslampje  gaat  bran-
den  of  knippert  wanneer  een  elek-
trisch circuit dat de motorwerking con-
troleert  defect  is.  Vraag  in  dat  geval
een  Yamaha  dealer  het  zelfdiagnose-
systeem te controleren. (Zie pagina 3-
7  voor  uitleg  over  de  werking  van  het
zelfdiagnosesysteem.)
Het  elektrisch  circuit  voor  het  waar-
schuwingslampje  controleert  u  door
de  sleutel  naar  "ON"  te  draaien.  Als
het  waarschuwingslampje  niet  een
paar  seconden  lang  oplicht  en  dan
dooft,  vraag  dan  een  Yamaha  dealer
om het elektrisch circuit te testen.
MY03  01-03 NL  22-12-2005  12:21  Pagina 3-4