YAMAHA MT-03 2008 Instructieboekje (in Dutch)

Page 21 of 99

1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-5
DAU11440
Waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur “u”
Dit waarschuwingslampje gaat branden
als de motor oververhit raakt. Zet in zo'n
geval de motor onmiddellijk af en geef
deze de tijd om af te koelen.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleu-
tel naar "ON" te draaien.
Als het waarschuwingslampje niet een
paar seconden lang oplicht en dan
dooft, vraag dan een Yamaha dealer
om het elektrisch circuit te testen.
DCA10020LET OP:
Laat de motor niet draaien terwijl
deze oververhit is.
DAU11361
Waarschuwingslampje
brandstofniveau “K”
Dit waarschuwingslampje gaat bran-
den wanneer het brandstofniveau
daalt tot beneden ca. 4,25 L (1,12 US
gal) (0,93 Imp.gal). Vul in dat geval zo
snel mogelijk brandstof bij.Het elektrisch circuit voor het waar-
schuwingslampje controleert u door
de sleutel naar "ON" te draaien.
Als het waarschuwingslampje niet een
paar seconden lang oplicht en dan
dooft, vraag dan een Yamaha dealer
om het elektrisch circuit te testen.
OPMERKING:
Dit model is bovendien uitgerust met
een zelfdiagnosesysteem voor het cir-
cuit van het waarschuwingslampje
brandstofniveau. Als het waarschu-
wingslampje brandstofniveau defect
is, wordt de volgende cyclus herhaald
totdat de storing is opgeheven: Het
waarschuwingslampje brandstofni-
veau knippert acht keer en dooft dan
gedurende 3.0 seconden. Als dit zich
voordoet, vraag dan een Yamaha
dealer de machine te controleren.
DAUB1392
Multifunctioneel display
1. Snelheidsmeter
2. Toerenteller
3. Klok
4. Kilometerteller/Rittellers/Ritteller voor
brandstofreserve
5. Toets "SELECT"
6. Toets "RESET"
DWA12421
WAARSCHUWING0
Zorg dat de machine stilstaat voor-
dat u wijzigingen in de instellingen
van de multifunctionele meter gaat
aanbrengen.
Het multifunctionele display biedt de
volgende voorzieningen:
een snelheidsmeter (die de actuele
rijsnelheid aangeeft)
MY03 01-03 NL 22-12-2005 12:21 Pagina 3-5

Page 22 of 99

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-6
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
een toerenteller (die het motor-
toerental aangeeft)
een kilometerteller (die de totale af-
gelegde afstand toont)
twee rittellers (die de afgelegde
afstand aangeven sinds de tellers
het laatst werden teruggesteld op
nul)
een ritteller voor brandstofreserve
(die de afgelegde afstand aan-
geeft sinds het waarschuwings-
lampje brandstofreserve aanging)
een klok
een voorziening voor zelfdiagnose
een instelfunctie voor de helder-
heid van controlelampjes
Om de weergave voor snelheidsmeter
en kilometerteller/ritteller te wisselen
tussen kilometers en mijlen, drukt u te-
gelijkertijd op de toets “SELECT” en
de toets “RESET” en draait u de sleu-
tel naar “ON”. Als de cijfers op het dis-
play gaan knipperen, drukt u op de
toets “SELECT” om kilometers of mij-
len te kiezen.
OPMERKING:
Vergeet niet de sleutel naar "ON" te
draaien voordat u de toetsen "SELECT"
en "RESET" gebruikt.
Toerenteller
1. Toerenteller
2. Rode zone
Met de elektrische toerenteller kan de
bestuurder het motortoerental contro-
leren en dit binnen het ideale bereik
houden.
DCA10031LET OP:
Laat de motor niet draaien terwijl de
toerenteller in de rode zone wijst.
Rode zone: 7.500 tpm en hoger.
Kilometerteller- en rittellermodi
1. Toets "SELECT"
2. Toets "RESET"
Door indrukken van de “SELECT”-
toets wisselt de weergave tussen de
kilometertellermodus “ODO” en de rit-
tellermodi “TRIP 1” en “TRIP 2”, vol-
gens onderstaande volgorde:
ODO
6TRIP 1 6TRIP 2 6ODO
Als het waarschuwingslampje brand-
stofniveau gaat branden (zie pagina 3-
4), wisselt de kilometertellerweergave
automatisch naar de brandstofreser-
ve-rittellermodus “F-TRIP” en wordt
de afgelegde afstand vanaf dat punt
aangegeven. In dat geval wordt door
het indrukken van de toets “SELECT”
MY03 01-03 NL 22-12-2005 12:22 Pagina 3-6

Page 23 of 99

1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-7
in onderstaande volgorde gewisseld
tussen de diverse weergaven van rit-
tellers en kilometerteller:
F-TRIP
6ODO 6TRIP 1 6TRIP 2
6F-TRIP
Om een ritteller op nul terug te stellen,
selecteert u deze door op de toets “SE-
LECT” te drukken en daarna de toets
“RESET” minstens vier seconden lang
ingedrukt te houden. Wanneer u de
brandstofreserve-ritteller niet zelf met
de hand op nul terugstelt, wordt deze
automatisch teruggesteld zodra na het
tanken 5 km (3 mi) is gereden en ver-
schijnt de vorige weergavemodus
weer.Klokweergave
1. Klok
2. Toets "SELECT"
3. Toets "RESET"
Draai de sleutel naar "ON".
Om de klok op tijd te zetten
1. Houd de toets "SELECT" min-
stens twee seconden lang inge-
drukt.
2. Als de uuraanduiding begint te
knipperen, drukt u op de "RESET"-
toets om de uren in te stellen.
3. Druk op de toets "SELECT" en de
minutenaanduiding zal gaan knip-
peren.
4. Druk op de toets "RESET" om de
minuten in te stellen.
5. Druk op de toets "SELECT" en
laat deze daarna los om de klok
te starten.
Zelfdiagnosesystemen
1. Waarschuwingslampje motorstoring “U”
2. Controlelampje startblokkering “ ”
Dit model is uitgerust met een zelfdiag-
nosesysteem voor diverse elektrische
circuits. Wanneer in een van deze cir-
cuits een storing optreedt, gaat het
waarschuwingslampje voor motorsto-
ring knipperen. Als dit zich voordoet,
vraag dan een Yamaha dealer de ma-
chine te controleren. Dit model is ook
uitgerust met een zelfdiagnosesysteem
voor het startblokkeersysteem. Draai
de sleutel naar "ON". Wanneer in een
van de circuits van het startblokkeer-
systeem een storing optreedt, gaat het
controlelampje startblokkering knippe-
ren en geeft een foutcode weer. Als dit
zich voordoet, vraag dan een Yamaha
dealer de machine te controleren.
MY03 01-03 NL 22-12-2005 12:22 Pagina 3-7

Page 24 of 99

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-8
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Als het controlelampje eerst vijfmaal
langzaam knippert en dan herhaalde-
lijk tweemaal snel, betreft het mogelijk
een signaalstoring. Als deze fout zich
voordoet, probeer dan het volgende.
1. Start de motor met behulp van de
codeersleutel.
OPMERKING:
Houd andere startblokkeersleutels uit
de buurt van het contactslot en bewaar
niet meer dan één startblokkeersleutel
aan dezelfde sleutelring! Startblok-
keersleutels kunnen signaalstoring
veroorzaken, waardoor de motor mo-
gelijk niet kan worden gestart.
2. Als de motor start, zet deze dan
weer uit en probeer hem opnieuw
te starten met de standaardsleu-
tels.
3. Als de motor niet kan worden ge-
start met een of beide standaard-
sleutels, breng dan het voertuig,
de codeersleutel en beide stan-
daardsleutels naar een Yamaha
dealer en laat de standaardsleu-
tels opnieuw coderen.Als het controlelampje startblokkering
met een foutcode knippert, laat uw
voertuig dan door een Yamaha dealer
controleren.
DCA11590LET OP:
Wanneer het display een foutcode
aangeeft, moet de machine zo spoe-
dig mogelijk worden gecontroleerd
om motorschade te voorkomen.
Instelfunctie voor helderheid
controlelampje
Helderheid controlelampje:
Met deze functie kunt u de helder-
heid van de controlelampjes afstem-
men op de hoeveelheid licht buiten.
De helderheid van de
controlelampjes afstemmen
1. Draai de sleutel naar "ON".
2. Druk op de toets "SELECT" om
de kilometermodus te selecteren,
en houd daarna de toets "RE-
SET" minstens vijf seconden lang
ingedrukt.
3. Nadat u de toets "RESET" losge-
laten heeft, selecteert u vervol-
gens het door u gewenste niveau
van helderheid door op de toets
"RESET" te drukken.
DAU12331
Antidiefstal-alarmsysteem
(optie)
Dit model kan door een Yamaha dealer
worden uitgerust met een optioneel an-
tidiefstal-alarmsysteem. Neem contact
op met een Yamaha dealer voor nadere
informatie.
MY03 01-03 NL 22-12-2005 12:22 Pagina 3-8

Page 25 of 99

1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-9
DAU12343
Stuurschakelaars
Links
1. Lichtsignaalschakelaar “1”
2. Dimlichtschakelaar “2/ 1”
3. Claxonschakelaar “o”
4. Richtingaanwijzerschakelaar “y”
5. Schakelaar alarmverlichting “
r”
Rechts
1. Noodstopschakelaar “I/B”
2. Startknop “J”
DAU12350
Lichtsignaalschakelaar “1”
Druk deze schakelaar in om de kop-
lamp een lichtsignaal te laten afgeven.
DAU12400
Dimlichtschakelaar “2/1”
Zet deze schakelaar op “
1” voor
grootlicht en op “2”voor dimlicht.
DAU12500
Claxonschakelaar “o”
Druk deze schakelaar in om een
claxonsignaal te geven.
DAU12460
Richtingaanwijzerschakelaar “y”
Druk deze schakelaar naar “∆” om af-
slaan naar rechts aan te geven. Druk
deze schakelaar naar “Ÿ” om afslaan
naar links aan te geven. Na loslaten
keert de schakelaar terug naar de
middenstand. Om de richtingaanwij-
zers uit te schakelen wordt de schake-
laar ingedrukt nadat hij is terugge-
keerd in de middenstand.
DAU12660
Noodstopschakelaar “I/B”
Zet deze schakelaar voor u de motor
start op “I”. Zet deze schakelaar op

B” om de motor direct uit te schake-
len in een noodgeval, zoals wanneer
de machine omslaat of als de gaska-
bel blijft hangen.
DAU12710
Startknop “J”
Druk deze knop in om via de startmo-
tor de motor rond te draaien.
DCA10050LET OP:
Zie pagina 5-1 voor startinstructies
voordat u de motor start.
DAU12733
Schakelaar alarmverlichting “r”
Met de sleutel in de stand "ON" of “F”,
kan deze schakelaar worden gebruikt
voor het inschakelen van de alarmver-
lichting (gelijktijdig knipperen van alle
richtingaanwijzers).
MY03 01-03 NL 22-12-2005 12:22 Pagina 3-9

Page 26 of 99

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-10
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
De alarmverlichting wordt gebruikt in
een noodgeval of om andere verkeers-
deelnemers te waarschuwen als uw
machine stilstaat in een mogelijk ge-
vaarlijke verkeerssituatie.
DCA10061LET OP:
Gebruik de alarmverlichting niet
gedurende langere tijd als de motor
niet draait omdat hierdoor de accu
kan ontladen.
DAU12820
Koppelingshendel
1. Koppelingshendel
De koppelingshendel bevindt zich aan
de linkerstuurgreep. Trek de hendel
naar het stuur toe om de koppeling te
ontkoppelen. Laat de hendel los om
de koppeling te laten aangrijpen. Voor
een soepele werking van de koppeling
moet de hendel snel ingetrokken wor-
den en langzaam worden losgelaten.
De koppelingshendel is voorzien van
een sperschakelaar die deel uitmaakt
van het startspersysteem. (Zie pagina
3-19.)
DAU12870
Schakelpedaal
1. Schakelpedaal
Het schakelpedaal bevindt zich aan
de linkerzijde van de motor en wordt in
combinatie met de koppelingshendel
gebruikt bij het schakelen van de ver-
snellingen van de 5-traps constant-
mesh versnellingsbak op deze motor-
fiets.
MY03 01-03 NL 22-12-2005 12:22 Pagina 3-10

Page 27 of 99

1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-11
DAU26822
Remhendel
1. Remhendel
2. Stelwiel voor afstelpositie
3. Pijlteken
4. Afstand
De remhendel bevindt zich aan de rech-
terstuurgreep. Trek de hendel naar het
stuur toe om de voorrem te bekrachti-
gen. De remhendel is voorzien van een
stelwiel voor afstelpositie. Om de af-
stand tussen de remhendel en de stuur-
greep af te stellen, wordt het stelwiel ge-
draaid terwijl de hendel van het stuur
vandaan wordt gehouden. Controleer of
het correcte instelpunt op het stelwiel
tegenover het “˙” merkteken op de
remhendel staat.
DAU12941
Rempedaal
1. Rempedaal
Het rempedaal bevindt zich aan de
rechterzijde van de motorfiets. Trap op
het rempedaal om de achterrem te be-
krachtigen.
DAU13070
Tankdop
1. Slotplaatje op de tankdop
2. Ontgrendelen
Openen van de tankdop
Open het slotplaatje op de tankdop,
steek de sleutel in het slot en draai
hem dan een kwartslag rechtsom. Het
slot wordt ontgrendeld en de tankdop
kan worden verwijderd.
MY03 01-03 NL 22-12-2005 12:22 Pagina 3-11

Page 28 of 99

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-12
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Sluiten van de tankdop
1. Druk de tankdop in positie met de
sleutel in het slot.
2. Draai de sleutel linksom naar de
oorspronkelijke positie, neem hem
uit en sluit dan het slotplaatje.
OPMERKING:
De tankdop kan alleen worden geslo-
ten met de sleutel in het slot. Boven-
dien kan de sleutel niet worden uitge-
nomen als de tankdop niet correct
gesloten en vergrendeld is.
DWA11090
WAARSCHUWING0
Controleer voor u gaat rijden of de
tankdop correct is afgesloten.
DAU13210
Brandstof
1. Vulpijp brandstoftank
2. Brandstofniveau
Controleer of voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is. Vul de
brandstoftank tot onderaan de vulpijp
zoals getoond.
DWA10880
WAARSCHUWING0
• Overvul de brandstoftank niet,
anders zal benzine uitstromen
zodra deze warm wordt en uitzet.
• Mors geen brandstof op een
heet motorblok.
DCA10070LET OP:
Veeg gemorste brandstof direct af
met een schone, droge en zachte
doek, de brandstof kan immers
schade toebrengen aan de lak of
aan kunststof onderdelen.
DAU13390
Voorgeschreven brandstof:
UITSLUITEND LOODVRIJE
SUPERBENZINE
Inhoud brandstoftank:
15,0 L (3,96 US gal) (3,29 Imp.gal)
Hoeveelheid reservebrandstof (als
het waarschuwingslampje brand-
stofniveau gaat branden):
4,25 L (1,12 US gal) (0,93 Imp.gal)
MY03 01-03 NL 22-12-2005 12:22 Pagina 3-12

Page 29 of 99

1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-13
DAUB1300
Tankbeluchtingsslang/
overloopslang
1. Tankbeluchtingsslang/overloopslang
2. Slangklem
Alvorens de motorfiets te gebruiken:
Controleer de aansluiting van de
tankbeluchtingsslang/overloop-
slang.
Controleer de tankbeluchtings-
slang/overloopslang op scheuren
of beschadiging en vervang indien
nodig.
Controleer of het uiteinde van de
tankbeluchtingsslang/overloop-
slang niet verstopt is en reinig in-
dien nodig.
DCA11400LET OP:
Gebruik uitsluitend loodvrije benzi-
ne. Loodhoudende benzine veroor-
zaakt ernstige schade aan inwendi-
ge motoronderdelen als kleppen en
zuigerveren en ook aan het uitlaat-
systeem.
Uw Yamaha motorblok is gebouwd op
het gebruik van loodvrije superbenzi-
ne met een octaangetal van RON 95
of hoger. Als de motor gaat detoneren
(pingelen), gebruik dan benzine van
een ander merk. Door loodvrije benzi-
ne te gebruiken gaan bougies langer
mee en blijven de onderhoudskosten
beperkt.
Zorg dat het uiteinde van de tank-
beluchtingsslang/overloopslang
binnen de slangklem geplaatst is.
DAU13431
Uitlaatkatalysator
Dit model is uitgerust met een uitlaat-
katalysator.
DWA10860
WAARSCHUWING0
Het uitlaatsysteem is heet nadat de
motor heeft gedraaid. Controleer of
het uitlaatsysteem is afgekoeld al-
vorens onderhoudswerkzaamheden
uit te voeren.
MY03 01-03 NL 22-12-2005 12:22 Pagina 3-13

Page 30 of 99

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-14
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Aanbrengen van het duozadel
1. Uitsteeksel
2. Zadelbevestiging
1. Steek het uitsteeksel aan de
voorzijde van het duozadel in de
zadelbevestiging zoals getoond,
en druk dan de achterzijde van
het zadel omlaag om te vergren-
delen.
2. Neem de sleutel uit.
DAUB1311
Zadels
Duozadel
1. Ontgrendelen
Verwijderen van het duozadel
1. Steek de sleutel in het zadelslot
en draai hem linksom.
2. Trek het duozadel los.
DCA10700LET OP:
De volgende voorzorgsmaatrege-
len moeten worden genomen om
brand of andere schaderisico's te
voorkomen.
Gebruik uitsluitend loodvrije
benzine. Bij gebruik van lood-
houdende benzine zal onher-
stelbare schade worden toege-
bracht aan de uitlaatkatalysator.
Parkeer de machine nooit nabij
brandgevaarlijke stoffen, zoals
op gras of op ander materiaal
dat gemakkelijk vlamvat.
Laat de motor niet te lang aan-
een stationair draaien.
MY03 01-03 NL 22-12-2005 12:22 Pagina 3-14

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 ... 100 next >