YAMAHA MT-03 2008 Instructieboekje (in Dutch)
Page 61 of 99
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
Pas de luchtdruk in de wielop-
hanging en de bandspanning
aan op het te vervoeren ge-
wicht.
Controleer vóór iedere rit de
conditie en spanning van de
banden.Inspectie van banden
1. Wang van band
2. Bandprofieldiepte
Voor  elke  rit  moeten  de  banden  wor-
den gecontroleerd. Als de bandprofiel-
diepte op het midden van de band de
vermelde limiet heeft bereikt, de band
spijkers  of  stukjes  glas  bevat  of  wan-
neer de wang van de band scheurtjes
vertoont,  moet  de  band  onmiddellijk
door  een  Yamaha  dealer  worden  ver-
vangen.
OPMERKING:
De slijtagelimiet voor bandprofieldiep-
te is voor diverse landen verschillend.
Neem  altijd  de  lokale  voorschriften  in
acht.
DWA10470
WAARSCHUWING0
Laat sterk versleten banden
door een Yamaha dealer ver-
vangen. Rijden op een machine
met versleten banden is niet al-
leen verboden, maar dit heeft
ook een averechts effect op de
rijstabiliteit, waardoor u de
macht over het stuur zou kun-
nen verliezen.
De vervanging van onderdelen
van wielen en remmen, inclu-
sief banden, dient te worden
overgelaten aan een Yamaha
dealer, die over de nodige vak-
kundige kennis en ervaring be-
schikt.
6-17
Minimale bandprofieldiepte 
(voor en achter):
1,6 mm (0,06 in)
MY03  04-06 NL  22-12-2005  12:24  Pagina 6-17   
Page 62 of 99
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
Bandeninformatie
1. Bandventiel
2. Luchtventielbuis
3. Ventieldopje
Deze  motorfiets  is  uitgerust  met  giet-
wielen en tubeless banden met band-
ventielen.
DWA10900
WAARSCHUWING0
De banden op de voor- en ach-
terwielen dienen van hetzelfde
merk en dezelfde constructie
te zijn, anders is het wegge-
drag van de motor mogelijk
niet normaal.
Na uitgebreide tests zijn alleen
de hieronder vermelde banden
voor dit model goedgekeurd
door Yamaha Motor Italia S.P.A.
Controleer altijd of de ventiel-
dopjes stevig zijn bevestigd om
zo luchtlekkage te voorkomen.
Gebruik uitsluitend de hierna
vermelde bandventielen en
luchtventielbuisjes om te voor-
komen dat de bandspanning
tijdens het rijden wegvalt.
6-18
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Voorband:
Maat:
120/70-ZR17 M/C (58W)
120/70-R17 M/C (58H)
Fabrikant/model:
DUNLOP D270F
PIRELLI SCORPION SYNC
Bandventiel:
TR412
Luchtventielbuis:
#9000A (standard)
Achterband:
Maat:
160/60-ZR17 M/C (69W)
160/60-R17 M/C (69H)
Fabrikant/model:
DUNLOP D270
PIRELLI SCORPION SYNC
Bandventiel:
TR412
Luchtventielbuis:
#9000A (standard)
MY03  04-06 NL  22-12-2005  12:24  Pagina 6-18   
Page 63 of 99
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DWA10600
WAARSCHUWING0
Deze motorfiets is uitgerust met
speciale banden die geschikt voor
zeer hoge rijsnelheden. Let op het
volgende om deze banden zo effec-
tief mogelijk te kunnen gebruiken.
Gebruik bij vervanging uitslui-
tend het voorgeschreven type
banden. Bij andere banden is
het risico op een klapband bij
zeer hoge rijsnelheden niet
denkbeeldig.
Gloednieuwe banden bieden op
sommige typen wegdek relatief
weinig grip totdat ze zijn "ingere-
den". Het is dan ook verstandig
de eerste 100 km (60 mi) nadat
een nieuwe band is aangebracht
rustig te blijven rijden en pas
daarna de rijsnelheid te verho-
gen.
Voordat met hoge snelheid
wordt gereden moeten de ban-
den zijn opgewarmd.
Pas de bandspanning steeds
aan volgens de rijomstandighe-
den.
DAU21960Gietwielen
Let  ten  aanzien  van  de  voorgeschre-
ven  wielen  op  het  volgende  voor  een
optimale prestatie, levensduur en vei-
lige werking van uw motorfiets.
Controleer  de  velgen  voor  iedere
rit  op  scheurtjes,  verbuiging  of
kromtrekken.  Laat  ingeval  van
schade het wiel door een Yamaha
dealer  vervangen.  Probeer  het
wiel  nooit  zelf  te  repareren,  hoe
klein de reparatie ook is. Vervang
een  wiel  dat  vervormd  is  of  haar-
scheurtjes vertoont.
Na het vervangen van een wiel of
band moet het wiel worden uitge-
balanceerd.  Een  niet  uitgebalan-
ceerd  wiel  zal  mogelijk  slecht
functioneren,  of  kan  een  slechte
wegligging  en  een  verkorte  le-
vensduur  van  de  banden  tot  ge-
volg hebben.
Rijd niet te snel direct na het ver-
wisselen  van  een  band.  Het
bandoppervlak  dient  eerst  te  zijn
ingereden  voordat  het  zijn  opti-
male eigenschappen verkrijgt.
DAU22041
Vrije slag van
koppelingshendel afstellen
1. Borgmoer
2. Stelbout voor vrije slag koppelingshendel
3. Vrije slag van koppelingshendel
De  vrije  slag  van  de  koppelingshendel
dient 10,0-15,0 mm (0,39-0,59 in) te be-
dragen,  zoals  weergegeven.  Controleer
de vrije slag van de koppelingshendel re-
gelmatig en stel indien nodig als volgt af.
1. Draai  de  borgmoer  bij  de  koppe-
lingshendel los.
6-19
MY03  04-06 NL  22-12-2005  12:24  Pagina 6-19  
Page 64 of 99
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
2. Draai de stelbout richting (a) voor
meer  vrije  slag  van  de  koppe-
lingshendel.  Draai  de  stelbout
richting  (b)  voor  minder  vrije  slag
van de koppelingshendel.
OPMERKING:
Als  de  voorgeschreven  vrije  slag  van
de  koppelingshendel  werd  gehaald
zoals  hierboven  beschreven,  zet  dan
de  borgmoer  vast  en  sla  de  rest  van
de  afstelprocedure  over;  zo  niet,  ga
dan als volgt verder.
3. Draai  de  stelbout  bij  de  koppe-
lingshendel  richting  (a)  om  de
koppelingskabel losser te stellen.
4. Draai  de  borgmoer  bij  het  carter
los.
1. Borgmoer
2. Stelmoer voor vrije slag remhendel (carter)
5. Draai  de  stelmoer  richting  (a)  voor
meer  gaskabelspeling.  Draai  de
stelmoer  richting  (b)  voor  minder
vrije slag van de koppelingshendel.
6. Draai  de  borgmoer  bij  de  koppe-
lingshendel en op het carter vast.
DAU22390
Controleren van voor- en
achterremblokken
De  remblokken  in  de  voor-  en  achter-
rem moeten worden gecontroleerd op
slijtage  volgens  de  intervalperioden
voorgeschreven  in  het  periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
6-20
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
MY03  04-06 NL  22-12-2005  12:24  Pagina 6-20 
Page 65 of 99
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DAU22420
Remblokken voorrem
1. Slijtage- indicatorgroef remblok
Elk voorremblok heeft een eigen slijta-
ge-indicatorgroef,  zodat  het  remblok
kan  worden  gecontroleerd  zonder  de
rem te demonteren. Let op de slijtage-
indicatorgroef  om  de  remblokslijtage
te  controleren.  Wanneer  een  remblok
zover is afgesleten dat de slijtage-indi-
catorgroef vrijwel is verdwenen, vraag
dan  een  Yamaha-dealer  de  remblok-
ken als set te vervangen.
DAU22500
Remblokken achterrem
1. Remvoeringdikte
Controleer elk achterremblok op scha-
de  en  meet  de  remvoeringsdikte.  Als
een  remblok  beschadigd  is  of  als  de
remvoeringsdikte  minder  is  dan  1,0
mm  (0,04  in),  vraag  dan  een Yamaha
dealer  de  remblokken  als  set  te  ver-
vangen.
DAU22580
Controleren van
remvloeistofniveau
Voorrem
1. Merkstreep minimumniveau
Achterrem
1. Merkstreep minimumniveau
6-21
MY03  04-06 NL  22-12-2005  12:24  Pagina 6-21 
Page 66 of 99
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
Vul  bij  met  hetzelfde  type  rem-
vloeistof.  Bij  vermengen  van  ver-
schillende  typen  remvloeistof
kunnen  schadelijke  chemische
reacties optreden en kan de rem-
werking verslechteren.
Pas op en zorg dat tijdens bijvullen
geen  water  het  remvloeistofreser-
voir  kan  binnendringen.  Water  zal
het  kookpunt  van  de  remvloeistof
aanzienlijk  verlagen  zodat  damp-
belvorming kan optreden.
Remvloeistof  kan  gelakte  of
kunststof  onderdelen  aantasten.
Veeg  gemorste  remvloeistof
steeds direct af.
Naarmate de remblokken afslijten,
zal  het  remvloeistofniveau  gelei-
delijk  verder  dalen.  Vraag  echter
wel  een  Yamaha  dealer  om  een
inspectie  als  het  remvloeistofni-
veau plotseling sterk is gedaald.
6-22
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Aanbevolen remvloeistof:
DOT 4
DAU22730
Verversen van remvloeistof
Vraag een Yamaha dealer de remvloei-
stof te verversen volgens de intervalpe-
rioden voorgeschreven onder OPMER-
KING  in  het  periodieke  smeer-  en
onderhoudsschema.  Laat  bovendien
de olie-keeringen van de hoofdremcilin-
ders en de remklauwen en de remslan-
gen  vervangen  volgens  de  intervalpe-
rioden  of  wanneer  ze  lekken  of  zijn
beschadigd.
Oliekeerringen:  Vervang  elke
twee jaar.
Remslangen:  Vervang  elke  vier
jaar. Bij  een  tekort  aan  remvloeistof  kan
lucht  het  remsysteem  binnendringen,
waarna  de  remwerking  mogelijk  min-
der effectief is.
Controleer  alvorens  te  gaan  rijden  of
de  remvloeistof  boven  de  merkstreep
voor  minimumniveau  staat  en  vul  in-
dien  nodig  bij.  Een  laag  remvloeistof-
niveau  wijst  mogelijk  op  verregaande
remblokslijtage  en/of  lekkage  in  het
remsysteem.  Als  het  remvloeistofni-
veau  laag  is,  controleer  dan  de  rem-
blokken op slijtage en het remsysteem
op lekkage.
Neem  de  volgende  voorzorgsmaatre-
gelen in acht:
Bij  het  controleren  van  het  rem-
vloeistofniveau  moet  het  boven-
vlak van het remvloeistofreservoir
horizontaal staan.
Gebruik  uitsluitend  de  voorge-
schreven  kwaliteit  remvloeistof,
anders  kunnen  de  rubber  afdich-
tingen verslechteren en zo lekka-
ge  en  slechte  remwerking  te-
weegbrengen.
MY03  04-06 NL  22-12-2005  12:24  Pagina 6-22 
Page 67 of 99
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-23
DAU22760
Spanning aandrijfketting
De  spanning  van  de  aandrijfketting
moet voorafgaand aan elke rit worden
gecontroleerd en indien nodig worden
bijgesteld.
DAU22771
Aandrijfketting controleren op
spanning
1. Spanning aandrijfketting
1. Zet  de  motorfiets  op  de  zijstan-
daard.
OPMERKING:
Bij het controleren en instellen van de
spanning  van  de  aandrijfketting  mag
er  geen  gewicht  op  de  motorfiets  rus-
ten.
2. Schakel  de  versnellingsbak  in  de
vrijstand.
3. Draai  het  achterwiel  door  de  mo-
torfiets  te  duwen  en  vind  zo  het
strakste  gedeelte  in  de  aandrijf-
ketting; meet nu de spanning van
de ketting zoals afgebeeld.
4. Stel  de  spanning  van  de  ketting
als  volgt  bij  als  deze  niet  correct
is.
Spanning aandrijfketting:
40,0-50,0 mm (1,57-1,97 in)
DAU34311
Doorbuiging aandrijfketting
bijstellen
1. Draai  de  wielasmoer  los  en  draai
dan de borgmoeren los aan beide
zijden van de achterbrug.
2. Draai om de aandrijfketting strak-
ker te stellen de stelbout aan bei-
de uiteinden van de achterbrug in
de richting (a). Stel de ketting los-
ser  door  de  stelbout  aan  beide
uiteinden van de achterbrug in de
richting  (b)  te  draaien  en  dan  het
achterwiel naar voren te drukken.
OPMERKING:
Gebruik  voor  een  goede  wieluitlijning
de  uitlijnmerktekens  aan  beide  zijden
van  de  achterbrug,  om  zeker  te  zijn
dat  beide  stelmoeren  dezelfde  positie
hebben.
MY03  04-06 NL  22-12-2005  12:24  Pagina 6-23 
Page 68 of 99
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-24
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
1. Wielasmoer
2. Stelmoer spanning aandrijfketting
3. Borgmoer
4. Uitlijnmerktekens
DCA10570
LET OP:
Een slecht gespannen aandrijfket-
ting overbelast de motor en andere
vitale delen van de motorfiets,
waardoor de ketting kan slippen of
breken. Om dit te voorkomen moet
de spanning van de aandrijfketting
binnen het voorgeschreven bereik
blijven.
Aanhaalmomenten:
Borgmoer:
16 Nm (1,6 m·kgf, 11 ft·lbf)
Wielasmoer:
150 Nm (15,0 m·kgf, 108 ft·lbf)
DAU23022
Reinigen en smeren 
van de aandrijfketting
De aandrijfketting moet worden gerei-
nigd en gesmeerd volgens de interval-
perioden zoals voorgeschreven in het
periodieke  smeer-  en  onderhouds-
schema,  anders  zal  de  ketting  snel
slijten,  met  name  in  vochtige  of  stoffi-
ge  gebieden.  Onderhoud  de  ketting
als volgt.
DCA10581LET OP:
De aandrijfketting moet worden ge-
smeerd nadat de motorfiets is ge-
wassen of ermee in de regen is ge-
reden.
1. Reinig  de  aandrijfketting  met  pe-
troleum en een zacht borsteltje. 3. Trek  de  borgmoeren  en  dan  de
wielasmoer  aan  met  de  voorge-
schreven aanhaalmomenten.
MY03  04-06 NL  22-12-2005  12:24  Pagina 6-24 
Page 69 of 99
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-25
DCA11120LET OP:
Om beschadiging van de o-ringen
te voorkomen, mag de aandrijfket-
ting niet worden gereinigd met een
stoomreiniger of hogedrukreiniger
of met niet-geschikte ontvetters.
2. Wrijf de aandrijfketting droog.
3. Smeer  de  aandrijfketting  grondig
met  speciale  smering  voor  o-ring
kettingen.
DCA11110LET OP:
Gebruik geen motorolie of andere
smeermidelen voor de aandrijfket-
ting, deze bevatten mogelijk toe-
voegingen die de o-ringen kunnen
beschadigen.
DAU23100
Controleren en smeren van
kabels
De werking van alle bedieningskabels
en  de  conditie  van  alle  kabels  moet
voorafgaand  aan  elke  rit  worden  ge-
controleerd  en  de  kabel  en  kabelein-
den  moeten  indien  nodig  worden  ge-
smeerd.  Vraag  een  Yamaha  dealer
een kabel te controleren of te vervan-
gen  wanneer  deze  is  beschadigd  of
niet soepel beweegt.
Aanbevolen smeermiddel:
Motorolie
DWA10720
WAARSCHUWING0
Bij schade aan de buitenkabel kan
de goede werking van de kabel
worden belemmerd en kan de bin-
nenkabel gaan roesten. Vervang
een beschadigde kabel zo snel mo-
gelijk om onveilige condities te
voorkomen.
DAU23111
Controleren en smeren van
gasgreep en gaskabel
De  werking  van  de  gasgreep  hoort
voorafgaand aan elke rit te worden ge-
controleerd.  Smeer  ook  de  gaskabel
volgens  de  intervaltijden  gespecifi-
ceerd  in  het  periodiek  onderhouds-
schema.
MY03  04-06 NL  22-12-2005  12:24  Pagina 6-25  
Page 70 of 99
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-26
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
DAU23140
Controleren en smeren van
rem- en koppelingshendels
Remhendel 
Koppelingshendel
De werking van de rem- en de koppe-
lingshendel moet voorafgaand aan el-
ke  rit  worden  gecontroleerd  en  de
hendelscharnierpunten moeten indien
nodig worden gesmeerd.
Aanbevolen smeermiddel:
Lithiumvet (universeel vet)
DAU23180
Smeren van het rempedaal
De  werking  van  het  rempedaal  moet
voorafgaand  aan  elke  rit  worden  ge-
controleerd  en  het  pedaalscharnier-
punt  moet  indien  nodig  worden  ge-
smeerd.
Aanbevolen smeermiddel:
Lithiumvet (universeel vet)
MY03  04-06 NL  22-12-2005  12:24  Pagina 6-26