stop start YAMAHA TDM 900 2010 Instructieboekje (in Dutch)

Page 21 of 96


FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-5
2
34
5
6
7
8
9

Licht het waarschuwingslampje niet meteen
op wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.
OPMERKING

Dit waarschuwingslampje gaat branden als
de sleutel naar “ON” wordt gedraaid en de
startknop wordt ingedrukt. Dit wijst echter
niet op een storing.
DAU11545
ABS-waarschuwingslampje “” (voor
modellen met ABS)
Als het waarschuwingslampje tijdens het rij-
den gaat branden of knipperen, is het
ABS-systeem mogelijk defect. Vraag in dat
geval zo snel mogelijk een Yamaha dealer
het systeem te controleren. (Zie
pagina 3-12.)
WAARSCHUWING

DWA10081
Als het ABS-waarschuwingslampje tij-
dens het rijden gaat branden of knippe-
ren, wordt alleen het conventionele
remsysteem gebruikt. Wees dan voor-
zichtig en zorg dat de wielen tijdens plot-
seling remmen niet blokkeren. Als het
waarschuwingslampje tijdens het rijden
gaat branden of knipperen, vraag dan zosnel mogelijk een Yamaha dealer het
remsysteem te controleren.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschuwings-
lampje moet enkele seconden oplichten en
dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet meteen
op wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.
DAU38613
Controlelampje startblokkering
Het elektrisch circuit voor het controle-
lampje kan worden gecontroleerd door de
sleutel naar “ON” te draaien. Het controle-
lampje moet enkele seconden oplichten
en dan uitgaan.
Licht het controlelampje niet meteen op
wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elek-
trisch circuit dan door een Yamaha dealer
controleren.
Als de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid,
begint het controlelampje na 30 seconden
te knipperen om aan te geven dat het
startblokkeersysteem is ingeschakeld.
Het controlelampje stopt na 24 uur met
knipperen, maar het startblokkeersys-teem blijft ingeschakeld.
OPMERKING

Dit model is ook uitgerust met een zelfdia-
gnosesysteem voor het startblokkeersys-
teem. Als het startblokkeersysteem niet
goed werkt, dan gaat het controlelampje in
een bepaald patroon knipperen en zal er op
het kilometerteller-/rittellerdisplay een code
van 2 cijfers worden weergegeven wanneer
de sleutel naar “ON” wordt gedraaid. Vraag
in dat geval een Yamaha dealer het zelfdia-
gnosesysteem te controleren. Als het con-
trolelampje echter vijfmaal langzaam
knippert en dan herhaaldelijk tweemaal
snel, dan zal foutcode 52 op het display ver-
schijnen. Deze fout kan worden veroor-
zaakt door een signaalstoring. Als deze fout
zich voordoet, probeer dan het volgende.
1. Start de motor met behulp van de co-
deersleutel.
OPMERKING

Houd andere startblokkeersleutels uit de
buurt van het contactslot en bewaar niet
meer dan één startblokkeersleutel aan de-
zelfde sleutelring! Startblokkeersleutels
kunnen signaalstoring veroorzaken, waar-
door de motor mogelijk niet kan worden ge-
start.
2. Als de motor start, zet deze dan weer
ABS
✼✥✯✣✱  

   

Page 25 of 96


FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-9
2
34
5
6
7
8
9

DAU12331
Antidiefstal-alarmsysteem
(optie)
Dit model kan door een Yamaha dealer
worden uitgerust met een optioneel antidief-
stal-alarmsysteem. Neem contact op met
een Yamaha dealer voor nadere informatie.
DAU12348
Stuurschakelaars
LinksRechts
DAU12350
Lichtsignaalschakelaar “”
Druk deze schakelaar in om de koplamp
een lichtsignaal te laten afgeven.
DAU12400
Dimlichtschakelaar “/”
Zet deze schakelaar op “ ” voor grootlicht
en op “ ” voor dimlicht.
DAU12460
Richtingaanwijzerschakelaar “/”
Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar “ ” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de richtin-
1. Lichtsignaalschakelaar “ ”
2. Schakelaar alarmverlichting “ ”
3. Dimlichtschakelaar “ / ”
4. Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
5. Claxonschakelaar “ ”
1
2
3
4
5

1. Noodstopschakelaar “ / ”
2. Startknop “ ”
1
2
✼✥✯✣✱ ✬ 

   

Page 26 of 96


FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-10
1
2
3
4
5
6
7
8
9

gaanwijzers uit te schakelen wordt de scha-
kelaar ingedrukt nadat hij is teruggekeerd in
de middenstand.
DAU12500
Claxonschakelaar “”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU12660
Noodstopschakelaar “/”
Zet deze schakelaar voor u de motor start
op “ ”. Zet deze schakelaar op “ ” om
de motor direct uit te schakelen in een
noodgeval, zoals wanneer de machine om-
slaat of als de gaskabel blijft hangen.
DAU12711
Startknop “”
Druk deze knop in om via de startmotor de
motor rond te draaien. Zie pagina 5-1 voor
startinstructies voordat u de motor start.
DAU44710
Het waarschuwingslampje voor motorsto-
ring en het ABS-waarschuwingslampje (al-
leen voor model met ABS) gaan branden
als de sleutel naar “ON” wordt gedraaid en
de startknop wordt ingedrukt. Dit wijst ech-
ter niet op een storing.
DAU12733
Schakelaar alarmverlichting “”
Met de sleutel in de stand “ON” of “ ” kan
deze schakelaar worden gebruikt voor het
inschakelen van de alarmverlichting (gelijk-
tijdig knipperen van alle richtingaanwijzers).
De alarmverlichting wordt gebruikt in een
noodgeval of om andere verkeersdeelne-
mers te waarschuwen als uw machine stil-
staat in een mogelijk gevaarlijke
verkeerssituatie.
LET OP

DCA10061
Gebruik de alarmverlichting niet gedu-
rende langere tijd als de motor niet
draait omdat hierdoor de accu kan ontla-
den.
DAU12820
Koppelingshendel
De koppelingshendel bevindt zich aan de
linkerstuurgreep. Trek de hendel naar het
stuur toe om de koppeling te ontkoppelen.
Laat de hendel los om de koppeling te laten
aangrijpen. Voor een soepele werking van
de koppeling moet de hendel snel ingetrok-
ken worden en langzaam worden losgela-
ten.
De koppelingshendel is voorzien van een
sperschakelaar die deel uitmaakt van het
startspersysteem. (Zie pagina 3-21.)
1. Koppelingshendel
1
✼✥✯✣✱ ✤✣ 

   

Page 38 of 96


FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-22
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Met de motor uit:
1. Beweeg de zijstandaard omlaag.
2. De motorstopknop moet in de stand staan.
3. Draai de sleutel naar aan.
4. Schakel de versnellingsbak in de vrijstand.
5. Druk op de startknop.
Start de motor?
Met de motor nog aan:
6. Beweeg de zijstandaard omhoog.
7. Knijp de koppelingshendel in en houd deze vast.
8. Schakel de versnellingsbak in een versnellingsstand.
9. Beweeg de zijstandaard omlaag.
Slaat de motor af?
Als de motor is afgeslagen:
10. Beweeg de zijstandaard omhoog.
11. Knijp de koppelingshendel in en houd deze vast.
12. Druk op de startknop.
Start de motor?
Het systeem is in orde. De motorfiets mag worden gebruikt.De vrijstandschakelaar werkt mogelijk niet goed.
Rijd niet met de motorfiets voordat deze is
nagekeken door een Yamaha dealer.
De zijstandaardschakelaar werkt mogelijk niet goed.
Rijd niet met de motorfiets voordat deze is
nagekeken door een Yamaha dealer.
De koppelingsschakelaar werkt mogelijk niet goed.
Rijd niet met de motorfiets voordat deze is
nagekeken door een Yamaha dealer.
JA NEE JA NEE JA NEE
Als zich een storing voordoet, vraag dan alvorens
te gaan rijden een Yamaha dealer het systeem te
controleren.
WAARSCHUWING
“ ”
✼✥✯✣✱ ✥✥ 

   

Page 42 of 96


5-1
1
2
3
4
5
6
7
8
9

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
DAU15951
Lees de gebruikershandleiding zorgvuldig
door om u vertrouwd te maken met alle be-
dieningselementen. Als u de werking van
een functie of bedieningselement niet be-
grijpt, vraag dan uw Yamaha dealer om uit-
leg.
WAARSCHUWING

DWA10271
Een onvoldoende vertrouwdheid met de
bedieningselementen kan leiden tot ver-
lies van de controle, met mogelijk een
ongeval of letsel tot gevolg.
DAU48020
OPMERKING

Dit model is uitgerust met een hellingshoek-
sensor, waarbij de motor afslaat bij kante-
ling. In dat geval wordt op het
multifunctionele display foutcode 30 weer-
gegeven, maar dit betreft geen storing.
Draai de sleutel naar “OFF” en vervolgens
naar “ON” om de foutcode te wissen. Als u
dat niet doet zal de motor niet starten, on-
danks dat de motor wordt aangezwengeld
als u op de startknop drukt.
DAU39894
Starten van de motor
Door het startspersysteem is starten al-
leen mogelijk als aan een van de volgen-
de voorwaarden is voldaan:

De versnellingsbak staat in de vrij-
stand.

De versnellingsbak staat in een ver-
snelling geschakeld terwijl de koppe-
lingshendel is ingetrokken en de
zijstandaard is opgeklapt.
Zie pagina 3-21 voor meer informa-
tie.
1. Draai de contactsleutel naar “ON” en
controleer of de noodstopschakelaar
op “ ” is gezet.
De volgende waarschuwingslampjes
en het controlelampje moeten enkele
seconden oplichten en dan uitgaan.

Waarschuwingslampje olieniveau

Waarschuwingslampje motorstoring

Controlelampje startblokkering

ABS-waarschuwingslampje
LET OP

DCA11833
Als een waarschuwings- of controle-
lampje niet gaat branden wanneer de
sleutel naar “ON” wordt gedraaid, of
wanneer een waarschuwings- of con-
trolelampje niet dooft, zie dan pagina
3-3 voor een controle van het circuit
✼✥✯✣✱ ✤ 

   

Page 84 of 96


PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-39
1
2
3
4
5
6
7
8
9

Oververhitte motor
WAARSCHUWING

DWA10400

Verwijder de koelvloeistofradiatorvuldop niet terwijl de motor en de koelvloeistofradiator nog heet zijn. Hete vloeistof en
stoom kan naar buiten spuiten en zo ernstige brandwonden veroorzaken. Wacht tot de motor is afgekoeld.

Breng na verwijderen van de borgbout voor de radiatorvuldop een dikke doek, bijvoorbeeld een handdoek, aan over de ra-
diatorvuldop en draai deze dan langzaam linksom tegen de aanslag zodat de nog aanwezige druk kan ontsnappen. Druk de
dop omlaag zodra het sisgeluid stopt en draai deze linksom en verwijder de dop.
OPMERKING

Als geen koelvloeistof beschikbaar is, kan tijdelijk leidingwater worden gebruikt, maar dit moet wel zo snel mogelijk door de voorgeschre-
ven koelvloeistof worden vervangen.
Wacht tot de
motor is afgekoeld.
Controleer het
koelvloeistofniveau in het
reservoir en in de radiator.
Het koelvloeistofniveau is
in orde. Het koelvloeistofniveau is
laag. Controleer het
koelsysteem op lekkage.
Vraag een Yamaha dealer het
koelsysteem te controleren en te
repareren.Vul koelvloeistof bij.
(Zie OPMERKING.)
Start de motor. Vraag een Yamaha dealer het koelsysteem
te controleren en te repareren als de motor opnieuw
oververhit raakt.
Er is lekkage.
Er is geen
lekkage.
✼✥✯✣✱ ✦✬ 

   

Page 93 of 96


INDEX
A
Aandrijfketting, reinigen en smeren ......... 6-27
ABS (voor modellen met ABS) ................ 3-12
ABS-waarschuwingslampje
(voor modellen met ABS) ........................ 3-5
Accu......................................................... 6-31
Achterwielophanging, smeren ................. 6-29
Antidiefstal-alarmsysteem (optie) .............. 3-9
B
Bagageriembevestiging ........................... 3-20
Banden .................................................... 6-19
Bougies, controleren................................ 6-10
Brandstof ................................................. 3-13
Brandstofverbruik, tips voor een zuinig ..... 5-3
C
Claxonschakelaar .................................... 3-10
Contactslot/stuurslot .................................. 3-2
Controle- en waarschuwingslampjes ......... 3-3
Controlelampje grootlicht ........................... 3-4
Controlelampjes richtingaanwijzers ........... 3-4
Controlelampje startblokkeersysteem ....... 3-5
D
Dimlichtschakelaar .................................... 3-9
G
Gasgreep en gaskabel, controleren en
smeren .................................................. 6-28
Gereedschapsset ...................................... 6-1
Gloeilamp remlicht/achterlicht,
vervangen.............................................. 6-35
Gloeilamp richtingaanwijzer,
vervangen.............................................. 6-35
I
Identificatienummers ................................. 9-1
Inrijperiode ................................................. 5-3
K
Kabels, controleren en smeren ............... 6-28
Klepspeling .............................................. 6-19
Koelvloeistof ............................................ 6-14
Koplampgloeilamp, vervangen ................ 6-34
Koppelingshendel .................................... 3-10
Koppelingshendel, vrije slag afstellen ..... 6-22
L
Lichtsignaalschakelaar .............................. 3-9
Luchtfilterelement, vervangen ................. 6-16
M
Matkleur, let op .......................................... 7-1
Modelinformatiesticker .............................. 9-1
Motorolie en oliefilterelement .................. 6-11
Multifunctioneel display ............................. 3-7
N
Noodstopschakelaar................................ 3-10
O
Onderhoud, uitstootcontrolesysteem......... 6-3
Ondersteunen van de motorfiets ............. 6-36
Opbergcompartiment............................... 3-16
P
Parkeerlichtgloeilamp, vervangen ........... 6-36
Parkeren .................................................... 5-4
Plaats van de onderdelen.......................... 2-1
Problemen oplossen................................ 6-37
R
Rem- en koppelingshendels,
controleren en smeren .......................... 6-29
Rem- en schakelpedalen, controleren
en smeren ............................................. 6-28
Remhendel .............................................. 3-11
Remlichtschakelaars ............................... 6-23
Rempedaal .............................................. 3-11Remvloeistofniveau, controleren............. 6-24
Remvloeistof, verversen ......................... 6-26
Richtingaanwijzerschakelaar .................... 3-9
S
Schakelaar alarmverlichting .................... 3-10
Schakelen ................................................. 5-2
Schakelpedaal ........................................ 3-11
Schokdemperunit, afstellen..................... 3-18
Smering en onderhoud, periodiek ............. 6-5
Spanning aandrijfketting ......................... 6-26
Specificaties .............................................. 8-1
Stalling ...................................................... 7-3
Startblokkeersysteem ............................... 3-1
Starten van de motor ................................ 5-1
Startknop................................................. 3-10
Startspersysteem .................................... 3-21
Stationair toerental .................................. 6-18
Storingzoekschema’s .............................. 6-38
Stroomlijn- en framepanelen,
verwijderen en aanbrengen .................... 6-9
Stuurschakelaars ...................................... 3-9
Stuursysteem, controleren ...................... 6-30
T
Tankbeluchtingsslang/overloopslang ...... 3-14
Tankdop .................................................. 3-13
Temperatuurmeter koelvloeistof ............... 3-7
Toerentellerunit ......................................... 3-6
U
Uitlaatkatalysatoren ................................ 3-15
V
Veiligheidsinformatie ................................. 1-1
Verzorging................................................. 7-1
Voertuigidentificatienummer ..................... 9-1
✼✥✯✣✱ ✥