YAMAHA TMAX 2005 Instructieboekje (in Dutch)
Page 81 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-35
2
3
4
5
67
8
9
DAU25911
Storingzoekschema’s
Startproblemen of slechte werking
van de motor
WAARSCHUWING
DWA10840
Houd open vuur uit de buurt en rook niet terwijl het brandstofsysteem wordt getest of hieraan wordt gewerkt.
Controleer het
brandstofniveau in de
brandstoftank.1. Brandstof
Er is voldoende brandstof aanwezig.
Er is geen brandstof aanwezig.
Controleer de compressie.
Vul brandstof bij.
De motor start niet.
Controleer de compressie.
Bedien de elektrische
startknop.2. Compressie
Er is compressie.
Er is geen compressie.
Controleer de ontsteking.
Vraag een Yamaha dealer de
machine te controleren.
Verwijder de bougies en
controleer de elektroden.3. Ontsteking
Schoonvegen met een droge doek. Stel de
elektrodenafstand van de bougies af of vervang de bougies.
Vraag een Yamaha dealer de machine te controleren.
De motor start niet. Vraag een
Yamaha dealer de machine te
controleren.
De motor start niet. Controleer de accu.
Bedien de elektrische
startknop.4. Accu
De motor draait snel rond.
De motor draait langzaam rond.
De accu is in orde.Controleer de aansluitingen van de
accukabels en laad de accu indien nodig.
DroogNat
Draai de gasgreep tot halverwege open
en bedien de elektrische startknop.
Page 82 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-36
1
2
3
4
5
6
7
8
9Oververhitte motor
WAARSCHUWING
DWA10400
Verwijder de koelvloeistofradiatorvuldop niet terwijl de motor en de koelvloeistofradiator nog heet zijn. Hete
vloeistof en stoom kan naar buiten spuiten en zo ernstige brandwonden veroorzaken. Wacht tot de motor is
afgekoeld.
Breng na verwijderen van de borgbout voor de radiatorvuldop een dikke doek, bijvoorbeeld een handdoek, aan
over de radiatorvuldop en draai deze dan langzaam linksom tegen de aanslag zodat de nog aanwezige druk kan
ontsnappen. Druk de dop omlaag zodra het sisgeluid stopt en draai deze linksom en verwijder de dop.
OPMERKING:
Als geen koelvloeistof beschikbaar is, kan tijdelijk leidingwater worden gebruikt, maar dit moet wel zo snel mogelijk door de
voorgeschreven koelvloeistof worden vervangen.
Wacht tot de
motor is afgekoeld.
Controleer het
koelvloeistofniveau in het
reservoir en in de radiator.
Het koelvloeistofniveau is
in orde. Het koelvloeistofniveau is
laag. Controleer het
koelsysteem op lekkage.
Vraag een Yamaha dealer het
koelsysteem te controleren en te
repareren.Vul koelvloeistof bij.
(Zie OPMERKING.)
Start de motor. Vraag een Yamaha dealer het koelsysteem
te controleren en te repareren als de motor opnieuw
oververhit raakt.
Er is lekkage.
Er is geen
lekkage.
Page 83 of 96
7-1
2
3
4
5
6
78
9
VERZORGING EN STALLING VAN DE SCOOTER
DAU26100
Verzorging
De open constructie van een scooter
maakt de fraaie techniek beter zicht-
baar, maar de machine is hierdoor ook
meer kwetsbaar. Er kan sprake zijn van
roestvorming en corrosie, ook al zijn
hoogwaardige componenten gebruikt.
Een roestige uitlaatpijp valt bij een auto
niet zo op, bij een scooter is dit echter
nadelig voor de algehele aanblik. Re-
gelmatige en correcte verzorging is niet
alleen vereist volgens de garantiebepa-
lingen, maar verzekert ook een fraai ui-
terlijk van de scooter, verlengt de
levensduur en verbetert de prestaties.
Alvorens te reinigen
1. Dek de uitlaatdemperopening af
met een plastic zak nadat de motor
is afgekoeld.
2. Controleer of alle doppen en af-
dekpluggen, ook de bougiedop-
pen, en alle elektrische stekkers
en aansluitingen stevig zijn beves-
tigd.
3. Verwijder hardnekkige vervuiling,
zoals verbrande olie op het carter,met een ontvetter en een borstel,
maar gebruik dergelijke producten
nooit op afdichtingen, pakkingen
en wielassen. Spoel vuil en ontvet-
ter altijd af met water.
Reinigen
LET OP:
DCA10780
Vermijd het gebruik van sterke
en bijtende wielreinigingsmid-
delen, vooral bij spaakwielen.
Als dergelijke producten toch
worden gebruikt om hardnekkig
vuil los te maken, laat het reini-
gingsmiddel dan niet langer in-
werken dan is vermeld in de
gebruiksinstructies. Spoel het
betreffende gebied grondig
schoon met water, laat direct
drogen en breng daarna een
corrosiewerende spray aan.
Bij verkeerd reinigen kunnen de
kuipruit, de stroomlijnpanelen,
framepanelen en andere kunst-
stof delen worden beschadigd.
Gebruik alleen een zachte,
schone doek of een spons metzachte zeep en water om kunst-
stof delen te reinigen.
Gebruik geen bijtende chemi-
sche reinigingsmiddelen op
kunststof delen. Vermijd het ge-
bruik van doeken of sponzen
die in contact zijn geweest met
bijtende of schurende reini-
gingsmiddelen, oplosmiddelen
of thinner, brandstof (benzine),
roestverwijderingsmiddelen of
corrosieremmers, remvloeistof,
antivries of elektrolyt.
Gebruik geen hogedrukreini-
gers of stoomreinigers, omdat
dan op de volgende plaatsen
water kan doordringen en zo
schade kan ontstaan: afdichtin-
gen (van wiel- en achterbrugla-
gers, voorvork en remmen),
elektrische componenten (ka-
belstekkers, messtekkers, in-
strumenten, schakelaars en
verlichting), beluchtings- en
ontluchtingsslangen.
Bij scooters met een kuipruit:
Page 84 of 96
VERZORGING EN STALLING VAN DE SCOOTER
7-2
1
2
3
4
5
6
7
8
9gebruik geen bijtende reini-
gingsmiddelen of harde spon-
zen, deze veroorzaken dofheid
en laten krasjes achter. Sommi-
ge reinigingsmiddelen voor
kunststof laten eveneens kras-
jes achter op de kuipruit. Test
het product op een klein,
niet-zichtbaar gedeelte van de
kuipruit om zeker te zijn dat
geen sporen achterblijven op de
kuipruit. Als de kuipruit krasjes
vertoont, breng dan na wassen
een hoogwaardige polish voor
gebruik op kunststof aan.
Na normaal gebruik
Verwijder vuil met warm water, zachte
zeep en een zachte, schone spons en
spoel dan grondig met schoon water.
Gebruik een tandenborstel of een fles-
senborstel op moeilijk bereikbare plek-
ken. Hardnekkig vastzittend vuil en
insectenresten laten gemakkelijker los
als de bewuste plek alvorens te reini-
gen een paar minuten met een vochti-
ge doek wordt bedekt.Na rijden in regen, aan de kust of op
bepekelde wegenZeelucht en wegenzout waarmee we-
gen ’s winters worden bestrooid heb-
ben in combinatie met water een zeer
corrosieve werking; handel daarom als
volgt na een rit in een regenbui, nabij
de kust of op bepekelde wegen.OPMERKING:
’s Winters gestrooid wegenzout kan
nog tot in de lente aanwezig blijven.
1. Reinig de scooter met koud water
en zachte zeep nadat de machine
is afgekoeld.
LET OP:
DCA10790
Gebruik geen heet water, dit ver-
sterkt de corrosieve werking van het
zout.
2. Breng met een spuitbus een corro-
siewerend middel aan op alle me-
talen delen, ook op verchroomde
en vernikkelde componenten, om
zo corrosie te voorkomen.
Na reiniging
1. Droog de scooter met een zeemle-
ren lap of een vochtabsorberende
doek.
2. Gebruik een chroompolish om ver-
chroomde, aluminium en roestvrij-
stalen delen te doen glanzen, ook
het uitlaatsysteem. (Zelfs thermi-
sche verkleuringen op roestvrijsta-
len uitlaatsystemen kunnen door
oppoetsen worden verwijderd.)
3. Het is aan te bevelen om met een
spuitbus een corrosiewerend mid-
del aan te brengen op alle metalen
delen, ook op verchroomde en
vernikkelde componenten, om zo
corrosie te voorkomen.
4. Gebruik oliespray als universeel
schoonmaakmiddel om eventueel
nog achtergebleven vuil te verwij-
deren.
5. Werk kleine lakbeschadigingen bij
veroorzaakt door steenslag e.d.
6. Zet alle gelakte oppervlakken in de
was.
7. Laat de scooter volledig drogen al-
Page 85 of 96
VERZORGING EN STALLING VAN DE SCOOTER
7-3
2
3
4
5
6
78
9
vorens te stallen of af te dekken.
WAARSCHUWING
DWA10940
Controleer of er geen olie of was
op de wielen of de remmen zit.
Reinig de remschijven en rem-
voeringen indien nodig met een
normale remschijfreiniger of
aceton en spoel de banden
schoon met lauw water en een
mild reinigingsmiddel.
Test voor u de scooter in ge-
bruik neemt eerst de remwer-
king en het weggedrag in
bochten.
LET OP:
DCA10800
Breng een geringe hoeveelheid
oliespray en was aan en verwij-
der overtollige hoeveelheden.
Breng oliespray of was nooit
aan op rubber of kunststof de-
len, behandel deze met een
daartoe bestemd verzorgings-
middel.
Vermijd het gebruik van schu-rende poetsmiddelen, deze tas-
ten de lak aan.
OPMERKING:
Vraag een Yamaha dealer om advies
over de te gebruiken producten.
DAU36550
Stalling
Korte termijn
Stal uw scooter steeds op een koele en
droge plek en bescherm indien nodig
tegen stof met een luchtdoorlatende
stallinghoes.
LET OP:
DCA10820
Als de scooter wordt gestald in
een slecht geventileerde ruimte
of in vochtige toestand wordt af-
gedekt met een dekzeil, zal wa-
ter en vocht kunnen
binnendringen en roestvorming
veroorzaken.
Voorkom corrosie door de ma-
chine niet te stallen in een voch-
tige kelder, een stal (i.v.m. de
aanwezigheid van ammoniak-
damp) en in een opslagruimte
voor sterke chemicaliën.
Lange termijn
Alvorens uw scooter gedurende meer-
dere maanden aaneen te stallen:
1. Volg alle instructies op in de para-
graaf “Verzorging” in dit hoofdstuk.
Page 86 of 96
VERZORGING EN STALLING VAN DE SCOOTER
7-4
1
2
3
4
5
6
7
8
9
2. Vul de brandstoftank en voeg een
stabilisatoradditief (indien verkrijg-
baar) toe om roestvorming in de
tank en achteruitgang van de
brandstof te voorkomen.
3. Voer de volgende stappen uit om
de cilinders, de zuigerveren etc. te
beschermen tegen corrosie.
a. Verwijder de bougiedoppen en
de bougies.
b. Giet een theelepeltje motorolie
in de bougiegaten.
c. Breng de bougiedoppen aan
op de bougies en leg dan de
bougies zodanig op de cilinder-
kop dat de elektroden aan
massa liggen. (Dit voorkomt
vonken tijdens de volgende
stap.)
d. Laat de motor een paar keer
ronddraaien op de startmotor.
(De cilinderwanden worden zo
geolied.)
e. Haal de bougiedoppen los van
de bougies en breng dan de
bougies en de bougiedoppenweer aan.
WAARSCHUWING
DWA10950
Om schade of letsel door vonkvor-
ming te voorkomen, moeten de bou-
gie-elektroden aan massa liggen
terwijl de motor wordt rondgedraaid.
4. Smeer alle bedieningskabels en
scharnierpunten van alle hendels
en pedalen en van de zijstan-
daard/middenbok.
5. Controleer de bandspanning en
corrigeer deze indien nodig en
breng dan de scooter omhoog zo-
dat beide wielen los van de grond
zijn. Een andere mogelijkheid is de
wielen elke maand iets te draaien,
zodat de banden niet op één ge-
deelte sterker achteruitgaan.
6. Dek de uitlaatdemper af met een
plastic zak om te voorkomen dat
vocht kan binnendringen.
7. Verwijder de accu en laad deze
volledig bij. Berg de accu op een
koele en droge plek op en laad
hem eens per maand bij. Berg deaccu niet op een zeer warme of
koude plek op [minder dan 0 °C
(30 °F) of meer dan 30 °C (90 °F)].
Zie pagina 6-29 voor meer infor-
matie over het opbergen van de
accu.
OPMERKING:
Verricht eventueel noodzakelijke repa-
raties alvorens de scooter te stallen.
Page 87 of 96
8-1
2
3
4
5
6
7
89
SPECIFICATIES
DAU26338
Afmetingen:
Totale lengte:
2235 mm (88.0 in)
Totale breedte:
775 mm (30.5 in)
Totale hoogte:
1410 mm (55.5 in)
Zadelhoogte:
795 mm (31.3 in)
Wielbasis:
1575 mm (62.0 in)
Grondspeling:
130 mm (5.12 in)
Kleinste draaicirkel:
2800 mm (110.2 in)
Gewicht:
Incl. olie en brandstof:
XP500 225.0 kg (496 lb)
XP500A 230.0 kg (507 lb)
Motor:
Type motor:
Vloeistofgekoeld, 4-takt, DOHC
Cilinderopstelling:
2-cilinder, parallel vooroverhellend
Slagvolume:
499.0 cm
3
(30.45 cu.in)
Boring
×
slag:
66.0
×
73.0 mm (2.60
×
2.87 in)
Compressieverhouding:
11.00 :1
Startsysteem:
Elektrische startmotor Smeersysteem:
Dry sump
Motorolie:
Type:
SAE10W30 of SAE10W40
Aanbevolen kwaliteit motorolie:
API service type SE, SF, SG of hoger
Hoeveelheid motorolie:
Zonder vervanging van oliefilterpatroon:
2.80 L (2.96 US qt) (2.46 Imp.qt)
Met vervanging van oliefilterpatroon:
2.90 L (3.07 US qt) (2.55 Imp.qt)
Aandrijfkettingolie:
Type:
SAE80 API GL-4 Hypoïd-olie
Hoeveelheid:
0.70 L (0.74 US qt) (0.62 Imp.qt)
Koelsysteem:
Inhoud koelvloeistofreservoir (tot aan de
merkstreep voor maximumniveau):
0.35 L (0.37 US qt) (0.31 Imp.qt)
Inhoud radiator (inclusief alle leidingen):
1.50 L (1.59 US qt) (1.32 Imp.qt)
Luchtfilter:
Luchtfilterelement:
Droog element
Brandstof:
Aanbevolen brandstof:
Uitsluitend normale loodvrije benzine
Inhoud brandstoftank:
14.0 L (3.70 US gal) (3.08 Imp.gal)
Elektronisch geregelde brandstofin-
spuiting:
Fabrikant:
AISAN
Model:
1100-87B60/1100-87B70
Bougie(s):
Fabrikant/model:
NGK/CR7E
Elektrodenafstand:
0.7–0.8 mm (0.028–0.031 in)
Koppeling:
Type koppeling:
Nat, automatisch meervoudige plaat
Versnellingsbak:
Primair reductiesysteem:
Recht tandwiel/schroeftandwiel
Primaire reductieverhouding:
52/32
×
36/22 (2.659)
Secundair reductiesysteem:
Kettingaandrijving
Secundaire reductieverhouding:
41/25
×
40/29 (2.262)
Type versnellingbak:
Automatisch, V-snaar
Bediening:
Automatisch centrifugaal
Chassis:
Type frame:
Diamantframe
Spoorhoek:
28.00 °
Page 88 of 96
SPECIFICATIES
8-2
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Naspoor:
95.0 mm (3.74 in)
Voorband:
Type:
Tubeless
Maat:
120/70R14 M/C 55H
Fabrikant/model:
DUNLOP/D252F
Fabrikant/model:
BRIDGESTONE/TH01F
Achterband:
Type:
Tubeless
Maat:
160/60R15 M/C 67H
Fabrikant/model:
DUNLOP/D252
Fabrikant/model:
BRIDGESTONE/TH01R
Belading:
Maximale belasting:
XP500 190 kg (419 lb)
XP500A 185 kg (408 lb)
* (Totaal gewicht van bestuurder, passa-
gier, bagage en accessoires)
Bandenspanning (gemeten aan kou-
de banden):
Gewichtsverdeling:
0–90 kg (0–198 lb)
Voor:
225 kPa (33 psi) (2.25 kgf/cm
2
) Achter:
250 kPa (36 psi) (2.50 kgf/cm
2
)
Gewichtsverdeling:
XP500 90–190 kg (198–419 lb)
XP500A 90–185 kg (198–408 lb)
Voor:
225 kPa (33 psi) (2.25 kgf/cm
2
)
Achter:
280 kPa (41 psi) (2.80 kgf/cm
2
)
Voorwiel:
Type wiel:
Gietwiel
Velgmaat:
14M/C x MT3.50
Achterwiel:
Type wiel:
Gietwiel
Velgmaat:
15M/C x MT5.00
Voorrem:
Type:
Dubbele schijfrem
Bediening:
Bediening met rechterhand
Aanbevolen remvloeistof:
DOT 4
Achterrem:
Type:
Enkele schijfrem
Bediening:
Bediening met linkerhand
Aanbevolen remvloeistof:
DOT 4
Voorwielophanging:
Type:
Telescoopvork
Veer/schokdempertype:
Schroefveer/oliedemper
Veerweg:
120.0 mm (4.72 in)
Achterwielophanging:
Type:
Achterbrug
Veer/schokdempertype:
Schroefveer/gas-oliedemper
Veerweg:
117.0 mm (4.61 in)
Elektrische installatie:
Ontstekingssysteem:
Transistorontsteking (digitaal)
Laadsysteem:
Wisselstroomdynamo met permanente
magneten
Accu:
Model:
GT9B-4
Voltage, capaciteit:
12 V, 8.0 A/u
Koplamp:
Type gloeilamp:
Halogeenlamp
Gloeilampen voltage, wattage
×
aan-
tal:
Koplamp:
12 V, 60 W/55.0 W
×
1
Page 89 of 96
SPECIFICATIES
8-3
2
3
4
5
6
7
89
Koplamp:
12 V, 55.0 W
×
1
Achterlicht/remlicht unit:
12 V, 5.0 W/21.0 W
×
2
Voorste richtingaanwijzer/markeerlicht:
12 V, 21 W/5.0 W
×
2
Achterste richtingaanwijzer:
12 V, 21.0 W
×
2
Parkeerlicht:
12 V, 5.0 W
×
2
Kentekenverlichting:
12 V, 5.0 W
×
1
Instrumentenverlichting:
14 V, 2.0 W
×
3
Controlelampje grootlicht:
14 V, 1.4 W
×
1
Controlelampje richtingaanwijzers:
14 V, 1.4 W
×
2
Waarschuwingslampje motorstoring:
14 V, 1.4 W
×
1
ABS-waarschuwingslampje:
XP500A 14 V, 1.4 W
×
1
Controlelampje startblokkering:
LED
Zekeringen:
Hoofdzekering:
30.0 A
Koplampzekering:
15.0 A
Zekering signaleringssysteem:
XP500 20.0 A
XP500A 15.0 A
Zekering ontstekingssysteem:
10.0 A Zekering parkeerlichtcircuit:
10.0 A
Zekering radiatorkoelvin:
15.0 A
Zekering elektronisch gestuurde brandstofin-
spuiting:
10.0 A
Zekering ABS-regeleenheid:
XP500A 5.0 A
Zekering ABS-motor:
XP500A 30.0 A
Backup-zekering:
10.0 A
Page 90 of 96
9-1
1
2
3
4
5
6
7
8
9
GEBRUIKERSINFORMATIE
DAU26351
Identificatienummers
Noteer het sleutelnummer, het voertui-
gidentificatienummer en de modelinfor-
matiesticker in onderstaande ruimtes.
Deze nummers heeft u nodig om reser-
veonderdelen bij een Yamaha dealer te
bestellen of wanneer uw machine is ge-
stolen.
SLEUTELIDENTIFICATIE NUMMER:
VOERTUIGIDENTIFICATIE NUM-
MER:
MODELINFORMATIESTICKER:
DAU26381
Sleutelnummer
Het sleutelnummer is ingeslagen op
het sleutelplaatje. Noteer dit nummer in
het daartoe bestemde vakje en gebruik
dit als referentie bij het bestellen van
een nieuwe sleutel.
DAU26410
Voertuigidentificatienummer
Het voertuigidentificatienummer is in-
geslagen op het frame.
OPMERKING:
Het voertuigidentificatienummer is be-
doeld voor identificatie van uw motor-
fiets en kan worden gebruikt om uw
motor in uw land aan te melden voor
kentekenregistratie.
1. Sleutelnummer
2. Codeersleutel (rood bovendeel)
3. Standaardsleutels (zwart bovendeel)
1. Voertuigidentificatienummer
1