YAMAHA TZR50 2012 Instructieboekje (in Dutch)

Page 11 of 92

Volg bij de montage van accessoires de
onderstaande richtlijnen en die vermeld
onder het kopje “Beladen”.
Monteer nooit accessoires en ver-
voer nooit bagage als deze een
nadelige invloed hebben op de pres-
taties van uw motor. Inspecteer het
accessoire zorgvuldig alvorens het te
gebruiken om te waarborgen dat het
de grondspeling of de hellinghoek op
geen enkele manier vermindert, de
veerweg, de stuuruitslag of de bedie-
ning niet beperkt en geen lampen of
reflectors afdekt.
• Accessoires die aan of nabij het stuur of de voorvork zijn gemon-
teerd zullen mogelijk instabiliteit
veroorzaken door een foutieve
gewichtsverdeling of door aerody-
namische effecten. Accessoires
aan het stuur of nabij de voorvork
moeten zo licht mogelijk zijn en tot
een minimum worden beperkt.
• Omvangrijke accessoires kunnen door hun aerodynamisch effect
van invloed zijn op de rijstabiliteit
van de motor. De motor kan door
rijwind worden opgetild of bij zij-
wind instabiel worden. Zulke
accessoires kunnen ook instabili-
teit veroorzaken terwijl u grote voertuigen inhaalt of door deze
wordt ingehaald.
• Sommige accessoires dwingen de bestuurder om een andere dan de
normale zitpositie in te nemen.
Zo’n verkeerde zitpositie beperkt
de bewegingsvrijheid van de
bestuurder en kan een comforta-
bele bediening hinderen, zodat we
dergelijke accessoires sterk afra-
den.
• Wees voorzichtig bij het aanbren- gen van elektrische accessoires.
Als elektrische accessoires de
capaciteit van het elektrisch sys-
teem van de motorfiets te boven
gaan, kan zich een gevaarlijke
elektrische storing voordoen waar-
door de verlichting of de motor uit-
valt.
In de handel verkrijgbare banden en
velgen
De banden en velgen die bij uw motorfiets
werden geleverd, zijn ontworpen om de
mogelijkheden van de motorfiets te
ondersteunen en bieden de beste combi-
natie van rijprestaties, remvermogen en
comfort. Andere banden, velgen, maten of
combinaties zijn mogelijk niet geschikt.
Zie pagina 6-19 voor bandenspecificaties en meer informatie over het vervangen
van uw banden.
De motorfiets vervoeren
Volg de onderstaande instructies als u de
motorfiets in een ander voertuig wilt ver-
voeren.
Verwijder alle loszittende voorwerpen
van de motorfiets.
Controleer of de brandstofkraan
(indien aanwezig) in de “OFF”-stand
staat en er geen brandstoflekkage is.
Zorg dat het voorwiel recht naar
voren wijst op de aanhanger of de
laadvloer en zet het wiel vast in een
goot om beweging te voorkomen.
Schakel een versnelling in (bij model-
len met een handgeschakelde ver-
snellingsbak).
Zet de motorfiets vast met spanban-
den of andere geschikte banden aan
stevige delen van de motorfiets,
zoals het frame of de bovenste voor-
vorkklem (en niet aan, bijvoorbeeld,
het stuur, de richtingaanwijzers of
onderdelen die kunnen afbreken).
Kies de plaats voor de spanbanden
zorgvuldig om te voorkomen dat
deze tijdens het transport schuur-
plekken op de lak veroorzaken.
1
VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-4
1HD-F819D-D0 6/3/11 15:44 Página 11
2AS-F819D-D0.indd 1131/07/12 11:38

Page 12 of 92

Zorg indien mogelijk dat de vering
iets door de spanbanden wordt inge-
drukt, zodat de motorfiets tijdens het
transport niet overmatig kan stuite-
ren.
1
VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-5
1HD-F819D-D0 6/3/11 15:44 Página 12
2AS-F819D-D0.indd 1231/07/12 11:38

Page 13 of 92

DAU10410
Aanzicht linkerzijde
BESCHRIJVING
2-1
2
1. Luchtfilter (pagina 6-17)
2. Hendel brandstofkraan (pagina 3-11)
3. Zadelslot (pagina 3-12)
4. Handgreep (pagina 3-12)
5. Zijstandaard (pagina 3-14)
6. Schakelpedaal (pagina 3-6)
7. Koelvloeistofreservoir (pagina 6-14)
8. Voorremblokken (pagina 6-23)9. Dop koelvloeistofreservoir (pagina 6-14)
1HD-F819D-D0 6/3/11 15:44 Página 13
2AS-F819D-D0.indd 1331/07/12 11:38

Page 14 of 92

DAU10420
Aanzicht rechterzijde
BESCHRIJVING
2-2
2
1. Slotcompartiment (pagina 3-13)
2. Boordgereedschapsset (pagina 6-1)
3. Accu (pagina 6-32)
4. Hoofdzekering (pagina 6-33)
5. Dop oliereservoir voor 2-takt injectiesmering (pagina 3-10)
6. Vloeistofreservoir voorrem (pagina 6-24)
7. Radiatorvuldop (pagina 6-14)
8. Rempedaal (pagina 3-6)9. Vloeistofreservoir achterrem (pagina 6-24)
10. Achterremblokken (pagina 6-23)
1HD-F819D-D0 6/3/11 15:44 Página 14
2AS-F819D-D0.indd 1431/07/12 11:38

Page 15 of 92

DAU10430
Bedieningen en instrumenten
BESCHRIJVING
2-3
2
1. Koppelingshendel (pagina 3-5)
2. Schakelaargroep linkerstuurzijde (pagina 3-4)
3. Chokehendel (pagina 3-12)
4. Toerenteller (pagina 3-4)
5. Contactslot/stuurslot (pagina 3-1)
6. Snelheidsmeterunit (pagina 3-3)
7. Schakelaargroep rechterstuurzijde (pagina 3-4)
8. Gasgreep (pagina 6-18)9. Voorremhendel (pagina 3-6)
10. Tankdop (pagina 3-7)
1HD-F819D-D0 6/3/11 15:44 Página 15
2AS-F819D-D0.indd 1531/07/12 11:38

Page 16 of 92

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-1
3
DAU10460
Contactslot/stuurslot
Via het contactslot/stuurslot worden het
ontstekingssysteem en de verlichtings-
systemen bediend en wordt het stuur ver-
grendeld. De diverse standen worden
hierna beschreven.
DAU10640
ON
Alle elektrische circuits worden voorzien
van stroom en de motor kan worden
gestart. De sleutel kan niet worden uitge-
nomen.
OPMERKING
De koplamp, de instrumentenverlichting
en het achterlicht gaan automatisch bran-
den wanneer de motor wordt gestart.
DAU10661
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitgescha-
keld. De sleutel kan worden uitgenomen.
DWA10061
Draai nooit de sleutel naar “ ” of “ ”
terwijl de machine rijdt. Hierdoor wor-
den de elektrische systemen uitge-
schakeld, wat mogelijk kan leiden tot
verlies van de controle of een ongeval.
DAU10683
LOCK
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische
systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel
kan worden uitgenomen.Om het stuur te ver
grendelen
1. Drukken
2. Draaien
1. Draai het stuur helemaal naar links.
2. Druk de sleutel in de “ ”-stand in en
draai deze dan naar “ ”. Houd de
sleutel hierbij ingedrukt.
3. Neem de sleutel uit.
WAARSCHUWING
1HD-F819D-D0 6/3/11 15:44 Página 16
2AS-F819D-D0.indd 1631/07/12 11:38

Page 17 of 92

Om het stuur te ontgrendelen
1. Drukken
2. Draaien
Druk de sleutel in en draai deze dan naar
“ ”. Houd de sleutel hierbij ingedrukt.
DAU11004
Controle- en
waarschuwingslampjes
1. Waarschuwingslampje koelvloeistoftempe-ratuur “ ”
2. Waarschuwingslampje olieniveau “ ”
3. Controlelampje richtingaanwijzers “ ”
4. Vrijstandcontrolelampje “ ”
5. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
DAU11020
Controlelampje richtingaanwijzers
“”
Dit controlelampje knippert terwijl de
schakelaar voor richtingaanwijzers naar
de linker- of rechterstand is gedrukt.
DAU11060
Vrijstandcontrolelampje “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de ver-
snellingsbak in de vrijstand staat.
DAUM1062
Waarschuwingslampje olieniveau “ ”
Dit waarschuwingslampje brandt als de
sleutel in de stand “ ” staat of als het
olieniveau in het oliereservoir voor 2-takt
injectiesmering bij draaiende motor te
laag is. Als het waarschuwingslampje bij
draaiende motor gaat branden, stop dan
direct en vul het oliereservoir bij met 2-
taktolie van ofwel JASO-klasse “FC” of
ISO-klasse “EG-C” of “EG-D”. Het waar-
schuwingslampje moet doven nadat het
oliereservoir voor 2-takt injectiesmering is
bijgevuld.
OPMERKING
Vraag een Yamaha-dealer het elektrisch
circuit te controleren als het waarschu-
wingslampje niet gaat branden als de
sleutel in de stand “ ” staat of niet dooft
nadat de olie in het oliereservoir voor 2-
takt injectiesmering is bijgevuld.
DCA16291
Gebruik het voertuig alleen als u weet
dat het motorolieniveau voldoende
hoog is.
LET OP
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-2
3
1HD-F819D-D0 6/3/11 15:44 Página 17
2AS-F819D-D0.indd 1731/07/12 11:38

Page 18 of 92

DAU11446
Waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur “ ”
Dit waarschuwingslampje gaat branden
als de motor oververhit raakt. Zet in zo’n
geval de motor onmiddellijk af en geef
deze de tijd om af te koelen.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ ” te draaien. Het waarschuwings-
lampje moet enkele seconden oplichten
en dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet
meteen op wanneer u de sleutel naar “ ”
draait of blijft het lampje branden, laat het
elektrisch circuit dan door een Yamaha
dealer controleren.
DCA10021
Laat de motor niet draaien terwijl deze
oververhit is.
OPMERKING
Bij machines met een of meer radia-
torkoelvinnen schakelt de radiator-
koelvin automatisch in of uit op basis
van de koelvloeistoftemperatuur in
de radiator.
Als de motor oververhit raakt, staan
op pagina 6-39 nadere instructies
vermeld.
DAUS1540
Waarschuwingslampje motorstoring
“”
Dit waarschuwingslampje knippert wan-
neer er een probleem wordt aangegeven
in het elektrisch circuit dat de motor con-
troleert. Vraag in dat geval een Yamaha
dealer het zelfdiagnosesysteem te contro-
leren.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ ” te draaien. Als het waarschu-
wingslampje niet een paar seconden lang
oplicht en dan dooft, vraag dan een
Yamaha dealer om het elektrisch circuit te
testen.
DAU11621
Snelheidsmeterunit
1. Snelheidsmeter
2. Kilometerteller
ALLEEN VOOR GROOT-BRITTANNIË
1. Snelheidsmeter
2. Kilometerteller
LET OP
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-3
3
1HD-F819D-D0 6/3/11 15:44 Página 18
2AS-F819D-D0.indd 1831/07/12 11:38

Page 19 of 92

De snelheidsmeterunit is voorzien van een
snelheidsmeter en een kilometerteller. De
snelheidsmeter toont de actuele rijsnel-
heid. De kilometerteller toont de totale
afgelegde afstand.DAU11851
Toerenteller
1. Toerenteller
2. Rode zone toerenteller
Met de elektrische toerenteller kan de
motorrijder het motortoerental controleren
en dit binnen het ideale bereik houden.
DCA10031
Laat de motor niet draaien terwijl de
toerenteller in de rode zone wijst.
Rode zone: 10.000 tpm en hoger
DAU12348
Stuurschakelaars
Links
1. Lichtsignaalschakelaar “PASS”
2. Dimlichtschakelaar “ / ”
3. Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
4. Claxonschakelaar “ ”
Rechts
1. Startknop “ ”
2. Noodstopschakelaar “ / ”
LET OP
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-4
3
1HD-F819P-D0 13/5/11 08:06 Página 19
2AS-F819D-D0.indd 1931/07/12 11:38

Page 20 of 92

DAU12360
Lichtsignaalschakelaar “PASS”
Druk deze schakelaar in om de koplamp
een lichtsignaal te laten afgeven.
DAU12400
Dimlichtschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar op “ ” voor groot-
licht en op “ ” voor dimlicht.
DAU12460
Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
Druk deze schakelaar naar “ ” om
afslaan naar rechts aan te geven. Druk
deze schakelaar naar “ ” om afslaan
naar links aan te geven. Na loslaten keert
de schakelaar terug naar de middenstand.
Om de richtingaanwijzers uit te schakelen
wordt de schakelaar ingedrukt nadat hij is
teruggekeerd in de middenstand.
DAU12500
Claxonschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om een claxon-
signaal te geven.
DAU12660
Noodstopschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar voor u de motor start
op “ ”. Zet deze schakelaar op “ ” om
de motor direct uit te schakelen in een
noodgeval, zoals wanneer de machine
omslaat of als de gaskabel blijft hangen.
DAU12711
Startknop “ ”
Druk deze knop in om via de startmotor
de motor rond te draaien. Zie pagina 5-1
voor startinstructies voordat u de motor
start.
DAU31640
Koppelingshendel
1. Koppelingshendel
De koppelingshendel bevindt zich aan de
linkerstuurgreep. Trek de hendel naar het
stuur toe om de koppeling te ontkoppe-
len. Laat de hendel los om de koppeling te
laten aangrijpen. Voor een soepele wer-
king van de koppeling moet de hendel
snel ingetrokken worden en langzaam
worden losgelaten.
De koppelingshendel is voorzien van een
sperschakelaar die deel uitmaakt van het
startspersysteem. (Zie pagina 3-14).
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-5
3
1HD-F819D-D0 6/3/11 15:44 Página 20
2AS-F819D-D0.indd 2031/07/12 11:38

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 ... 100 next >