YAMAHA XCITY 250 2008 Instructieboekje (in Dutch)
Page 41 of 76
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-6
6
Aanbrengen van het stroomlijnpaneel1. Sluit de koplampstekker en de richtin-
gaanwijzerstekkers aan.
2. Plaats het stroomlijnpaneel in de oor-
spronkelijke positie en breng dan de
schroeven aan.
DAU19481
Paneel A
Verwijderen van het paneel1. Open het zadel. (Zie pagina 3-10.)
2. Verwijder de schroeven en trek het pa-
neel los zoals getoond.
Aanbrengen van het paneelPlaats het paneel in de oorspronkelijke po-
sitie en breng dan de schroeven aan.
DAU19210
Paneel B
Verwijderen van het paneelVerwijder de schroeven en haal het paneel
los.
Aanbrengen van het paneelPlaats het paneel in de oorspronkelijke po-
sitie en breng dan de schroeven aan.
DAU19620
Controleren van de bougie De bougie is een belangrijk motoronderdeel
dat periodiek moet worden gecontroleerd,
bij voorkeur door een Yamaha dealer. Om-
dat bougies door verhitting en neerslag al-
tijd langzaam slijten, moet de bougie
worden verwijderd en gecontroleerd vol-
gens de tijden genoemd in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema. Bovendien
kan aan het uiterlijk van de bougie de con-
ditie van de motor worden afgelezen.
De porseleinen isolator rond de centrale
elektrode moet licht tot gemiddeld bruin ver-
kleurd zijn (de ideale kleur als normaal met
de machine wordt gereden). De motor is
misschien defect als de bougie een duidelijk
andere kleur heeft. Probeer dergelijke pro-
blemen niet zelf vast te stellen. Laat in
plaats daarvan uw motorfiets nakijken door
een Yamaha dealer.
Vervang de bougie als de elektroden blijken
te zijn afgesleten en als overmatige kool-
aanslag of andere neerslag gevonden
wordt.
1. Schroef
2. Paneel AZAUM0656
1
2
1. SchroefZAUM0657
1
Voorgeschreven bougie:
NGK/DPR8EA-9
U5B2D0D0.book Page 6 Thursday, January 11, 2007 11:58 AM
Page 42 of 76
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-7
6
Voordat een bougie wordt aangebracht
moet de elektrodenafstand met een draad-
voelmaat worden gemeten; breng indien
nodig de elektrodenafstand op specificatie.
Reinig het oppervlak van de bougiepakking
en het pasvlak en verwijder eventueel vuil
uit de schroefdraad van de bougie.OPMERKING:Als geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet door
handvast te zetten en dan nog 1/4–1/2 slagverder te draaien. De bougie moet echter zo
snel mogelijk naar het juiste aanhaalmo-
ment worden aangedraaid.
DAUM1550
Motorolie Vóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst volgens de intervalperio-
den vermeld in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema en wanneer het contro-
lelampje olieverversingstermijn gaat bran-
den.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Zet de scooter op de middenbok.OPMERKIN
G:
Zorg dat de scooter rechtop staat bij het
controleren van het motorolieniveau. Wan-
neer de machine iets schuin staat, kan hetniveau al foutief worden afgelezen.
2. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan
uit.
3. Wacht een paar minuten om de olie tot
rust te laten komen, verwijder de olie-
vuldop, veeg de peilstok schoon, steek
deze weer in de vulopening (zonder
vast te draaien) en neem dan weer uit
om het olieniveau te controleren.
1. ElektrodenafstandElektrodenafstand:
0.8–0.9 mm (0.031–0.035 in)
Aanhaalmoment:
Bougie:
17.5 Nm (1.75 m·kgf, 12.5 ft·lbf)
1
ZAUM0037
U5B2D0D0.book Page 7 Thursday, January 11, 2007 11:58 AM
Page 43 of 76
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-8
6
OPMERKING:Het motorolieniveau moet tussen de merk-
strepen voor minimum- en maximumniveaustaan.
4. Als de motorolie beneden de merk-
streep voor minimumniveau staat, vul
dan voldoende olie, van de aanbevo-
len soort, bij tot het correcte niveau.
5. Steek de peilstok in de vulopening en
draai dan de olievuldop vast.
Verversen van de motorolie
1. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan
uit.2. Zet een oliecarter onder de motor om
de gebruikte olie op te vangen.
3. Verwijder de olievuldop en de aftap-
plug om de olie uit het carter te laten
stromen.
4. Controleer of de onderlegring bescha-
digd is en vervang indien nodig.5. Breng de onderlegring en de olieaftap-
plug aan en zet de plug dan vast met
het voorgeschreven aanhaalmoment.
OPMERKING:Controleer of de onderlegring correct aan-ligt.
6. Vul bij met de voorgeschreven hoe-
veelheid van de aanbevolen motorolie,
monteer dan de olievuldop en zet deze
vast.LET OP:
DCA11670
Gebruik geen olie met een “CD”-
dieselspecificatie of een hogere
kwaliteit dan gespecificeerd. Ge-
bruik ook geen olie met een “ENER-
GY CONSERVING II” of hogere
aanduiding.
1. Olievuldop
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
1
321ZAUM0685
1. Olieaftapplug
1. Olieaftapplug
2. Ring
11
ZAUM0686
12
ZAUM0129
Aanhaalmoment:
Olieaftapplug:
20 Nm (2.0 m·kgf, 14 ft·lbf)
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid bij verversing:
1.20 L (1.27 US qt) (1.06 Imp.qt)
U5B2D0D0.book Page 8 Thursday, January 11, 2007 11:58 AM
Page 44 of 76
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-9
6
Zorg dat er geen verontreinigingenin het carter terecht komen.
7. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.
8. Stel de indicator olieverversing terug.
(Zie pagina 3-3.)
DAU20061
Versnellingsbakolie Vóór elke rit moet het eindoverbrengings-
huis worden gecontroleerd op olielekkage.
In geval van lekkage dient u de scooter door
een Yamaha dealer te laten nakijken en te
laten repareren. Bovendien dient de ver-
snellingsbakolie als volgt te worden ver-
verst op de aangegeven tijdstippen in het
periodieke onderhouds- en smeerschema.
1. Start de motor, warm de versnellings-
bakolie op door een paar minuten te
gaan rijden en zet dan de motor af.
2. Zet de scooter op de middenbok.
3. Plaats een olieopvangbak onder het
eindoverbrengingshuis om de gebruik-
te olie op te vangen.
4. Verwijder de olievuldop en de aftap-
plug om de olie uit het eindoverbren-
gingshuis af te tappen.5. Breng de aftapplug voor de versnel-
lingsbakolie aan en zet hem vast met
het voorgeschreven aanhaalmoment.
6. Voeg de benodigde hoeveelheid aan-
bevolen versnellingsbakolie toe, breng
de olievuldop aan en draai deze vast.1. Vuldop versnellingsbakolie
1
ZAUM0658
1. Olieaftapplug eindoverbrengingAanhaalmoment:
Aftapplug versnellingsbakolie:
22 Nm (2.2 m·kgf, 15.9 ft·lbf)
Aanbevolen versnellingsbakolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
0.25 L (0.26 US qt) (0.22 Imp.qt)
U5B2D0D0.book Page 9 Thursday, January 11, 2007 11:58 AM
Page 45 of 76
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-10
6
WAARSCHUWING
DWA11310
Zorg dat er geen verontreinigingen
het cardanhuis kunnen binnendrin-
gen.
Zorg dat er geen olie op de bandenof wielen terechtkomt.
7. Controleer de versnellingsbak op olie-
lekkage. Zoek in geval van lekkage
naar de oorzaak.
DAU20070
Koelvloeistof Voor iedere rit moet het koelvloeistofniveau
worden gecontroleerd. Ook moet de koel-
vloeistof worden ververst volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAUM2101
Controleren van het koelvloeistofniveau
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop.OPMERKING:
Het koelvloeistofniveau moet worden
gecontroleerd terwijl de motor koud is,
temperatuurverschillen zijn namelijk
van invloed op het niveau.
Zorg dat de machine rechtop staat bij
het controleren van het koelvloeistofni-
veau. Wanneer de machine iets
schuin staat, kan het niveau al foutiefworden afgelezen.
2. Controleer het koelvloeistofniveau via
het kijkglas.
OPMERKING:Het koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maximum-niveau staan.3. Als het koelvloeistofniveau zich op of
onder de merkstreep voor minimumni-
veau bevindt, verwijder dan het
stroomlijnpaneel A. (Zie pagina 6-5.)
4. Open de dop van het koelvloeistofre-
servoir, en vul koelvloeistof bij tot aan
de merkstreep voor maximumniveau.
1. Merkstreep maximumniveau
2. Merkstreep minimumniveau
1. Dop koelvloeistofreservoir
1
2
ZAUM0660
1
ZAUM0661
U5B2D0D0.book Page 10 Thursday, January 11, 2007 11:58 AM
Page 46 of 76
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-11
6
LET OP:
DCA10471
Als er geen koelvloeistof voorhan-
den is, gebruik in plaats daarvan
dan gedistilleerd water of zacht lei-
dingwater. Gebruik geen hard water
of zout water, hierdoor kan de mo-
tor worden beschadigd.
Vervang, indien water in plaats van
koelvloeistof is gebruikt, het water
zo snel mogelijk door koelvloeistof.
Anders is het koelsysteem niet be-
schermd tegen vorst en corrosie.
Als water aan de koelvloeistof is
toegevoegd, vraag dan zo snel mo-
gelijk een Yamaha dealer het anti-
vriespercentage van de
koelvloeistof te controleren, anders
zal de koelvloeistof minder effectiefzijn.WAARSCHUWING
DWA10380
Verwijder de koelvloeistofradiator-vuldop nooit terwijl de motor nog heet is.
5. Sluit de reservoirdop en breng het
stroomlijnpaneel aan.
DAU33030
De koelvloeistof verversen
WAARSCHUWING
DWA10380
Verwijder de koelvloeistofradiator-vuldop nooit terwijl de motor nog heet is.
De koelvloeistof moet volgens de interval-
perioden vermeld in het periodieke smeer-
en onderhoudsschema ververst worden.
Laat de koelvloeistof verversen door een
Yamaha dealer.
DAUS1333
Luchtfilter en luchtfilterelemen-
ten in v-snaarbehuizing Het luchtfilterelement moet worden vervan-
gen en het luchtfilterelement in de v-snaar-
behuizing moet worden gereinigd volgens
de intervalperioden vermeld in het periodie-
ke smeer- en onderhoudsschema. Reinig
de luchtfilterelementen vaker als u in zeer
stoffige of vochtige gebieden rijdt.
Het luchtfilterelement vervangen
1. Zet de scooter op de middenbok.
2. Verwijder het luchtfilterdeksel door de
schroeven te verwijderen.
3. Trek het luchtfilterelement los.
4. Breng een nieuw luchtfilterelement
aan in het luchtfilterhuis. Inhoud koelvloeistofreservoir:
0.20 L (0.21 US qt) (0.18 Imp.qt)1. Luchtfilterdeksel
2. Schroef
3. Luchtfilterelement1
2 2ZAUM0662
3
U5B2D0D0.book Page 11 Thursday, January 11, 2007 11:58 AM
Page 47 of 76
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-12
6
5. Monteer het luchtfilterdeksel door de
schroeven aan te brengen.
Reinigen van het luchtfilterelement in de
v-snaarbehuizing
1. Verwijder het luchtfilterdeksel op de v-
snaarbehuizing door de schroeven te
verwijderen.
2. Verwijder het luchtfilterelement en
blaas vervolgens het vuil weg met per-
slucht zoals getoond.3. Controleer het luchtfilterelement op
beschadiging en vervang het indien
nodig.
4. Breng het luchtfilterelement aan met
de gekleurde kant naar buiten.
5. Bevestig het luchtfilterdeksel in de v-
snaarbehuizing door de schroeven
aan te brengen.
LET OP:
DCA10530
Controleer of beide luchtfilterele-
menten correct in de behuizingen
zijn aangebracht.
Laat de motor nooit draaien terwijl
de luchtfilterelementen afwezig zijn,
dat kan leiden tot overmatige slijta-
ge bij de zuiger(s) en/of de cilin-der(s).
DAU21382
Controleren van de vrije slag
gaskabel De vrije slag van de gaskabel dient 3.0–5.0
mm (0.12–0.20 in) te bedragen bij de gas-
greep. Controleer de vrije slag van de gas-
kabel regelmatig en laat de vrije slag indien
nodig afstellen door een Yamaha dealer.
1. Luchtfilterdeksel v-snaarbehuizing
2. Schroef
1. Luchtfilterdeksel v-snaarbehuizing
2. Luchtfilterelement in V-snaarbehuizing
1. Vrije slag gaskabel1ZAUM0051
U5B2D0D0.book Page 12 Thursday, January 11, 2007 11:58 AM
Page 48 of 76
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-13
6
DAU21401
Klepspeling De klepspeling kan tijdens gebruik gaan af-
wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAUM2040
Banden Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw machine.
Bandspanning
De bandspanning moet voor elke rit worden
gecontroleerd en indien nodig worden bijge-
steld.
WAARSCHUWING
DWA10500
De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is
aan de omgevingstemperatuur).
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagage en accessoires dat voor ditmodel is vastgesteld.WAARSCHUWING
DWA11200
De aanwezigheid van bagage heeft grote
invloed op het weggedrag, de rem- en rij-
eigenschappen en de veiligheid van uw
machine. Neem daarom de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
ZAUM0053
Bandspanning (gemeten op koude
banden):
0–90 kg (0–198 lb):
Voor:
170 kPa (25 psi) (1.70 kgf/cm²)
Achter:
190 kPa (28 psi) (1.90 kgf/cm²)
90–185 kg (198–408 lb):
Voor:
180 kPa (26 psi) (1.80 kgf/cm²)
Achter:
200 kPa (29 psi) (2.00 kgf/cm²)
Maximale belasting*:
185 kg (408 lb)
* Totaal gewicht van bestuurder, pas-
sagier, bagage en accessoires
U5B2D0D0.book Page 13 Thursday, January 11, 2007 11:58 AM
Page 49 of 76
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-14
6
DE MACHINE NOOIT OVERBELA-
DEN! Rijden met een overbeladen
machine kan leiden tot beschadi-
ging van de banden, controleverlies
of ernstig letsel. Zorg dat het totale
gewicht van de bestuurder, de pas-
sagier, de bagage en de gemonteer-
de accessoires nooit het
voorgeschreven maximumlaadge-
wicht voor de machine overschrijdt.
Vervoer geen los verpakte spullen
die tijdens de rit kunnen gaan
schuiven.
Bevestig de zwaarste spullen op
veilige wijze dicht bij het midden
van de machine en verdeel het ge-
wicht over beide zijden.
Pas de luchtdruk in de wielophan-
ging en de bandspanning aan op
het te vervoeren gewicht.
Controleer vóór iedere rit de condi-tie en spanning van de banden.Inspectie van banden
Voor elke rit moeten de banden worden ge-
controleerd. Als de bandprofieldiepte op het
midden van de band de vermelde limiet
heeft bereikt, de band spijkers of stukjes
glas bevat of wanneer de wang van de band
scheurtjes vertoont, moet de band onmid-
dellijk door een Yamaha dealer worden ver-
vangen.
OPMERKING:De slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem al-tijd de lokale voorschriften in acht.Bandeninformatie
Dit model is uitgerust met tubeless banden.
WAARSCHUWING
DWA10470
Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen. Rij-
den op een machine met versleten
banden is niet alleen verboden,
maar dit heeft ook een averechts ef-
fect op de rijstabiliteit, waardoor u
de macht over het stuur zou kunnen
verliezen.
De vervanging van onderdelen van
wielen en remmen, inclusief ban-
den, dient te worden overgelaten
aan een Yamaha dealer, die over de
nodige vakkundige kennis en erva-ring beschikt.
1. Bandprofieldiepte
2. Wang van band
Minimale bandprofieldiepte (voor en
achter):
1.6 mm (0.06 in)
1
2
ZAUM0054
Voorband:
Maat:
120/70-16 M/C 57P
Fabrikant/model:
PIRELLI/SPORT DEMON FRONT
Achterband:
Maat:
140/70-15 69P
Fabrikant/model:
PIRELLI/SPORT DEMON
U5B2D0D0.book Page 14 Thursday, January 11, 2007 11:58 AM
Page 50 of 76
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-15
6
DAU21960
Gietwielen Let ten aanzien van de voorgeschreven
wielen op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw motorfiets.
Controleer de velgen voor iedere rit op
scheurtjes, verbuiging of kromtrekken.
Laat ingeval van schade het wiel door
een Yamaha dealer vervangen. Pro-
beer het wiel nooit zelf te repareren,
hoe klein de reparatie ook is. Vervang
een wiel dat vervormd is of haar-
scheurtjes vertoont.
Na het vervangen van een wiel of band
moet het wiel worden uitgebalanceerd.
Een niet uitgebalanceerd wiel zal mo-
gelijk slecht functioneren, of kan een
slechte wegligging en een verkorte le-
vensduur van de banden tot gevolg
hebben.
Rijd niet te snel direct na het verwisse-
len van een band. Het bandoppervlak
dient eerst te zijn ingereden voordat
het zijn optimale eigenschappen ver-
krijgt.
DAU33453
Vrije slag voor- en achterremhen-
del Voor
Achter
Aan de uiteinden van de remhendels mag
geen vrije slag aanwezig zijn. Als er toch
een vrije slag is, laat dan een Yamaha
dealer het remsysteem inspecteren.
WAARSCHUWING
DWA14211
Een zacht of sponzig gevoel in de rem-
hendel kan betekenen dat er lucht in het
hydraulisch systeem aanwezig is. Als er
lucht in het hydraulisch systeem zit, laat
dan het systeem door een Yamaha
dealer ontluchten voordat de machine
wordt gebruikt. Lucht in het hydraulisch
systeem heeft een negatief effect op de
remwerking, waardoor u de macht over
het stuur zou kunnen verliezen met eenongeluk als gevolg.
ZAUM0687ZAUM0688
U5B2D0D0.book Page 15 Thursday, January 11, 2007 11:58 AM