YAMAHA XJR 1300 2003 Instructieboekje (in Dutch)
Page 61 of 102
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-16
6
DW000079
WAARSCHUWING
_
Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen. Rij-
den op een motor met versleten
banden is niet alleen verboden,
maar dit heeft ook een averechts ef-
fect op de rijstabiliteit, waardoor u
de macht over het stuur zou kun-
nen verliezen.
De vervanging van onderdelen van
wielen en remmen, inclusief ban-
den, dient te worden overgelaten
aan een Yamaha dealer, die over de
nodige vakkundige kennis en erva-
ring beschikt.
_
Bandeninformatie
Deze motorfiets is uitgerust met gietwielen
en tubeless banden met bandventielen.
DW000080
WAARSCHUWING
_
De banden op de voor- en achter-
wielen horen van hetzelfde merk en
dezelfde constructie te zijn, anders
is het weggedrag van de motor mo-
gelijk niet normaal.
Na uitgebreide testen zijn alleen de
hieronder vermelde banden voor
dit model goedgekeurd door
Yamaha Motor Co., Ltd.
Controleer altijd of de ventieldopjes
stevig zijn bevestigd om zo het
weglekken van luchtdruk te voorko-
men.
Gebruik uitsluitend de hierna ver-
melde bandventielen en luchtven-
tielbuisjes om bij hoge rijsnelheden
een te lage bandspanning te voor-
komen.
_CE-10D
CE-14D
1. Bandventiel
2. Bandventielbuis
3. Bandventieldop met afdichting
VOOR
Merk Maat Model
Dunlop
120/70 ZR17 (58W)
D220F ST M
120/70 ZR17 M/C (58W)
Michelin
120/70 ZR17 (58W)
MACADAM90X E
120/70 ZR17 M/C (58W)
ACHTER
Merk Maat Model
Dunlop
180/55 ZR17 (73W)
D220 ST M
180/55 ZR17 M/C (73W)
Michelin
180/55 ZR17 (73W)
MACADAM90X E
180/55 ZR17 M/C (73W)VOOR EN ACHTER
Bandventiel TR412
Luchtventielbuis #9000A (origineel)
U5DMD0.book Page 16 Thursday, August 1, 2002 1:56 PM
Page 62 of 102
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-17
6
DAU00684
WAARSCHUWING
_ Deze motorfiets is uitgerust met specia-
le banden die geschikt voor zeer hoge
rijsnelheden. Let op het volgende om
deze banden zo effectief mogelijk te
kunnen gebruiken.
Gebruik bij vervanging uitsluitend
het voorgeschreven type banden.
Bij andere banden is het risico op
een klapband bij zeer hoge rijsnel-
heden niet denkbeeldig.
Gloednieuwe banden bieden op
sommige typen wegdek relatief
weinig grip totdat ze zijn
“ingereden”. Het is dan ook ver-
standig de eerste 100 km nadat een
nieuwe band is aangebracht rustig
te blijven rijden en pas daarna de
rijsnelheid te verhogen.
Voordat met hoge snelheid wordt
gereden moeten de banden zijn op-
gewarmd.
Pas de bandspanning steeds aan
volgens de rijomstandigheden.
_
DAU03773
Gietwielen Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw motorfiets.
Controleer de velgen voor iedere rit op
scheurtjes, verbuiging of kromtrekken.
Laat ingeval van schade het wiel door
een Yamaha dealer vervangen. Pro-
beer het wiel nooit zelf te repareren,
hoe klein de reparatie ook is. Vervang
een wiel dat vervormd is of haar-
scheurtjes vertoont.
Na het vervangen van een wiel of
band moet het wiel worden uitgeba-
lanceerd. Een niet uitgebalanceerd
wiel zal mogelijk slecht functioneren,
of kan een slechte wegligging en een
verkorte levensduur van de banden tot
gevolg hebben.
Rijd niet te snel direct na het verwisse-
len van een band. Het bandoppervlak
dient eerst te zijn ingereden voordat
het zijn optimale eigenschappen ver-
krijgt.
DAU00695
Vrije slag van koppelingshendel Omdat dit model is uitgerust met een hy-
draulische koppelingsbediening, hoeft de
vrije slag van de koppelingshendel niet te
worden afgesteld. Wel moet voor elke rit het
niveau van de koppelingsvloeistof en het
hydraulisch systeem op lekkage worden
gecontroleerd. Misschien zit er lucht in het
koppelingssysteem als de koppelingshen-
del te veel vrije slag heeft en schakelen
moeizaam gaat, of als de koppeling slipt en
de machine slecht accelereert. Als er lucht
in het hydraulisch systeem zit, moet het
systeem door een Yamaha dealer worden
ontlucht voordat de motorfiets wordt ge-
bruikt.
U5DMD0.book Page 17 Thursday, August 1, 2002 1:56 PM
Page 63 of 102
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-18
6
DAU00712
De stand van het rempedaal
afstellen De bovenzijde van het rempedaal moet op
een afstand van ca. 40 mm onder de voet-
steun staan, zoals te zien in de afbeelding.
Controleer de stand van het rempedaal re-
gelmatig en laat zo nodig afstellen door een
Yamaha dealer.
DW000109
WAARSCHUWING
_ Als het rempedaal zacht of sponzig aan-
voelt, wijst dat erop dat er lucht in het
hydraulisch systeem zit. Als er lucht in
het hydraulisch systeem zit, moet het
systeem door een Yamaha dealer wor-
den ontlucht voordat de motorfiets
wordt gebruikt. Lucht in het hydraulisch
systeem heeft een negatief effect op de
remwerking, waardoor u de macht over
het stuur zou kunnen verliezen met een
ongeluk als gevolg. _
a. Afstand tussen rempedaal en voetsteun
U5DMD0.book Page 18 Thursday, August 1, 2002 1:56 PM
Page 64 of 102
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-19
6
DAU01756
Afstellen van remlichtschakelaar
achterrem De remlichtschakelaar voor de achterrem,
die wordt geactiveerd door het rempedaal,
is correct afgesteld wanneer het remlicht
gaat branden vlak voordat de remwerking
intreedt. Stel zo nodig de remlichtschake-
laar als volgt af.
1. Verwijder het paneel A. (Zie
pagina 6-5 voor het verwijderen en
aanbrengen van het paneel.)
2. Draai de stelmoer terwijl de remlicht-
schakelaar op zijn plaats wordt gehou-
den. Draai om het remlicht eerder te
laten branden de stelmoer richting
a.
Draai om het remlicht later te laten
branden de stelmoer richting
b.
3. Monteer het paneel.
DAU01314
Controleren van de remblokken
voor- en achter De remblokken in de voor- en achterrem
moeten worden gecontroleerd op slijtage
volgens de intervalperioden voorgeschre-
ven in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema. Elk remblok heeft een eigen
slijtage-indicatorgroef, zodat het remblok
kan worden gecontroleerd zonder de rem te
hoeven demonteren.
1. Remlichtschakelaar achterrem
2. Stelmoer remlichtschakelaar achterrem
1. Slijtage-indicatorgroef remblokVoor
U5DMD0.book Page 19 Thursday, August 1, 2002 1:56 PM
Page 65 of 102
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-20
6
Let op de slijtage-indicatorgroeven om de
remblokslijtage te controleren. Wanneer
een remblok zover is afgesleten dat de slij-
tage-indicatorgroef vrijwel is verdwenen,
vraag dan een Yamaha dealer de remblok-
ken als set te vervangen.
DAU04169
Niveaus van rem- en
koppelingsvloeistof controleren Bij een tekort aan remvloeistof kan lucht de
rem- of koppelingsystemen binnendringen,
waarna deze mogelijk minder effectief zul-
len werken.
Controleer alvorens te gaan rijden of de
remvloeistof boven de merkstreep voor mi-
nimumniveau staat en vul zo nodig bij. Een
laag remvloeistofniveau wijst mogelijk op
verregaande remblokslijtage en/of lekkage
in het remsysteem. Als het remvloeistofni-
veau laag is, controleer dan de remblokken
op slijtage en het remsysteem op lekkage.
OPMERKING:_ Het remvloeistofreservoir voor de achter-
rem bevindt zich achter paneel A. (Zie
pagina 6-5 voor het verwijderen en aan-
brengen van het paneel). _Neem de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht:
Bij het controleren van het vloeistofni-
veau moet het bovenvlak van het rem-
of koppelingvloeistofreservoir horizon-
taal staan.
Gebruik uitsluitend de voorgeschreven
kwaliteit remvloeistof, anders kunnen de
rubber afdichtingen verslechteren en zo
lekkage en slechte werking van rem of
koppeling teweegbrengen.
1. Slijtage-indicatorgroef remblokAchter
1. Merkstreep minimumniveau
Voorrem
1. Merkstreep minimumniveauVoorgeschreven rem- en
koppelingsvloeistof: DOT 4 remvloeistofAchterrem
U5DMD0.book Page 20 Thursday, August 1, 2002 1:56 PM
Page 66 of 102
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-21
6
Vul bij met hetzelfde type remvloeistof.
Bij vermengen van verschillende ty-
pen remvloeistof kunnen schadelijke
chemische reacties optreden en kan
de werking van rem of koppeling ver-
slechteren.
Als het vloeistofniveau te ver daalt,
raakt het vloeistofmembraan ver-
vormd door de toenemende onder-
druk. Breng het membraan terug in de
oorspronkelijke vorm alvorens aan te
brengen in het reservoir voor rem- of
koppelingsvloeistof.
Pas op en zorg dat tijdens bijvullen
geen water het reservoir voor rem- of
koppelingsvloeistof kan binnendrin-
gen. Water zal het kookpunt van de
remvloeistof aanzienlijk verlagen zo-
dat dampbelvorming kan optreden.
Remvloeistof kan gelakte of kunststof
onderdelen aantasten. Veeg gemor-
ste remvloeistof steeds direct af.
Naarmate de remblokken afslijten, zal
het remvloeistofniveau geleidelijk ver-
der dalen. Vraag echter wel een
Yamaha dealer om een inspectie als
het remvloeistofniveau plotseling sterk
is gedaald.
DAU03984
Rem- en koppelingsvloeistof
verversen Vraag een Yamaha dealer de remvloeistof
en de koppelingsvloeistof te verversen vol-
gens de intervalperioden voorgeschreven
onder OPMERKING bij het periodieke
smeer- en onderhoudsschema. Laat bo-
vendien de vloeistofafdichtingen van de
hoofdremcilinder en de koppelingshoofdci-
linder, de remklauwen en de rem- en kop-
pelingsslangen vervangen volgens de
hierna vermelde intervalperioden of wan-
neer ze lekken of zijn beschadigd.
Vloeistof-afdichtingen: Vervang elke
twee jaar.
Rem- en koppelingsslangen: Vervang
elke vier jaar.
1. Merkstreep minimumniveauKoppeling
U5DMD0.book Page 21 Thursday, August 1, 2002 1:56 PM
Page 67 of 102
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-22
6
DAU00745
Doorbuiging aandrijfketting De doorbuiging van de aandrijfketting moet
voorafgaand aan elke rit worden gecontro-
leerd en eventueel worden bijgesteld.
Aandrijfketting controleren op doorbui-
ging
1. Zet de motorfiets op de middenbok.
2. Schakel de versnellingsbak in de vrij-
stand.
3. Draai het wiel enkele malen rond en
zoek de stand waarin de ketting het
meest strak staat.
4. Meet de doorbuiging van de aandrijf-
ketting zoals getoond.
5. Stel de doorbuiging van de ketting als
volgt bij als deze niet correct is.
a. Doorbuiging aandrijfkettingDoorbuiging aandrijfketting:
20–30 mm
U5DMD0.book Page 22 Thursday, August 1, 2002 1:56 PM
Page 68 of 102
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-23
6
DAU03608
Doorbuiging aandrijfketting bijstellen
1. Draai de wielasmoer los en draai dan
de borgmoeren los aan beide zijden
van de swingarm.
2. Draai om de aandrijfketting strakker te
stellen de stelbout aan beide uiteinden
van de swingarm richting
a. Draai om
de aandrijfketting losser te stellen de
stelbout aan beide uiteinden van de
swingarm richting
b en druk vervol-
gens het achterwiel naar voren.
OPMERKING:_ Gebruik voor een goede wieluitlijning de uit-
lijnmerktekens aan beide zijden van de
swingarm, om zeker te zijn dat beide stel-
moeren dezelfde positie hebben. _
DC000096
LET OP:_ Een slecht gespannen aandrijfketting
overbelast de motor en andere vitale de-
len van de motorfiets, waardoor de ket-
ting kan slippen of breken. Om dit te
voorkomen moet de spanning van de
aandrijfketting binnen het voorgeschre-
ven bereik blijven. _3. Draai de borgmoeren vast en zet dan
de wielasmoer vast met het voorge-
schreven aanhaalmoment.
DAU03006
Smeren van de aandrijfketting De aandrijfketting moet worden gereinigd
en gesmeerd volgens de intervalperioden
zoals voorgeschreven in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema, anders zal
de ketting snel slijten, met name in vochtige
of stoffige gebieden. Onderhoud de ketting
als volgt.
DC000097
LET OP:_ De aandrijfketting moet worden ge-
smeerd nadat de motorfiets is gewassen
of ermee in de regen is gereden. _1. Reinig de aandrijfketting met petro-
leum en een zacht borsteltje.
DCA00053
LET OP:_ Om beschadiging van de o-ringen te
voorkomen, mag de aandrijfketting niet
worden gereinigd met een stoomreini-
ger of hogedrukreiniger of met niet-ge-
schikte ontvetters. _2. Wrijf de aandrijfketting droog.
3. Smeer de aandrijfketting grondig met
speciale smering voor O-ring kettin-
gen.
1. Borgmoer
2. Stelbout van de doorbuiging aandrijfketting
3. Wielasmoer
4. Uitlijnmerktekens
Aanhaalmoment:
Wielasmoer:
150 Nm (15,0 m·kgf)
U5DMD0.book Page 23 Thursday, August 1, 2002 1:56 PM
Page 69 of 102
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-24
6
DCA00052
LET OP:_ Gebruik geen motorolie of andere
smeermidelen voor de aandrijfketting,
deze bevatten mogelijk toevoegingen
die de o-ringen kunnen beschadigen. _
DAU02962
Controleren en smeren van de
kabels De werking van alle bedieningskabels en
de conditie van de kabels moeten vóór ie-
dere rit worden gecontroleerd. De kabels
en de kabeleinden dienen zo nodig te wor-
den gesmeerd. Vraag een Yamaha dealer
een kabel te controleren of te vervangen
wanneer deze is beschadigd of niet soepel
beweegt.
DW000112
WAARSCHUWING
_ Bij een beschadiging van de buitenkabel
kan de kabelbediening verslechteren en
de binnenkabel gaan roesten. Vervang
een beschadigde kabel zo snel mogelijk
om onveilige condities te voorkomen. _
DAU04034
Controleren en smeren van
gasgreep en gaskabel De werking van de gasgreep hoort vooraf-
gaand aan elke rit te worden gecontroleerd.
Smeer of vervang ook de gaskabel volgens
de intervaltijden gespecificeerd in het perio-
diek onderhoudsschema.
Aanbevolen smeermiddel:
Motorolie
U5DMD0.book Page 24 Thursday, August 1, 2002 1:56 PM
Page 70 of 102
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-25
6
DAU03370
Controleren en smeren van rem-
en schakelpedalen De werking van het rem- en het schakelpe-
daal moet voorafgaand aan elke rit worden
gecontroleerd en de pedaalscharnierpun-
ten moeten zo nodig worden gesmeerd.
DAU03164
Controleren en smeren van de
rem- en koppelingshendel De werking van de rem- en de koppe-
lingshendel moet voorafgaand aan elke rit
worden gecontroleerd en de hendelschar-
nierpunten moeten zo nodig worden ge-
smeerd.
DAU03371
Controleren en smeren van
middenbok en zijstandaard De werking van de middenbok en de zij-
standaard moet voorafgaand aan elke rit
worden gecontroleerd en de scharnierpun-
ten en de metaal-op-metaal contactvlakken
moeten zo nodig worden gesmeerd.
DW000114
WAARSCHUWING
_ Als de middenbok of de zijstandaard
niet soepel omhoog en omlaag beweegt,
vraag dan een Yamaha dealer deze te
controleren of te repareren. _
Aanbevolen smeermiddel:
Lithiumvet (universeel vet)
Aanbevolen smeermiddel:
Lithiumvet (universeel vet)
U5DMD0.book Page 25 Thursday, August 1, 2002 1:56 PM