YAMAHA XMAX 125 2010 Instructieboekje (in Dutch)

Page 51 of 88

OPMERKING
Als geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet door
handvast te zetten en dan nog 1/4–1/2
slag verder te draaien. De bougie moet
echter zo snel mogelijk naar het juiste
aanhaalmoment worden aangedraaid.DAUS1701
Motorolie
Vóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de
olie worden ververst volgens de interval-
perioden vermeld in het periodieke smeer-
en onderhoudsschema en wanneer het
controlelampje olieverversingstermijn
gaat branden.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Zet de scooter op de middenbok.
Wanneer de machine iets schuin sta-
at, kan het niveau al foutief worden
afgelezen.
2. Start de motor, laat deze een paar
minuten warmdraaien en zet hem
dan af.
3. Wacht een paar minuten om de olie
tot rust te laten komen, verwijder de
olievuldop, veeg de peilstok schoon,
steek deze weer in de vulopening
(zonder vast te draaien) en neem dan
weer uit om het olieniveau te contro-
leren.
OPMERKING
Het motorolieniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maxi-
mumniveau staan.
1. Olievuldop
4. Als de motorolie beneden de merks-
treep voor minimumniveau staat, vul
dan voldoende olie, van de aanbevo-
len soort, bij tot het correcte niveau.
5. Steek de peilstok in de vulopening en
draai dan de olievuldop vast.
Om de motorolie te verversen (met of
zonder vervanging van het
oliefilterelement)
1. Start de motor, laat deze een paar
minuten warmdraaien en zet hem
dan af.
2. Zet een olieopvangbak onder de
motor om de gebruikte olie op te
vangen.
3. Verwijder de olievuldop en de aftap-
plug om de olie uit het carter te laten
stromen.
ZAUM07011
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-10
6
39D-F819D-D0 4/11/09 20:11 Página 51

Page 52 of 88

1. Olieaftapplug
4. Controleer of de onderlegring van de
aftapplug beschadigd is en vervang
hem indien nodig.
1. Olieaftapplug
2. Ring
OPMERKING
Sla de stappen 5–9 over als het oliefiltere-
lement niet wordt vervangen.
5. Verwijder het oliefilterdeksel door de
bouten te verwijderen.
1. Oliefilterdeksel
6. Verwijder het oliefilterelement en de
o-ring.
1. Oliefilterelement
2. O-ring
3. Oliefilterdeksel
7. Controleer de o-ring op beschadi-
ging en vervang hem indien nodig.
8. Monteer het nieuwe oliefilterelement
en een o-ring.
9. Monteer het oliefilterdeksel door de
bouten aan te brengen en zet deze
dan vast met het voorgeschreven
aanhaalmoment.
OPMERKING
Zorg dat de o-ring correct aanligt.
Aanhaalmoment:
Bevestigingsbout oliefilterdeksel:
10 Nm (1,0 m•kgf, 7,2 ft•lbf)
1
2
3
ZAUM0712
ZAUM07111
ZAUM07021
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-11
6
39D-F819D-D0 4/11/09 20:11 Página 52

Page 53 of 88

10. Breng de onderlegring en de olieaf-
tapplug aan en zet de plug dan vast
met het voorgeschreven aanhaalmo-
ment.
OPMERKING
Controleer of de onderlegring correct aan-
ligt.
11. Vul bij met de voorgeschreven hoe-
veelheid van de aanbevolen motoro-
lie, breng dan de olievuldop aan en
zet deze vast.
OPMERKING
Veeg enige gemorste olie af nadat de
motor en het uitlaatsysteem zijn afgeko-
eld.
DCA11670
Gebruik geen olie met een “CD”-
dieselspecificatie of een hogere
kwaliteit dan gespecificeerd.
Gebruik ook geen olie met een
“ENERGY CONSERVING II” of
hogere aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigingen
in het carter terecht komen.
12. Start de motor, laat deze een paar
minuten stationair draaien en contro-
leer daarbij op olielekkage. Als er
sprake is van olielekkage, zet demotor dan direct af en zoek de oor-
zaak.
13. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer indien nodig.
14. Stel de indicator olieverversing terug.
Terugstellen van de indicator
olieverversing
1. Draai de sleutel naar “ON”.
2. Houd de “OIL CHANGE”-knop 15 tot
20 seconden ingedrukt.
1. “OIL CHANGE”-knop
1
LET OP
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1
Oliehoeveelheid bij verversing:
Zonder vervanging van het
oliefilterelement:
1,40 L (1,48 US qt, 1,23 Imp.qt)
Met vervanging van het
oliefilterelement:
1,50 L (1,59 US qt, 1,32 Imp.qt)
Aanhaalmoment:
Olieaftapplug:
32 Nm (3,2 m•kgf, 23 ft•lbf)
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-12
6
39D-F819D-D0 4/11/09 20:11 Página 53

Page 54 of 88

1. “OIL CHANGE”-knop
3. Laat de “OIL CHANGE”-knop los, de
indicator olieverversing zal nu uitga-
an.
OPMERKING
Als de motorolie werd ververst voordat de
indicator olieverversing brandde (dus
voordat de intervalperiode voor oliever-
versing was verstreken), moet de indicator
na de olieverversing worden teruggesteld
zodat het eerstvolgende tijdstip voor olie-
verversing weer correct wordt aangege-
ven. Volg de hierboven beschreven werk-
wijze om de indicator olieverversing terug
te stellen voordat de olieverversingster-
mijn is verstreken, maar kijk wel of de indi-
cator ca. 1.4 seconde brandt nadat de“OIL CHANGE”-knop is losgelaten; zo
niet, herhaal dan de procedure.
DAU20064
Eindoverbrengingsolie
Het eindoverbrengingshuis moet voor
elke rit worden gecontroleerd op olielek-
kage. In geval van lekkage dient u de sco-
oter door een Yamaha dealer te laten
nakijken en repareren. Bovendien dient de
eindoverbrengingsolie als volgt te worden
ververst op de tijdstippen vermeld in het
periodieke onderhouds- en smeersche-
ma.
1. Start de motor, warm de eindover-
brengingsolie op door enkele minu-
ten te rijden en zet dan de motor af.
2. Zet de scooter op de middenbok.
3. Plaats een olieopvangbak onder het
eindoverbrengingshuis om de
gebruikte olie op te vangen.
4. Verwijder de olievuldop en de aftap-
plug van de eindoverbrenging om de
olie uit het eindoverbrengingshuis af
te tappen.
1
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-13
6
39D-F819D-D0 4/11/09 20:11 Página 54

Page 55 of 88

1. Vuldop versnellingsbakolie
2. O-ring
5. Breng de aftapplug voor de eindo-
verbrengingsolie aan en zet deze
vast met het voorgeschreven aanha-
almoment.
1. Aftapplug versnellingsbakolie
6. Vul bij met de voorgeschreven hoe-
veelheid van de aanbevolen eindo-
verbrengingsolie, breng dan de olie-
vuldop aan en zet deze vast.
WAARSCHUWING! Zorg ervoor
dat geen vreemde materialen in
het eindoverbrengingshuis
terechtkomen. Zorg ervoor dat
geen olie op de band of het wiel
terechtkomt.
[DWA11311]
7. Controleer het eindoverbrengings-
huis op olielekkage. Zoek in geval
van lekkage naar de oorzaak.
DAU20070
Koelvloeistof
Voor iedere rit moet het koelvloeistofnive-
au worden gecontroleerd. Ook moet de
koelvloeistof worden ververst volgens de
intervalperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAUS1670
Controleren van het
koelvloeistofniveau
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop.
OPMERKING
Het koelvloeistofniveau moet worden
gecontroleerd terwijl de motor koud
is, temperatuurverschillen zijn name-
lijk van invloed op het niveau.
Zorg dat de machine rechtop staat
bij het controleren van het koelvloeis-
tofniveau. Wanneer de machine iets
schuin staat, kan het niveau al foutief
worden afgelezen.
2. Controleer het koelvloeistofniveau
via het kijkglas.
OPMERKING
Het koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maxi-
mumniveau staan.
Aanbevolen
eindoverbrengingsolie:
Zie pagina 8-1
Oliehoeveelheid:
0,21 L (0,22 US qt, 0,18 Imp.qt)
Aanhaalmoment:
Aftapplug eindoverbrengingsolie:
20 Nm (2,0 m•kgf, 14 ft•lbf)
ZAUM07031
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-14
6
39D-F819D-D0 4/11/09 20:11 Página 55

Page 56 of 88

1. Merkstreep maximumniveau
2. Merkstreep minimumniveau
3. Kijkglas koelvloeistofniveau
3. Als de koelvloeistof op of beneden
de merkstreep voor minimumniveau
staat, til dan de voetplaatmat aan de
rechterzijde omhoog zoals getoond.
1. Mat op de voetplaat
4. Open de dop van het koelvloeistofre-
servoir, en vul koelvloeistof bij tot aan
de merkstreep voor maximumniveau.
WAARSCHUWING! Verwijder alle-
en de dop van het koelvloeistofre-
servoir. Probeer nooit om de radia-
torvuldop te verwijderen als de
motor koud is.
[DWA15161]
LET OP: Als er geen koelvloeistof
aanwezig is, gebruik dan in plaats
daarvan gedistilleerd water of ont-
hard leidingwater. Gebruik geen
hard water of zout water, dit is
schadelijk voor de motor. Als er in
plaats van koelvloeistof water is
gebruikt, vervang dit dan zo snel
mogelijk door koelvloeistof,
anders is het systeem niet bes-
chermd tegen vorst en corrosie.
Als er water aan de koelvloeistof is
toegevoegd, laat dan een Yamaha
dealer zo snel mogelijk het antiv-
riesgehalte van de koelvloeistof
controleren om te voorkomen dat
de effectiviteit van de koelvloeistof
afneemt.
[DCA10472]
1. Dop koelvloeistofreservoir
5. Sluit de dop van het koelvloeistofre-
servoir
6. Plaats de voetplaatmat in de oors-
pronkelijke positie en druk deze vast.
DAU33031
De koelvloeistof verversen
De koelvloeistof moet volgens de interval-
perioden vermeld in het periodieke smeer-
en onderhoudsschema ververst worden.
Laat de koelvloeistof verversen door een
Yamaha dealer. WAARSCHUWING! Pro-
beer nooit om de radiatorvuldop te ver-
wijderen als de motor warm is.
[DWA10381]
Inhoud koelvloeistofreservoir:
0,25 L (0,26 US qt, 0,22 Imp.qt)
FULL
LOW
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-15
6
39D-F819D-D0 4/11/09 20:11 Página 56

Page 57 of 88

DAUM2242
Luchtfilter en
luchtfilterelementen in v-
snaarbehuizing reinigen
Het luchtfilterelement moet worden ver-
vangen en het luchtfilterelement in de v-
snaarbehuizing moet worden gereinigd
volgens de intervalperioden vermeld in
het periodieke smeer- en onderhoudss-
chema. Reinig de luchtfilterelementen
vaker als u in zeer stoffige of vochtige
gebieden rijdt.
Het luchtfilterelement vervangen
1. Zet de scooter op de middenbok.
2. Verwijder het luchtfilterdeksel door
de schroeven te verwijderen.
1. Luchtfilterdeksel
2. Schroef
3. Luchtfilterelement
3. Trek het luchtfilterelement uit.
4. Breng een nieuw luchtfilterelement
aan in het luchtfilterhuis.
5. Monteer het luchtfilterdeksel door de
schroeven aan te brengen.
Reinigen van het luchtfilterelement in
de v-snaarbehuizing
1. Verwijder de luchtfilterdeksels op de
v-snaarbehuizing door de schroeven
te verwijderen.
1. Luchtfilterdeksel v-snaarbehuizing
2. Schroef1. Schroef
2. Luchtfilterdeksel v-snaarbehuizing
2. Verwijder het luchtfilterelement en
blaas vervolgens het vuil weg met
perslucht zoals getoond.
1. Luchtfilterelement in V-snaarbehuizing
1
ZAUM0706
1
2
2 1ZAUM07041
2 2
ZAUM06623
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-16
6
39D-F819D-D0 4/11/09 20:11 Página 57

Page 58 of 88

3. Controleer het luchtfilterelement op
beschadiging en vervang het indien
nodig.
4. Breng het luchtfilterelement aan met
de gekleurde kant naar buiten.
5. Bevestig de luchtfilterdeksels in de v-
snaarbehuizing door de schroeven
aan te brengen. LET OP: Zorg ervo-
or dat elk filterelement goed aan-
ligt in de behuizing. Laat de motor
nooit draaien met de filterelemen-
ten uitgenomen, hierdoor kunnen
de zuiger(s) en/of cilinder(s) over-
matig versleten raken.
[DCA10531]DAU21382
Controleren van de vrije slag
gaskabel
1. Vrije slag gaskabel
De vrije slag van de gaskabel dient 3,0-5,0
mm (0,12-0,20 in) te bedragen bij de gas-
greep. Controleer de vrije slag van de gas-
kabel regelmatig en laat de vrije slag
indien nodig afstellen door een Yamaha
dealer.
DAU21401
Klepspeling
De klepspeling kan tijdens gebruik gaan
afwijken, waardoor de lucht/brandstof-
verhouding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yama-
ha dealer worden afgesteld volgens de
intervalperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-17
6
39D-F819D-D0 4/11/09 20:11 Página 58

Page 59 of 88

DAU21873
Banden
Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optima-
le prestatie, levensduur en veilige werking
van uw voertuig.
Bandenspanning
De bandenspanning moet voor elke rit
worden gecontroleerd en indien nodig
worden bijgesteld.
DWA10501
Rijden met deze machine met een
onjuiste bandenspanning kan leiden tot
verlies van de controle met mogelijk
ernstig letsel of overlijden tot gevolg.
De bandspanning moet worden
gecontroleerd en afgesteld terwijlde banden koud zijn (wanneer de
temperatuur van de banden gelijk
is aan de omgevingstemperatuur).
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en
het totale gewicht van rijder, pas-
sagier, bagage en accessoires dat
voor dit model is vastgesteld.
DWA10511
Belaad uw machine nooit te zwaar. Rij-
den met een te zwaar belaste machine
kan leiden tot een ongeval.
Inspectie van banden
1. Bandprofieldiepte
2. Wang van band
Voor elke rit moeten de banden worden
gecontroleerd. Als de bandprofieldiepte
op het midden van de band de vermelde
limiet heeft bereikt, de band spijkers of
stukjes glas bevat of wanneer de wang
van de band scheurtjes vertoont, moet de
band onmiddellijk door een Yamaha dea-
ler worden vervangen.
Minimale bandprofieldiepte (voor
en achter):
1,6 mm (0,06 in)
1
2
ZAUM0054
WAARSCHUWING
Bandenspanning (gemeten op
koude banden):
0–90 kg (0–198 lb):
Voor:
190 kPa (1,90 kgf/cm
2, 28 psi,
1,90 bar)
Achter:
220 kPa (2,20 kgf/cm
2, 32 psi,
2,20 bar)
90 kg - Maximale belasting
Voor:
210 kPa (2,10 kgf/cm
2, 30 psi,
2,10 bar)
Achter:
250 kPa (2,50 kgf/cm
2, 36 psi,
2,50 bar)
Maximale belasting*:
186 kg (410 lb)
* Totaal gewicht van bestuurder,
passagier, bagage en accessoires
WAARSCHUWING
ZAUM0053
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-18
6
39D-F819D-D0 4/11/09 20:11 Página 59

Page 60 of 88

OPMERKING
De slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem
altijd de lokale voorschriften in acht.
Bandeninformatie
Dit model is uitgerust met tubeless ban-
den.
Na uitgebreide tests zijn alleen de hieron-
der vermelde banden voor dit model
goedgekeurd door Yamaha Motor Co.,
Ltd.
DWA10470
Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen. Rij-
den op een machine met versleten
banden is niet alleen verboden,
maar dit heeft ook een averechts
effect op de rijstabiliteit, waardoor
u de macht over het stuur zou kun-
nen verliezen.
De vervanging van onderdelen van
wielen en remmen, inclusief ban-
den, dient te worden overgelaten
aan een Yamaha dealer, die over
de nodige vakkundige kennis en
ervaring beschikt.
DAU21960
Gietwielen
Let ten aanzien van de voorgeschreven
wielen op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking
van uw voertuig.
Controleer de velgen voor iedere rit
op scheurtjes, verbuiging of krom-
trekken. Laat ingeval van schade het
wiel door een Yamaha dealer vervan-
gen. Probeer het wiel nooit zelf te
repareren, hoe klein de reparatie ook
is. Vervang een wiel dat vervormd is
of haarscheurtjes vertoont.
Na het vervangen van een wiel of
band moet het wiel worden uitgeba-
lanceerd. Een niet uitgebalanceerd
wiel zal mogelijk slecht functioneren,
of kan een slechte wegligging en een
verkorte levensduur van de banden
tot gevolg hebben.
Rijd niet te snel direct na het verwis-
selen van een band. Het bandop-
pervlak dient eerst te zijn ingereden
voordat het zijn optimale eigens-
chappen verkrijgt.
WAARSCHUWING
Voorband:
Maat:
120/70-15 M/C 56P - 56S
Fabrikant/model:
MICHELIN/GOLD STANDARD
MICHELIN/CITY GRIP
PIRELLI/GTS23
METZELER/FEELFREE
Achterband:
Maat:
140/70-14 M/C 68P - 68S
Fabrikant/model:
MICHELIN/GOLD STANDARD
MICHELIN/CITY GRIP
PIRELLI/GTS24
METZELER/FEELFREE
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-19
6
39D-F819D-D0 4/11/09 20:11 Página 60

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 90 next >