YAMAHA XMAX 250 2005 Instructieboekje (in Dutch)

Page 11 of 74

het weggedrag als hierdoor de
gewichtsverdeling van de scooter
verandert. Wees uiterst voorzichtig bij
het monteren van accessoires of het
beladen van uw scooter, om zo
mogelijke ongevallen te vermijden.
Pas extra op wanneer u op een scoo-
ter rijdt die beladen is of waaraan
accessoires zijn gemonteerd. Hier
volgen enkele algemene richtlijnen bij
het beladen van de scooter of het
monteren van accessoires:
Beladen
Het totale gewicht van de bestuurder,
passagier, accessoires en bagage
mag de maximale gewichtlimiet van
235kg (518,17lb) niet overschrijden.
Let op het volgende wanneer u tot
deze gewichtslimiet belaadt:
Het zwaartepunt van bagage en
accessoires moet zo laag moge-
lijk liggen en zo dicht mogelijk
nabij de scooter. Zorg dat het
gewicht zo gelijkmatig mogelijk
aan beide zijden van de scooter
wordt verdeeld, om zo onbalans
of instabiliteit te beperken.
Als gewicht gaat schuiven kan
zich een plotselinge onbalans
voordoen. Controleer voordat u
gaat rijden of accessoires en
bagage stevig aan de scooter zijn
bevestigd. Controleer de bevesti-
gingspunten voor accessoires en
bagage regelmatig.
Bevestig nooit omvangrijke of
zware goederen aan het stuur, de
voorvork of het voorwielspat-
bord. Dergelijke items kunnen
een instabiel weggedrag of een
te trage reactie op het stuur vero-
orzaken.
Accessoir
es
Originele Yamaha accessoires wer-
den speciaal ontworpen voor monta-
ge aan deze scooter. Yamaha is niet in
staat om alle overige leverbare acces-
soires te testen. U bent dus zelf
verantwoordelijk voor de juiste keuze,
installatie en gebruik van niet-Yamaha
accessoires. Wees zorgvuldig bij de
keuze en installatie van accessoires.
Volg bij de montage van accessoires
de onderstaande richtlijnen en die
vermeld onder het kopje “Beladen”.
Monteer nooit accessoires en
vervoer nooit bagage als deze
een nadelige invloed hebben op
de prestaties van uw scooter.
Inspecteer het accessoire zorg-
vuldig alvorens het te gebruiken,
om zeker te zijn dat het de
grondspeling of de hellinghoek
op geen enkele manier vermin-
dert, de veerweg, de stuuruitslag
of de bediening beperkt of lam-
pen of reflectors afdekt.
• Accessoires die aan of nabij
het stuur of de voorvork zijn
gemonteerd zullen mogelijk
instabiliteit veroorzaken door
een foutieve gewichtsverdeling
of door aërodynamische effec-
ten. Accessoires aan het stuur
of nabij de voorvork moeten zo
licht mogelijk zijn en tot een
minimum worden beperkt.
• Omvangrijke accessoires kun-
nen door hun aërodynamisch
effect van invloed zijn op de
rijstabiliteit van de scooter. De
scooter kan door rijwind wor-
den opgetild of bij zijwind ins-
tabiel worden. Zulke accessoi-
1
VEILIGHEIDSINFORMATIE t
1-3
1C0-F8199-D0.qxd 13/04/2005 17:04 Página 9

Page 12 of 74

res kunnen ook instabiliteit
veroorzaken terwijl u grote
voertuigen inhaalt of door deze
wordt ingehaald.
• Sommige accessoires noodza-
ken de bestuurder om een
andere dan de normale zitposi-
tie in te nemen. Zo’n verkeerde
zitpositie beperkt de bewe-
gingsvrijheid van de bestuur-
der en kan een comfortabele
bediening hinderen, zodat we
dergelijke accessoires sterk
afraden.
Wees voorzichtig bij het aanbren-
gen van elektrische accessoires.
Als elektrische accessoires de
capaciteit van het elektrisch sys-
teem van de scooter te boven
gaan, kan zich een gevaarlijke
elektrische storing voordoen
waardoor de verlichting of de
motor uitvalt.
Benzine en uitlaatgassen
BENZINE IS ZEER GEMAKKE-
LIJK ONTVLAMBAAR:
• Zet de motor altijd af als u ben-
zine tankt.• Pas op en mors tijdens het tan-
ken geen benzine op de motor
of op het uitlaatsysteem.
• Tank niet terwijl u rookt of in de
nabijheid bent van open vuur.
Start de motor nooit in een afges-
loten ruimte en laat hem dan niet
draaien. De uitlaatgassen zijn gif-
tig en kunnen al heel snel bewus-
teloosheid of dodelijk letsel vero-
orzaken. Start de motor alleen in
de open lucht of in een ruimte die
voldoende ventilatie heeft.
Zet de motor altijd uit voordat u
de scooter onbeheerd achterlaat
en neem de sleutel uit het con-
tactslot. Let op het volgende als
u de scooter gaat parkeren:
• De motor en het uitlaatsysteem
kunnen heet zijn, dus parkeer
de scooter op een plek waar
voetgangers of kinderen hier-
van geen hinder hebben.
• Parkeer de scooter niet op een
helling of op een zachte onder-
grond, om omvallen te voorko-
men.• Parkeer de scooter niet nabij
een brandend toestel(bijv. een
petroleumkachel) of bij open
vuur, hij zou zo vlam kunnen
vatten.
Roep onmiddellijk medische hulp
in nadat u benzine heeft ingeslikt,
veel benzinedamp heeft ingea-
demd of benzine in uw ogen is
terecht gekomen. Morst u benzi-
ne op uw huid of kleding, spoel
de bewuste plek dan direct met
zeepwater en trek andere kleding
aan.
DAU10371
Andere aandachtspunten
voor veilig motorrijden
Geef duidelijk richting aan wan-
neer u een bocht neemt.
Op een nat wegdek kan remmen
uiterst lastig zijn. Vermijd te hard
remmen, de scooter zou kunnen
slippen. Bedien de remmen rus-
tig wanneer u op een nat wegdek
wilt stoppen.
1
tVEILIGHEIDSINFORMATIE
1-4
1C0-F8199-D0.qxd 13/04/2005 17:04 Página 10

Page 13 of 74

Minder snelheid bij het naderen
van een bocht of een afslag. Trek
langzaam op nadat u de bocht
hebt genomen.
Wees voorzichtig bij het passeren
van geparkeerde auto’s. Een bes-
tuurder merkt u mogelijk niet op
en kan het portier openslaan in
uw rijrichting.
Spoorwegovergangen, tramrails,
ijzeren platen gebruikt in de
wegenbouw en putdeksels wor-
den in natte toestand zeer glad.
Minder snelheid en passeer ze
voorzichtig. Houd de scooter
recht, anders kan hij gaan schui-
ven.
De remvoeringen kunnen nat
worden bij het wassen van de
scooter. Controleer de remmen
na het wassen van de scooter,
voordat u gaat rijden.
Draag steeds een helm, hands-
choenen, een lange broek (taps
toelopend bij de enkel/omslag,
om flapperen te voorkomen), en
een felgekleurd jack.
Vervoer op uw scooter niet te
veel bagage. Een overbeladen
scooter is onstabiel.
1
VEILIGHEIDSINFORMATIE t
1-5
1C0-F8199-D0.qxd 13/04/2005 17:04 Página 11

Page 14 of 74

DAU10410
Aanzicht linkerzijde
BESCHRIJVING
2-1
21
23
4
5
1. Opbergvak achterin (pagina 3-12)
2. Voorspanning van de veer (pagina 3-13)
3. Luchtfilter (pagina 6-11)4. Filter van de V-snaar (pagina 6-11)
5. Zijbok (pagina 3-13)
1C0-F8199-D0.qxd 13/04/2005 17:04 Página 12

Page 15 of 74

DAU10420
Aanzicht rechterzijde
BESCHRIJVING
2-2
2
78910
61514 13 1211
6. Remblokjes achterin (pagina 6-16)
7. Houvast
8. Brandstofvuldop (pagina 3-9)
9. Accu (pagina 6-20)
10. Zekering- en hoofdzekeringhouder (pagina 6-21)11. Remblokjes voorin (pagina 6-16)
12. Sluitdop koelvloeistoftank (pagina 6-10)
13. Kijkgaatje koelvloeistof (pagina 6-10)
14. Middenbok (pagina 6-18)
15. Olievuldop (pagina 6-7)
1C0-F8199-D0.qxd 13/04/2005 17:04 Página 13

Page 16 of 74

DAU10430
Bedieningen en instrumenten
BESCHRIJVING
2-3
2
OPENPUSH
1617181920212223
16. Handgreep rem achterin (pagina 3-9)
17. Schakelaars linker greep (pagina 3-8)
18. Snelheidsmeter en multifunctiedisplay (pagina 3-4)
19. Opbergvak voorin (pagina 3-12)20. Hoofdschakelaar (pagina 3-2)
21. Schakelaars rechter greep (pagina 3-8)
22. Gashandvat (pagina 6-13)
23. Handgreep rem voorin (pagina 3-9)
1C0-F8199-D0.qxd 13/04/2005 17:04 Página 14

Page 17 of 74

DAU26890
Startblokkeersysteem
Dit voertuig is voorzien van een start-
blokkeersysteem waarmee diefstal
kan worden bemoeilijkt door de code-
ring van de standaardsleutels te wijzi-
gen. Het systeem bestaat uit de vol-
gende onderdelen:
een codeersleutel (met een rood
bovendeel)
twee standaardsleutels (met een
zwart bovendeel) die opnieuw
kunnen worden gecodeerd
een transponder (die is geïnte-
greerd in de codeersleutel)
een startblokkeereenheid
de ontstekingsmodule
een controlelampje van het start-
blokkeersysteem (Zie pagina 3-3.)
De sleutel met het rode bovendeel
wordt gebruikt om de twee standa-
ardsleutels te coderen. Het wijzigen
van de codes is een ingewikkelde
procedure. Breng het voertuig daa-
rom met alle drie sleutels naar een
Yamaha dealer om deze opnieuw te
laten coderen. Gebruik de sleutel met
het rode bovendeel niet om met het
voertuig te rijden. Deze sleutel dientuitsluitend te worden gebruikt voor
het opnieuw coderen van de standa-
ardsleutels. Gebruik altijd een standa-
ardsleutel om met het voertuig te rij-
den.
DCA11820
LET OP
BEWAAR DE CODEERSLEUTEL
ZORGVULDIG! NEEM ONMID-
DELLIJK CONTACT OP MET UW
DEALER ALS DE SLEUTEL VER-
LOREN RAAKT! Als de codeers-
leutel verloren raakt, is het niet
meer mogelijk om de standa-
ardsleutels opnieuw te coderen.
De standaardsleutels kunnen
nog steeds worden gebruikt om
het voertuig te starten, maar
wanneer de codeersleutel
vereist is (bijvoorbeeld als er een
nieuwe standaardsleutel wordt
gemaakt of alle sleutels verloren
zijn geraakt) moet het volledige
startblokkeersysteem worden
vervangen. Het is daarom aan te
bevelen een van de twee standa-
ardsleutels te gebruiken en de
codeersleutel te bewaren op een
veilige plaats.
Dompel de sleutels niet onder
in water.
Stel de sleutels niet bloot aan
extreem hoge temperaturen.
Houd de sleutels uit de buurt
van magneten (inclusief, maar
niet uitsluitend, producten
zoals luidsprekers etc.).
Plaats geen zware voorwerpen
op de sleutels.
Probeer niet de sleutels te slij-
pen of de vorm ervan te veran-
deren.
Probeer niet het kunststof
bovendeel van de sleutels open
te maken.
Bevestig niet meer dan één
sleutel van hetzelfde startblok-
kersysteem aan een sleutel-
ring.
Houd de standaardsleutels en
sleutels van andere startblokke-
ersystemen uit de buurt van de
codeersleutel van dit voertuig.
Houd sleutels van andere start-
blokkeersystemen uit de buurt
van het contactslot, deze kun-
nen signaalstoring veroorzaken.
3
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-1
1C0-F8199-D0.qxd 13/04/2005 17:04 Página 3-1

Page 18 of 74

DAU10471
Contactslot/stuurslot
Via het contactslot/stuurslot worden
het ontstekingssysteem en de verlich-
tingssystemen bediend en wordt het
stuur vergrendeld.
OPMERKING:
Gebruik de standaardsleutel (zwart
bovendeel) voor het normale gebruik
van het voertuig. Bewaar de codeers-
leutel (rood bovendeel) op een veilige
plaats om verlies te voorkomen en
gebruik de sleutel uitsluitend voor het
opnieuw coderen van de standaards-
leutels.
DAU10550
ON
Alle elektrische circuits worden voor-
zien van stroom; de instrumentenver-
lichting, het achterlicht, de kenteken-
verlichting en het parkeerlicht gaan
branden en de motor kan worden
gestart. De sleutel kan niet worden
uitgenomen.
OPMERKING:
De koplampen gaan automatisch
branden als de motor wordt gestart
en blijven aan totdat de sleutel naar
“OFF” wordt gedraaid, zelfs als de
motor afslaat.
DAU10660
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitges-
chakeld. De sleutel kan worden uitge-
nomen.
DAU10680
LOCK
Het stuur is vergrendeld en alle elek-
trische systemen zijn uitgeschakeld.
De sleutel kan worden uitgenomen.Om het stuur te ver
grendelen
1. Draai het stuur helemaal naar
links.
2. Druk de sleutel in de “OFF”-
stand in en draai hem dan naar
de “LOCK”-stand. Houd de sleu-
tel hierbij ingedrukt.
3. Neem de sleutel uit.
Om het stuur te ontgr
endelen
Druk de sleutel in en draai hem dan
naar “OFF” terwijl de sleutel ingedrukt
wordt gehouden.
DWA10060
s s
WAARSCHUWING
Draai de contactsleutel nooit naar
“OFF” of naar “LOCK” terwijl de
machine rijdt; elektrische systemen
worden dan afgeschakeld en
mogelijk zult u zo de macht over
het stuur verliezen of een ongeval
veroorzaken. Zorg altijd dat de
machine stilstaat voordat u de
sleutel naar “OFF” of naar “LOCK”
draait.
IGNITION
LOCK
OFFONOPENPUSH
3
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-2
1C0-F8199-D0.qxd 13/04/2005 17:04 Página 3-2

Page 19 of 74

DAU33461
Indicatoren, controlelampjes
en waarschuwingslampje
DAU11030
Controlelampjes
richtingaanwijzers “
c” en “d”
Het bijbehorende controlelampje
knippert terwijl de schakelaar voor
richtingaanwijzers naar de linker- of
rechterstand is gedrukt.
DAU11080
Controlelampje grootlicht “j”
Dit controlelampje brandt terwijl de
koplamp is ingeschakeld voor groo-
tlicht.
DAU11350
Waarschuwingslampje
brandstofniveau “
z”
Dit waarschuwingslampje gaat bran-
den wanneer het brandstofniveau
daalt tot beneden ca. 2.0L
(0.44USgal) (1.76Imp.gal). Vul in dat
geval zo snel mogelijk brandstof bij.
Het elektrisch circuit voor het waars-
chuwingslampje controleert u door de
sleutel naar “ON” te draaien.Als het waarschuwingslampje niet
een paar seconden lang oplicht en
dan dooft, vraag dan een Yamaha
dealer om het elektrisch circuit te tes-
ten.
DAUS1310
Controlelampje startblokkering
Het elektrisch circuit voor het contro-
lelampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien.
Als het controlelampje niet een paar
seconden lang oplicht en dan dooft,
vraag dan een Yamaha dealer om het
elektrisch circuit te testen.
Als de sleutel naar “OFF” wordt
gedraaid, begint het controlelampje te
knipperen om aan te geven dat de
startblokkering ingeschakeld is. Het
controlelampje stopt na 24 uur met
knipperen, maar het startblokkeersys-
teem blijft ingeschakeld.
Dit model is ook uitgerust met een
zelfdiagnosesysteem voor het start-
blokkeersysteem.
DAU11591
Snelheidsmeter
1. Indicator brandstofpeil
2. Indicatielampje grootlicht
3. Indicatielampje draaien naar links
4. Indicatielampje draaien naar rechts
5. Temperatuurindicator
De snelheidsmeter toont de actuele
rijsnelheid.
123 4 5
3
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-3
1C0-F8199-D0.qxd 13/04/2005 17:04 Página 3-3

Page 20 of 74

DAU12110
Brandstofniveaumeter
1. Indicator brandstofpeil
2. Indicatielampje brandstof
De brandstofniveaumeter geeft aan
hoeveel brandstof in de tank aanwe-
zig is. De naald beweegt naar “E”
(Empty) naarmate het brandstofnive-
au daalt. Wanneer de aanwijsnaald bij
“E” staat, is er nog ca. 2.0L (0.44
USgal) (1.76Imp.gal) brandstof in de
tank aanwezig. Vul in dat geval zo
snel mogelijk brandstof bij.
OPMERKING:
Voorkom dat de brandstoftank geheel
droog komt te staan.
DAU12171
Temperatuurmeter
koelvloeistof
1. Temperatuurindicator
Met de contactsleutel in de stand
“ON” geeft de temperatuurmeter
koelvloeistof de temperatuur van de
koelvloeistof aan. De koelvloeistof-
temperatuur is afhankelijk van de
weersomstandigheden en de motor-
belasting. Als de naald bij of in de
rode zone staat, zet de machine dan
stil en laat de motor afkoelen. (Zie
pagina 6-27.)
DCA10020
LET OP
Laat de motor niet draaien terwijl
deze oververhit is.
DAUM1480
Multifunctioneel display
1. Knop ”MODUS”
2. Multifunctiedisplay
3. Knop “AFSTELLING”
Het multifunctionele display toont de
volgende voorzieningen:
een kilometerteller (die de totale
afgelegde afstand toont)
twee rittellers (die de afgelegde
afstand tonen sinds deze voor
het laatst op nul zijn gezet, de tijd
die is verlopen sinds de rittellers
op nul zijn gezet en de gemiddel-
de gereden snelheid gedurende
deze tijd)
123
1
1
2
3
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-4
1C0-F8199-D0.qxd 13/04/2005 17:04 Página 3-4

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 ... 80 next >