YAMAHA XMAX 250 2010 Instructieboekje (in Dutch)
Page 11 of 88
onderstaande richtlijnen en die vermeld
onder het kopje “Beladen”.
Monteer nooit accessoires en vervo-
er nooit bagage als deze een nadeli-
ge invloed hebben op de prestaties
van uw scooter. Inspecteer het
accessoire zorgvuldig alvorens het te
gebruiken om te waarborgen dat het
de grondspeling of de hellinghoek op
geen enkele manier vermindert, de
veerweg, de stuuruitslag of de bedie-
ning niet beperkt en geen lampen of
reflectors afdekt.
• Accessoires die aan of nabij het stuur of de voorvork zijn gemonte-
erd zullen mogelijk instabiliteit
veroorzaken door een foutieve
gewichtsverdeling of door aerody-
namische effecten. Accessoires
aan het stuur of nabij de voorvork
moeten zo licht mogelijk zijn en tot
een minimum worden beperkt.
• Omvangrijke accessoires kunnen door hun aerodynamisch effect
van invloed zijn op de rijstabiliteit
van de scooter. De scooter kan
door rijwind worden opgetild of bij
zijwind instabiel worden. Zulke
accessoires kunnen ook instabili-
teit veroorzaken terwijl u grote voertuigen inhaalt of door deze
wordt ingehaald.
• Sommige accessoires dwingen de bestuurder om een andere dan de
normale zitpositie in te nemen.
Zo’n verkeerde zitpositie beperkt
de bewegingsvrijheid van de bes-
tuurder en kan een comfortabele
bediening hinderen, zodat we der-
gelijke accessoires sterk afraden.
Wees voorzichtig bij het aanbrengen
van elektrische accessoires. Als
elektrische accessoires de capaciteit
van het elektrisch systeem van de
scooter te boven gaan, kan zich een
gevaarlijke elektrische storing voor-
doen waardoor de verlichting of de
motor uitvalt.
In de handel verkrijgbare banden en
velgen
De banden en velgen die bij uw scooter
werden geleverd zijn ontworpen om de
mogelijkheden van de machine te onders-
teunen en bieden de beste combinatie
van rijprestaties, remvermogen en com-
fort. Andere banden, velgen, maten of
combinaties zijn mogelijk niet geschikt.
Zie pagina 6-16 voor bandenspecificaties
en meer informatie over het vervangen
van uw banden.
DAU10372
Andere aandachtspunten voor
veilig rijden
Geef duidelijk richting aan wanneer u
een bocht neemt.
Op een nat wegdek kan remmen
uiterst lastig zijn. Vermijd te hard
remmen, de scooter zou kunnen slip-
pen. Bedien de remmen rustig wan-
neer u op een nat wegdek wilt stop-
pen.
Minder snelheid bij het naderen van
een bocht of een afslag. Trek langza-
am op nadat u de bocht hebt geno-
men.
Wees voorzichtig bij het passeren
van geparkeerde auto’s. Een bes-
tuurder merkt u mogelijk niet op en
kan het portier openslaan in uw rij-
richting.
Spoorwegovergangen, tramrails,
ijzeren platen gebruikt in de wegen-
bouw en putdeksels worden in natte
toestand zeer glad. Minder snelheid
en passeer ze voorzichtig. Houd de
scooter recht, anders kan hij gaan
schuiven.
De remvoeringen kunnen nat worden
bij het wassen van de scooter. Con-
troleer de remmen na het wassen
van de scooter, voordat u gaat rijden.
1
VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-4
37P-F819D-D0 18/9/09 14:49 Página 11
Page 12 of 88
Draag steeds een helm, handschoe-
nen, een lange broek (taps toelopend
bij de enkel/omslag, om flapperen te
voorkomen), en een felgekleurd jack.
Vervoer op uw scooter niet te veel
bagage. Een overbeladen scooter is
onstabiel. Gebruik degelijke snelbin-
ders om bagage aan de bagagedra-
ger vast te binden (indien het voer-
tuig is voorzien van een baga-
gedrager). Losse bagage beïnvloedt
de stabiliteit van de scooter en kan
uw aandacht afleiden van het verke-
er. (Zie pagina 1-1).
1
VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-5
37P-F819D-D0 18/9/09 14:49 Página 12
Page 13 of 88
DAU10410
Aanzicht linkerzijde
BESCHRIJVING
2-1
2
1. Koplamp (pagina 6-26)
2. Tankdop (pagina 3-12)
3. Boordgereedschapsset (pagina 6-2)
4. Luchtfilterelement in V-snaarbehuizing (pagina 6-15)
5. Achterste opbergcompartiment (pagina 3-16)
6. Luchtfilterelement (pagina 6-15)
7. Stelring voor veervoorspanning schokdemperunit (pagina 3-17)
8. Olieaftapplug (pagina 6-10)9. Middenbok (pagina 6-22)
10. Zijstandaard (pagina 3-18)
37P-F819D-D0 18/9/09 14:49 Página 13
Page 14 of 88
DAU10420
Aanzicht rechterzijde
BESCHRIJVING
2-2
2
1. Handgreep (pagina 5-2)
2. Zadel (pagina 3-15)
3. Dop koelvloeistofreservoir (pagina 6-13)
4. Accu (pagina 6-24)
5. Zekeringen (pagina 6-25)
6. Voorremblokken (pagina 6-19)
7. Kijkglas koelvloeistofniveau (pagina 6-13)
8. Motoroliepeilstok (pagina 6-10)9. Achterremblokken (pagina 6-19)
10. Stelring voor veervoorspanning schokdemperunit (pagina 3-17)
37P-F819D-D0 18/9/09 14:49 Página 14
Page 15 of 88
DAU10430
Bedieningen en instrumenten
BESCHRIJVING
2-3
2
1. Achterremhendel (pagina 3-12)
2. Schakelaargroep linkerstuurzijde (pagina 3-11)
3. Snelheidsmeter (pagina 3-5)
4. Multifunctioneel display (pagina 3-6)
5. Toerenteller (pagina 3-5)
6. Schakelaargroep rechterstuurzijde (pagina 3-11)
7. Voorremhendel (pagina 3-12)
8. Gasgreep (pagina 6-16)9. Contactslot/stuurslot (pagina 3-2)
10. Voorste opbergcompartiment (pagina 3-16)
37P-F819D-D0 18/9/09 14:49 Página 15
Page 16 of 88
DAU10976
Startblokkeersysteem
1. Codeersleutel (rood bovendeel)
2. Standaardsleutels (zwart bovendeel)
Dit voertuig is voorzien van een startblok-
keersysteem waarmee diefstal kan wor-
den bemoeilijkt door de codering van de
standaardsleutels te wijzigen. Het syste-
em bestaat uit de volgende onderdelen:
een codeersleutel (met een rood
bovendeel)
twee standaardsleutels (met een
zwart bovendeel) die opnieuw kun-
nen worden gecodeerd
een transponder (die is geïntegreerd
in de codeersleutel)
een startblokkeereenheid
een ECU
een controlelampje van het startblok-
keersysteem (Zie pagina 3-4).
De sleutel met het rode bovendeel wordt
gebruikt om de twee standaardsleutels te
coderen. Het wijzigen van de codes is een
ingewikkelde procedure. Breng het voer-
tuig daarom met alle drie sleutels naar een
Yamaha dealer om deze opnieuw te laten
coderen. Gebruik de sleutel met het rode
bovendeel niet om met het voertuig te rij-
den. Deze sleutel dient uitsluitend te wor-
den gebruikt voor het opnieuw coderen
van de standaardsleutels. Gebruik altijd
een standaardsleutel om met het voertuig
te rijden.
DCA11821
ZORG DAT U DE CODEERSLEU-
TEL NIET VERLIEST! NEEM
DIRECT CONTACT OP MET UW
DEALER ALS U HEM VERLOREN
HEBT! Als de codeersleutel verlo-
ren is, kunnen de standaardsleu-
tels niet opnieuw gecodeerd wor-
den. U kunt het voertuig dan nog
steeds starten met de standaards-
leutels, maar als ze opnieuw geco-
deerd moeten worden (d.w.z. als er
een nieuwe standaardsleutel is
gemaakt of als alle sleutels verlo- ren zijn), dient het gehele start-
blokkeersysteem vervangen te
worden. Daarom wordt u sterk
aangeraden een van de standa-
ardsleutels te gebruiken en de
codeersleutel op een veilige plek
te bewaren.
Dompel de sleutels nooit in water.
Stel de sleutels nooit bloot aan
extreem hoge temperaturen.
Leg de sleutels nooit vlakbij mag-
netische voorwerpen (zoals bijvo-
orbeeld speakers enz.).
Plaats nooit voorwerpen die elek-
trische signalen uitzenden vlakbij
de sleutels.
Plaats nooit zware voorwerpen op
de sleutels.
U mag de sleutels nooit slijpen of
de vorm ervan wijzigen.
U mag het plastic gedeelte van de
sleutels nooit demonteren.
Hang nooit twee sleutels van een
startblokkeersysteem aan dezelf-
de sleutelring.
Bewaar de standaardsleutels en
ook de sleutels van andere start-
blokkeersystemen altijd op een
andere plek dan de codeersleutel
van het voertuig.
LET OP
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-1
3
37P-F819D-D0 18/9/09 14:49 Página 16
Page 17 of 88
Houd sleutels van andere start-
blokkeersystemen altijd uit de
buurt van het contactslot, want
anders kunnen ze signaalstoring
veroorzaken.DAU10471
Contactslot/stuurslot
Via het contactslot/stuurslot worden het
ontstekingssysteem en de verlich-
tingssystemen bediend en wordt het stuur
vergrendeld.
OPMERKING
Gebruik de standaardsleutel (zwart
bovendeel) voor het normale gebruik van
het voertuig. Bewaar de codeersleutel
(rood bovendeel) op een veilige plaats om
verlies te voorkomen en gebruik de sleutel
uitsluitend voor het opnieuw coderen van
de standaardsleutels.
DAU34121
ON
Alle elektrische circuits worden voorzien
van stroom; de instrumentenverlichting,het achterlicht, de kentekenverlichting en
de parkeerlichten gaan branden en de
motor kan worden gestart. De sleutel kan
niet worden uitgenomen.
OPMERKING
De koplampen gaan automatisch branden
wanneer de motor wordt gestart en blijven
aan totdat de sleutel naar “OFF” wordt
gedraaid of de zijstandaard omlaag wordt
bewogen.
DAU10661
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitgescha-
keld. De sleutel kan worden uitgenomen.
DWA10061
Draai nooit de sleutel naar “OFF” of
“LOCK” terwijl de machine rijdt. Hier-
door worden de elektrische systemen
uitgeschakeld, wat mogelijk kan leiden
tot verlies van de controle of een onge-
val.
DAU10681
LOCK
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische
systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel
kan worden uitgenomen.
WAARSCHUWING
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-2
3
37P-F819D-D0 18/9/09 14:49 Página 17
Page 18 of 88
Om het stuur te vergrendelen
1. Drukken
2. Draaien
1. Draai het stuur helemaal naar links.
2. Druk de sleutel in de “OFF”-stand inen draai deze dan naar “LOCK”.
Houd de sleutel hierbij ingedrukt.
3. Neem de sleutel uit. Om het stuur te ontgr
endelen
1. Drukken
2. Draaien
Druk de sleutel in en draai deze dan naar
“OFF”. Houd de sleutel hierbij ingedrukt.
DAU10941
(Parkeren)
Het stuur is vergrendeld en het achterlicht,
de kentekenverlichting en het parkeerlicht
branden. De alarmverlichting en richtinga-
anwijzers kunnen worden ingeschakeld,
maar alle andere elektrische systemen zijn
uit. De sleutel kan worden uitgenomen.
Het stuur moet zijn vergrendeld om de
sleutel naar “ ” te kunnen draaien.
DCA11020
Gebruik de parkeerstand niet geduren-
de langere tijd, anders kan de accu
ontladen raken.
LET OP
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-3
3
37P-F819D-D0 18/9/09 14:49 Página 18
Page 19 of 88
DAU11004
Controle- en
waarschuwingslampjes
1. Controlelampjes richtingaanwijzers “ ”en “ ”
2. Controlelampje grootlicht “ ”
3. Controlelampje startblokkering
4. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
DAU11030
Controlelampjes richtingaanwijzers
“ ” en “ ”
Het bijbehorende controlelampje knippert
terwijl de schakelaar voor richtingaanwij-
zers naar de linker- of rechterstand is
gedrukt.
DAU11080
Controlelampje grootlicht “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de
koplamp is ingeschakeld voor grootlicht.
DAU43023
Waarschuwingslampje motorstoring
“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden
wanneer een elektrisch systeem dat de
motorwerking controleert, defect is. Vraag
in dat geval een Yamaha dealer het zelf-
diagnosesysteem te controleren.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschu-
wingslampje moet enkele seconden
oplichten en dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet mete-
en op wanneer u de sleutel naar “ON” dra-
ait of blijft het lampje branden, laat het
elektrisch circuit dan door een Yamaha
dealer controleren.
OPMERKING
Dit waarschuwingslampje gaat branden
als de sleutel naar “ON” wordt gedraaid
en de startknop wordt ingedrukt. Dit wijst
echter niet op een storing.
DAU38623
Controlelampje startblokkering
Het elektrisch circuit voor het controle-
lampje kan worden gecontroleerd door de
sleutel naar “ON” te draaien. Het controle-
lampje moet enkele seconden oplichten
en dan uitgaan. Licht het controlelampje niet meteen op
wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elek-
trisch circuit dan door een Yamaha dealer
controleren.
Als de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid,
begint het controlelampje na 30 seconden
te knipperen om aan te geven dat het
startblokkeersysteem is ingeschakeld.
Het controlelampje stopt na 24 uur met
knipperen, maar het startblokkeersysteem
blijft ingeschakeld.
Dit model is ook uitgerust met een zelf-
diagnosesysteem voor het startblokke-
ersysteem. (Zie pagina 3-6 voor uitleg
over de werking van het zelfdiagnosesys-
teem.)
1234
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-4
3
37P-F819D-D0 18/9/09 14:49 Página 19
Page 20 of 88
DAUS1860
Snelheidsmeter
1. Snelheidsmeter
ALLEEN VOOR GROOT-
BRITTANNIË
1. Snelheidsmeter
De snelheidsmeter toont de actuele rijs-
nelheid.
Wanneer de sleutel naar “ON” wordt
gedraaid, slaat de naald van de snelheids-
meter eenmaal helemaal uit tot aan de
hoogste snelheid en keert daarna weer
terug naar nul om het elektrische circuit te
testen.DAU11872
Toerenteller
1. Toerenteller
2. Rode zone toerenteller
Met de elektrische toerenteller kan de
motorrijder het motortoerental controleren
en dit binnen het ideale bereik houden.
Als de sleutel naar “ON” wordt gedraaid,
slaat de naald van de toerenteller eenma-
al helemaal uit tot aan het hoogste aantal
toeren per minuut en keert daarna weer
terug naar nul tpm om het elektrische cir-
cuit te testen.
DCA10031
Laat de motor niet draaien terwijl de
toerenteller in de rode zone wijst.
Rode zone: 8250 tpm en hoger
LET OP
1
2
1
1
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-5
3
37P-F819D-D0 18/9/09 14:49 Página 20