YAMAHA XMAX 250 2014 Instructieboekje (in Dutch)

Page 11 of 92

VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-4
1
In de handel verkrijgbare onderdelen,
accessoires en aanpassingssets
Hoewel er producten verkrijgbaar zijn die
qua ontwerp en kwaliteit sterk lijken op ori-
ginele Yamaha accessoires, dient u te be-
seffen dat sommige in de handel
verkrijgbare accessoires of aanpassings-
sets niet geschikt zijn vanwege mogelijke
veiligheidsrisico’s voor uzelf of anderen.
Het monteren van in de handel verkrijgbare
producten of het verrichten van aanpassin-
gen die de ontwerp- of bedieningskenmer-
ken van uw machine wijzigen kan het risico
op ernstig letsel of overlijden van uzelf of
anderen vergroten. U bent verantwoordelijk
voor letsel dat voortvloeit uit wijzigingen
aan de machine.
Volg bij de montage van accessoires de on-
derstaande richtlijnen en die vermeld onder
het kopje “Beladen”.
Monteer nooit accessoires en vervoer
nooit bagage als deze een nadelige in-
vloed hebben op de prestaties van uw
scooter. Inspecteer het accessoire
zorgvuldig alvorens het te gebruiken
om te waarborgen dat het de grond-
speling of de hellinghoek op geen en-
kele manier vermindert, de veerweg,de stuuruitslag of de bediening niet
beperkt en geen lampen of reflectors
afdekt.
• Accessoires die aan of nabij het
stuur of de voorvork zijn gemon-
teerd zullen mogelijk instabiliteit
veroorzaken door een foutieve ge-
wichtsverdeling of door aerodyna-
mische effecten. Accessoires aan
het stuur of nabij de voorvork moe-
ten zo licht mogelijk zijn en tot een
minimum worden beperkt.
• Omvangrijke accessoires kunnen
door hun aerodynamisch effect van
invloed zijn op de rijstabiliteit van de
scooter. De scooter kan door rij-
wind worden opgetild of bij zijwind
instabiel worden. Zulke accessoires
kunnen ook instabiliteit veroorza-
ken terwijl u grote voertuigen in-
haalt of door deze wordt ingehaald.
• Sommige accessoires dwingen de
bestuurder om een andere dan de
normale zitpositie in te nemen. Zo’n
verkeerde zitpositie beperkt de be-
wegingsvrijheid van de bestuurder
en kan een comfortabele bediening
hinderen, zodat we dergelijke ac-
cessoires sterk afraden.Wees voorzichtig bij het aanbrengen
van elektrische accessoires. Als elek-
trische accessoires de capaciteit van
het elektrisch systeem van de scooter
te boven gaan, kan zich een gevaarlij-
ke elektrische storing voordoen waar-
door de verlichting of de motor uitvalt.
In de handel verkrijgbare banden en vel-
gen
De banden en velgen die bij uw scooter
werden geleverd zijn ontworpen om de mo-
gelijkheden van de machine te ondersteu-
nen en bieden de beste combinatie van
rijprestaties, remvermogen en comfort. An-
dere banden, velgen, maten of combinaties
zijn mogelijk niet geschikt. Zie pagina 6-18
voor bandenspecificaties en meer informa-
tie over het vervangen van uw banden.
De scooter vervoeren
Volg de onderstaande instructies als u de
scooter in een ander voertuig wilt vervoe-
ren.
Verwijder alle loszittende voorwerpen
van de scooter.
Zorg dat het voorwiel recht naar voren
wijst op de aanhanger of de laadvloer
en zet het wiel vast in een goot om be-
weging te voorkomen.
U2DLD1D0.book Page 4 Friday, November 8, 2013 2:31 PM

Page 12 of 92

VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-5
1
Zet de scooter vast met spanbanden
of andere geschikte banden aan stevi-
ge delen van de scooter, zoals het
frame of de bovenste voorvorkklem
(en niet aan, bijvoorbeeld, het stuur,
de richtingaanwijzers of onderdelen
die kunnen afbreken). Kies de plaats
voor de spanbanden zorgvuldig om te
voorkomen dat deze tijdens het trans-
port schuurplekken op de lak veroor-
zaken.
Zorg indien mogelijk dat de vering iets
door de spanbanden wordt ingedrukt,
zodat de scooter tijdens het transport
niet overmatig kan stuiteren.
DAU57600
Andere aandachtspunten voor
veilig rijdenGeef duidelijk richting aan wanneer u
een bocht neemt.
Op een nat wegdek kan remmen ui-
terst lastig zijn. Vermijd te hard rem-
men, de scooter zou kunnen slippen.
Bedien de remmen rustig wanneer u
op een nat wegdek wilt stoppen.
Minder snelheid bij het naderen van
een bocht of een afslag. Trek lang-
zaam op nadat u de bocht hebt geno-
men.
Wees voorzichtig bij het passeren van
geparkeerde auto’s. Een bestuurder
merkt u mogelijk niet op en kan het
portier openslaan in uw rijrichting.
Spoorwegovergangen, tramrails, ijze-
ren platen gebruikt in de wegenbouw
en putdeksels worden in natte toe-
stand zeer glad. Minder snelheid en
passeer ze voorzichtig. Houd de
scooter recht, anders kan hij gaan
schuiven.
De remblokken of remvoeringen kun-
nen nat worden bij het wassen van de
scooter. Controleer de remmen na het
wassen van de scooter, voordat u
gaat rijden.Draag steeds een helm, handschoe-
nen, een lange broek (taps toelopend
bij de enkel/omslag, om flapperen te
voorkomen), en een felgekleurd jack.
Vervoer op uw scooter niet te veel ba-
gage. Een overbeladen scooter is on-
stabiel. Gebruik degelijke snelbinders
om bagage aan de bagagedrager vast
te binden (indien het voertuig is voor-
zien van een bagagedrager). Losse
bagage beïnvloedt de stabiliteit van
de scooter en kan uw aandacht aflei-
den van het verkeer. (Zie pagina 1-3.)
U2DLD1D0.book Page 5 Friday, November 8, 2013 2:31 PM

Page 13 of 92

BESCHRIJVING
2-1
2
DAU10411
Aanzicht linkerzijde
8
9
10
11
1
5
2
4
3
7 6
1. Koplamp (pagina 6-30)
2. Accu (pagina 6-27)
3. Hoofdzekering (pagina 6-28)
4. Dop koelvloeistofreservoir (pagina 6-14)
5. Kijkglas koelvloeistofniveau (pagina 6-14)
6. Achterste opbergcompartiment (pagina 3-18)
7. Luchtfilterelement in V-snaarbehuizing (pagina 6-16)
8. Stelring voor veervoorspanning schokdemperunit (pagina 3-20)9. Luchtfilterelement (links) (pagina 6-16)
10.Zijstandaard (pagina 3-20)
11.Voorremblokken (pagina 6-21)
U2DLD1D0.book Page 1 Friday, November 8, 2013 2:31 PM

Page 14 of 92

BESCHRIJVING
2-2
2
DAU10421
Aanzicht rechterzijde
6
5
1
2
4
3
1. Handgreep (pagina 5-2)
2. Zadel (pagina 3-18)
3. Brandstoftank (pagina 3-15)
4. Zekeringen (pagina 6-28)
5. Middenbok (pagina 6-25)
6. Stelring voor veervoorspanning schokdemperunit (pagina 3-20)U2DLD1D0.book Page 2 Friday, November 8, 2013 2:31 PM

Page 15 of 92

BESCHRIJVING
2-3
2
DAU10431
Bedieningen en instrumenten
987654321
11 10
12
01000r/minxE
F
CH
F
SELECTRESET4
1
7 5 3
6
2
8
9
10
11 12
1. Achterremhendel (pagina 3-14)
2. Schakelaargroep linkerstuurzijde (pagina 3-12)
3. Snelheidsmeter
4. Waarschuwings- en controlelampje (pagina 3-3)
5. Multifunctioneel display (pagina 3-4)
6. Schakelaargroep rechterstuurzijde (pagina 3-12)
7. Voorremhendel (pagina 3-13)
8. Gasgreep (pagina 6-17)9. Voorste opbergcompartiment B (pagina 3-18)
10.Contactslot/stuurslot (pagina 3-2)
11.Kijkglas koelvloeistofniveau (pagina 6-14)
12.Voorste opbergcompartiment A (pagina 3-18)
U2DLD1D0.book Page 3 Friday, November 8, 2013 2:31 PM

Page 16 of 92

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-1
3
DAU10978
StartblokkeersysteemDit voertuig is voorzien van een startblok-
keersysteem waarmee diefstal kan worden
bemoeilijkt door de codering van de stan-
daardsleutels te wijzigen. Het systeem be-
staat uit de volgende onderdelen:
een codeersleutel (met een rood bo-
vendeel)
twee standaardsleutels (met een
zwart bovendeel) die opnieuw kunnen
worden gecodeerd
een transponder (die is geïntegreerd in
de codeersleutel)
een startblokkeereenheid
een ECU
een controlelampje van de startblok-
kering (Zie pagina 3-4.)De sleutel met het rode bovendeel wordt
gebruikt om de twee standaardsleutels te
coderen. Het wijzigen van de codes is een
ingewikkelde procedure. Breng het voer-
tuig daarom met alle drie sleutels naar een
Yamaha dealer om deze opnieuw te laten
coderen. Gebruik de sleutel met het rode
bovendeel niet om met het voertuig te rij-
den. Deze sleutel dient uitsluitend te wor-
den gebruikt voor het opnieuw coderen van
de standaardsleutels. Gebruik altijd een
standaardsleutel om met het voertuig te rij-
den.
LET OP
DCA11822
ZORG DAT U DE CODEERSLEUTEL
NIET VERLIEST! NEEM DIRECT
CONTACT OP MET UW DEALER
ALS U HEM VERLOREN HEBT! Als
de codeersleutel verloren is, kun-
nen de standaardsleutels niet op-
nieuw gecodeerd worden. U kunt
het voertuig dan nog steeds starten
met de standaardsleutels, maar als
ze opnieuw gecodeerd moeten
worden (d.w.z. als er een nieuwe
standaardsleutel is gemaakt of als
alle sleutels verloren zijn), dient het
gehele startblokkeersysteem ver-
vangen te worden. Daarom wordt u
sterk aangeraden een van de stan-daardsleutels te gebruiken en de
codeersleutel op een veilige plek te
bewaren.
Dompel de sleutels nooit in water.
Stel de sleutels nooit bloot aan ex-
treem hoge temperaturen.
Leg de sleutels nooit vlakbij magne-
tische voorwerpen (zoals bijvoor-
beeld speakers enz.).
Plaats nooit voorwerpen die elektri-
sche signalen uitzenden vlakbij de
sleutels.
Plaats nooit zware voorwerpen op
de sleutels.
U mag de sleutels nooit slijpen of de
vorm ervan wijzigen.
U mag het plastic gedeelte van de
sleutels nooit demonteren.
Hang nooit twee sleutels van een
startblokkeersysteem aan dezelfde
sleutelring.
Bewaar de standaardsleutels en
ook de sleutels van andere start-
blokkeersystemen altijd op een an-
dere plek
dan de codeersleutel van
het voertuig.
Houd sleutels van andere startblok-
keersystemen altijd uit de buurt van
het contactslot, want anders kun-
nen ze signaalstoring veroorzaken.
1. Codeersleutel (rood bovendeel)
2. Standaardsleutels (zwart bovendeel)U2DLD1D0.book Page 1 Friday, November 8, 2013 2:31 PM

Page 17 of 92

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-2
3
DAU10473
Contactslot/stuurslotVia het contactslot/stuurslot worden het
ontstekingssysteem en de verlichtingssy-
stemen bediend en wordt het stuur ver-
grendeld. De diverse standen worden
hierna beschreven.OPMERKINGGebruik de standaardsleutel (zwarte greep)
voor regelmatig gebruik van de machine.
Bewaar de codeersleutel (rode greep) op
een veilige plaats en gebruik deze uitslui-
tend voor hercodering om het risico op ver-
lies te minimaliseren.
DAU34122
ON
Alle elektrische circuits worden voorzien
van stroom; de instrumentenverlichting, het
achterlicht, de kentekenverlichting en deparkeerlichten gaan branden en de motor
kan worden gestart. De sleutel kan niet
worden uitgenomen.
OPMERKINGDe koplampen gaan automatisch branden
wanneer de motor wordt gestart en blijven

draaid of de zijstandaard omlaag wordt be-
wogen.
DAU10662
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitgescha-
keld. De sleutel kan worden uitgenomen.
WAARSCHUWING
DWA10062
Draai nooit de sleutel naar “OFF” of
“LOCK” terwijl de machine rijdt. Hier-
door worden de elektrische systemen
uitgeschakeld, wat mogelijk kan leiden
tot verlies van de controle of een onge-
val.
DAU10685
LOCK
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische
systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan
worden uitgenomen.Om het stuur te vergrendelen
1. Draai het stuur helemaal naar links.
2. Druk de sleutel in de “OFF”-stand in
en draai deze dan naar “LOCK”. Houd
de sleutel hierbij ingedrukt.
3. Neem de sleutel uit.
Om het stuur te ontgrendelenDruk de sleutel in en draai deze dan naar
“OFF”. Houd de sleutel hierbij ingedrukt.
DAUM2971
(Parkeren)
De alarmverlichting en richtingaanwijzers
kunnen worden ingeschakeld, maar alle an-
dere elektrische systemen zijn uit. De sleu-
tel kan worden uitgenomen.
Het stuur moet zijn vergrendeld om de
sleutel naar “ ” te kunnen draaien.
LET OP
DCA11021
Gebruik de parkeerstand niet gedurende
langere tijd, anders kan de accu ontla-
den raken.
ZAUM1004
U2DLD1D0.book Page 2 Friday, November 8, 2013 2:31 PM

Page 18 of 92

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-3
3
DAU49395
Controle- en waarschu-
wingslampjes
DAU11031
Controlelampjes
richtingaanwijzers “ ” en “ ”
Het bijbehorende controlelampje knippert
terwijl de schakelaar voor richtingaanwij-
zers naar de linker- of rechterstand is ge-
drukt.
DAU11081
Controlelampje grootlicht “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de kop-
lamp is ingeschakeld voor grootlicht.
DAU11354
Waarschuwingslampje
brandstofniveau “ ”
Dit waarschuwingslampje gaat branden
wanneer het brandstofniveau daalt tot be-
neden ca. 2.5 L (0.66 US gal, 0.55 Imp.gal).
Vul in dat geval zo snel mogelijk brandstof
bij.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschu-
wingslampje moet enkele seconden oplich-
ten en dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet met-
een op wanneer u de sleutel naar “ON”
draait of blijft het lampje branden, laat het
elektrisch circuit dan door een Yamaha
dealer controleren.
DAU43024
Waarschuwingslampje
motorstoring“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden
wanneer een elektrisch systeem dat de mo-
torwerking controleert, defect is. Vraag in
dat geval een Yamaha dealer het zelfdiag-
nosesysteem te controleren.Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschu-
wingslampje moet enkele seconden oplich-
ten en dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet met-
een op wanneer u de sleutel naar “ON”
draait of blijft het lampje branden, laat het
elektrisch circuit dan door een Yamaha
dealer controleren.
OPMERKINGDit waarschuwingslampje gaat branden als

startknop wordt ingedrukt. Dit wijst echter
niet op een storing.
DAUM3381
ABS-waarschuwingslampje “ ” (voor
modellen met ABS)
Onder normale omstandigheden gaat het
ABS-waarschuwingslampje branden als de
sleutel naar “ON” wordt gedraaid en uit als
met een snelheid van 10 km/h (6 mi/h) of
hoger wordt gereden.
Als het ABS-waarschuwingslampje:
niet gaat branden wanneer de sleutel
naar “ON” wordt gedraaid
gaat branden of knipperen tijdens het
rijden
1. Controlelampjes richtingaanwijzers “ ”
en “ ”
2. Controlelampje grootlicht “ ”
3. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
4. Waarschuwingslampje
brandstofniveau “ ”
5. Controlelampje startblokkering “ ”
6. ABS-waarschuwingslampje “ ” (voor mo-
dellen met ABS)ZAUM1098
23456
987654321
11 10
12
0
1000r/minx
km/h
E
F
CHkm
Odo
Odo
SELECT
RESET11
ABS
ABS
U2DLD1D0.book Page 3 Friday, November 8, 2013 2:31 PM

Page 19 of 92

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-4
3
niet uitgaat wanneer met een snelheid
van 10 km/h (6 mi/h) of hoger wordt
gereden
Werkt het ABS-systeem mogelijk niet goed.
Vraag als een van de bovenstaande geval-
len zich voordoet zo snel mogelijk een
Yamaha dealer het systeem te controleren.
(Zie pagina 3-14 voor uitleg over de wer-
king van het ABS-systeem.)
WAARSCHUWING
DWA16041
Als het ABS-waarschuwingslampje niet
uitgaat zodra met een snelheid van 10
km/h (6 mi/h) of hoger wordt gereden, of
als het waarschuwingslampje tijdens
het rijden gaat branden of knipperen,
keert het remsysteem terug naar con-
ventioneel remmen. Als een van de bo-
venstaande gevallen zich voordoet, of
als het waarschuwingslampje helemaal
niet gaat branden, rij dan extra voorzich-
tig om te voorkomen dat de remmen in
noodsituaties blokkeren. Laat het rem-
systeem en de elektrische circuits zo
snel mogelijk door een Yamaha dealer
controleren.
OPMERKINGHet ABS-waarschuwingslampje kan gaan
branden wanneer er gas wordt gegeven
terwijl de scooter op de middenbok staat.
Er is dan echter geen sprake van een sto-
ring.
DAU26878
Controlelampje startblokkering“”
Het elektrisch circuit voor het controle-
lampje kan worden gecontroleerd door de
sleutel naar “ON” te draaien. Het controle-
lampje moet enkele seconden oplichten en
dan uitgaan.
Licht het controlelampje niet meteen op
wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.
Als de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid,
begint het controlelampje na 30 seconden
te knipperen om aan te geven dat het start-
blokkeersysteem is ingeschakeld. Het con-
trolelampje stopt na 24 uur met knipperen,
maar het startblokkeersysteem blijft inge-
schakeld.
Het zelfdiagnosesysteem detecteert ook
storingen in de circuits van het startblok-
keersysteem. (Zie pagina 3-11 voor uitleg
over de werking van het zelfdiagnosesy-
steem.)
DAUM3313
Multifunctionele meter
WAARSCHUWING
DWA12423
Zorg dat de machine stilstaat voordat u
wijzigingen in de instellingen van de
multifunctionele meter gaat aanbren-
gen. Het aanbrengen van wijzigingen tij-
dens het rijden kan u afleiden en
vergroot het risico op een ongeval.1. Toerenteller
2. Snelheidsmeter
3. “SELECT”-toets
4. “RESET”-toets
5. Multifunctioneel display
6. Klok
7. Brandstofniveaumeter
8. “TRIP/INFO”-schakelaar
9. Weergave koelvloeistoftemperatuurZAUM1099
3
987654321
11 10
12
0
1000r/minx
km/h
E
F
CHkm
Odo
AirA
veCo
ns
OilV- Be
lt
Ti
m
eTripOdo
SELECT
RESET
F
4
6
5
7
2
18
9
INFOTRIP
U2DLD1D0.book Page 4 Friday, November 8, 2013 2:31 PM

Page 20 of 92

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-5
3
De multifunctionele meter biedt de volgen-
de voorzieningen:
een snelheidsmeter
een toerenteller
een brandstofniveaumeter
een klok
een kilometerteller en ritteller
een multifunctioneel display
een temperatuurmeter koelvloeistofOPMERKINGVergeet niet de sleutel naar “ON” te
draaien voordat u de “Select”-, “Re-
set”-, “TRIP”- en “INFO”-toets ge-
bruikt.
Als de sleutel naar “ON” wordt ge-
draaid, verschijnen alle segmenten
kort op het multifunctionele display
om het elektrische circuit te testen. De
snelheidsmeter en kilometerteller voe-
ren een displaycontrole uit en er
schuift een welkomstbericht over het
multifunctionele display.
Voor het Verenigd Koninkrijk kunnen
de rijsnelheid, afgelegde afstand en
het brandstofverbruik worden weer-
gegeven in kilometers of mijlen. Houd
om te wisselen tussen kilometers en
mijlen de “SELECT”-toets ingedrukt,
draai het contactslot naar “ON” en
houd de “SELECT”-toets nog eens 8
seconden ingedrukt.Voor andere landen worden de rijsnel-
heid, afgelegde afstand en het brand-
stofverbruik weergegeven in
kilometers.
Snelheidsmeter
De snelheidsmeter toont de actuele rijsnel-
heid.
Toerenteller
Met de elektrische toerenteller kan de be-
stuurder het motortoerental controleren en
dit binnen het ideale bereik houden.LET OP
DCAM1150
Laat de motor niet draaien in de hoge-
toerenzone van de toerenteller.Hogetoerenzone: 8000 tpm en hoger
Brandstofniveaumeter
Als de contactsleutel op “ON” staat, geeft
de brandstofniveaumeter de hoeveelheid
brandstof in de brandstoftank aan. De dis-
playsegmenten van de brandstofniveau-
meter verdwijnen richting “E” (leeg)
naarmate het brandstofniveau verder daalt.
Als het brandstofniveau het onderste seg-
ment vlakbij “E” bereikt, gaat het onderste
segment knipperen. Vul zo snel mogelijk
brandstof bij.
1. Toerenteller
2. HogetoerenzoneZAUM11361
98
7
6
54321
11 10
12
0
1000
r/min
x
km/h
E
F
2
1. Brandstofniveaumeter
2. Waarschuwingsindicator
brandstofniveau “ ”
3. Ritteller brandstofreserveZAUM1102
987654321
11 10
12
0
1000r/minkm/h
E
F
CHkm
T
ripOdo
SELECT
RESET
F
3
1
2
U2DLD1D0.book Page 5 Friday, November 8, 2013 2:31 PM

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 ... 100 next >