YAMAHA XT1200Z 2011 Instructieboekje (in Dutch)

Page 61 of 106

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-5
6
9*Achterbrug 
Controleer op een correcte wer-
king en overmatige speling. √√√√
 Smeren met lithiumvet. Elke 50000 km (30000 mi)
10 *Balhoofdlagers 
Controleer de lagers op speling
en oppervlakteruwheid. √√√√√
 Smeren met lithiumvet. Elke 50000 km (30000 mi)
11 *Framebevestigin-
gen 
Controleer of alle moeren, bouten
en schroeven stevig zijn vastge-
zet. √√√√√
12 Scharnieras van
remhendel 
Smeren met siliconenvet. √√√√√
13 Scharnieras van
rempedaal 
Smeren met lithiumvet. √√√√√
14 Scharnieras van
koppelingshendel

Smeren met siliconenvet. √√√√√
15 Scharnieras van
schakelpedaal

Smeren met lithiumvet. √√√√√
16 Zijstandaard, mid-
denbok 
Controleer de werking.
 Smeren met lithiumvet. √√√√√
17 *Zijstandaardscha-
kelaar

Controleer de werking. √√√√√√
18 *Vo o r vo r k 
Controleer op een correcte wer-
king en olielekkage. √√√√
19 *Schokdemperunit 
Controleer op een correcte wer-
king en olielekkage. √√√√
NR. ITEM
CONTROLE OF ONDER-
HOUDSBEURT KILOMETERSTAND
JAARLIJK-
SE CON-TROLE
1000 km
(600 mi) 10000 km
(6000 mi) 20000 km
(12000 mi) 30000 km
(18000 mi) 40000 km
(24000 mi)
U23PD1D0.book Page 5 Wednesday, August 18, 2010 9:16 AM

Page 62 of 106

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-6
6
20*Relaisarm achter-
wielophanging en
scharnierpunten
verbindingsarm 
Controleer de werking. √√√√
21 Motorolie 
Verversen.
 Controleer het olieniveau en con-
troleer de machine op olielekka-
ge. √√√√√√
22 Oliefilterpatroon Vervangen. √√√
23 *Koelsysteem 
Controleer het koelvloeistofniveau
en controleer de machine op
vloeistoflekkage. √√√√√
 Verversen. Elke 3 jaar
24 Cardanolie 
Controleer het olieniveau en con-
troleer de machine op olielekka-
ge. √√ √
 Verversen. √√√
25 *Voor- en achterrem-
schakelaar

Controleer de werking. √√√√√√
26 Bewegende delen
en kabels

Smeren. √√√√√
27 *Gasgreep 
Controleer de werking.
 Controleer de vrije slag van de
gasgreep en stel deze indien no-
dig af.
 Smeer de kabel en het kabelhuis. √√√√√
NR. ITEM
CONTROLE OF ONDER-
HOUDSBEURT KILOMETERSTAND
JAARLIJK-
SE CON-TROLE
1000 km
(600 mi) 10000 km
(6000 mi) 20000 km
(12000 mi) 30000 km
(18000 mi) 40000 km
(24000 mi)U23PD1D0.book Page 6 Wednesday, August 18, 2010 9:16 AM

Page 63 of 106

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-7
6
DAU36771
OPMERKIN
G

Luchtfilter Het luchtfilter op dit model is voorzien van een geolied papieren filterelement. Reinig dit niet met perslucht om beschadiging te
voorkomen.
 Het luchtfilterelement moet u vaker vervangen als u vaak in extreem vochtige of stoffige gebieden rijdt.

Onderhoud aan hydraulisch rem- en koppelingssysteem
 Controleer regelmatig het rem- en koppelingsvloeistofniveau en vul indien nodig bij.
 Vervang de inwendige onderdelen van de hoofdremcilinders en remklauwen en van de koppelingshoofdcilinder en -werkcilinder
na elke twee jaar en ververs dan ook de rem- en de koppelingsvloeistof.
 Vervang de rem- en koppelingsslangen na elke vier jaar of als ze zijn gescheurd of beschadigd.
28 *Lampen, richtin-
gaanwijzers en
schakelaars 
Controleer de werking.
 Stel de koplamplichtbundel af. √√√√√√
NR. ITEM
CONTROLE OF ONDER-
HOUDSBEURT KILOMETERSTAND
JAARLIJK-
SE CON-TROLE
1000 km
(600 mi) 10000 km
(6000 mi) 20000 km
(12000 mi) 30000 km
(18000 mi) 40000 km
(24000 mi)
U23PD1D0.book Page 7 Wednesday, August 18, 2010 9:16 AM

Page 64 of 106

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-8
6
DAU18781
Stroomlijnpanelen verwijderen
en aanbrengen Bij het uitvoeren van sommige onder-
houdswerkzaamheden die in dit hoofdstuk
worden beschreven, moeten de afgebeelde
stroomlijnpanelen worden verwijderd.
Neem deze paragraaf steeds door wanneer
u een stroomlijnpaneel moet verwijderen of
aanbrengen.
DAU49532
Stroomlijnpaneel A
Verwijderen van stroomlijnpaneelVerwijder de drukclips en trek daarna het
paneel los zoals getoond.Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
1. Steek de uitsteeksels van het stroom-
lijnpaneel in de bijbehorende gaten
van het stroomlijnpaneel B.
2. Breng de drukclips aan.
DAU49520
Stroomlijnpaneel B
Verwijderen van stroomlijnpaneel1. Verwijder het stroomlijnpaneel A.
2. Verwijder de bouten en de drukclips en trek dan het stroomlijnpaneel los.
1. Stroomlijnpaneel A
2. Stroomlijnpaneel B
1
2
1. Stroomlijnpaneel C
1. Stroomlijnpaneel A
2. Snelsluitschroef
1
2
2
1
1. Uitsteeksel
2. Bijbehorend gat
3. Stroomlijnpaneel B
12
3
U23PD1D0.book Page 8 Wednesday, August 18, 2010 9:16 AM

Page 65 of 106

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-9
6
Aanbrengen van het stroomlijnpaneel1. Plaats het stroomlijnpaneel in de oor-spronkelijke positie en breng dan de
bouten en de drukclips aan.
2. Breng het stroomlijnpaneel A aan.
DAU49550
Stroomlijnpaneel C
Verwijderen van stroomlijnpaneelVerwijder de bouten en moeren en haal het
stroomlijnpaneel los.
Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
Plaats het stroomlijnpaneel in de oorspron-
kelijke positie en breng dan de bouten en
moeren aan.
1. Stroomlijnpaneel B
2. Bout
1. Drukclip
2
1
2
1
1. Stroomlijnpaneel C
2. Moer
3. Bout
2
3
1
1. Stroomlijnpaneel C
2. Moer
3. Bout
12
3
U23PD1D0.book Page 9 Wednesday, August 18, 2010 9:16 AM

Page 66 of 106

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-10
6
DAU19652
Controleren van de bougies Bougies vormen belangrijke onderdelen
van de motor die periodiek moeten worden
gecontroleerd, bij voorkeur door een
Yamaha dealer. Omdat bougies door verhit- ting en neerslag altijd langzaam slijten,
moeten de bougies worden verwijderd en
gecontroleerd volgens de tijden genoemd in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. De conditie van de bougies kan daar-
naast veel duidelijk maken over de conditie
van de motor.
De porseleinen isolator rond de centrale
elektrode moet licht tot gemiddeld bruin ver-
kleurd zijn (de ideale kleur als normaal met
de machine wordt gereden), en alle bougies
in de motor horen dezelfde verkleuring te
hebben. Wanneer een bougie een heel an-
dere kleur vertoont, werkt de motor mogelijk
niet naar behoren. Probeer dergelijke pro-
blemen niet zelf vast te stellen. Laat in
plaats daarvan uw machine nakijken door
een Yamaha dealer.
Vervang een bougie als de elektroden blij-
ken te zijn afgesleten en als overmatige
koolaanslag of andere neerslag gevonden
wordt. Voordat een bougie wordt aangebracht
moet de elektrodenafstand met een draad-
voelmaat worden gemeten; breng indien
nodig de elektrodenafstand op specificatie.
Reinig het oppervlak van de bougiepakking
en het pasvlak en verwijder eventueel vuil
uit de schroefdraad van de bougie.
OPMERKINGAls geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet door
handvast te zetten en dan nog 1/4
–1/2 slag verder te draaien. De bougie moet echter zo
snel mogelijk naar het juiste aanhaalmo-
ment worden aangedraaid.
LET OP
DCA10840
Gebruik geen gereedschap om de bou-
giedop te verwijderen of aan te brengen,
om de bobinekabel niet te beschadigen.
De bougiedop is mogelijk lastig te ver-
wijderen omdat de rubber afdichting aan
het uiteinde stevig vastzit. Haal de bou-
giedop los door hem heen en weer te
draaien en tegelijkertijd los te trekken;
breng de bougiedop aan door heen en
weer te draaien en tegelijkertijd aan te
drukken.
Voorgeschreven bougie:
NGK/CPR8EB9
1. ElektrodenafstandElektrodenafstand:0.8 –0.9 mm (0.031 –0.035 in)
Aanhaalmoment: Bougie:13 Nm (1.3 m ·kgf, 9.4 ft· lbf)
U23PD1D0.book Page 10 Wednesday, August 18, 2010 9:16 AM

Page 67 of 106

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-11
6
DAU49503
Motorolie en oliefilterpatroon Vóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst en de oliefilterpatroon wor-
den vervangen volgens de intervalperioden
vermeld in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
Om het motorolieniveau te controleren 1. Zet de machine op de middenbok. Wanneer de machine iets schuin
staat, kan het niveau al foutief worden
afgelezen.
2. Start de motor en laat deze tien minu-
ten opwarmen totdat de motorolie een
normale temperatuur van 60 °C (140
° F) heeft bereikt. Zet vervolgens de
motor uit.
3. Wacht een paar minuten tot de olie tot rust is gekomen en controleer dan het
olieniveau via het kijkglas voor het mo-
torolieniveau rechtsonder in het carter.OPMERKINGHet motorolieniveau moet tussen de merk-
strepen voor minimum- en maximumniveau
staan.
4. Als de motorolie beneden de merk-
streep voor minimumniveau staat, vul
dan voldoende olie, van de aanbevo-
len soort, bij tot het correcte niveau.
Om de motorolie te verversen (met of
zonder vervanging van oliefilterpatroon) 1. Zet de machine op een vlakke onder- grond.
2. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan af.
3. Zet een olieopvangbak onder het olie- reservoir om de oude olie op te van-
gen. 4. Verwijder de olievuldop en de aftap-
plug met de pakking om de olie uit het
oliereservoir te laten stromen.
5. Zet een olieopvangbak onder de motor om de gebruikte olie op te vangen.
6. Verwijder de aftapplug met de pakking om de olie uit het carter te laten stro-
men.1. Kijkglas olieniveau
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
4. Olievuldop
42
3
1
1. Olieaftapplug (oliereservoir)
2. Pakking
12
U23PD1D0.book Page 11 Wednesday, August 18, 2010 9:16 AM

Page 68 of 106

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-12
6
OPMERKINGSla de stappen 7–11 over als de oliefilterpa-
troon niet wordt vervangen.7. Verwijder het stroomlijnpaneel C. (Zie
pagina 6-8.)
8. Verwijder de oliefilterpatroon met een oliefiltersleutel.
OPMERKINGDe Yamaha dealer kan een oliefiltersleutel
leveren.9. Smeer een dun laagje schone motoro-
lie op de O-ring van de nieuwe oliefil-
terpatroon.
OPMERKIN
G
Zorg dat de o-ring correct aanligt.10. Plaats de nieuwe oliefilterpatroon met een oliefiltersleutel en zet hem dan
met een momentsleutel vast met het
voorgeschreven aanhaalmoment.
1. Olieaftapplug (carter)
2. Pakking
12
1. Oliefilterpatroon
2. Oliefiltersleutel21
1. O-ring
1. Momentsleutel1
U23PD1D0.book Page 12 Wednesday, August 18, 2010 9:16 AM

Page 69 of 106

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-13
6
11. Breng het stroomlijnpaneel aan.
12. Monteer de olieaftappluggen met hunnieuwe pakking en zet de pluggen vast
met het voorgeschreven aanhaalmo-
ment.
13. Vul bij met de voorgeschreven hoe- veelheid van de aanbevolen motorolie,
breng dan de olievuldop aan en zet
deze vast.
OPMERKINGVeeg enige gemorste olie af nadat de motor
en het uitlaatsysteem zijn afgekoeld.LET OP
DCA11620

Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie smeert
immers ook de koppeling) mogen
geen chemische additieven worden
toegevoegd. Gebruik geen oli ën
met een “CD ” dieselspecificatie of
olië n met een hogere kwaliteit dan
gespecificeerd. Gebruik ook geen
olië n met een “ENERGY CONSER-
VING II ” of hogere aanduiding.

Zorg dat er geen verontreinigingen
in het carter terecht komen.
14. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.OPMERKINGNadat de motor is gestart moet het waar-
schuwingslampje olieniveau uitgaan als het
olieniveau correct is.
LET OP
DCA10401
Zet de motor direct af als het waarschu-
wingslampje olieniveau knippert of blijft
branden en laat het voertuig controleren
door een Yamaha dealer, zelfs als het
olieniveau in orde is.15. Zet de motor af en wacht een paar mi-
nuten tot de olie tot rust is gekomen.
Controleer dan het olieniveau en corri-
geer indien nodig.
Aanhaalmoment:
Oliefilterpatroon:
17 Nm (1.7 m ·kgf, 12 ft ·lbf)
Aanhaalmomenten: Olieaftapplug (carter):20 Nm (2.0 m ·kgf, 14 ft ·lbf)
Olieaftapplug (oliereservoir):
20 Nm (2.0 m ·kgf, 14 ft ·lbf)
Aanbevolen motorolie: Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Zonder vervanging van oliefilterpa-
troon:3.10 L (3.28 US qt, 2.73 Imp.qt)
Met vervanging van oliefilterpatroon: 3.40 L (3.59 US qt, 2.99 Imp.qt)
U23PD1D0.book Page 13 Wednesday, August 18, 2010 9:16 AM

Page 70 of 106

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-14
6
DAU20016
Cardanolie Vóór elke rit moet het cardanhuis worden
gecontroleerd op olielekkage. In geval van
lekkage dient u de machine door een
Yamaha dealer te laten nakijken en repare- ren. Controleer verder als volgt het niveau
van de cardanolie en ververs de olie vol-
gens de intervaltijden vermeld in het perio-
dieke smeer- en onderhoudsschema.
WAARSCHUWING
DWA10370

Zorg ervoor dat geen verontreini-
gingen het cardanhuis kunnen bin-
nendringen.

Zorg dat er geen olie op de banden
of wielen terechtkomt.
Controleren van het olieniveau in het
cardanhuis 1. Zet de machine op de middenbok.OPMERKINGZorg dat de machine rechtop staat bij het
controleren van het olieniveau. Wanneer de
machine iets schuin staat, kan het niveau al
foutief worden afgelezen.2. Verwijder de vulplug van de cardanolie met de pakking en controleer het olie-
niveau in het cardanhuis.
OPMERKINGHet olieniveau moet bij de rand van de vulo-
pening staan.3. Als de olie onder de rand van de vulo-
pening staat, vul dan genoeg olie van
de aanbevolen soort bij tot het correcte
niveau.
4. Controleer of de pakking beschadigd is en vervang indien nodig.
5. Monteer de vulplug van de cardanolie met de pakking en zet de plug vast met
het voorgeschreven aanhaalmoment. Om de cardanolie te verversen
1. Zet de machine op een vlakke onder- grond.
2. Plaats een olieopvangbak onder het cardanhuis om de gebruikte olie op te
vangen.
3. Verwijder de vulplug van de cardanolie en de aftapplug van de cardanolie met
hun pakkingen om de olie uit het car-
danhuis af te tappen.
4. Monteer de aftapplug van de cardano- lie met de nieuwe pakking en zet de
plug vast met het voorgeschreven
aanhaalmoment.1. Vulplug cardanolie
2. Pakking
3. Correct olieniveauAanhaalmoment:Vulplug cardanolie:23 Nm (2.3 m ·kgf, 17 ft· lbf)
1
2
3
1. Vulplug cardanolie
2. Aftapplug cardanolie
3. Pakking
231
U23PD1D0.book Page 14 Wednesday, August 18, 2010 9:16 AM

Page:   < prev 1-10 ... 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 ... 110 next >