YAMAHA XVS1300A 2008 Instructieboekje (in Dutch)
Page 51 of 86
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-12
6
3. Als het koelvloeistofniveau zich op of
onder de merkstreep voor minimumni-
veau bevindt, verwijder dan paneel A.
(Zie pagina 6-7.)
4. Verwijder de dop van het koelvloei-
stofreservoir, vul koelvloeistof bij tot
aan de merkstreep voor maximumni-
veau, en breng dan de dop van het
koelvloeistofreservoir weer aan.
LET OP:
DCA10471
Als er geen koelvloeistof voorhan-
den is, gebruik in plaats daarvan
dan gedistilleerd water of zacht lei-
dingwater. Gebruik geen hard water
of zout water, hierdoor kan de mo-
tor worden beschadigd.
Vervang, indien water in plaats van
koelvloeistof is gebruikt, het water
zo snel mogelijk door koelvloeistof.
Anders is het koelsysteem niet be-
schermd tegen vorst en corrosie.
Als water aan de koelvloeistof is
toegevoegd, vraag dan zo snel mo-
gelijk een Yamaha dealer het anti-
vriespercentage van de
koelvloeistof te controleren, anders
zal de koelvloeistof minder effectiefzijn.WAARSCHUWING
DWA10380
Verwijder de koelvloeistofradiator-vuldop nooit terwijl de motor nog heet is.
5. Monteer het paneel.OPMERKING:
De radiatorkoelvin schakelt automa-
tisch aan of uit, afhankelijk van de tem-
peratuur van de koelvloeistof in de
koelvloeistofradiator.
Als de motor oververhit raakt, staan op
pagina 6-33 nadere instructies ver-
meld.
Controleer of de ontluchtingsslang van
het koelvloeistofreservoir correct doorde geleider is geplaatst.
1. Koelvloeistofreservoir
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
1. Dop koelvloeistofreservoir
Inhoud koelvloeistofreservoir (tot
aan de merkstreep voor maximumni-
veau):
0.45 L (0.48 US qt) (0.40 Imp.qt)
U11CD1D0.book Page 12 Monday, September 3, 2007 5:33 PM
Page 52 of 86
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-13
6
DAU33030
De koelvloeistof verversen
WAARSCHUWING
DWA10380
Verwijder de koelvloeistofradiator-vuldop nooit terwijl de motor nog heet is.
De koelvloeistof moet volgens de interval-
perioden vermeld in het periodieke smeer-
en onderhoudsschema ververst worden.
Laat de koelvloeistof verversen door een
Yamaha dealer.
DAU42441
Het luchtfilterelement vervangen Het luchtfilterelement moet worden vervan-
gen volgens de intervalperioden vermeld in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. Vervang het luchtfilterelement vaker als
u in zeer stoffige of vochtige gebieden rijdt.
1. Verwijder het luchtfilterdeksel door de
bouten te verwijderen.
2. Trek het luchtfilterelement los.3. Breng een nieuw luchtfilterelement
aan in het luchtfilterhuis.
LET OP:
DCA10480
Controleer of het luchtfilterelement
correct in het luchtfilterhuis is ge-
plaatst.
Laat de motor nooit draaien zonder
dat het luchtfilterelement aanwezig
is, dat kan leiden tot overmatige slij-
tage bij de zuiger(s) en/of de cilin-der(s).
4. Monteer het luchtfilterdeksel door de
bouten aan te brengen.
1. Geleider
2. Ontluchtingsslang koelvloeistofreservoir
1. Luchtfilterdeksel
2. Bout
1. Luchtfilterelement
U11CD1D0.book Page 13 Monday, September 3, 2007 5:33 PM
Page 53 of 86
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-14
6
DAU21382
Controleren van de vrije slag
gaskabel De vrije slag van de gaskabel dient 4.0–6.0
mm (0.16–0.24 in) te bedragen bij de gas-
greep. Controleer de vrije slag van de gas-
kabel regelmatig en laat de vrije slag indien
nodig afstellen door een Yamaha dealer.
DAU21401
Klepspeling De klepspeling kan tijdens gebruik gaan af-
wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU21561
Banden Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw motorfiets.
Bandspanning
De bandspanning moet voor elke rit worden
gecontroleerd en indien nodig worden bijge-
steld.
WAARSCHUWING
DWA10500
De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is
aan de omgevingstemperatuur).
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagage en accessoires dat voor ditmodel is vastgesteld.
1. Vrije slag gaskabel
U11CD1D0.book Page 14 Monday, September 3, 2007 5:33 PM
Page 54 of 86
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-15
6
WAARSCHUWING
DWA11020
De aanwezigheid van bagage heeft grote
invloed op het weggedrag, de rem- en rij-
eigenschappen en de veiligheid van uw
motor. Neem daarom de volgende voor-
zorgsmaatregelen in acht.
DE MOTORFIETS NOOIT OVERBE-
LADEN! Rijden met een overbela-
den motorfiets kan leiden tot
beschadiging van de banden, con-
troleverlies of ernstig letsel. Zorg
dat het totale gewicht van de motor-
rijder, de passagier, de bagage en
de gemonteerde accessoires nooithet voorgeschreven maximumlaad-
gewicht voor de machine over-
schrijdt.
Vervoer geen los verpakte spullen
die tijdens de rit kunnen gaan
schuiven.
Bevestig de zwaarste spullen op
veilige wijze dicht bij het midden
van de motorfiets en verdeel het ge-
wicht over beide zijden.
Pas de luchtdruk in de wielophan-
ging en de bandspanning aan op
het te vervoeren gewicht.
Controleer vóór iedere rit de condi-tie en spanning van de banden.
Inspectie van bandenVoor elke rit moeten de banden worden ge-
controleerd. Als de bandprofieldiepte op het
midden van de band de vermelde limiet
heeft bereikt, de band spijkers of stukjes
glas bevat of wanneer de wang van de band
scheurtjes vertoont, moet de band onmid-
dellijk door een Yamaha dealer worden ver-
vangen.
OPMERKIN
G:
De slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem al-tijd de lokale voorschriften in acht.
Bandeninformatie
Deze motorfiets is uitgerust met gietwielen
en tubeless banden.
WAARSCHUWING
DWA10460
De banden op de voor- en achter-
wielen dienen van hetzelfde merk
en dezelfde constructie te zijn, an-
ders is het weggedrag van de ma-
chine mogelijk niet normaal. Bandspanning (gemeten op koude
banden):
0–90 kg (0–198 lb):
Voor:
250 kPa (36 psi) (2.50 kgf/cm²)
Achter:
280 kPa (41 psi) (2.80 kgf/cm²)
90–210 kg (198–463 lb):
Voor:
250 kPa (36 psi) (2.50 kgf/cm²)
Achter:
280 kPa (41 psi) (2.80 kgf/cm²)
Maximale belasting*:
210 kg (463 lb)
* Totaal gewicht van bestuurder, pas-
sagier, bagage en accessoires
1. Wang van band
2. Bandprofieldiepte
Minimale bandprofieldiepte (voor en
achter):
1.6 mm (0.06 in)
U11CD1D0.book Page 15 Monday, September 3, 2007 5:33 PM
Page 55 of 86
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-16
6
Na uitgebreide tests zijn alleen de
hieronder vermelde banden voor dit
model goedgekeurd door YamahaMotor Co., Ltd.WAARSCHUWING
DWA10470
Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen. Rij-
den op een machine met versleten
banden is niet alleen verboden,
maar dit heeft ook een averechts ef-
fect op de rijstabiliteit, waardoor u
de macht over het stuur zou kunnen
verliezen.
De vervanging van onderdelen van
wielen en remmen, inclusief ban-
den, dient te worden overgelatenaan een Yamaha dealer, die over de
nodige vakkundige kennis en erva-
ring beschikt.
DAU21960
Gietwielen Let ten aanzien van de voorgeschreven
wielen op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw voertuig.
Controleer de velgen voor iedere rit op
scheurtjes, verbuiging of kromtrekken.
Laat ingeval van schade het wiel door
een Yamaha dealer vervangen. Pro-
beer het wiel nooit zelf te repareren,
hoe klein de reparatie ook is. Vervang
een wiel dat vervormd is of haar-
scheurtjes vertoont.
Na het vervangen van een wiel of band
moet het wiel worden uitgebalanceerd.
Een niet uitgebalanceerd wiel zal mo-
gelijk slecht functioneren, of kan een
slechte wegligging en een verkorte le-
vensduur van de banden tot gevolg
hebben.
Rijd niet te snel direct na het verwisse-
len van een band. Het bandoppervlak
dient eerst te zijn ingereden voordat
het zijn optimale eigenschappen ver-
krijgt. Voorband:
Maat:
130/90 16M/C 67H
Fabrikant/model:
DUNLOP/D404F X
BRIDGESTONE/EXEDRA G721
Achterband:
Maat:
170/70B 16M/C 75H
Fabrikant/model:
DUNLOP/K555
BRIDGESTONE/EXEDRA G722 G
U11CD1D0.book Page 16 Monday, September 3, 2007 5:33 PM
Page 56 of 86
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-17
6
DAU22031
Vrije slag van koppelingshendel
afstellen De vrije slag van de koppelingshendel dient
5.0–10.0 mm (0.20–0.39 in) te bedragen,
zoals weergegeven. Controleer de vrije slag
van de koppelingshendel regelmatig en stel
indien nodig als volgt af.
1. Draai de borgmoer bij de koppe-
lingshendel los.
2. Draai de stelbout richting (a) voor
meer vrije slag van de koppelingshen-
del. Draai de stelbout richting (b) voor
minder vrije slag van de koppe-
lingshendel.
3. Als de voorgeschreven vrije slag van
de koppelingshendel werd gehaald zo-
als hierboven beschreven, zet dan deborgmoer vast en sla de rest van de af-
stelprocedure over; zo niet, ga dan als
volgt verder.
4. Draai de stelbout richting (a) om de
koppelingskabel losser te stellen.
5. Stel de borgmoer losser verder naar
beneden op de koppelingskabel.
6. Draai de stelmoer richting (a) voor
meer vrije slag van de koppelingshen-
del. Draai de stelmoer richting (b) voor
minder vrije slag van de koppe-
lingshendel.
7. Zet beide borgmoeren vast.
DAU22092
Vrije slag van remhendel afstel-
len De vrije slag van de remhendel dient 2.0–
5.0 mm (0.08–0.20 in) te bedragen, zoals
weergegeven. Controleer de vrije slag van
de remhendel regelmatig en stel deze in-
dien nodig als volgt af.
1. Draai de borgmoer bij de remhendel
los.
2. Draai de stelschroef richting (a) voor
meer vrije slag van de remhendel.
Draai de stelschroef richting (b) voor
minder vrije slag van de remhendel.
3. Draai de borgmoer aan.
1. Borgmoer (koppelingshendel)
2. Stelbout voor vrije slag koppelingshendel
3. Vrije slag van koppelingshendel
1. Stelmoer voor vrije slag van de koppe-
lingshendel (koppelingskabel)
2. Borgmoer (koppelingskabel)
12
(a)
(b)
1. Borgmoer
2. Stelschroef vrije slag remhendel
3. Vrije slag remhendel
U11CD1D0.book Page 17 Monday, September 3, 2007 5:33 PM
Page 57 of 86
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-18
6
WAARSCHUWING
DWA10630
Na het afstellen van de vrije slag
van de remhendel moet de vrije slag
worden gecontroleerd, om zeker te
zijn dat de rem naar behoren werkt.
Een zacht of sponzig gevoel in de
remhendel kan betekenen dat er
lucht in het hydraulisch systeem
aanwezig is. Als er lucht in het hy-
draulisch systeem zit, moet het sys-
teem door een Yamaha dealer
worden ontlucht voordat de motor-
fiets wordt gebruikt. Lucht in het hy-
draulisch systeem heeft een
negatief effect op de remwerking,
waardoor u de macht over het stuur
zou kunnen verliezen met een onge-luk als gevolg.
DAU22270
Remlichtschakelaar afstellen De remlichtschakelaar, die wordt geacti-
veerd door het rempedaal, is correct afge-
steld wanneer het remlicht gaat branden
vlak voordat de remwerking intreedt. Stel in-
dien nodig de remlichtschakelaar als volgt
af.
Terwijl de stelmoer wordt gedraaid, moet de
remlichtschakelaar op zijn plaats worden
gehouden. Draai de stelmoer in de richting
(a) om het remlicht eerder te laten branden.
Draai de stelmoer in de richting (b) om het
remlicht later te laten branden.
DAU22390
Controleren van voor- en achter-
remblokken De remblokken in de voor- en achterrem
moeten worden gecontroleerd op slijtage
volgens de intervalperioden voorgeschre-
ven in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
DAU22430
Remblokken voorrem
Elk voorremblok is voorzien van slijtage-in-
dicatorgroeven, zodat het remblok kan wor-
den gecontroleerd zonder de rem te hoeven
demonteren. Let op de slijtage-indicator-
groeven om de remblokslijtage te controle-
ren. Wanneer een remblok zover is
afgesleten dat de slijtage-indicatorgroeven
1. Remlichtschakelaar
2. Stelmoer remlichtschakelaar
1. Slijtage-indicatorgroef remblok
U11CD1D0.book Page 18 Monday, September 3, 2007 5:33 PM
Page 58 of 86
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-19
6
vrijwel zijn verdwenen, vraag dan een
Yamaha dealer de remblokken als set te
vervangen.
DAU22500
Remblokken achterrem
Controleer elk achterremblok op schade en
meet de remvoeringsdikte. Als een remblok
beschadigd is of als de remvoeringsdikte
minder is dan 0.8 mm (0.03 in), vraag dan
een Yamaha dealer de remblokken als set
te vervangen.
DAU22580
Controleren van remvloeistofni-
veau Voorrem
Achterrem
Bij een tekort aan remvloeistof kan lucht het
remsysteem binnendringen, waarna de
remwerking mogelijk minder effectief is.Controleer alvorens te gaan rijden of de
remvloeistof boven de merkstreep voor mi-
nimumniveau staat en vul indien nodig bij.
Een laag remvloeistofniveau wijst mogelijk
op verregaande remblokslijtage en/of lekka-
ge in het remsysteem. Als het remvloeistof-
niveau laag is, controleer dan de
remblokken op slijtage en het remsysteem
op lekkage.
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht:
Bij het controleren van het remvloei-
stofniveau moet het bovenvlak van het
remvloeistofreservoir horizontaal
staan.
Gebruik uitsluitend de voorgeschreven
kwaliteit remvloeistof, anders kunnen
de rubber afdichtingen verslechteren
en zo lekkage en slechte remwerking
teweegbrengen.
Vul bij met hetzelfde type remvloeistof.
Bij vermengen van verschillende typen
remvloeistof kunnen schadelijke che-
mische reacties optreden en kan de
remwerking verslechteren.
Pas op en zorg dat tijdens bijvullen
geen water het remvloeistofreservoir
kan binnendringen. Water zal het
1. Remvoeringdikte
1. Merkstreep minimumniveau
1. Merkstreep minimumniveau
Aanbevolen remvloeistof:
DOT 4
U11CD1D0.book Page 19 Monday, September 3, 2007 5:33 PM
Page 59 of 86
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-20
6
kookpunt van de remvloeistof aanzien-
lijk verlagen zodat dampbelvorming
kan optreden.
Remvloeistof kan gelakte of kunststof
onderdelen aantasten. Veeg gemorste
remvloeistof steeds direct af.
Naarmate de remblokken afslijten, zal
het remvloeistofniveau geleidelijk ver-
der dalen. Vraag echter wel een
Yamaha dealer om een inspectie als
het remvloeistofniveau plotseling sterk
is gedaald.
DAU22730
Verversen van remvloeistof Vraag een Yamaha dealer de remvloeistof
te verversen volgens de intervalperioden
voorgeschreven onder OPMERKING in het
periodieke smeer- en onderhoudsschema.
Laat bovendien de olie-keerringen van de
hoofdremcilinders en de remklauwen en de
remslangen vervangen volgens de interval-
perioden of wanneer ze lekken of zijn be-
schadigd.
Oliekeerringen: Vervang elke twee
jaar.
Remslangen: Vervang elke vier jaar.
DAU23040
Doorbuiging aandrijfriem De doorbuiging van de aandrijfriem moet
worden gecontroleerd en afgesteld volgens
de intervalperioden vermeld in het periodie-
ke smeer-en onderhoudsschema.
DAU38410
Spanning van aandrijfriem controleren
1. Zet de machine op de zijstandaard.
2. Noteer de huidige positie van de aan-
drijfriem, gebruik daartoe de merkte-
kens bij het inspectiegat.OPMERKIN
G:
De merktekens bij het inspectiegat hebbeneen onderlinge afstand van 5.0 mm (0.2 in).1. Aandrijfriem
2. Merktekens
3. Doorbuiging aandrijfriem
U11CD1D0.book Page 20 Monday, September 3, 2007 5:33 PM
Page 60 of 86
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-21
6
3. Noteer de positie van de aandrijfriem
als met een riemspanningsmeter een
kracht van 45 N (4.5 kgf, 10 lbf) op de
riem wordt uitgeoefend.OPMERKING:Een riemspanningsmeter is verkrijgbaar bijeen Yamaha dealer.
4. Bereken de riemdoorbuiging door van
de meetwaarde uit stap 3 de meet-
waarde gevonden in stap 2 af te trek-
ken.
5. Als de riemdoorbuiging niet correct is,
laat deze dan door een Yamaha
dealer bijstellen.
DAU23100
Controleren en smeren van ka-
bels De werking van alle bedieningskabels en de
conditie van alle kabels moet voorafgaand
aan elke rit worden gecontroleerd en de ka-
bel en kabeleinden moeten indien nodig
worden gesmeerd. Vraag een Yamaha
dealer een kabel te controleren of te vervan-
gen wanneer deze is beschadigd of niet
soepel beweegt.
WAARSCHUWING
DWA10720
Bij schade aan de buitenkabel kan de
goede werking van de kabel worden be-
lemmerd en kan de binnenkabel gaan
roesten. Vervang een beschadigde kabel
zo snel mogelijk om onveilige conditieste voorkomen.
DAU23111
Controleren en smeren van gas-
greep en gaskabel De werking van de gasgreep hoort vooraf-
gaand aan elke rit te worden gecontroleerd.
Smeer ook de gaskabel volgens de interval-
tijden gespecificeerd in het periodiek onder-
houdsschema.
1. RiemspanningsmeterDoorbuiging aandrijfriem:
5.0–7.0 mm (0.20–0.28 in)
Aanbevolen smeermiddel:
Motorolie
U11CD1D0.book Page 21 Monday, September 3, 2007 5:33 PM