YAMAHA XVS950 2012 Instructieboekje (in Dutch)

Page 51 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-11
6
OPMERKIN
G
Zorg dat de o-ring correct aanligt.6. Plaats de nieuwe oliefilterpatroon meteen oliefiltersleutel en zet hem dan
met een momentsleutel vast met het
voorgeschreven aanhaalmoment. 7. Monteer de olieaftapplug met een
nieuwe pakking en zet de plug vast
met het voorgeschreven aanhaalmo-
ment.
8. Vul bij met de voorgeschreven hoe- veelheid van de aanbevolen motorolie,
breng dan de olievuldop aan en zet
deze vast.
OPMERKINGVeeg enige gemorste olie af nadat de motor
en het uitlaatsysteem zijn afgekoeld.
LET OP
DCA11620

Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie smeert
immers ook de koppeling) mogen
geen chemische additieven worden
toegevoegd. Gebruik geen oli ën
met een “CD ” dieselspecificatie of
olië n met een hogere kwaliteit dan
gespecificeerd. Gebruik ook geen
olië n met een “ENERGY CONSER-
VING II” of hogere aanduiding.

Zorg dat er geen verontreinigingen
in het carter terecht komen.
9. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.OPMERKINGNadat de motor is gestart moet het waar-
schuwingslampje olieniveau uitgaan als het
olieniveau correct is.
1. O-ring
1. Momentsleutel
2. Oliefilterpatroon
1
2
Aanhaalmoment: Oliefilterpatroon:
17 Nm (1.7 m ·kgf, 12 ft ·lbf)
Aanhaalmoment: Olieaftapplug:43 Nm (4.3 m ·kgf, 31 ft ·lbf)
Aanbevolen motorolie: Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid: Zonder vervanging van oliefilterpa-
troon:3.70 L (3.91 US qt, 3.26 Imp.qt)
Met vervanging van oliefilterpatroon:
4.00 L (4.23 US qt, 3.52 Imp.qt)
U26PD3D0.book Page 11 Friday, June 3, 2011 4:56 PM

Page 52 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-12
6
LET OP
DCA10401
Zet de motor direct af als het waarschu-
wingslampje olieniveau knippert of blijft
branden en laat het voertuig controleren
door een Yamaha dealer, zelfs als het
olieniveau in orde is.10. Zet de motor af en wacht een paar mi-nuten tot de olie tot rust is gekomen.
Controleer dan het olieniveau en corri-
geer indien nodig.
DAU47080
Het luchtfilterelement vervangen Het luchtfilterelement moet worden vervan-
gen volgens de intervalperioden vermeld in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. Vervang het luchtfilterelement vaker als
u in zeer stoffige of vochtige gebieden rijdt.
Om het luchtfilterelement te vervangen1. Verwijder het luchtfilterdeksel door de bouten te verwijderen.
2. Trek het luchtfilterelement uit. 3. Breng een nieuw luchtfilterelement
aan in het luchtfilterhuis. LET OP:
Zorg ervoor dat het filterelement
goed aanligt in het luchtfilterhuis.
Laat de motor nooit draaien met het
luchtfilterelement uitgenomen,
hierdoor kunnen de zuiger(s) en/of
cilinder(s) overmatig versleten ra-
ken.
[DCA10481]
4. Monteer het luchtfilterdeksel door de
bouten aan te brengen.
1. Bout
2. Luchtfilterdeksel1 2
1
1. Luchtfilterelement
1
U26PD3D0.book Page 12 Friday, June 3, 2011 4:56 PM

Page 53 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-13
6
DAU21384
De vrije slag van de gasgreep
controleren De vrije slag van de gasgreep dient bij de
binnenrand van de gasgreep 4.0–6.0 mm
(0.16 –0.24 in) te bedragen. Controleer de
vrije slag van de gasgreep regelmatig en
laat de vrije slag indien nodig afstellen door
een Yamaha dealer.
DAU21401
Klepspeling De klepspeling kan tijdens gebruik gaan af-
wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU21565
Banden Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw motorfiets.
Bandenspanning
De bandenspanning moet voor elke rit wor-
den gecontroleerd en indien nodig worden
bijgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10503
Rijden met deze machine met een on-
juiste bandenspanning kan leiden tot
verlies van de controle met mogelijk ern-
stig letsel of overlijden tot gevolg.
De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is
aan de omgevingstemperatuur).

De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagage en accessoires dat voor dit
model is vastgesteld.
1. Vrije slag van gasgreep
1
U26PD3D0.book Page 13 Friday, June 3, 2011 4:56 PM

Page 54 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-14
6
WAARSCHUWING
DWA10511
Belaad uw machine nooit te zwaar. Rij-
den met een te zwaar belaste machine
kan leiden tot een ongeval.
Inspectie van banden
Voor elke rit moeten de banden worden ge-
controleerd. Als de bandprofieldiepte op het
midden van de band de vermelde limiet
heeft bereikt, de band spijkers of stukjes
glas bevat of wanneer de wang van de band
scheurtjes vertoont, moet de band onmid-
dellijk door een Yamaha dealer worden ver-
vangen.
OPMERKINGDe slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem al-
tijd de lokale voorschriften in acht.Bandeninformatie
Deze motorfiets is uitgerust met gietwielen
en tubeless banden met bandventielen.
WAARSCHUWING
DWA10461
Monteer altijd voor- en achterbanden
van hetzelfde merk en type. Verschillen-
de banden kunnen het weggedrag van
de machine veranderen, wat kan leiden
tot een ongeval.Na uitgebreide tests zijn alleen de hieronder
vermelde banden voor dit model goedge-
keurd door Yamaha Motor Co., Ltd.
Bandenspanning (gemeten op kou-
de banden):
0– 90 kg (0 –198 lb):
Voor: 225 kPa (2.25 kgf/cm ², 33 psi)
Achter: 250 kPa (2.50 kgf/cm ², 36 psi)
90 –210 kg (198 –463 lb):
Voor: 225 kPa (2.25 kgf/cm ², 33 psi)
Achter:
250 kPa (2.50 kgf/cm ², 36 psi)
Maximale belasting*: 210 kg (463 lb)
* Totaal gewicht van bestuurder, pas- sagier, bagage en accessoires
1. Wang van band
2. BandprofieldiepteMinimale bandprofieldiepte (voor en
achter):
1.6 mm (0.06 in)
U26PD3D0.book Page 14 Friday, June 3, 2011 4:56 PM

Page 55 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-15
6
WAARSCHUWING
DWA10471

Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen. Rij-
den op een machine met versleten
banden is niet alleen verboden,
maar dit heeft ook een averechts ef-
fect op de rijstabiliteit, waardoor u
de macht over het stuur zou kunnen
verliezen.

De vervanging van onderdelen van
wielen en remmen, inclusief ban-
den, dient te worden overgelaten
aan een Yamaha dealer, die over de
nodige vakkundige kennis en erva-
ring beschikt om dit te doen.

Rijd niet te snel direct na het verwis-
selen van een band. Het bandopper-
vlak dient eerst te zijn ingereden
voordat het zijn optimale eigen-
schappen verkrijgt.
DAU21962
Gietwielen Let ten aanzien van de voorgeschreven
wielen op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw voertuig.
Voor elke rit moeten de velgranden
worden gecontroleerd op scheurtjes,
verbuiging, kromheid of andere scha-
de. Laat in geval van schade het wiel
door een Yamaha dealer vervangen.
Probeer het wiel nooit zelf te repare-
ren, hoe klein de reparatie ook is. Ver-
vang een wiel dat vervormd is of
haarscheurtjes vertoont.

Na het vervangen van een wiel of band
moet het wiel worden uitgebalanceerd.
Een niet uitgebalanceerd wiel zal mo-
gelijk slecht functioneren of kan een
slechte wegligging en een verkorte le-
vensduur van de banden tot gevolg
hebben.
Voorband:
Maat:
130/70-18M/C 63H
Fabrikant/model: BRIDGESTONE/EXEDRA G721
J
DUNLOP/D404F
Achterband:
Maat:170/70B16M/C 75H
Fabrikant/model:
BRIDGESTONE/EXEDRA G722
J
DUNLOP/K555
U26PD3D0.book Page 15 Friday, June 3, 2011 4:56 PM

Page 56 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-16
6
DAU50270
Vrije slag van koppelingshendel
afstellen De vrije slag van de koppelingshendel dient
5.0–10.0 mm (0.20 –0.39 in) te bedragen,
zoals weergegeven. Controleer de vrije slag
van de koppelingshendel regelmatig en stel
indien nodig als volgt af. 1. Schuif de rubber afdekking terug naar de koppelingshendel.
2. Draai de borgmoer los.
3. Draai de stelbout van de koppelings-
speling richting (a) voor meer vrije slag
van de koppelingshendel. Draai de
stelbout richting (b) voor minder vrije
slag van de koppelingshendel.
OPMERKINGAls de voorgeschreven vrije slag van de
koppelingshendel wordt gehaald, zoals
hierboven beschreven, kunt u de stappen
4–7 overslaan.4. Draai de stelbout richting (a) om de
koppelingskabel losser te stellen.
5. Schuif de rubber afdekkingen weg en draai de borgmoer los.
6. Draai de stelmoer van de koppelings- speling richting (a) voor meer vrije slag
van de koppelingshendel. Draai de
stelmoer richting (b) voor minder vrije
slag van de koppelingshendel. 7. Draai de borgmoer op de koppelings-
kabel vast en schuif de rubber afdek-
kingen weer naar hun oorspronkelijke
positie.
8. Draai de borgmoer op de koppe-
lingshendel vast en schuif de rubber
afdekking weer naar de oorspronkelij-
ke positie.
1. Rubberafdekking
2. Stelbout voor vrije slag koppelingshendel
3. Borgmoer
4. Vrije slag van koppelingshendel
2 1
3
4
(a)
(b)
1. Rubberafdekking
2. Borgmoer
3. Stelmoer voor vrije slag van de koppe- lingshendel
1
1
23 (a)
(b)
U26PD3D0.book Page 16 Friday, June 3, 2011 4:56 PM

Page 57 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-17
6
DAU22093
Vrije slag van remhendel afstel-
len De vrije slag van de remhendel dient 10.0–
15.0 mm (0.39 –0.59 in) te bedragen, zoals
weergegeven. Controleer de vrije slag van
de remhendel regelmatig en stel deze in-
dien nodig als volgt af. 1. Draai de borgmoer bij de remhendel
los.
2. Draai de stelschroef voor de vrije slag van de remhendel richting (a) voor
meer vrije slag van de remhendel.
Draai de stelschroef richting (b) voor
minder vrije slag van de remhendel.
3. Draai de borgmoer aan.
WAARSCHUWING
DWA10630

Na het afstellen van de vrije slag
van de remhendel moet de vrije slag
worden gecontroleerd, om zeker te
zijn dat de rem naar behoren werkt.

Een zacht of sponzig gevoel in de
remhendel kan betekenen dat er
lucht in het hydraulisch systeem
aanwezig is. Als er lucht in het hy-
draulisch systeem zit, moet het sys-
teem door een Yamaha dealer
worden ontlucht voordat de motor-
fiets wordt gebruikt. Lucht in het hy-
draulisch systeem heeft een
negatief effect op de remwerking,
waardoor u de macht over het stuur
zou kunnen verliezen met een onge-
luk als gevolg.
DAU22273
Remlichtschakelaars Het remlicht, dat wordt geactiveerd door het
rempedaal en de remhendel, moet oplich-
ten né t voordat de remmen aangrijpen. Stel
de remlichtschakelaar achter indien nodig
als volgt af. De remlichtschakelaar voor
dient te worden afgesteld door een Yamaha
dealer.
Verdraai de stelmoer van de achterste rem-
lichtschakelaar en houd daarbij de remlicht-
schakelaar vast. Draai de stelmoer in de
richting (a) om het remlicht eerder te laten
branden. Draai de stelmoer in de richting (b)
om het remlicht later te laten branden.
1. Borgmoer
2. Stelschroef vrije slag remhendel
3. Vrije slag remhendel
(a)
3
1 2
(b)
1. Remlichtschakelaar
2. Stelmoer remlichtschakelaar
1
2
(a)
(b)
U26PD3D0.book Page 17 Friday, June 3, 2011 4:56 PM

Page 58 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-18
6
DAU22392
Controleren van voor- en achter-
remblokken De remblokken in de voor- en achterrem
moeten worden gecontroleerd op slijtage
volgens de intervalperioden voorgeschre-
ven in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
DAU22430
Remblokken voorrem
Elk voorremblok is voorzien van slijtage-in-
dicatorgroeven, zodat het remblok kan wor-
den gecontroleerd zonder de rem te hoeven
demonteren. Let op de slijtage-indicator-
groeven om de remblokslijtage te controle-
ren. Wanneer een remblok zover is
afgesleten dat de slijtage-indicatorgroevenvrijwel zijn verdwenen, vraag dan een
Yamaha dealer de remblokken als set te vervangen.
DAU22500
Remblokken achterrem
Controleer elk achterremblok op schade en
meet de remvoeringsdikte. Als een remblok
beschadigd is of als de remvoeringsdikte
minder is dan 0.8 mm (0.03 in), vraag dan
een Yamaha dealer de remblokken als set
te vervangen.
DAU22581
Controleren van remvloeistofni-
veau Controleer alvorens te gaan rijden of de
remvloeistof boven de merkstreep voor mi-
nimumniveau staat. Meet het remvloeistof-
niveau en let erop dat de bovenzijde van het
reservoir horizontaal staat. Vul indien nodig
remvloeistof bij.
Voorrem
1. Slijtage-indicatorgroef remblok11
1. Remvoeringdikte
1
1. Merkstreep minimumniveau
1
U26PD3D0.book Page 18 Friday, June 3, 2011 4:56 PM

Page 59 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-19
6
Achterrem
WAARSCHUWING
DWA15990
Onjuist uitgevoerd onderhoud kan resul-
teren in verlies van remvermogen. Neem
de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht:
Bij een te laag remvloeistofniveau
kan lucht binnendringen in het rem-
systeem, waardoor de rempresta-
ties afnemen.

Reinig de reservoirdop alvorens
deze te verwijderen. Gebruik uitslui-
tend DOT 4 remvloeistof uit een on-
aangebroken verpakking.

Gebruik uitsluitend de aanbevolen
remvloeistof, anders kunnen de
rubberafdichtingen beschadigd ra-
ken met lekkage tot gevolg.

Vul bij met hetzelfde type remvloei-
stof. Toevoeging van een ander
type remvloeistof dan DOT 4 kan re-
sulteren in een schadelijke chemi-
sche reactie.

Pas op en zorg dat tijdens bijvullen
geen water het remvloeistofreser-
voir kan binnendringen. Water zal
het kookpunt van de remvloeistof
aanzienlijk verlagen zodat damp-
belvorming kan optreden.
LET OP
DCA17640
Remvloeistof kan gelakte of kunststof
onderdelen beschadigen. Veeg gemor-
ste remvloeistof steeds direct af.Naarmate de remblokken afslijten, zal het
remvloeistofniveau geleidelijk verder dalen.
Een laag remvloeistofniveau kan duiden op
versleten remblokken en/of lekkage in het
remsysteem. Controleer daarom de rem-
blokken op slijtage en het remsysteem op
lekkage. Vraag als het remvloeistofniveauplotseling sterk is gedaald een Yamaha
dealer om een inspectie alvorens verder te
rijden.
1. Merkstreep minimumniveauAanbevolen remvloeistof:
DOT 4
1
U26PD3D0.book Page 19 Friday, June 3, 2011 4:56 PM

Page 60 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-20
6
DAU22731
Remvloeistof verversen Vraag een Yamaha dealer de remvloeistof
te verversen volgens de intervalperioden
voorgeschreven onder OPMERKING in het
periodieke smeer- en onderhoudsschema.
Laat bovendien de oliekeerringen van de
hoofdremcilinders, de remklauwen en de
remslangen vervangen volgens de interval-
perioden of wanneer ze lek of beschadigd
zijn.
Vloeistofafdichtingen: Vervang elke
twee jaar.

Remslangen: Vervang elke vier jaar.
DAU23040
Doorbuiging aandrijfriem De doorbuiging van de aandrijfriem moet
worden gecontroleerd en afgesteld volgens
de intervalperioden vermeld in het periodie-
ke smeer-en onderhoudsschema.
DAU38410
Spanning van aandrijfriem controleren1. Zet de machine op de zijstandaard.
2. Noteer de huidige positie van de aan-
drijfriem, gebruik daartoe de merkte-
kens bij het inspectiegat.OPMERKIN
G
De merktekens bij het inspectiegat hebben
een onderlinge afstand van 5 mm (0.2 in).
3. Noteer de positie van de aandrijfriemals met een riemspanningsmeter een
kracht van 45 N (4.5 kgf, 10 lbf) op de
riem wordt uitgeoefend.OPMERKINGEen riemspanningsmeter is verkrijgbaar bij
een Yamaha dealer.4. Bereken de riemdoorbuiging door vande meetwaarde uit stap 3 de meet-
waarde gevonden in stap 2 af te trek-
ken.
1. Aandrijfriem
2. Merktekens2
1
1. Riemspanningsmeter
2. Doorbuiging aandrijfriemDoorbuiging aandrijfriem: 3.0 –5.0 mm (0.12 –0.20 in)
6 8 10 12 14
1
2
U26PD3D0.book Page 20 Friday, June 3, 2011 4:56 PM

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 90 next >