YAMAHA YZF-R1 2002 Instructieboekje (in Dutch)

Page 61 of 120

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-8
6
DAU01880
Controleren van de bougies Bougies vormen belangrijke onderdelen
van de motor die periodiek moeten worden
gecontroleerd, bij voorkeur door een
Yamaha dealer. Omdat bougies door ver-
hitting en neerslag altijd langzaam slijten,
moeten de bougies worden verwijderd en
gecontroleerd volgens de tijden genoemd
in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema. De conditie van de bougies
kan daarnaast veel duidelijk maken over de
conditie van de motor.
De porseleinen isolator rond de centrale
elektrode moet licht tot gemiddeld bruin ver-
kleurd zijn (de ideale kleur als normaal met
de machine wordt gereden), en alle bou-
gies in de motor horen dezelfde verkleuring
te hebben. De motor is misschien defect als
een van de bougies een duidelijk andere
kleur heeft. Probeer dergelijke problemen
niet zelf vast te stellen. Laat in plaats daar-
van uw motorfiets nakijken door een
Yamaha dealer.
Vervang een bougie als de elektroden blij-
ken te zijn afgesleten en als overmatige
koolaanslag of andere neerslag gevonden
wordt.Voordat een bougie wordt aangebracht,
moet de elektrodenafstand met een draad-
voelmaat worden gemeten; breng als dat
nodig is de elektrodenafstand op specifica-
tie. Voorgeschreven bougie:
CR9E
IA 9 (NGK) of
IU27D (DENSO)
a. ElektrodenafstandElektrodenafstand:
0,8–0,9 mm
D_5pw.book Page 8 Friday, December 7, 2001 2:18 PM

Page 62 of 120

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-9
6
Reinig het oppervlak van de bougiepakking
en het pasvlak en verwijder eventueel vuil
uit de schroefdraad van de bougie.OPMERKING:_ Als er geen momentsleutel voorhanden is
om de bougie te monteren, is het aanhaal-
moment ongeveer correct als een kwart-
slag tot een halve slag–verder dan
handvast wordt aangedraaid. De bougie
moet echter zo snel mogelijk met het juiste
aanhaalmoment te worden aangedraaid. _
DAU04279
Motorolie en oliefilterpatroon Voor iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst en de oliefilterpatroon wor-
den vervangen volgens de intervalperioden
vermeld in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Plaats de motorfiets op een vlakke on-
dergrond en houd hem verticaal.OPMERKING:_ Zorg dat de motorfiets rechtop staat bij het
controleren van het motorolieniveau. Wan-
neer de motorfiets iets schuin staat, kan het
olieniveau al foutief worden afgelezen. _
2. Start de motor, laat een paar minuten
warmdraaien en zet hem dan uit.
3. Wacht een paar minuten tot de olie tot
rust is gekomen en controleer dan het
olieniveau via het kijkglas rechtsonder
in het carter.OPMERKING:_ De motorolie moet tussen de merkstrepen
voor minimum- en maximumniveau staan. _4. Als de motorolie beneden de merk-
streep voor minimumniveau staat, vul
dan voldoende olie, van de aanbevo-
len soort, bij tot het correcte niveau. Aanhaalmoment:
Bougie:
12,5 Nm (1,25 m·kgf)1. Kijkglas motorolieniveau
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
4. Vuldop motorolie
D_5pw.book Page 9 Friday, December 7, 2001 2:18 PM

Page 63 of 120

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-10
6
Om de motorolie te verversen (met of
zonder vervanging van oliefilterpatroon)
1. Verwijder het stroomlijnpaneel B. (Zie
pagina 6-7 voor de werkwijze bij ver-
wijderen en aanbrengen van het
stroomlijnpaneel.)
2. Start de motor, laat een paar minuten
warmdraaien en zet hem dan uit.
3. Zet een oliecarter onder de motor om
de gebruikte olie op te vangen.
4. Verwijder de olievuldop en de aftap-
plug om de olie uit het carter te laten
stromen.
OPMERKING:_ Sla de stappen 5–7 over als het oliefilterpa-
troon niet wordt vervangen. _
5. Verwijder de oliefilterpatroon met een
oliefiltersleutel.OPMERKING:_ De Yamaha dealer kan een oliefiltersleutel
leveren. _
1. Aftapplug motorolie
1. Oliefiltersleutel
2. Oliefilterpatroon
D_5pw.book Page 10 Friday, December 7, 2001 2:18 PM

Page 64 of 120

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-11
6
6. Smeer een dun laagje motorolie op de
o-ring van de nieuwe oliefilterpatroon.OPMERKING:_ Zorg dat de o-ring correct aanligt. _
7. Plaats de nieuwe oliefilterpatroon en
zet deze dan met een momentsleutel
vast met het voorgeschreven aanhaal-
moment.
8. Breng de olieaftapplug aan en zet
deze dan vast met het voorgeschre-
ven aanhaalmoment.9. Vul bij met de voorgeschreven hoe-
veelheid van de aanbevolen motoro-
lie, monteer dan de olievuldop en zet
deze vast.
DCA00105
LET OP:_ 
Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie dient im-
mers ook voor smering van de kop-
peling) mogen geen chemische
additieven aan de olie worden toe-
gevoegd of oliën worden gebruikt
met een hogere kwaliteitsaandui-
ding dan “CD”. Gebruik ook geen
oliën met een “ENERGY CONSER-
VING II” of hogere aanduiding.

Zorg dat er geen verontreinigingen
in het carter terecht komen.
_
1. O-ring
1. Momentsleutel
Aanhaalmoment:
Oliefilterpatroon:
17 Nm (1,7 m·kgf)
Aanhaalmoment:
Aftapplug motorolie:
43 Nm (4,3 m·kgf)
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Zonder vervanging van
oliefilterpatroon:
2,9 L
Met vervanging van oliefilterpatroon:
3,1 L
Totale hoeveelheid (droge motor):
3,8 L
D_5pw.book Page 11 Friday, December 7, 2001 2:18 PM

Page 65 of 120

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-12
6
10. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.OPMERKING:_ Nadat de motor is gestart moet het waar-
schuwingslampje olieniveau uitgaan als het
olieniveau correct is. _
DC000067
LET OP:_ Zet de motor direct af als het waarschu-
wingslampje olieniveau knippert of blijft
branden en laat de machine controleren
door een Yamaha dealer. _11. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer zo nodig.
12. Breng het stroomlijnpaneel aan.
DAU04298
Koelvloeistof Voor iedere rit moet het koelvloeistofniveau
worden gecontroleerd. Ook moet de koel-
vloeistof worden ververst volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
Controleren van het koelvloeistofniveau
1. Plaats de motorfiets op een vlakke on-
dergrond en houd hem verticaal.
OPMERKING:_ 
Het koelvloeistofniveau moet worden
gecontroleerd terwijl de motor koud is,
temperatuurverschillen zijn namelijk
van invloed op het niveau.

Zorg dat de motorfiets rechtop staat bij
het controleren van het koelvloeistof-
niveau. Wanneer de motorfiets iets
schuin staat, kan het koelvloeistofni-
veau al foutief worden afgelezen.
_2. Controleer het koelvloeistofniveau in
het reservoir.OPMERKING:_ Het koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maximum-
niveau staan. _3. Als de koelvloeistof bij of beneden de
merkstreep voor minimumniveau
staat, verwijder dan het stroomlijnpa-
neel A (zie pagina 6-7 voor verwijde-
ren en aanbrengen van het
stroomlijnpaneel), open de reservoird-
op, vul koelvloeistof bij tot de merk-
streep voor maximumniveau, breng
dan de reservoirdop weer aan en
monteer tenslotte het stroomlijnpa-
neel.
1. Merkstreep maximumniveau
2. Merkstreep minimumniveau
Inhoud koelvloeistofreservoir:
0,24 L
D_5pw.book Page 12 Friday, December 7, 2001 2:18 PM

Page 66 of 120

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-13
6
DC000080
LET OP:_ 
Als er geen koelvloeistof voorhan-
den is, gebruik in plaats daarvan
dan gedistilleerd water of zacht lei-
dingwater. Gebruik geen hard water
of zout water, hierdoor kan de mo-
tor worden beschadigd.

Wanneer water werd gebruikt in
plaats van koelvloeistof, ververs
dan zo snel mogelijk met koelvloei-
stof, anders wordt de motor onvol-
doende gekoeld en is het
koelsysteem niet beschermd tegen
bevriezing en corrosie.

Als water aan de koelvloeistof is
toegevoegd, vraag dan zo snel mo-
gelijk een Yamaha dealer het anti-
vries percentage van de
koelvloeistof te controleren, anders
zal de koelvloeistof minder effectief
zijn.
_
DW000067
WAARSCHUWING
_ Verwijder de koelvloeistofradiator-
vuldop nooit terwijl de motor nog heet
is. _
OPMERKING:_ 
De radiatorkoelvin schakelt automa-
tisch aan of uit, afhankelijk van de
temperatuur van de koelvloeistof in de
koelvloeistofradiator.

Als de motor oververhit raakt, staan op
pagina 6-46 nadere instructies ver-
meld.
_
DAU04524
Verversen van de koelvloeistof
1. Zet de motorfiets op een vlakke onder-
grond en laat het motorblok zo nodig
afkoelen.
2. Verwijder de stroomlijnpanelen A en B
en het paneel A. (Zie de pagina’s 6-5–
6-7 voor de werkwijze bij verwijderen
en aanbrengen van de stroomlijn).
3. Schuif een opvangbak onder de motor
om de gebruikte koelvloeistof op te
vangen.
4. Verwijder de koelvloeistofradiator-
vuldop en de dop van het koelvloei-
stofreservoir.
DW000067
WAARSCHUWING
_ Verwijder de koelvloeistofradiator-
vuldop nooit terwijl de motor nog heet
is. _1. Dop van koelvloeistofreservoir
2. Koelvloeistofradiatorvuldop
D_5pw.book Page 13 Friday, December 7, 2001 2:18 PM

Page 67 of 120

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-14
6
5. Verwijder de koppelingskabelhouder
van het koelvloeistofreservoir, zoals
getoond.
6. Verwijder het koelvloeistofreservoir
door de bouten los te halen en leeg
dan het koelvloeistofreservoir door dit
om te keren.
7. Monteer het koelvloeistofreservoir
door de bouten te installeren en breng
dan de houder voor de koppelingska-
bel aan.8. Verwijder de aftapplug voor koelvloei-
stof om het koelsysteem leeg te ma-
ken.
9. Draai de schroef los van de slangklem
aan de linkerzijde van de motor en trek
dan de slang los om de koelvloeisto-
fradiator leeg te maken.10. Spoel het koelsysteem grondig door
met schoon leidingwater, nadat alle
koelvloeistof is uitgestroomd.
11. Breng de aftapplug voor koelvloeistof
aan en zet deze dan vast met het
voorgeschreven aanhaalmoment.
OPMERKING:_ Controleer of de ring beschadigd is en ver-
vang hem zo nodig. _12. Sluit de koelvloeistofradiatorslang aan
en zet dan de schroef in de slangklem
vast.
1. Bout (× 2)
2. Koelvloeistofreservoir
3. Houder koppelingskabel
1. Aftapplug koelvloeistof
2. Klemschroef
Aanhaalmoment:
Aftapplug koelvloeistof:
10 Nm (1,0 m·kgf)
D_5pw.book Page 14 Friday, December 7, 2001 2:18 PM

Page 68 of 120

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-15
6
13. Giet de voorgeschreven hoeveelheid
van de gespecificeerde koelvloeistof
in de koelvloeistofradiator en in het re-
servoir.
DC000080
LET OP:_ 
Als er geen koelvloeistof voorhan-
den is, gebruik in plaats daarvan
dan gedistilleerd water of zacht lei-
dingwater. Gebruik geen hard water
of zout water, hierdoor kan de mo-
tor worden beschadigd.

Wanneer water werd gebruikt in
plaats van koelvloeistof, ververs
dan zo snel mogelijk met koelvloei-
stof, anders wordt de motor onvol-
doende gekoeld en is het
koelsysteem niet beschermd tegen
bevriezing en corrosie.

Als water aan de koelvloeistof is
toegevoegd, vraag dan zo snel mo-
gelijk een Yamaha dealer het anti-
vries percentage van de
koelvloeistof te controleren, anders
zal de koelvloeistof minder effectief
zijn.
_
14. Breng de radiatorvuldop en de af-
sluitdop van het koelvloeistofreservoir
aan, start dan de motor en laat een
paar minuten stationair draaien. Voer
daarbij het toerental een paar keer op
tot tussen 3.000–5.000 tpm en zet de
motor dan uit.
15. Verwijder de radiatorvuldop om het
koelvloeistofniveau in de radiator te
controleren. Vul zo nodig zoveel koel-
vloeistof bij tot het niveau bovenin de
radiator staat en breng dan de radia-
torvuldop aan.
16. Controleer het koelvloeistofniveau in
het reservoir. Verwijder zo nodig de
dop van het koelvloeistofreservoir, vul
koelvloeistof bij tot aan de merkstreep
voor maximumniveau en breng dan de
dop weer aan.
17. Start de motor en controleer dan of er-
gens aan de machine lekkage te zien
is. Vraag in dat geval een Yamaha
dealer het koelsysteem te controleren.
18. Breng de stroomlijnpanelen en het fra-
mepaneel aan. Mengverhouding antivries/water:
1:1
Aanbevolen antivries:
Hoogwaardige ethyleenglycol
antivries met corrosieremmers voor
aluminium motoren
Hoeveelheid koelvloeistof:
Totale hoeveelheid:
2,45 L
Inhoud koelvloeistofreservoir:
0,24 L
D_5pw.book Page 15 Friday, December 7, 2001 2:18 PM

Page 69 of 120

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-16
6
DAU04572*
Het luchtfilterelement vervangen Het luchtfilterelement moet worden vervan-
gen volgens de intervalperioden vermeld in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. Vervang het luchtfilterelement vaker
als u in zeer stoffige of vochtige gebieden
rijdt.
1. Verwijder het motorrijderzadel. (Zie
pagina 3-17 voor instructies over ver-
wijderen en aanbrengen van het rij-
derzadel.)
2. Verwijder de bout.3. Licht de brandstoftank aan de voorzij-
de op en kantel hem dan naar achte-
ren van het luchtfilterhuis vandaan.
(Maak de brandstofslangen niet los!)
DW000071
WAARSCHUWING
_ 
Let erop dat de brandstoftank cor-
rect wordt ondersteund.

Kantel of trek de brandstoftank niet
te veel heen en weer, anders kun-
nen de brandstofslangen los raken
en zo lekkage veroorzaken.
_4. Haal de beluchtingsslang en de over-
loopslang van de brandfstoftank los.5. Verwijder het luchtfilterdeksel door de
schroeven en de bout te verwijderen.
1. Bout
1. Tankbeluchtingsslang
2. Overloopslang brandstoftank
1. Bout
2. Schroef (× 8)
3. Luchtfilterdeksel
D_5pw.book Page 16 Friday, December 7, 2001 2:18 PM

Page 70 of 120

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-17
6
6. Trek het luchtfilterelement los.
7. Breng een nieuw luchtfilterelement
aan in het luchtfilterhuis.
DC000082*
LET OP:_ 
Controleer of het luchtfilterelement
correct in het luchtfilterhuis is ge-
plaatst.

Laat de motor nooit draaien zonder
dat het luchtfilterelement aanwezig
is, dat kan leiden tot overmatige
slijtage bij de zuigers en/of de cilin-
ders.
_8. Monteer het luchtfilterdeksel door de
schroeven en de bout aan te brengen.
9. Sluit aan de brandstoftank de beluch-
tingsslang en de overloopslang aan,
plaats de brandstoftank in de oor-
spronkelijke positie en breng dan de
bout aan.
1. Luchtfilterelement
1. Tankbeluchtingsslang
2. Overloopslang brandstoftank
D_5pw.book Page 17 Friday, December 7, 2001 2:18 PM

Page:   < prev 1-10 ... 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 ... 120 next >