YAMAHA YZF-R1 2010 Instructieboekje (in Dutch)
Page 61 of 110
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-7
6
19*Zijstandaardscha-
kelaarControleer de werking.√√√√√√
20*Vo o r v o r kControleer op een correcte wer-
king en olielekkage.√√√√
21*SchokdemperunitControleer op een correcte wer-
king en olielekkage.√√√√
22*Relaisarm achter-
wielophanging en
scharnierpunten
verbindingsarmControleer de werking.√√√√
23 MotorolieVerversen.
Controleer het olieniveau en con-
troleer de machine op olielekka-
ge.√√√√√√
24 OliefilterpatroonVervangen.√√√
25*KoelsysteemControleer het koelvloeistofniveau
en controleer de machine op
vloeistoflekkage.√√√√√
Verversen. Elke 3 jaar
26*Voor- en achterrem-
schakelaarControleer de werking.√√√√√√
27Bewegende delen
en kabelsSmeren.√√√√√
28*Gaskabelhuis en
gaskabelControleer de werking en speling.
Stel indien nodig de speling af.
Smeer het gaskabelhuis en de
gaskabel.√√√√√ NR. ITEMCONTROLE OF ONDER-
HOUDSBEURTKILOMETERSTAND
JAARLIJK-
SE CON-
TROLE 1000 km
(600 mi)10000 km
(6000 mi)20000 km
(12000 mi)30000 km
(18000 mi)40000 km
(24000 mi)
U14BD1D0.book Page 7 Friday, July 24, 2009 11:45 AM
Page 62 of 110
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-8
6
DAU18680
OPMERKIN
G
Luchtfilter
Het luchtfilter op dit model is voorzien van een geolied papieren filterelement. Reinig dit niet met perslucht, om het niet te bescha-
digen.
Het luchtfilterelement moet u vaker vervangen als u vaak in extreem vochtige of stoffige gebieden rijdt.
Hydraulisch remsysteem
Controleer regelmatig het remvloeistofniveau en vul indien nodig bij.
Elke twee jaar moeten de inwendige onderdelen van de hoofdremcilinders en de remklauwen worden vervangen en de remvloei-
stof worden ververst.
De remslangen dienen elke vier jaar te worden vervangen, of wanneer deze zijn gescheurd of beschadigd.
29*Lampen, richtin-
gaanwijzers en
schakelaarsControleer de werking.
Stel de koplamplichtbundel af.√√√√√√ NR. ITEMCONTROLE OF ONDER-
HOUDSBEURTKILOMETERSTAND
JAARLIJK-
SE CON-
TROLE 1000 km
(600 mi)10000 km
(6000 mi)20000 km
(12000 mi)30000 km
(18000 mi)40000 km
(24000 mi)U14BD1D0.book Page 8 Friday, July 24, 2009 11:45 AM
Page 63 of 110
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-9
6
DAU18712
Stroomlijn- en framepanelen ver-
wijderen en aanbrengen Bij het uitvoeren van sommige onder-
houdswerkzaamheden beschreven in dit
hoofdstuk moeten de afgebeelde stroom-
lijn- en framepanelen worden verwijderd.
Neem deze paragraaf door wanneer een
stroomlijn- of framepaneel moet worden
verwijderd of aangebracht.
DAU47251
Stroomlijnpanelen A en B
Verwijderen van een stroomlijnpaneel1. Verwijder de snelsluitschroeven en de
drukclips en haal dan het stroomlijnpa-
neel los.
2. Maak de kabelstekker van de richtin-
gaanwijzer los.
1. Paneel A
2. Stroomlijnpaneel A
3. Stroomlijnpaneel C1
2
3
1. Paneel B
2. Stroomlijnpaneel B
3. Stroomlijnpaneel D
1
2
3
1. Snelsluitschroef
1. Stroomlijnpaneel A
2. Stroomlijnpaneel B
3. Drukclip1
1
1
3
2
3
U14BD1D0.book Page 9 Friday, July 24, 2009 11:45 AM
Page 64 of 110
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-10
6
Aanbrengen van het stroomlijnpaneel1. Sluit de kabelstekker van de richtin-
gaanwijzer aan.
2. Steek de uitsteeksels van het stroom-
lijnpaneel in de gleuven, zie de afbeel-
ding.3. Breng de drukclips en de snelsluit-
schroeven aan.
DAU47242
Stroomlijnpanelen C en D
Verwijderen van een stroomlijnpaneel1. Verwijder stroomlijnpaneel A (bij het
verwijderen van stroomlijnpaneel C) of
stroomlijnpaneel B (bij het verwijderen
van stroomlijnpaneel D). (Zie pagina
6-9.)
2. Verwijder de snelsluitschroeven.3. Schuif het stroomlijnpaneel naar voren
om het uitsteeksel uit de gleuf te haken
en neem het paneel daarna weg.
1. Kabelboomstekker richtingaanwijzer
1. Sleuf
2. Uitsteeksel
1
2
1
1. Sleuf
2. Uitsteeksel
1
2
1. Stroomlijnpaneel C
2. Snelsluitschroef
1. Sleuf
2. Uitsteeksel
22
2 2
1
1
2
U14BD1D0.book Page 10 Friday, July 24, 2009 11:45 AM
Page 65 of 110
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-11
6
Aanbrengen van het stroomlijnpaneel1. Steek het uitsteeksel in de gleuf en
schuif het stroomlijnpaneel naar ach-
teren.2. Plaats het stroomlijnpaneel in de oor-
spronkelijke positie en breng dan de
snelsluitschroeven aan.
3. Stroomlijnpaneel aanbrengen A of B.
DAU39061
Panelen A en B
Om een van de panelen te verwijderenVerwijder de bouten en trek het paneel los
zoals getoond.
Om het paneel aan te brengenPlaats het paneel in de oorspronkelijke po-
sitie en breng dan de bouten aan.
1. Stroomlijnpaneel C
2. Sleuf
3. Uitsteeksel
1. Stroomlijnpaneel D
2. Sleuf
3. Uitsteeksel
2
3
1
3
12
1. Paneel A
2. Bout
21
U14BD1D0.book Page 11 Friday, July 24, 2009 11:45 AM
Page 66 of 110
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-12
6
DAU19652
Controleren van de bougies Bougies vormen belangrijke onderdelen
van de motor die periodiek moeten worden
gecontroleerd, bij voorkeur door een
Yamaha dealer. Omdat bougies door verhit-
ting en neerslag altijd langzaam slijten,
moeten de bougies worden verwijderd en
gecontroleerd volgens de tijden genoemd in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. De conditie van de bougies kan daar-
naast veel duidelijk maken over de conditie
van de motor.
De porseleinen isolator rond de centrale
elektrode moet licht tot gemiddeld bruin ver-
kleurd zijn (de ideale kleur als normaal met
de machine wordt gereden), en alle bougies
in de motor horen dezelfde verkleuring te
hebben. Wanneer een bougie een heel an-
dere kleur vertoont, werkt de motor mogelijk
niet naar behoren. Probeer dergelijke pro-
blemen niet zelf vast te stellen. Laat in
plaats daarvan uw machine nakijken door
een Yamaha dealer.
Vervang een bougie als de elektroden blij-
ken te zijn afgesleten en als overmatige
koolaanslag of andere neerslag gevonden
wordt.Voordat een bougie wordt aangebracht
moet de elektrodenafstand met een draad-
voelmaat worden gemeten; breng indien
nodig de elektrodenafstand op specificatie.
Reinig het oppervlak van de bougiepakking
en het pasvlak en verwijder eventueel vuil
uit de schroefdraad van de bougie.
OPMERKINGAls geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet door
handvast te zetten en dan nog 1/4–1/2 slagverder te draaien. De bougie moet echter zo
snel mogelijk naar het juiste aanhaalmo-
ment worden aangedraaid.
LET OP
DCA10840
Gebruik geen gereedschap om de bou-
giedop te verwijderen of aan te brengen,
om de bobinekabel niet te beschadigen.
De bougiedop is mogelijk lastig te ver-
wijderen omdat de rubber afdichting aan
het uiteinde stevig vastzit. Haal de bou-
giedop los door hem heen en weer te
draaien en tegelijkertijd los te trekken;
breng de bougiedop aan door heen en
weer te draaien en tegelijkertijd aan te
drukken.
Voorgeschreven bougie:
NGK/LMAR9E-J
1. ElektrodenafstandElektrodenafstand:
0.6–0.7 mm (0.024–0.028 in)
Aanhaalmoment:
Bougie:
12.5 Nm (1.25 m·kgf, 9.0 ft·lbf)
U14BD1D0.book Page 12 Friday, July 24, 2009 11:45 AM
Page 67 of 110
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-13
6
DAU47281
Motorolie en oliefilterpatroon Vóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst en de oliefilterpatroon wor-
den vervangen volgens de intervalperioden
vermeld in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop. Wanneer
de machine iets schuin staat, kan het
niveau al foutief worden afgelezen.
2. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan af.
3. Wacht een paar minuten tot de olie tot
rust is gekomen en controleer dan het
olieniveau via het kijkglas rechts onder
in het carter.OPMERKINGHet motorolieniveau moet tussen de merk-
strepen voor minimum- en maximumniveau
staan.
4. Als de motorolie bij of beneden de
merkstreep voor minimumniveau
staat, vul dan voldoende olie, van de
aanbevolen soort, bij tot het correcte
niveau.
Om de motorolie te verversen (met of
zonder vervanging van oliefilterpatroon)
1. Verwijder de stroomlijnpanelen C en
D. (Zie pagina 6-9.)
2. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan af.
3. Zet een olieopvangbak onder de motor
om de gebruikte olie op te vangen.4. Verwijder de olievuldop en de olieaf-
tapplug met de pakking om de olie uit
het carter te laten stromen.
OPMERKINGSla de stappen 5–7 over als de oliefilterpa-
troon niet wordt vervangen.5. Verwijder de oliefilterpatroon met een
oliefiltersleutel.
1. Kijkglas olieniveau
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
4. Olievuldop
2 4
13
1. Olieaftapplug
2. Pakking
1 1
2
U14BD1D0.book Page 13 Friday, July 24, 2009 11:45 AM
Page 68 of 110
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-14
6
OPMERKINGDe Yamaha dealer kan een oliefiltersleutel
leveren.6. Smeer een dun laagje schone motoro-
lie op de O-ring van de nieuwe oliefil-
terpatroon.
OPMERKIN
G
Zorg dat de o-ring correct aanligt.7. Plaats de nieuwe oliefilterpatroon met
een oliefiltersleutel en zet hem dan
met een momentsleutel vast met het
voorgeschreven aanhaalmoment.8. Monteer de olieaftapplug met een
nieuwe pakking en zet de plug vast
met het voorgeschreven aanhaalmo-
ment.
9. Vul bij met de voorgeschreven hoe-
veelheid van de aanbevolen motorolie,
breng dan de olievuldop aan en zet
deze vast.
OPMERKINGVeeg enige gemorste olie af nadat de motor
en het uitlaatsysteem zijn afgekoeld.
1. Oliefilterpatroon
2. Oliefiltersleutel
1
2
1. O-ring
1. Momentsleutel
1
Aanhaalmoment:
Oliefilterpatroon:
17 Nm (1.7 m·kgf, 12 ft·lbf)
Aanhaalmoment:
Olieaftapplug:
43 Nm (4.3 m·kgf, 31 ft·lbf)
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Zonder vervanging van oliefilterpa-
troon:
3.73 L (3.94 US qt, 3.28 Imp.qt)
Met vervanging van oliefilterpatroon:
3.93 L (4.15 US qt, 3.46 Imp.qt)
U14BD1D0.book Page 14 Friday, July 24, 2009 11:45 AM
Page 69 of 110
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-15
6
LET OP
DCA11620
Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie smeert
immers ook de koppeling) mogen
geen chemische additieven worden
toegevoegd. Gebruik geen oliën
met een “CD” dieselspecificatie of
oliën met een hogere kwaliteit dan
gespecificeerd. Gebruik ook geen
oliën met een “ENERGY CONSER-
VING II” of hogere aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigingen
in het carter terecht komen.
10. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.OPMERKINGNadat de motor is gestart moet het waar-
schuwingslampje olieniveau uitgaan als het
olieniveau correct is.
LET OP
DCA10401
Zet de motor direct af als het waarschu-
wingslampje olieniveau knippert of blijft
branden en laat het voertuig controleren
door een Yamaha dealer, zelfs als het
olieniveau in orde is.11. Zet de motor af en wacht een paar mi-
nuten tot de olie tot rust is gekomen.
Controleer dan het olieniveau en corri-
geer indien nodig.
12. Breng de stroomlijnpanelen aan.
DAU20070
Koelvloeistof Voor iedere rit moet het koelvloeistofniveau
worden gecontroleerd. Ook moet de koel-
vloeistof worden ververst volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU38173
Controleren van het koelvloeistofniveau
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop.OPMERKING
Het koelvloeistofniveau moet worden
gecontroleerd terwijl de motor koud is,
temperatuurverschillen zijn namelijk
van invloed op het niveau.
Zorg dat de machine rechtop staat bij
het controleren van het koelvloeistofni-
veau. Wanneer de machine iets
schuin staat, kan het niveau al foutief
worden afgelezen.
2. Controleer het koelvloeistofniveau in
het reservoir.OPMERKINGHet koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maximum-
niveau staan.
U14BD1D0.book Page 15 Friday, July 24, 2009 11:45 AM
Page 70 of 110
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-16
6
3. Als de koelvloeistof bij of beneden de
merkstreep voor minimumniveau
staat, verwijder dan het deksel van het
koelvloeistofreservoir door de bouten
los te halen, open de reservoirdop en
vul koelvloeistof bij tot de merkstreep
voor maximumniveau.
WAARSCHUWING! Verwijder alleen
de dop van het koelvloeistofreser-
voir. Probeer nooit om de radiator-
vuldop te verwijderen als de motor
koud is.
[DWA15161]
LET OP: Als er geen
koelvloeistof aanwezig is, gebruik
dan in plaats daarvan gedistilleerd
water of onthard leidingwater. Ge-
bruik geen hard water of zout water,
dit is schadelijk voor de motor. Als
er in plaats van koelvloeistof wateris gebruikt, vervang dit dan zo snel
mogelijk door koelvloeistof, anders
is het systeem niet beschermd te-
gen vorst en corrosie. Als er water
aan de koelvloeistof is toegevoegd,
laat dan een Yamaha dealer zo snel
mogelijk het antivriesgehalte van
de koelvloeistof controleren om te
voorkomen dat de effectiviteit van
de koelvloeistof afneemt.
[DCA10472]
4. Sluit de reservoirdop en breng dan het
deksel van het koelvloeistofreservoir
aan door de bouten te monteren.
DAU47302
Om de koelvloeistof te verversen
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en laat het motorblok indien no-
dig afkoelen.
2. Verwijder de stroomlijnpanelen B en
C. (Zie pagina 6-9.)
3. Schuif een opvangbak onder de motor
om de gebruikte koelvloeistof op te
vangen.
1. Koelvloeistofreservoir
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
1
3 2
1. Kap koelvloeistofreservoir
2. Bout
1
2
1. Dop koelvloeistofreservoirInhoud koelvloeistofreservoir (tot
aan de merkstreep voor maximum-
niveau):
0.25 L (0.26 US qt, 0.22 Imp.qt)
1
U14BD1D0.book Page 16 Friday, July 24, 2009 11:45 AM