YAMAHA YZF-R6 2002 Instructieboekje (in Dutch)

Page 11 of 116

BESCHRIJVING
2
Aanzicht linkerzijde ............................................................................ 2-1
Aanzicht rechterzijde .......................................................................... 2-2
Schakelaars en instrumenten ............................................................ 2-3
U5MTD1.book Page 1 Tuesday, July 31, 2001 10:20 AM

Page 12 of 116

2-1
2
DAU00026
2-BESCHRIJVING Aanzicht linkerzijde1. Stelschroef inveerdemping voorvork (pagina 3-18)
2. Stelschroef uitveerdemping voorvork (pagina 3-18)
3. Stelbout veervoorspanning voorvork (pagina 3-17)
4. Luchtfilterelement (pagina 6-17)
5. Stelschroef inveerdemping
schokdemperunit (pagina 3-20)6. Stelring veervoorspanning
schokdemperunit (pagina 3-19)
7. Stelknop uitveerdemping
schokdemperunit (pagina 3-20)
8. Schakelpedaal (pagina 3-9)
9. Koelvloeistofreservoir (pagina 6-13)
10. Oliefilterpatroon (pagina 6-9)
U5MTD1.book Page 1 Tuesday, July 31, 2001 10:20 AM

Page 13 of 116

BESCHRIJVING
2-2
2
Aanzicht rechterzijde11. Bagageriembevestiging (pagina 3-23)
12. Boordgereedschapsset (pagina 6-1)
13. Zekeringen (pagina 6-37)
14. Remvloeistofreservoir achterrem
15. Radiatordop (pagina 6-14)
16. Remvloeistofreservoir voorrem
17. Rempedaal (pagina 3-10)
U5MTD1.book Page 2 Tuesday, July 31, 2001 10:20 AM

Page 14 of 116

BESCHRIJVING
2-3
2
Schakelaars en instrumenten 1. Koppelingshendel (pagina 3-9)
2. Schakelaargroep linkerstuurgreep (pagina 3-8)
3. Chokehendel (pagina 3-13)
4. Snelheidsmeterunit (pagina 3-5)
5. Contactslot/stuurslot-unit (pagina 3-1)6. Toerenteller (pagina 3-6)
7. Schakelaargroep rechterstuurgreep (pagina 3-8)
8. Gasgreep (pagina 6-21)
9. Remhendel (pagina 3-10)
U5MTD1.book Page 3 Tuesday, July 31, 2001 10:20 AM

Page 15 of 116

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
Contactslot/stuurslot-unit ..................................... 3-1
Controlelampjes en waarschuwingslampjes ........ 3-2
Snelheidsmeterunit .............................................. 3-5
Toerenteller .......................................................... 3-6
Zelfdiagnosesysteem ........................................... 3-7
Antidiefstal-alarm (optie) ...................................... 3-7
Stuurschakelaars ................................................. 3-8
Koppelingshendel ................................................ 3-9
Schakelpedaal ..................................................... 3-9
Remhendel ........................................................ 3-10
Rempedaal ........................................................ 3-10
Vuldop brandstoftank ......................................... 3-11
Brandstof ........................................................... 3-11Tankbeluchtingsslang ........................................ 3-12
Chokehendel ...................................................... 3-13
Zadels ............................................................... 3-13
Helmbevestigingen ............................................ 3-15
Opbergcompar timent ........................................ 3-15
Afstellen van de voorvork .................................. 3-17
Afstellen van de schokdemperunit .................... 3-19
Afstemmen van afstellingen voor voor- en
achtervering .................................................... 3-22
Bagageriembevestiging ..................................... 3-23
Zijstandaard ...................................................... 3-23
Startspersysteem .............................................. 3-24
U5MTD1.book Page 1 Tuesday, July 31, 2001 10:20 AM

Page 16 of 116

3-1
3
DAU00027
3-FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DAU00029
Contactslot/stuurslot-unit Via het contactslot/stuurslot worden het
ontstekingssysteem en de verlichtingssys-
temen bediend en wordt het stuur vergren-
deld. De diverse standen worden hierna
beschreven.
DAU00036
ON
Alle elektrische systemen worden elek-
trisch gevoed en de motor kan worden ge-
start. De sleutel kan niet worden
uitgenomen.
DAU00038
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitgescha-
keld. De sleutel kan worden uitgenomen.
DAU00040
LOCK
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische
systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan
worden uitgenomen.
Om het stuur te vergrendelen1. Draai het stuur helemaal naar links.
2. Druk de sleutel in de “OFF”-stand in
en draai hem dan naar de “LOCK”-
stand. Houd de sleutel hierbij inge-
drukt.
3. Neem de sleutel uit.
Om het stuur te ontgrendelenDruk de sleutel in en draai hem dan naar
“OFF” terwijl de sleutel ingedrukt wordt ge-
houden.
DW000016
WAARSCHUWING
_ Draai de contactsleutel nooit naar “OFF”
of naar “LOCK” terwijl de motorfiets
rijdt; elektrische systemen worden dan
afgeschakeld en mogelijk zult u zo de
macht over het stuur verliezen of een
ongeval veroorzaken. Zorg altijd dat de
motorfiets stilstaat voordat u de sleutel
naar “OFF” of naar “LOCK” draait. _1. Drukken.
2. Draaien.
U5MTD1.book Page 1 Tuesday, July 31, 2001 10:20 AM

Page 17 of 116

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-2
3
DAU01574
(Parkeren)
Het stuur is vergrendeld en de achterlichten
en parkeerlichten branden, maar alle overi-
ge elektrische systemen zijn uitgeschakeld.
De sleutel kan worden uitgenomen.
Het stuur moet zijn vergrendeld om de sleu-
tel naar “” te kunnen draaien.
DCA00043
LET OP:_ Gebruik de parkeerverlichting niet gedu-
rende langere tijd, anders kan de accu
ontladen raken. _
DAU03034
Controlelampjes en
waarschuwingslampjes
DAU00061
Controlelampje “” voor vrijstand
Dit controlelampje brandt wanneer de ver-
snellingsbak in de vrijstand staat.
DAU00063
Controlelampje grootlicht “”
Dit controlelampje gaat branden wanneer
het grootlicht van de koplamp is ingescha-
keld.
DAU00057
Controlelampje “” richtingaanwij-
zers
Dit controlelampje knippert wanneer de
schakelaar voor richtingaanwijzers naar de
linker- of rechterstand is gedrukt.
DAU03965
Controlelampje “” voor brandstofni-
veau
Dit controlelampje gaat branden wanneer
het brandstofniveau daalt tot beneden ca.
3,5 L. Vul in dat geval zo snel mogelijk
brandstof bij.
Het elektrisch circuit van het waarschu-
wingslampje kan via de volgende procedu-
re worden getest.
1. Draai de sleutel naar “ON”.
2. Als het waarschuwingslampje niet
gaat branden, vraag dan een Yamaha
dealer het elektrisch circuit te testen.
1. Controlelampje “” voor vrijstand
2. Controlelampje grootlicht “”
3. Controlelampje “” richtingaanwijzers
4. Controlelampje “” voor brandstofniveau
U5MTD1.book Page 2 Tuesday, July 31, 2001 10:20 AM

Page 18 of 116

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-3
3
DAU04222
Waarschuwingslampje “” voor olie-
niveau/koelvloeistoftemperatuur
Dit waarschuwingslampje heeft de volgen-
de drie functies.
Dit waarschuwingslampje gaat bran-
den en het symbool “” knippert als
het motorolieniveau laag is. Zet in zo’n
geval de motor onmiddellijk af en vul
olie bij tot aan het voorgeschreven ni-
veau.

Dit waarschuwingslampje gaat bran-
den en het symbool “” knippert als
de koelvloeistoftemperatuur te hoog
is. Breng de machine tot stilstand en
laat de motor stationair draaien tot de
koelvloeistoftemperatuur daalt. Zet de
motor af als de temperatuur niet daalt.
(Zie de paragraaf “Oververhitte motor”
op pagina 6-45 voor nadere instruc-
ties.)

Wanneer het motorolieniveau te laag
is en de koelvloeistoftemperatuur is te
hoog, gaat het waarschuwingslampje
knipperen en lichten de symbolen
“” en “” op.
Om te controleren of het waarschuwings-
lampje correct werkt:

Zet de versnellingsbak in de vrijstand
of trek de koppelingshendel aan.

Zet de noodstopschakelaar in “” en
draai de contactsleutel naar “ON”.

Het waarschuwingslampje gaat bran-
den en op het display lichten de sym-
bolen “” en “” op.
Als het waarschuwingslampje niet gaat
branden, vraag dan een Yamaha dealer het
elektrisch circuit te testen.
DC000118
LET OP:_ 
Gebruik de motorfiets alleen als u
weet dat het motorolieniveau vol-
doende hoog is.

Laat de motor niet draaien terwijl
deze oververhit is.
_OPMERKING:_ Bij een voldoende hoog olieniveau kan het
waarschuwingslampje soms toch knippe-
ren bij rijden op een helling of bij plotseling
afremmen of optrekken, er is dan echter
geen sprake van een storing. _
1. Symbool “” voor olieniveau
2. Waarschuwingslampje “” voor
olieniveau/koelvloeistoftemperatuur
3. Symbool “” voor koelvloeistoftemperatuurU5MTD1.book Page 3 Tuesday, July 31, 2001 10:20 AM

Page 19 of 116

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-4
3
CB-19D
Koelvloeistof-
temperatuurAanduidingen Waarschuwingstekens Toestand/wat te doen:
0–40 °CHet symbool licht op en er
wordt “LO” aangegeven.In orde. U kunt gaan rijden.
41–117 °CHet symbool licht op en de
temperatuur wordt aangege-
ven.In orde. U kunt gaan rijden.
118–140 °C
Het symbool en de tempera-
tuursaanduiding knipperen.
Het waarschuwingslampje licht
op.
Stop de motorfiets en laat de motor
stationair draaien tot de koelvloei-
stoftemperatuur daalt.
Als de temperatuur niet daalt, zet u
de motor af. (Volg verder de aanwij-
zingen onder “Oververhitte motor” in
het storingsoverzicht op blz. 6-45.)
141 °C–Het symbool en de aanduiding
“HI” knipperen.
Het waarschuwingslampje licht
op.Stop de motor en laat hem afkoelen.
(Volg verder de aanwijzingen onder
“Oververhitte motor” in het storings-
overzicht op blz. 6-45.)
˚C˚C˚C˚C
U5MTD1.book Page 4 Tuesday, July 31, 2001 10:20 AM

Page 20 of 116

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-5
3
DAU04254
Snelheidsmeterunit De snelheidsmeterunit is voorzien van het
volgende:
een digitale snelheidsmeter (die de
actuele rijsnelheid aangeeft)

een kilometerteller (die de totale afge-
legde afstand aangeeft)

twee rittellers (die de afgelegde af-
stand aangeven sinds de tellers het
laatst werden teruggesteld op nul)

een ritteller voor brandstofreserve (die
de afstand aangeeft die wordt afge-
legd op de brandstofreserve)

een klok
OPMERKING:_ 
Vergeet niet de sleutel naar “ON” te
draaien voordat je de toetsen
“SELECT” en “RESET” gebruikt.

Alleen voor Groot-Brittannië: Om de
snelheidsmeterweergave te wisselen
tussen kilometers en mijlen, moeten
de “SELECT”-toets en de “RESET”-
toets beide gedurende minstens twee
seconden worden ingedrukt.
_Kilometerteller- en ritteller-mode
Door indrukken van de “SELECT”-toets
wisselt de weergave volgens onderstaande
volgorde tussen kilometerteller-mode,
“ODO”- en ritteller-mode “TRIP 1” en
“TRIP 2”.
ODO
→ TRIP 1
→ TRIP 2
→ ODOAls het controlelampje brandstofniveau
aangaat (zie pagina 3-2), wisselt de kilome-
terteller weergave automatisch naar brand-
stofreserve ritteller “TRIP F”-weergave en
wordt de afgelegde afstand vanaf dat punt
aangegeven. In dat geval wordt door in-
drukken van de “SELECT”-toets gewisseld
tussen de diverse weergaven van rittellers
en kilometerteller, volgens onderstaande
volgorde:
TRIP F
→ TRIP 1
→ TRIP 2
→ ODO

TRIP F
Om de ritteller terug te stellen selecteert u
deze eerst door de “SELECT”- toets in te
drukken, waarna de “RESET”-toets min-
stens 1 seconde ingedrukt wordt gehou-
den. Wanneer u de brandstofreserve
ritteller niet zelf met de hand op nul terug-
stelt, wordt deze automatisch teruggesteld
zodra na het tanken 5 km is gereden en
verschijnt de vorige weergavemode weer.
Klokweergave
Om de weergave te wijzigen naar klokmode
drukt u de “SELECT”-toets minstens een
seconde lang in.
Om terug te gaan naar de voorgaande
weergave drukt u op “SELECT”-toets.
1. Snelheidsmeter
2. Klok/kilometerteller
3.“RESET”-toets
4.“SELECT”-toetsU5MTD1.book Page 5 Tuesday, July 31, 2001 10:20 AM

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 ... 120 next >