YAMAHA YZF-R6 2007 Instructieboekje (in Dutch)

Page 61 of 104

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-12
6
OPMERKIN
G:
Sla de stappen 5–11 over als de oliefilterpa-troon niet wordt vervangen.
5. Verwijder de schakelhendel door de
bout los te halen.
6. Trek de tankbeluchtingsslangen/over-
loopslangen omhoog om ze uit de ge-
leider te verwijderen.7. Verwijder de oliefilterpatroon met een
oliefiltersleutel.
OPMERKING:De Yamaha dealer kan een oliefiltersleutelleveren.
8. Smeer een dun laagje motorolie op de
o-ring van de nieuwe oliefilterpatroon.OPMERKING:Zorg dat de o-ring correct aanligt.
9. Plaats de nieuwe oliefilterpatroon met
een oliefiltersleutel en zet hem dan
met een momentsleutel vast met het
voorgeschreven aanhaalmoment.
1. Olieaftapplug
1. Bout
2. Schakelhendel
3. Oliefilterpatroon
4. Geleider
5. Tankbeluchtingsslang/overloopslang
1. Oliefiltersleutel
1. O-ring
U2C0D1D0.book Page 12 Tuesday, July 11, 2006 11:25 AM

Page 62 of 104

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-13
6
10. Steek de tankbeluchtingsslan-
gen/overloopslangen in de geleider en
plaats ze in de oorspronkelijke positie.
11. Breng de schakelhendel aan door de
merkstreep op de schakelhendel op
één lijn te brengen met de merkstreep
op de schakelas, vervolgens de bout
aan te brengen en deze met het voor-
geschreven aanhaalmoment vast te
zetten.LET OP:
DCA15340
Zorg ervoor dat de merkstrepen op één
lijn staan om een juiste schakeling te ga-
randeren.Als de merkstrepen niet op één lijn
staan, zal de beweging van de schakel-
hendel niet juist zijn en kunt u de ver-
snelling misschien niet omhoog of
omlaag schakelen.
12. Breng de olieaftapplug aan en zet
deze dan vast met het voorgeschre-
ven aanhaalmoment.OPMERKING:Controleer of de onderlegring beschadigd isen vervang indien nodig.13. Vul bij met de voorgeschreven hoe-
veelheid van de aanbevolen motorolie,
monteer dan de olievuldop en zet deze
vast.
LET OP:
DCA11620

Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie smeert
immers ook de koppeling) mogen
geen chemische additieven worden
toegevoegd. Gebruik geen oliën
met een “CD” dieselspecificatie of
oliën met een hogere kwaliteit dan
gespecificeerd. Gebruik ook geen
oliën met een “ENERGY CONSER-
VING II” of hogere aanduiding.
1. MomentsleutelAanhaalmoment:
Oliefilterpatroon:
17 Nm (1.7 m·kgf, 12 ft·lbf)
1. Bout
2. Schakelas
3. Lijn merktekens uit
4. SchakelhendelAanhaalmoment:
Bout van schakelhendel:
10 Nm (1.0 m·kgf, 7.2 ft·lbf)
Aanhaalmoment:
Olieaftapplug:
43 Nm (4.3 m·kgf, 31 ft·lbf)
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Zonder vervanging van oliefilterpa-
troon:
2.40 L (2.54 US qt) (2.11 Imp.qt)
Met vervanging van oliefilterpatroon:
2.60 L (2.75 US qt) (2.29 Imp.qt)
U2C0D1D0.book Page 13 Tuesday, July 11, 2006 11:25 AM

Page 63 of 104

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-14
6

Zorg dat er geen verontreinigingenin het carter terecht komen.
14. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.
OPMERKING:Nadat de motor is gestart moet het waar-
schuwingslampje olieniveau uitgaan, alshet olieniveau correct is.LET OP:
DCA10400
Zet de motor direct af als het waarschu-
wingslampje olieniveau knippert of blijft
branden en laat de machine controlerendoor een Yamaha dealer.
15. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer indien nodig.
16. Breng het stroomlijnpaneel aan.
DAU20070
Koelvloeistof Voor iedere rit moet het koelvloeistofniveau
worden gecontroleerd. Ook moet de koel-
vloeistof worden ververst volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU39084
Controleren van het koelvloeistofniveau
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop.OPMERKING:
Het koelvloeistofniveau moet worden
gecontroleerd terwijl de motor koud is,
temperatuurverschillen zijn namelijk
van invloed op het niveau.

Zorg dat de machine rechtop staat bij
het controleren van het koelvloeistofni-
veau. Wanneer de machine iets
schuin staat, kan het niveau al foutiefworden afgelezen.
2. Controleer het koelvloeistofniveau in
het reservoir.
OPMERKING:Het koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maximum-niveau staan.3. Als het koelvloeistofniveau zich op of
onder de merkstreep voor minimumni-
veau bevindt, verwijder dan paneel B.
(Zie pagina 6-6.)
4. Verwijder de dop van het koelvloei-
stofreservoir, vul koelvloeistof bij tot
aan de merkstreep voor maximumni-
veau, en breng dan de dop van het
koelvloeistofreservoir weer aan.
1. Koelvloeistofreservoir
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
U2C0D1D0.book Page 14 Tuesday, July 11, 2006 11:25 AM

Page 64 of 104

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-15
6
LET OP:
DCA10471

Als er geen koelvloeistof voorhan-
den is, gebruik in plaats daarvan
dan gedistilleerd water of zacht lei-
dingwater. Gebruik geen hard water
of zout water, hierdoor kan de mo-
tor worden beschadigd.

Vervang, indien water in plaats van
koelvloeistof is gebruikt, het water
zo snel mogelijk door koelvloeistof.
Anders is het koelsysteem niet be-
schermd tegen vorst en corrosie.

Als water aan de koelvloeistof is
toegevoegd, vraag dan zo snel mo-
gelijk een Yamaha dealer het anti-
vriespercentage van de
koelvloeistof te controleren, anders
zal de koelvloeistof minder effectiefzijn.WAARSCHUWING
DWA10380
Verwijder de koelvloeistofradiator-vuldop nooit terwijl de motor nog heet is.
5. Monteer het paneel.OPMERKING:
De radiatorkoelvinnen schakelen auto-
matisch aan of uit, afhankelijk van de
temperatuur van de koelvloeistof in de
koelvloeistofradiator.

Als de motor oververhit raakt, staan op
pagina 6-40 nadere instructies ver-meld.
DAU39002
Verversen van de koelvloeistof
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en laat het motorblok indien no-
dig afkoelen.
2. Verwijder de stroomlijnpanelen D en
E. (Zie pagina 6-6.)3. Schuif een opvangbak onder de motor
om de gebruikte koelvloeistof op te
vangen.
4. Verwijder de radiatorvuldop.
WAARSCHUWING
DWA10380
Verwijder de koelvloeistofradiator-vuldop nooit terwijl de motor nog heet is.
5. Verwijder de aftapplug voor koelvloei-
stof om het koelsysteem leeg te ma-
ken.
6. Verplaats de slangklem in de getoon-
de richting, en ontkoppel dan de radia-
torslang om de radiator te legen.
1. Dop koelvloeistofreservoirInhoud koelvloeistofreservoir (tot
aan de merkstreep voor maximumni-
veau):
0.25 L (0.26 US qt) (0.22 Imp.qt)
1. Radiatorvuldop
U2C0D1D0.book Page 15 Tuesday, July 11, 2006 11:25 AM

Page 65 of 104

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-16
6
7. Verwijder het koelvloeistofreservoir
door de bouten los te halen.
8. Verwijder de dop van het koelvloei-
stofreservoir en keer dan het koelvloei-
stofreservoir ondersteboven om het
leeg te maken.9. Spoel het koelsysteem grondig door
met schoon leidingwater, nadat alle
koelvloeistof is uitgestroomd.
10. Monteer het koelvloeistofreservoir
door de bouten aan te brengen.
11. Sluit de radiatorslang aan, en zet de
slangklem daarna weer terug in de
oorspronkelijke positie.
12. Breng de aftapplug voor koelvloeistof
aan en zet deze dan vast met het voor-
geschreven aanhaalmoment.
OPMERKING:Controleer of de onderlegring beschadigd isen vervang indien nodig.13. Giet de aanbevolen koelvloeistof in het
reservoir tot aan de merkstreep voor
maximumniveau en breng dan de dop
van het koelvloeistofreservoir aan.
14. Giet de aanbevolen koelvloeistof in de
koelvloeistofradiator tot hij vol is.
LET OP:
DCA10471

Als er geen koelvloeistof voorhan-
den is, gebruik in plaats daarvan
dan gedistilleerd water of zacht lei-
1. Aftapplug koelvloeistof
2. Slangklem
3. Radiatorslang
1. Dop koelvloeistofreservoir
2. Koelvloeistofreservoir
3. Bout
Aanhaalmoment:
Aftapplug koelvloeistof:
10 Nm (1.0 m·kgf, 7.2 ft·lbf)
Mengverhouding antivries/water:
1:1
Aanbevolen antivries:
Hoogwaardige ethyleenglycol anti-
vries met corrosieremmers voor alu-
minium motoren
Hoeveelheid koelvloeistof:
Inhoud radiator (inclusief alle leidin-
gen):
2.30 L (2.43 US qt) (2.02 Imp.qt)
Inhoud koelvloeistofreservoir (tot aan
de merkstreep voor maximumni-
veau):
0.25 L (0.26 US qt) (0.22 Imp.qt)
U2C0D1D0.book Page 16 Tuesday, July 11, 2006 11:25 AM

Page 66 of 104

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-17
6
dingwater. Gebruik geen hard water
of zout water, hierdoor kan de mo-
tor worden beschadigd.

Vervang, indien water in plaats van
koelvloeistof is gebruikt, het water
zo snel mogelijk door koelvloeistof.
Anders is het koelsysteem niet be-
schermd tegen vorst en corrosie.

Als water aan de koelvloeistof is
toegevoegd, vraag dan zo snel mo-
gelijk een Yamaha dealer het anti-
vriespercentage van de
koelvloeistof te controleren, anders
zal de koelvloeistof minder effectiefzijn.
15. Breng de radiatorvuldop aan, start de
motor, laat een paar minuten stationair
draaien en zet hem dan uit.
16. Verwijder de radiatorvuldop om het
koelvloeistofniveau in de radiator te
controleren. Vul indien nodig zoveel
koelvloeistof bij tot het niveau bovenin
de radiator staat en breng dan de ra-
diatorvuldop aan.
17. Start de motor en controleer dan of er-
gens aan de machine lekkage te zien
is. Vraag in dat geval een Yamaha
dealer het koelsysteem te controleren.
18. Breng de stroomlijnpanelen aan.
DAU36762
Luchtfilterelement Het luchtfilterelement moet worden vervan-
gen volgens de intervalperioden vermeld in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. Vraag een Yamaha dealer het luchtfil-
terelement te vervangen.
DAU21381
Controleren van de vrije slag
gaskabel De vrije slag van de gaskabel dient 3.0–5.0
mm (0.12–0.20 in) te bedragen bij de gas-
greep. Controleer de vrije slag van de gas-
kabel regelmatig en laat de vrije slag indien
nodig afstellen door een Yamaha dealer.1. Vrije slag gaskabel
U2C0D1D0.book Page 17 Tuesday, July 11, 2006 11:25 AM

Page 67 of 104

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-18
6
DAU21401
Klepspeling De klepspeling kan tijdens gebruik gaan af-
wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU21771
Banden Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw motorfiets.
Bandspanning
De bandspanning moet voor elke rit worden
gecontroleerd en indien nodig worden bijge-
steld.
WAARSCHUWING
DWA10500

De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is
aan de omgevingstemperatuur).

De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagage en accessoires dat voor ditmodel is vastgesteld.
WAARSCHUWING
DWA11020
De aanwezigheid van bagage heeft grote
invloed op het weggedrag, de rem- en rij-
eigenschappen en de veiligheid van uw
motor. Neem daarom de volgende voor-
zorgsmaatregelen in acht.
DE MOTORFIETS NOOIT OVERBE-
LADEN! Rijden met een overbela-
den motorfiets kan leiden tot
beschadiging van de banden, con- Bandspanning (gemeten op koude
banden):
0–90 kg (0–198 lb):
Vo o r :
250 kPa (36 psi) (2.50 kgf/cm²)
Achter:
250 kPa (36 psi) (2.50 kgf/cm²)
90–193 kg (198–425 lb):
Vo o r :
250 kPa (36 psi) (2.50 kgf/cm²)
Achter:
290 kPa (42 psi) (2.90 kgf/cm²)
Rijden met hoge snelheid:
Vo o r :
250 kPa (36 psi) (2.50 kgf/cm²)
Achter:
250 kPa (36 psi) (2.50 kgf/cm²)
Maximale belasting*:
193 kg (425 lb)
* Totaal gewicht van motorrijder, pas-
sagier, bagage en accessoires
U2C0D1D0.book Page 18 Tuesday, July 11, 2006 11:25 AM

Page 68 of 104

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-19
6
troleverlies of ernstig letsel. Zorg
dat het totale gewicht van de motor-
rijder, de passagier, de bagage en
de gemonteerde accessoires nooit
het voorgeschreven maximumlaad-
gewicht voor de machine over-
schrijdt.

Vervoer geen los verpakte spullen
die tijdens de rit kunnen gaan
schuiven.

Bevestig de zwaarste spullen op
veilige wijze dicht bij het midden
van de motorfiets en verdeel het ge-
wicht over beide zijden.

Pas de luchtdruk in de wielophan-
ging en de bandspanning aan op
het te vervoeren gewicht.

Controleer vóór iedere rit de condi-tie en spanning van de banden.Inspectie van banden
Voor elke rit moeten de banden worden ge-
controleerd. Als de bandprofieldiepte op het
midden van de band de vermelde limiet
heeft bereikt, de band spijkers of stukjes
glas bevat of wanneer de wang van de band
scheurtjes vertoont, moet de band onmid-
dellijk door een Yamaha dealer worden ver-
vangen.
OPMERKING:De slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem al-tijd de lokale voorschriften in acht.
WAARSCHUWING
DWA10470

Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen. Rij-
den op een machine met versleten
banden is niet alleen verboden,
maar dit heeft ook een averechts ef-
fect op de rijstabiliteit, waardoor u
de macht over het stuur zou kunnen
verliezen.

De vervanging van onderdelen van
wielen en remmen, inclusief ban-
den, dient te worden overgelaten
aan een Yamaha dealer, die over de
nodige vakkundige kennis en erva-ring beschikt.
1. Wang van band
2. BandprofieldiepteMinimale bandprofieldiepte (voor en
achter):
1.6 mm (0.06 in)
U2C0D1D0.book Page 19 Tuesday, July 11, 2006 11:25 AM

Page 69 of 104

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-20
6
Bandeninformatie
Deze motorfiets is uitgerust met gietwielen
en tubeless banden met bandventielen.
WAARSCHUWING
DWA10480

De banden op de voor- en achter-
wielen dienen van hetzelfde merk
en dezelfde constructie te zijn, an-
ders is het weggedrag van de motor
mogelijk niet normaal.

Na uitgebreide tests zijn alleen de
hieronder vermelde banden voor dit
model goedgekeurd door Yamaha
Motor Co., Ltd.

Controleer altijd of de ventieldopjes
stevig zijn bevestigd om zo lucht-
lekkage te voorkomen.

Gebruik uitsluitend de hierna ver-
melde bandventielen en luchtven-
tielbuisjes om bij hoge rijsnelheden
een te lage bandspanning te voor-komen.WAARSCHUWING
DWA10600
Deze motorfiets is uitgerust met speciale
banden die geschikt voor zeer hoge rij-
snelheden. Let op het volgende om deze
banden zo effectief mogelijk te kunnen
gebruiken.

Gebruik bij vervanging uitsluitend
het voorgeschreven type banden.
Bij andere banden is het risico op
een klapband bij zeer hoge rijsnel-
heden niet denkbeeldig.

Gloednieuwe banden bieden op
sommige typen wegdek relatief wei-
nig grip totdat ze zijn “ingereden”.
Het is dan ook verstandig de eerste
100 km (60 mi) nadat een nieuwe
band is aangebracht rustig te blij-
ven rijden en pas daarna de rijsnel-
heid te verhogen.

Voordat met hoge snelheid wordt
gereden moeten de banden zijn op-
gewarmd.

Pas de bandspanning steeds aanvolgens de rijomstandigheden.
1. Bandventiel
2. Bandventielbuis
3. Bandventieldop met afdichting
Voorband:
Maat:
120/70 ZR17M/C (58W)
Fabrikant/model:
DUNLOP/D209F PT
MICHELIN/Pilot POWER P
Achterband:
Maat:
180/55 ZR17M/C (73W)
Fabrikant/model:
DUNLOP/D209PT
MICHELIN/Pilot POWER
VOOR en ACHTER:
Bandventiel:
TR412
Luchtventielbuis:
#9100 (origineel)
U2C0D1D0.book Page 20 Tuesday, July 11, 2006 11:25 AM

Page 70 of 104

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-21
6
DAU21960
Gietwielen Let ten aanzien van de voorgeschreven
wielen op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw motorfiets.
Controleer de velgen voor iedere rit op
scheurtjes, verbuiging of kromtrekken.
Laat ingeval van schade het wiel door
een Yamaha dealer vervangen. Pro-
beer het wiel nooit zelf te repareren,
hoe klein de reparatie ook is. Vervang
een wiel dat vervormd is of haar-
scheurtjes vertoont.

Na het vervangen van een wiel of band
moet het wiel worden uitgebalanceerd.
Een niet uitgebalanceerd wiel zal mo-
gelijk slecht functioneren, of kan een
slechte wegligging en een verkorte le-
vensduur van de banden tot gevolg
hebben.

Rijd niet te snel direct na het verwisse-
len van een band. Het bandoppervlak
dient eerst te zijn ingereden voordat
het zijn optimale eigenschappen ver-
krijgt.
DAU33890
Vrije slag van koppelingshendel
afstellen De vrije slag van de koppelingshendel dient
10.0–15.0 mm (0.39–0.59 in) te bedragen,
zoals weergegeven. Controleer de vrije slag
van de koppelingshendel regelmatig en stel
indien nodig als volgt af.
Draai de stelbout bij de koppelingshendel
richting (a) voor meer vrije slag van de kop-
pelingshendel. Draai de stelbout richting (b)
voor minder vrije slag van de koppe-
lingshendel.
OPMERKING:Ga als volgt te werk als op de hierboven be-
schreven werkwijze de voorgeschreven
vrije slag van de koppelingshendel nietwordt gehaald.
1. Draai de stelbout bij de koppe-
lingshendel richting (a) om de koppe-
lingskabel losser te stellen.
2. Draai de borgmoer bij het carter los.
3. Draai de stelmoer richting (a) voor
meer gaskabelspeling. Draai de stel-
moer richting (b) voor minder vrije slag
van de koppelingshendel.
4. Draai de borgmoer aan.
1. Stelbout voor vrije slag koppelingshendel
2. Vrije slag van koppelingshendel
1. Borgmoer
2. Stelmoer voor vrije slag remhendel (carter)
U2C0D1D0.book Page 21 Tuesday, July 11, 2006 11:25 AM

Page:   < prev 1-10 ... 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 ... 110 next >