BMW 4 SERIES GRAN COUPE 2016 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: BMW, Model Year: 2016, Model line: 4 SERIES GRAN COUPE, Model: BMW 4 SERIES GRAN COUPE 2016Pages: 277, PDF Size: 5.47 MB
Page 71 of 277

Standby-modus van de radioStandby-modus van de radio activeren: bij
draaiende motor de start/stop-knop indrukken.
Een aantal stroomverbruikers blijft gebruiks‐
klaar.
De standby-modus van de radio wordt in de
volgende situaties automatisch uitgeschakeld:▷Na ca. 8 minuten.▷Bij het vergrendelen van de auto met de
centrale vergrendeling.▷Kort voordat de accu ontladen raakt, zodat
het starten van de motor nog mogelijk is.
De standby-modus van de radio blijft inge‐
schakeld als het contact bijv. wegens de vol‐
gende redenen automatisch wordt uitgescha‐
keld:
▷Openen en sluiten van het bestuurderspor‐
tier.▷Bij het afdoen van de veiligheidsgordel.▷Bij automatisch omschakelen van het dim‐
licht naar stadslicht.
Bij afgezette motor en ingeschakeld contact
wordt de radio bij het openen van het portier
automatisch in stand-by geschakeld, als het
licht uitgeschakeld is, of met specifieke uitrus‐
ting, de dagrijverlichting ingeschakeld is.
Starten van de motor Aanwijzingen GEVAAR
Bij een geblokkeerde uitlaatpijp of onvol‐
doende ventilatie kunnen uitlaatgassen in de
auto binnendringen, die schadelijk voor de ge‐
zondheid zijn. In het uitlaatgas bevindt zich het
kleur- en reukloze, maar giftige koolmonoxide. In gesloten ruimten kunnen de uitlaatgassen
zich ook buiten de auto ophopen. Er bestaat
levensgevaar. De uitlaatpijp vrijhouden en voor
voldoende ventilatie zorgen.◀
WAARSCHUWING
Een onbeveiligde auto kan vanzelf in be‐
weging komen en wegrollen. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. De auto voor het verlaten te‐
gen wegrollen beveiligen.
Om ervoor te zorgen dat de auto tegen wegrol‐
len beveiligd is, het volgende in acht nemen:▷Parkeerrem bedienen.▷Op hellingen de voorwielen in de richting
van de stoeprand draaien.▷Op hellingen de auto extra beveiligen, bijv.
met een wielkeg.◀
ATTENTIE
Bij herhaaldelijke startpogingen of het
meerdere malen starten kort achter elkaar
wordt de brandstof niet of onvoldoende ver‐
brand. De katalysator kan oververhit raken. Er
bestaat gevaar voor schade. Meerder malen
kort achter elkaar starten vermijden.◀
Dieselmotor
Bij koude motor en temperaturen onder ca.
0 ℃ kan het starten door automatisch voor‐
gloeien iets worden vertraagd.
Er wordt een Check-Control-melding weerge‐
geven.
Steptronic versnellingsbakMotor starten
1.Rempedaal intrappen.2.Start/stop-knop indrukken.
Het starten verloopt enige tijd automatisch en
wordt beëindigd zodra de motor gestart is.
Handversnelling
Motor starten
1.Rempedaal intrappen.2.Koppelingspedaal indrukken en vrijstand
inschakelen.3.Start/stop-knop indrukken.Seite 71RijdenBediening71
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 245 - X/15
Page 72 of 277

Het starten verloopt enige tijd automatisch en
wordt beëindigd zodra de motor gestart is.
Afzetten van de motor
Aanwijzingen WAARSCHUWING
Kinderen of dieren die zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten kunnen de auto
in beweging zetten en zichzelf of het verkeer in
gevaar brengen, bijv. door de volgende hande‐
lingen:▷Indrukken van de start/stop-knop.▷Parkeerrem vrijzetten.▷Portieren of ruiten openen en sluiten.▷Keuzehendelstand N inschakelen.▷Uitrustingen van de auto bedienen.
Er bestaat gevaar voor ongevallen of kans op
letsel. Kinderen of dieren niet zonder toezicht
in de auto laten. Bij het verlaten van de auto de
afstandsbediening meenemen en de auto ver‐
grendelen.◀
WAARSCHUWING
Een onbeveiligde auto kan vanzelf in be‐
weging komen en wegrollen. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. De auto voor het verlaten te‐
gen wegrollen beveiligen.
Om ervoor te zorgen dat de auto tegen wegrol‐
len beveiligd is, het volgende in acht nemen:
▷Parkeerrem bedienen.▷Op hellingen de voorwielen in de richting
van de stoeprand draaien.▷Op hellingen de auto extra beveiligen, bijv.
met een wielkeg.◀
Voor het binnenrijden van de
wasstraat
Om ervoor te zorgen dat de auto in de was‐
straat kan rollen, de informatie over Wassen in
automatische wasinstallaties of wasstraten, zie
pagina 244, in acht nemen.
Steptronic versnellingsbak
Motor afzetten1.Bij stilstaande auto de keuzehendelstand P
inschakelen.2.Start/stop-knop indrukken.
De motor wordt afgezet.
De standby-modus van de radio wordt in‐
geschakeld.3.Parkeerrem bedienen.
Handversnelling
Motor afzetten
1.Bij stilstaande auto de start-/stop-toets in‐
drukken.2.Eerste of achteruitversnelling inschakelen.3.Parkeerrem bedienen.
Automatische start-stop-
functie
Principe
De automatische start-stop-functie helpt
brandstof te besparen. Het systeem schakelt
daarvoor de motor tijdens een stop uit, bijv. in
een file of bij verkeerslichten. Het contact blijft
ingeschakeld. Voor het wegrijden start de mo‐
tor automatisch.
Opmerking
Na elke motorstart met de start-/stopknop is
de automatische start-stop-functie in werking.
De functie wordt vanaf ca. 5 km/h geactiveerd.
Afhankelijk van de gekozen rijmodus wordt het
systeem automatisch geactiveerd resp. ge‐
deactiveerd.
Seite 72BedieningRijden72
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 245 - X/15
Page 73 of 277

Afzetten van de motor
De motor wordt tijdens stilstaan onder de vol‐
gende omstandigheden automatisch uitge‐
schakeld:
Steptronic versnelling:▷Keuzehendel in keuzehendelstand D.▷Het rempedaal blijft tijdens de stilstand van
de auto ingedrukt.▷Veiligheidsgordel bestuurder is omgegespt
of het bestuurdersportier is gesloten.
Handversnelling
▷De vrijstand is ingeschakeld en het koppe‐
lingspedaal is niet ingetrapt.▷Veiligheidsgordel bestuurder is omgegespt
of het bestuurdersportier is gesloten.
Bij afgezette motor wordt de luchthoeveelheid
van de airconditioning gereduceerd.
Weergaven op het
instrumentenpaneel
De Ready-weergave in de toe‐
renteller geeft aan dat de auto‐
matische start-stop-functie van
de motor gereed is voor het au‐
tomatisch starten van de motor.
De weergave geeft aan dat niet
voldaan is aan de voorwaarden
voor het automatisch stoppen
van de motor.
Beperkte werking
De motor wordt in de volgende situaties niet
automatisch afgezet:
▷Buitentemperatuur te laag.▷Hoge buitentemperatuur en airconditio‐
ning ingeschakeld.▷Interieur nog niet zoals gewenst verwarmd
of gekoeld.▷Motor is nog niet op bedrijfstemperatuur.▷Sterke stuuruitslag of stuurhandeling.▷Na het achteruitrijden.▷Ruiten beslaan terwijl de automatische air‐
conditioning is ingeschakeld.▷Accu is zwaar ontladen.▷Op grotere hoogten.▷Motorkap is ontgrendeld.▷Inparkeersysteem is geactiveerd.▷Stilstaand en langzaam rijdend verkeer.▷Keuzehendel in stand N, M/S of R.▷Gebruik van brandstof met hoog ethanol‐
gehalte.
Starten van de motor
Voor het wegrijden start de motor onder de
volgende voorwaarden automatisch:
▷Steptronic versnelling:
Door het loslaten van het rempedaal.▷Handversnelling
Koppelingspedaal wordt ingedrukt.
Na motorstart zoals op de gebruikelijke wijze
accelereren.
Veiligheidsfunctie
De motor start na een automatische uitschake‐
ling niet automatisch, wanneer aan een van de
volgende voorwaarden voldaan is:
▷Veiligheidheidsgordel bestuurder afgedaan
en bestuurdersportier geopend.▷De motorkap werd ontgrendeld.
Sommige controlelampjes branden verschil‐
lend lang.
De motor kan alleen via de Start/stop-knop ge‐
start worden.
Beperkte werking Ook wanneer niet moet worden weggereden,
start de afgezette motor in de volgende situ‐
aties automatisch:
▷Sterk opwarmend interieur terwijl de koel‐
functie is ingeschakeld.Seite 73RijdenBediening73
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 245 - X/15
Page 74 of 277

▷Tijdens het sturen.▷Steptronic versnellingsbak: wisselen van
de keuzehendelstand van D naar N, R of
M/S.▷Steptronic versnellingsbak: wisselen van
de keuzehendelstand van P naar N, D, R of
M/S.▷Auto rolt weg.▷Ruiten beslaan terwijl de automatische air‐
conditioning is ingeschakeld.▷Accu is zwaar ontladen.▷Sterk afkoelend interieur terwijl de verwar‐
ming is ingeschakeld.▷Gering rembekrachtigingsvacuüm, bijv.
doordat het rempedaal meermaals na el‐
kaar is ingetrapt.
Systeem handmatig deactiveren/
activeren
Met toetsen
Toets indrukken.
▷LED brandt: automatische start-stop-func‐
tie is gedeactiveerd.
Tijdens een automatische motorstop wordt
de motor gestart.
De motor kan alleen via de Start/stop-knop
worden afgezet of gestart.▷LED dooft: automatische start-stop-functie
is geactiveerd.Auto uitzetten tijdens automatische
motorstop
Bij een automatische motorstop kan de auto
veilig stilgezet/geparkeerd worden, bijv. om
deze te kunnen verlaten.
Steptronic versnelling:1.Start/stop-knop indrukken. Het contact
wordt uitgeschakeld. De automatische
start-stop-functie is gedeactiveerd.
De transmissiestand P wordt automatisch
ingeschakeld.2.Parkeerrem bedienen.
Handversnelling
1.Start/stop-knop indrukken. Het contact
wordt uitgeschakeld. De automatische
start-stop-functie is gedeactiveerd.2.Eerste of achteruitversnelling inschakelen.3.Parkeerrem bedienen.
Motorstart zoals gewoonlijk via de start/stop-
knop.
Automatische deactivering In bepaalde situaties wordt de automatische
start-stop-functie automatisch gedeactiveerd
om de veiligheid te garanderen, bijv. wanneer
wordt herkend dat de bestuurder niet aanwe‐
zig is.
Storing De automatische start-stop-functie schakelt
de motor niet meer automatisch uit. Er wordt
een Check-Control-melding weergegeven.
Verder rijden is niet mogelijk. Het systeem
door een Service Partner van de fabrikant of
een andere gekwalificeerde Service Partner of
specialist laten controleren.
Seite 74BedieningRijden74
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 245 - X/15
Page 75 of 277

Parkeerrem
Opmerking WAARSCHUWING
Een onbeveiligde auto kan vanzelf in be‐
weging komen en wegrollen. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. De auto voor het verlaten te‐
gen wegrollen beveiligen.
Om ervoor te zorgen dat de auto tegen wegrol‐
len beveiligd is, het volgende in acht nemen:▷Parkeerrem bedienen.▷Op hellingen de voorwielen in de richting
van de stoeprand draaien.▷Op hellingen de auto extra beveiligen, bijv.
met een wielkeg.◀
Aantrekken
De hendel klikt na het omhoog trekken auto‐
matisch in.
Controlelampje gaat rood branden.
Parkeerrem is vastgezet.
Wanneer bij uitzondering gebruik tijdens het
rijden noodzakelijk is, de parkeerrem licht aan‐
trekken en daarbij de knop ingedrukt houden.
Voor het voorkomen van corrosie en ongelijk‐
matige remwerking links/rechts de parkeerrem
van tijd tot tijd bij het uitrollen licht aantrekken,
wanneer de verkeerssituatie het toelaat.
De remlichten branden niet wanneer de par‐
keerrem wordt aangetrokken.
Vrijzetten
De hendel iets omhoog trekken, de knop in‐
drukken en de hendel naar beneden bewegen.
Richtingaanwijzers,
grootlicht, lichtsignaal
Richtingaanwijzers
Knipperlicht in de buitenspiegel Bij het rijden en tijdens het gebruik van de
knipperlichten of de waarschuwingsknipper‐
lichtinstallatie de buitenspiegels niet inklap‐
pen, zodat de knipperlichten in de buitenspie‐
gels goed te herkennen zijn.
Knipperen
Schakelaar door het drukpunt heen indrukken.
De richtingaanwijzer-grootlichtschakelaar
keert na de bediening in de uitgangspositie te‐
rug.
Om handmatig uit te schakelen de schakelaar
tot aan het drukpunt aantippen.
Kort knipperen Schakelaar licht aantippen.
Richtingaanwijzer knippert driemaal.
De functie kan geactiveerd of gedeactiveerd
worden.
Op het Control Display:
1."Instellingen"2."Licht"3."Driemaal knipperen"Seite 75RijdenBediening75
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 245 - X/15
Page 76 of 277

De instelling wordt voor het momenteel ge‐
bruikte profiel opgeslagen.
Kortstondig knipperen
Hendel tot door het drukpunt drukken en inge‐
drukt houden zolang er geknipperd moet wor‐
den.
Storing Ongewoon snel knipperen van de controle‐
lampje duidt op een uitgevallen richtingaanwij‐
zerlampje.
Bij rijden met aanhanger wijst de lamp evt. ook
op een uitgevallen knipperlicht van de aan‐
hangwagen.
Grootlicht, lichtsignaal▷Grootlicht, pijl 1.▷Grootlicht uit/lichtsignaal, pijl 2.
Ruitenwisserinstallatie
Wisser in-/uitschakelen en kort wissen
Algemeen
De wissers niet bij een droge voorruit gebrui‐
ken, anders kunnen de wisserbladen sneller
slijten of beschadigd raken.
Aanwijzingen
WAARSCHUWING
Als de wissers zich in beweging zetten
wanneer ze uitgeklapt zijn, kunnen lichaams‐
delen worden ingeklemd of delen van de auto
worden beschadigd. Er bestaat kans op letsel
of schade. Erop letten dat het contact is afge‐
zet als de wissers worden opgeklapt en dat de
wissers bij het inschakelen zijn neergeklapt.◀
ATTENTIE
Bij vastgevroren wissers kunnen de wis‐
serbladen bij het inschakelen losscheuren of
kan de wissermotor oververhit raken. Er be‐
staat gevaar voor schade. Voor het inschake‐
len van de wissers de ruit ontdooien.◀
Inschakelen
Na het loslaten keert de hendel in de basis‐
stand terug.
▷Normale wissersnelheid: eenmaal naar bo‐
ven drukken.
Bij stilstand wordt naar de intervalstand
overgeschakeld.▷Snelle wissersnelheid: twee keer naar bo‐
ven of één keer door het drukpunt heen
drukken.
Bij stilstand wordt naar de normale snel‐
heid overgeschakeld.Seite 76BedieningRijden76
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 245 - X/15
Page 77 of 277

Uitschakelen en kort wissen
Na het loslaten keert de hendel in de basis‐
stand terug.
▷Kort wissen: eenmaal omlaag drukken.▷Uitschakelen van normale wissersnelheid:
eenmaal omlaag drukken.▷Uitschakelen van snelle wissersnelheid:
tweemaal omlaag drukken.
Intervalmodus of regensensor
Principe Zonder regensensor is de interval voor de wis‐
serwerking op een vaste waarde ingesteld.
De regensensor stuurt de wisserwerking auto‐
matisch afhankelijk van de regenintensiteit. De
sensor bevindt zich aan de voorruit, direct voor
de binnenspiegel.
Inschakelen/uitschakelen
Toets op de ruitenwisserschakelaar indrukken.
Een wisprocedure wordt gestart. Bij uitrusting
met regensensor: LED in ruitenwisserschake‐
laar brandt.
Bij vorst wordt het wissen mogelijk niet ge‐
start.
ATTENTIE
In wasstraten kunnen de wissers onge‐
wild gaan bewegen als de regensensor geacti‐
veerd is. Er bestaat gevaar voor schade. Re‐
gensensor in wasstraten deactiveren.◀
Intervaltijd of gevoeligheid van
regensensor Instellen
De gekartelde knop draaien om de intervaltijd
of gevoeligheid van de regensensor in te stel‐
len.
Naar boven: kort interval of hoge gevoeligheid
van de regensensor.
Naar beneden: lang interval of geringe gevoe‐
ligheid van de regensensor.
Ruit, koplamp reinigen
Ruitenwisserschakelaar naar voren trekken.
Sproeiervloeistof wordt op de voorruit ge‐
sproeid en de wissers worden kort ingescha‐
keld.
Seite 77RijdenBediening77
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 245 - X/15
Page 78 of 277

Bij ingeschakelde verlichting worden in zinvolle
intervallen automatisch tegelijkertijd ook de
koplampen gereinigd.
WAARSCHUWING
Bij lage temperaturen kan de sproeier‐
vloeistof op de ruit bevriezen en het zicht be‐
perken. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Wasstraten alleen gebruiken als het bevriezen
van de sproeiervloeistof uitgesloten is. Indien
nodig antivries gebruiken.◀
ATTENTIE
Als het ruitensproeierreservoir leeg is,
kan de sproeierpomp niet zoals bedoeld wer‐
ken. Er bestaat gevaar voor schade. Ruiten‐
sproeiers niet gebruiken als het ruitensproeier‐
reservoir leeg is.◀
Ruitensproeiermonden Ruitensproeiermonden worden bij ingescha‐
keld contact automatisch verwarmd.
Uitgeklapte stand van de
ruitenwissers
Belangrijk voor bijv. het vervangen van de wis‐
serbladen of voor het uitklappen bij vorst.
WAARSCHUWING
Als de wissers zich in beweging zetten
wanneer ze uitgeklapt zijn, kunnen lichaams‐
delen worden ingeklemd of delen van de auto
worden beschadigd. Er bestaat kans op letsel
of schade. Erop letten dat het contact is afge‐
zet als de wissers worden opgeklapt en dat de
wissers bij het inschakelen zijn neergeklapt.◀1.Contact in- en opnieuw uitschakelen.2.Let er bij gevaar voor vorst op, dat de wis‐
serbladen niet vastgevroren zijn.3.Ruitenwisserschakelaar naar boven tot
door het drukpunt drukken en ca. 3 secon‐
den ingedrukt houden tot de wissers onge‐
veer in verticale stand stilstaan.Na het terugklappen van de wissers moet de
ruitenwisserinstallatie opnieuw worden geacti‐
veerd.1.Contact inschakelen.2.Ruitenwisserschakelaar omlaag drukken.
De ruitenwissers gaan in de rustpositie en
zijn weer gebruiksklaar.
Sproeiervloeistof
Algemeen
Alle ruitensproeiers maken gebruik van het‐
zelfde reservoir.
Vullen met een mengsel uit leidingwater, ge‐
concentreerde ruitenreiniger en eventueel an‐
tivries vóór het vullen mengen.
Aanbevolen minimale vulhoeveelheid: 1 liter.
Aanwijzingen WAARSCHUWING
Sommige antivriesmiddelen kunnen stof‐
fen bevatten die schadelijk voor de gezondheid
zijn en brandbaar zijn. Er bestaat brandgevaar
of kans op letsel. Aanwijzingen op de verpak‐ kingen in acht nemen. Antivries uit de buurt
van ontstekingsbronnen houden. Bedrijfsstof‐
fen niet in andere flessen overgieten. Bedrijfs‐
stoffen buiten het bereik van kinderen bewa‐ ren.◀
WAARSCHUWING
Sproeiervloeistof kan bij contact met
hete motoronderdelen ontbranden. Er bestaat
kans op letsel of schade. Sproeiervloeistof al‐
leen bij afgekoelde motor bijvullen. Vervolgens
de dop van het sproeiervloeistofreservoir volle‐ dig dichtdraaien.◀
ATTENTIE
Siliconenhoudende toevoegingen in de
sproeiervloeistof die ervoor zorgen dat het wa‐
ter van de ruiten parelt kunnen de sproeierin‐
stallatie beschadigen. Er bestaat gevaar voor
Seite 78BedieningRijden78
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 245 - X/15
Page 79 of 277

schade. Geen siliconenhoudende toevoegin‐
gen aan de sproeiervloeistof toevoegen.◀
ATTENTIE
Het gebruik van onverdunde en verschil‐
lende reinigingsvloeistof-concentraten of anti‐
vriesmiddelen kan tot schade aan de ruiten‐
sproeierinstallatie leiden. Er bestaat gevaar
voor schade. Reinigingsvloeistof-concentraten
of antivriesmiddelen vóór het bijvullen verdun‐
nen. De aanwijzingen en mengverhoudingen
op de verpakkingen in acht nemen. Geen reini‐
gingsvloeistof-concentraten van verschillende
fabrikanten met elkaar mengen.◀
Overzicht
Het reservoir voor de sproeiervloeistof bevindt
zich in de motorruimte.
Handversnelling
Aanwijzingen ATTENTIE
Bij het inschakelen van een te lage ver‐
snelling kunnen te hoge toerentallen schade
aan de motor veroorzaken. Er bestaat gevaar
voor schade. Bij het schakelen naar de 5e of 6e
versnelling de versnellingshendel naar rechts
drukken.◀
WAARSCHUWING
Een onbeveiligde auto kan vanzelf in be‐
weging komen en wegrollen. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. De auto voor het verlaten te‐
gen wegrollen beveiligen.
Om ervoor te zorgen dat de auto tegen wegrol‐
len beveiligd is, het volgende in acht nemen:▷Parkeerrem bedienen.▷Op hellingen de voorwielen in de richting
van de stoeprand draaien.▷Op hellingen de auto extra beveiligen, bijv.
met een wielkeg.◀
Schakelen
Algemeen
Voor het harmonisch en dynamisch wisselen
van versnelling wordt het motortoerental tij‐
dens een schakelprocedure automatisch aan‐
gepast.
Achteruitversnelling
Alleen bij stilstaande auto inschakelen.
Om de weerstand te overwinnen de schakel‐
hendel in een vloeiende beweging naar links
bewegen en de achteruitversnelling inschake‐
len.
Steptronic versnellingsbak
Opmerking WAARSCHUWING
Een onbeveiligde auto kan vanzelf in be‐
weging komen en wegrollen. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. De auto voor het verlaten te‐
gen wegrollen beveiligen.
Om ervoor te zorgen dat de auto tegen wegrol‐
len beveiligd is, het volgende in acht nemen:
▷Parkeerrem bedienen.▷Op hellingen de voorwielen in de richting
van de stoeprand draaien.Seite 79RijdenBediening79
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 245 - X/15
Page 80 of 277

▷Op hellingen de auto extra beveiligen, bijv.
met een wielkeg.◀
Keuzehendelstanden
D Drive
Keuzehendelstand voor normaal rijden. Alle
versnellingen voor het vooruitrijden worden
automatisch geschakeld.
R Achteruit
Alleen bij stilstaande auto inschakelen.
N Neutraal De auto kan vrij rollen. Bijv. in wasstraten in‐
schakelen.
Bij Contact uit, zie pagina 70, wordt automa‐
tisch de keuzehendelstand P ingeschakeld.
P Parkeren
Alleen bij stilstaande auto inschakelen. De aan‐
gedreven wielen worden geblokkeerd.
De keuzehendelstand P wordt in de volgende
situaties automatisch ingeschakeld:
▷Na het afzetten van de motor in standby-
modus van de radio, zie pagina 71, of con‐
tact uit, zie pagina 70, als keuzehendel‐
stand R of D ingeschakeld is.▷Bij contact uit, als de keuzehendelstand N
ingeschakeld is.▷Als tijdens stilstand bij geselecteerde keu‐
zehendelstand D of R de gordel van de be‐
stuurdersstoel wordt afgedaan, het be‐
stuurdersportier wordt geopend en de rem
niet ingedrukt wordt.
Kickdown
Met kickdown wordt een maximale rijprestatiebereikt. Gaspedaal tot voorbij de weerstand
van de volgasstand indrukken.
Keuzehendelstanden inschakelen
Algemeen
Het rempedaal ingedrukt houden tot wordt
weggereden, anders komt de auto bij een in‐
geschakelde versnelling in beweging.▷De keuzehendelstand P kan pas bij draai‐
ende motor en ingedrukt rempedaal wor‐
den verlaten.▷Bij stilstaande auto het rempedaal indruk‐
ken alvorens vanuit P of N te schakelen,
omdat anders de schakelblokkering niet
wordt gedeactiveerd en het schakelver‐
zoek niet wordt uitgevoerd.
Een blokkering verhindert het per ongeluk
schakelen naar keuzehendelstand R en het per
ongeluk schakelen uit keuzehendelstand P.
Blokkering opheffen
Unlock-toets indrukken, pijl.
Keuzehendelstand D, N, R inschakelen
Keuzehendel in de gewenste richting drukken,
resp. over drukpunt duwen.
Seite 80BedieningRijden80
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 245 - X/15