display BMW X5 2016 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: BMW, Model Year: 2016, Model line: X5, Model: BMW X5 2016Pages: 314, PDF Size: 6.15 MB
Page 178 of 314

2.Stuurwiel dusdanig draaien dat de rijspoor‐
lijn de betreffende draaicirkellijn overdekt.
Instellingen van de weergave
Helderheid
Bij ingeschakelde achteruitrijcamera:
1.  Symbool selecteren.2.Controller draaien tot de gewenste instel‐
ling is bereikt en controller indrukken.
Contrast
Bij ingeschakelde achteruitrijcamera:
1.  Symbool selecteren.2.Controller draaien tot de gewenste instel‐
ling is bereikt en controller indrukken.
Grenzen van het systeem
Herkenning van objecten Zeer lage obstakels of hoger liggende, vooruit‐
stekende objecten, bijv. uitspringende muren,
kunnen niet door het systeem worden waarge‐
nomen.
Assistentiefuncties houden ook rekening met
PDC-gegevens.
Aanwijzingen in het hoofdstuk PDC in acht ne‐
men.
De op het Control Display getoonde objecten
kunnen in bepaalde omstandigheden dichterbij
zijn dan het lijkt. Schat de afstand tot de objec‐
ten daarom niet vanaf het display.
Top View
Principe Top View biedt ondersteuning bij het inparke‐
ren en manoeuvreren. Hiertoe wordt het ge‐
bied rondom uw auto op het Control Display
weergegeven.
Algemeen
Voor de detectie worden twee in de buiten‐
spiegels geïntegreerde camera's gebruikt, de
achteruitrijcamera en een camera aan de voor‐
zijde van de auto.
De reikwijdte bedraagt zijdelings, voor- en ach‐
teraan ca. 2 m.
Obstakels binnen dit bereik worden zo in een
vroeg stadium weergegeven op het Control
Display.
Opmerking WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoon‐
lijke verantwoordelijkheid om de verkeerssitua‐
tie juist in te schatten. Er bestaat gevaar voor
ongevallen. Rijstijl aan de verkeerssituatie aan‐
passen. Verkeerssituatie en gebied rond de
auto door goed kijken extra controleren en in
de betreffende situatie actief ingrijpen.◀
Overzicht
Toets in de auto
Toets parkeerassistent
Seite 178BedieningRijcomfort178
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16 
Page 179 of 314

Camera's
Camera vooraan
De lenzen van de Top View camera's bevinden
zich onder in de buitenspiegelbehuizingen.
Door vuil kan de beeldkwaliteit minder worden.
Cameralenzen reinigen, zie pagina  288.
Voorwaarden voor een correcte
werking
In de volgende situaties kan Top View slechts
beperkt worden gebruikt:
▷Bij geopend portier.▷Bij geopende achterklep.▷Bij ingeklapte buitenspiegel.▷Bij slechte lichtomstandigheden.
Het niet beschikbare camerabereik wordt ge‐
arceerd weergegeven.
In-/uitschakelen
Automatisch inschakelen
Bij draaiende motor keuzehendelstand R in‐
schakelen.
Het beeld van de achteruitrijcamera wordt
weergegeven. Om naar Top View te schakelen:
  "Achteruitrijcamera"
Automatisch uitschakelen bij
vooruitrijden
Het systeem wordt bij overschrijding van een bepaalde afstand of een bepaald snelheidsbe‐
reik uitgeschakeld.
Indien nodig het systeem weer inschakelen.
Handmatig in-/uitschakelen Toets parkeerassistent indrukken.
▷Aan: LED brandt.▷Uit: LED dooft.
Top View wordt weergegeven.
Als de toets parkeerassistent wordt ingedrukt,
terwijl de achteruitversnelling is ingeschakeld,
wordt het beeld van de achteruitrijcamera
weergegeven.
Weergave
Weergave op het Control Display De omgeving van het voertuig kan weergege‐
ven worden op het Control Display.
Weergave verschijnt, zodra Top View wordt in‐
geschakeld.
Als het beeld van de achteruitrijcamera wordt
afgebeeld kan naar Top View worden omge‐
schakeld:
  "Achteruitrijcamera"
Helderheid
Bij ingeschakelde Top View:
1.  Symbool selecteren.2.Controller draaien tot de gewenste instel‐
ling is bereikt en controller indrukken.Seite 179RijcomfortBediening179
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16 
Page 180 of 314

ContrastBij ingeschakelde Top View:1.  Symbool selecteren.2.Controller draaien tot de gewenste instel‐
ling is bereikt en controller indrukken.
Draaicirkel- en manoeuvreerlijn
weergeven
▷De statische, rode draaicirkellijn toont de
benodigde ruimte naast de auto bij volle‐
dige stuuruitslag.▷De variabele, groene manoeuvreerlijn helpt
de werkelijk benodigde ruimte naast de
auto in te schatten.
De manoeuvreerlijn hangt af van de inge‐
schakelde versnelling en van de actuele
stuuruitslag. De manoeuvreerlijn wordt bij
stuurbeweging continu aangepast.
  "Parkeerhulplijnen"
Draaicirkel- en manoeuvreerlijn worden weer‐
gegeven.
Grenzen van het systeem
Bij defecte camera wordt een Check-Control-
melding weergegeven.
Side ViewPrincipe
Met Side View hebt u bij onoverzichtelijke uit‐
ritten en kruisingen een vroegtijdig overzicht
van het kruisend verkeer. Verkeersdeelnemers
die door obstakels langs de weg niet zichtbaar
zijn, worden vanaf de bestuurdersstoel slechts
zeer laat waargenomen. Om het zicht te verbe‐
teren, detecteren een camera aan de voorzijde
en een aan de achterzijde van de auto de weg‐
gedeelten schuin voor de auto.
Op de bovenste schermrand wordt getoond
welke camera actief is.
AanwijzingenDe beelden van de camera's worden, afhanke‐
lijk van de ingeschakelde versnelling, weerge‐
geven op het Control Display.
WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoon‐
lijke verantwoordelijkheid om de verkeerssitua‐
tie juist in te schatten. Er bestaat gevaar voor
ongevallen. Rijstijl aan de verkeerssituatie aan‐
passen. Verkeerssituatie en gebied rond de
auto door goed kijken extra controleren en in
de betreffende situatie actief ingrijpen.◀
Overzicht
Toets in de auto
Side View
Seite 180BedieningRijcomfort180
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16 
Page 181 of 314

Camera's
Camera vooraan
Camera achteraan
Voor de detectie worden twee camera's ge‐
bruikt.
Door vuil kan de beeldkwaliteit minder worden.
Cameralenzen reinigen, zie pagina  288.
In-/uitschakelen
Handmatig in-/uitschakelen Toets indrukken.
Afhankelijk van de schakelpositie wordt het
beeld van de voorste of achterste camera
weergegeven.
Automatisch uitschakelen
Door het omschakelen naar een andere functie
of bij het wisselen van versnelling.
Side View voor: bij het overschrijden van een
bepaalde afstand of snelheid.
Weergave
Algemeen
Weggedeelten aan de voor- of achterzijde van
de auto wordt weergegeven op het Control
Display.
Helderheid Bij ingeschakelde Side View:1.  Symbool selecteren.2.Controller draaien tot de gewenste instel‐
ling is bereikt en controller indrukken.
Contrast
Bij ingeschakelde Side View:
1.  Symbool selecteren.2.Controller draaien tot de gewenste instel‐
ling is bereikt en controller indrukken.
Waarschuwing bij kruisend verkeer
Principe Wanneer de voorste of de achterste camera
een van opzij naderend object waarneemt,
wordt het in de Side View getoond door middel
van een symbool.
Voorwaarden
▷Side View ingeschakeld.▷Eigen auto beweegt maximaal stapvoets.▷Ter herkenning van naderende objecten is
voldoende helderheid, bijv. daglicht, nood‐
zakelijk.
Weergave
Een geel symbool wordt getoond wan‐
neer een naderend voertuig waargeno‐
men wordt door de camera.
Een grijs symbool wordt getoond wan‐
neer waarneming van het kruisende
verkeer niet mogelijk is.
Seite 181RijcomfortBediening181
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16 
Page 182 of 314

Grenzen van het systeem
In de volgende situaties kan de waarschuwing
bij kruisend verkeer beperkt zijn:▷Bij slechte licht- en zichtomstandigheden.▷Bij vuile of bedekte camera.
Grenzen van het systeem
De op het Control Display getoonde objekten
kunnen in bepaalde omstandigheden dichterbij
zijn dan het lijkt. De afstand tot de objekten
daarom niet schatten op het display.
De gezichtshoek bedraagt ca. 180°.
Parkeerassistent
Principe
Het systeem biedt ondersteuning bij zijdelings
inparkeren parallel aan de weg.
Bij het gebruik van de parkeerassistent wordt
onderscheid gemaakt tussen drie stappen:
▷Inschakelen en activeren.▷Het zoeken naar een parkeerruimte.▷Het inparkeren.
De status van het systeem en de noodzakelijke
handelingsaanwijzingen worden op het Control
Display weergegeven.
Ultrasone sensoren meten de parkeerruimte
aan beide zijden van de auto op.
De parkeerassistent berekent de optimale in‐
parkeerlijn en neemt tijdens het parkeren de
besturing, het accelereren en het remmen over
en wisselt zo nodig van versnelling. Gedurende
het parkeren de parkeerhulptoets ingedrukt
houden.
AanwijzingenPark Distance Control PDC maakt deel uit van
de parkeerassistent.
Bij het inparkeren daarnaast ook de optische
en akoestische informatie en aanwijzingen van
de PDC, de parkeerassistent en de achteruitrij‐
camera in acht nemen en overeenkomstig rea‐
geren.
Luide geluidsbronnen buiten en binnen de
auto kunnen de PDC-signaaltoon overstem‐
men.
WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoon‐
lijke verantwoordelijkheid om de verkeerssitua‐
tie juist in te schatten. Wegens systeembeper‐
kingen kan het systeem niet in alle
verkeerssituaties zelfstandig op gepaste wijze
reageren. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Rijstijl aan de verkeerssituatie aanpassen. Ver‐
keerssituatie observeren en in de betreffende
situaties actief ingrijpen.◀
WAARSCHUWING
Bij gebruik van de trekhaak kan de par‐
keerassistent vanwege afgedekte sensoren
worden beschadigd. Er bestaat kans op een
ongeval of schade. Bij het rijden met een aan‐
hangwagen of bij gebruik van de trekhaak, bijv.
voor een fietsendrager, de parkeerassistent
niet gebruiken.◀
ATTENTIE
De parkeerassistent kan eventueel tegen
of over stoepranden sturen. Er bestaat gevaar
voor schade. Verkeerssituatie observeren en in
de betreffende situaties actief ingrijpen.◀
Een door de automatische start-stop-functie
afgezette motor wordt bij het activeren van de
parkeerassistent automatisch gestart.Seite 182BedieningRijcomfort182
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16 
Page 183 of 314

Overzicht
Toets in de auto
Toets parkeerassistent
Ultrasone sensoren
De ultrasone sensoren voor het opmeten van
parkeerruimte bevinden zich aan de zijkant van
de auto.
Om de correcte werking te waarborgen:
▷Sensoren schoon en ijsvrij houden.▷Met hogedrukreinigers niet langdurig en
met een afstand van minder dan 30 cm op
de sensoren spuiten.▷Niets op de sensoren plakken.
Voorwaarden
Voor het opmeten van parkeerruimten
▷Recht vooruitrijden tot ca. 35 km/h.▷Maximale afstand tot de rij geparkeerde
auto's: 1,5 m.Geschikte parkeerruimte▷Ruimte tussen twee objecten die telkens
minstens 1,5 m lang zijn.▷Minimumlengte van de ruimte: eigen voer‐
tuiglengte plus ca. 1,2 m.▷Minimumdiepte: ca. 1,5 m.
Bij het parkeren
▷Portieren en achterklep gesloten.▷Parkeerrem vrijgezet.▷Autogordel omgedaan.
Inschakelen en activeren
Inschakelen met de toets Toets parkeerassistent indrukken.
LED brandt.
De actuele status van het zoeken naar een par‐
keerruimte wordt op het Control Display weer‐
gegeven.
  Parkeerassistent wordt automatisch geac‐
tiveerd.
Inschakelen met de
achteruitversnelling
Achteruitversnelling inschakelen.
De actuele status van het zoeken naar een par‐
keerruimte wordt op het Control Display weer‐
gegeven.
Activeren:  
  "Parkeerassistent"
Seite 183RijcomfortBediening183
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16 
Page 184 of 314

Weergave op het Control Display
Systeem geactiveerd/gedeactiveerdSym‐
boolBetekenis Grijs: systeem niet beschikbaar.
Wit: systeem beschikbaar, maar
niet geactiveerd. Systeem geactiveerd.
Zoeken naar een parkeerruimte en
status van het systeem
▷Gekleurde symbolen, zie Pijlen, aan de zij‐
kant bij de autoweergave. Parkeerassistent
is geactiveerd en Zoeken naar parkeer‐
ruimte actief.▷Geschikte parkeerruimten worden op het
Control Display aan de rand van de weg
naast het autosymbool weergegeven. Bij
actieve parkeerassistent worden de ge‐
schikte parkeerruimten gekleurd geaccen‐
tueerd.▷Parkeerprocedure actief.
Besturing is overgenomen.▷Zoeken naar parkeerruimten is bij lang‐
zaam recht vooruitrijden altijd actief, ook bij
gedeactiveerd systeem. Bij gedeactiveerd
systeem worden de weergaven op het
Control Display grijs weergegeven.Inparkeren met de parkeerassistent1.  Parkeerhulptoets indrukken of ach‐
teruitversnelling inschakelen om de par‐
keerassistent in te schakelen, zie pa‐
gina  183. Parkeerassistent eventueel
activeren.
  Parkeerassistent is geactiveerd.
2.Met een snelheid tot ca. 35 km/h en een af‐
stand van maximaal 1,5 m langs de rij ge‐
parkeerde voertuigen rijden.
De status van het zoeken naar een par‐
keerruimte en mogelijke parkeerruimtes
worden op het Control Display weergege‐
ven, zie pagina  184.3.Aanwijzingen op het Control Display opvol‐
gen.
Gedurende het parkeren de parkeerhulp‐
toets ingedrukt houden. Als de auto is ge‐
parkeerd, wordt versnelling in keuzehen‐
delstand P gezet.
De voltooiing van de parkeerprocedure
wordt op het Control Display weergege‐
ven.4.De parkeerstand eventueel zelf aanpassen.
Handmatig afbreken
De parkeerassistent kan op elk gewenst mo‐
ment worden afgebroken:
▷  "Parkeerassistent" Symbool op het
Control Display selecteren.▷Toets parkeerassistent indrukken.
Automatisch afbreken
De werking van systeem wordt in de volgende
situaties automatisch afgebroken:
▷Bij vasthouden van het stuur of als er zelf
gestuurd wordt.▷Eventueel bij besneeuwde of gladde we‐
gen.Seite 184BedieningRijcomfort184
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16 
Page 185 of 314

▷Zo nodig bij moeilijk te overkomen obsta‐
kels, bijv. stoepranden.▷Bij plotseling verschijnende obstakels.▷Als de Park Distance Control PDC te ge‐
ringe afstanden weergeeft.▷Bij overschrijden van een maximaal aantal
inparkeerpogingen of de inparkeerduur.▷Bij het omschakelen naar andere functies
op het Control Display.▷Bij het loslaten van de parkeerhulptoets.▷Bij geopende achterklep.▷Bij geopende portieren.▷Bij het vastzetten van de parkeerrem.▷Bij het accelereren.▷Bij het remmen.▷Bij het afdoen van de veiligheidsgordel.
Er wordt een Check-Control-melding weerge‐
geven.
Voortzetten Een afgebroken parkeerprocedure kan eventu‐
eel worden voortgezet.
Daartoe de parkeerassistent opnieuw active‐
ren, zie pagina  183, en de aanwijzingen op het
Control Display opvolgen.
Uitschakelen
Het systeem wordt als volgt gedeactiveerd:
▷Toets parkeerassistent indrukken.
Grenzen van het systeem
Opmerking WAARSCHUWING
Het systeem kan in verband met de sys‐
teemgrenzen onjuist of niet reageren. Er be‐
staat kans op een ongeval of schade. De aan‐
wijzingen over de grenzen van het systeem in
acht nemen en eventueel actief ingrijpen.◀
Geen parkeerondersteuning
De parkeerassistent biedt in de volgende situ‐
aties geen ondersteuning:▷In scherpe bochten.▷Bij rijden met aanhangwagen.
Beperkte werking
De werking kan bijv. in de volgende situaties
beperkt zijn:
▷Op een oneffen ondergrond, bijv. bij grind‐
wegen.▷Op een gladde ondergrond.▷Op steile hellingen of afdalingen.▷Bij opeengehoopte bladeren of sneeuw op
de parkeerplaats.▷Bij greppels of afgronden, bijv. een haven‐
kant.
Grenzen van de ultrasoonmeting
Het waarnemen van objecten kan worden be‐
perkt door de grenzen van de natuurkundige
ultrasone meting, zoals bij de volgende om‐
standigheden:
▷Bij kleine kinderen en dieren.▷Bij personen met bepaalde kleding, bijv.
een dikke jas.▷Bij externe storing van het ultrageluid, bijv.
door voorbijrijdende voertuigen of la‐
waaiige machines.▷Bij vuile, bevroren, beschadigde of ver‐
stelde sensoren.▷Bij bepaalde weersomstandigheden, bijv.
hoge luchtvochtigheid, regen, sneeuwval,
extreme hitte, of sterke wind.▷Bij aanhangertrekstangen en -koppelingen
van andere voertuigen.▷Bij dunne of wigvormige voorwerpen.▷Bij bewegende objecten.▷Bij hoger gelegen en uitstekende objecten,
bijv. muuruitsparingen of bagage.Seite 185RijcomfortBediening185
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16 
Page 188 of 314

Aircofuncties in detail
Systeem in-/uitschakelen Inschakelen
Willekeurige toets indrukken, met uitzondering
van:▷Achterruitverwarming.▷Linker toetszijde Luchthoeveelheid.▷Stoelverwarming.
Uitschakelen
Toets links ingedrukt houden, tot het
systeem wordt uitgeschakeld.
Temperatuur Aan de draaiknop draaien om de
gewenste temperatuur in te
stellen.
De automatische airconditioning regelt deze temperatuur zo snel mogelijk, indien nodig met
het hoogste koel- of verwarmingsvermogen,
en houdt deze dan constant.
Wisselingen tussen verschillende tempera‐
tuurinstellingen kort achter elkaar voorkomen.
De airconditioning met elektronische tempera‐
tuurregeling heeft dan niet voldoende tijd om
de ingestelde temperatuur te regelen.
Opmerking
  Symbool wordt permanent in het display
van de airconditioning weergegeven.
Koelfunctie
De lucht in het interieur wordt gekoeld, ge‐
droogd en afhankelijk van de temperatuurin‐
stelling weer verwarmd.
Koeling van het interieur is alleen bij draaiende
motor mogelijk.
Toets indrukken.
De airconditioningsfunctie wordt in- of
uitgeschakeld.
Na het starten van de motor kunnen afhankelijk
van de weersomstandigheden de voor- en zij‐
ruiten korte tijd beslaan.
In het AUTO-programma wordt automatisch
de koelfunctie ingeschakeld.
In de airconditioning ontstaat condenswater,
zie pagina  223, dat onder de auto wegloopt.
AUTO-programma Toets indrukken.
Luchthoeveelheid, luchtverdeling en
temperatuur worden automatisch geregeld.
Afhankelijk van de gekozen temperatuur en
van externe invloeden wordt de lucht naar de
voorruit, de zijruiten, in de richting van het bo‐
venlichaam en naar de beenruimte gevoerd.
In het AUTO-programma wordt eveneens au‐
tomatisch de koelfunctie, zie pagina  188, inge‐
schakeld.
Luchtrecirculatiefunctie
Bij sterk verontreinigde buitenlucht kunt u de
toevoer van buitenlucht tijdelijk afsluiten. De
lucht in het interieur wordt dan gerecirculeerd.
Toets herhaald indrukken, om een
functie op te roepen:▷LED uit: buitenlucht stroomt continu naar
binnen.▷LED aan, luchtrecirculatiefunctie: de toe‐
voer van buitenlucht is permanent afgeslo‐
ten.
Luchthoeveelheid handmatig
Om de luchthoeveelheid handmatig te kunnen
regelen, eerst het AUTO-programma uitscha‐
kelen.
Seite 188BedieningKlimaatregeling188
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16 
Page 189 of 314

Linker- of rechterzijde van de toets in‐
drukken: luchthoeveelheid verkleinen
of vergroten.
De geselecteerde luchthoeveelheid wordt op
het display van de automatische airconditio‐
ning weergegeven.
De luchthoeveelheid van de airconditioning
wordt evt. tot aan het uitschakelen geredu‐
ceerd om de accu te ontzien.
Luchtverdeling handmatig Toets herhaald indrukken om een pro‐
gramma te selecteren:▷Ter hoogte van het bovenlichaam.▷Ter hoogte van het bovenlichaam en de
beenruimte.▷Beenruimte.▷Ruiten en beenruimte.▷Ruiten, ter hoogte van het bovenlichaam
en beenruimte.▷Ruiten: alleen aan de bestuurderszijde.▷Ruiten en ter hoogte van het bovenli‐
chaam.
Ruiten ontdooien en ontwasemen
Toets indrukken.
IJs en condens verdwijnen snel van de
voorruit en voorste zijruiten.
Luchthoeveelheid kan bij een actief pro‐
gramma worden aangepast.
Achterruitverwarming Toets indrukken.
Achterruitverwarming wordt na enige
tijd automatisch uitgeschakeld.
Microfilter Het microfilter filtert stof en pollen uit de bin‐
nenstromende lucht.
Dit filter moet bij het onderhoud, zie pa‐
gina  266, van uw auto worden vervangen.
Seite 189KlimaatregelingBediening189
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16